3)e £eictoeli& 0ou/fco/ut
Laatste hulde aan den overleden
monarch.
HET HUIS IN DE STILTE
De begrafenis van dr. Lundstrom, een der leden van de Zweedsche ambu
lance in Abessynië, die tijdens een Italiaanschen luchtaanval werd gedood,
werd bijgewoond door zijn collega's dr. Lundgren, Norup, Joelson en Holme
De gep. luitenant-generaal der artille
rie, P. J. von Stein Callenfels, is op
92-jarigen leeftijd te den Haag over
leden
Uit alle deelen van Engeland komen
de inwoners naar Londen om hun
overleden Koning een laatsten groet
te brengen. Een overzicht van de files
in de nabijheid van Westminster Hall
Westminster Hall bij avond. Zonder onderoreiong beweegt zich aan weers
zijden van de katafalk met het stoffelijk overschot van wijlen Koning George V
eert stroom van onderdanen, die hun beminden vorst een iaatste hulde
wille" brengen
De Europeesche schaatskampioenschappen te Oslo. Onze landgenoot Langedijk
en Stepl aan den start voor de 500 meter, waarin Langedijk zijn eigen record
van 45.8 sec. met 0,1 sec. verbeterde
De bijzondere missie welke H. M. de Koningin zal ver.
tegenwoordigen bij de begrafenis van wijlen Koning George V,
is Zondagavond naar Engeland vertrokken. V.l.n.r.jhr
W. C. M de Jonge van Ellemeet; jhr. G. L. Schorer ei
ihr. D. J. A. A. van Lawick Pabst van Nijeveld op hé
station te den Haag
FEUILLETON.
Naar het Engelsch ran
A D ELINE SERGEANT.
(Nadruk verboden).
23)
„Dat doet er niet toe. Als een meisje afe
dat, met een houding als een prinses, zich
gezelschapsjuffrouw kan noemen, mag ik
me toch zeker voor jouw secretaris uitge
ven. En ik ben of was je secretaris,
dat weet je heel goed. Het dient dus ner
gens toe om te mopperen."
Hij legde zijn hand op den arm van den
man en samen wandelden zij zonder verder
een woord te spreken door.
„Je bent altijd een eigenwijze vent ge
weest", zuchtte Hume ten slotte. „Ik ge
loof, dat ik mij maar niet met je grillen
moet bemoeien. Maar vertel me eens wat
jij van die toestand denkt."
„Ik vind, dat er een vies luchtje aan
zit", antwoordde Meynell; „en ik ben heel
blij, dat je je plan om naar Engeland te
rug te gaan, hebt uitgevoerd. Het was best
mogelijk geweest, dat Claire anders met
dien „boerenkinkel" zooals je hem
noemde getrouwd was. Ongetwijfeld l
heeft zij in maanden geen brieven van
jou ontvangen. Ze hebben je zooveel mo
gelijk zwart gemaakt in haar oogen, en
zelfs juffrouw verduiveld, Everard, we
weten haar naam niet eens de dame, die
we zooeven spraken, scheen te denken,
dat Claire het niet lang meer zal kunnen
uithouden. O, hier zijn we er al. Wat ziet
dat huis er eenzaam uit!"
In de vage winteravondschemering zag
het er werkelijk eenzaam uit, want, zooals
gewoonlijk scheen er nauwelijk eenig licht
door de ramen, en het water in de gracht
zag er bijna zwart uit, behalve daar, waar
het spookachtig de bleeke wolken weer
kaatste. Even ging Claude een eindje crp
zij om naar de muren van het huis te kij
ken.
„De streek lijkt me hier erg ongezond
met dat vieze water", merkte hij op. „Ik
herinner me, dat ik. toen ik nog klein was,
Moat House in verband met malaria heb
hoor en noemen. Het is een eigenaardig
oud landgoed. Vreemd genoeg, geloof ik,
dat ik ieder hoekje en gaatje er nog van
ken, want toen Geoffrey en ik jongens
waren, stond het huis leef, en gingen wij er
geregeld in spelen. Het is best mogelijk",
voegde hij er meer tot zichzelf dan tot
Hume, aan toe, „dat deze kennis ons straks
nog te pas komt."
Hume keek verlangend naar de ramen.
Hij verbeeldde zich zelfs dat een van de
blinden werd opengeschoven, en hij een
bekend gezicht zag; maar het verdween
bijna onmiddellijk. Hij belde. Tweemaal
moest hij bellen en kloppen voordat er
eenig antwoord kwam. Maar ten slotte
kwam de oude Jacob te voorschijn en
Hume uitte dadelijk een kreet van genoe
gen.
,3en jij hier, Jacob? Dat doet me plei-
zier. Je kent me natuurlijk nog wel?"
Jacob deinsde achteruit. Hij werd bleek,
en deed de aeur weer half dicht, een paar
woorden stamelend.
„Het is toch meneer Everard niet? Dat
zou ik nooit geloofd hebben! Ze hebben
me verteld, meneer, dat u zich hier niet
meer durfde vertooner."
„Wie heeft je dat verteld?" riep Hume.
Toen lachte hij een beetje verachtelijk en
sprak: „Laat ons binnen, Jacob. We moe
ten je meester hebben. Als h leugens over
mij verteld heeft, zullen we zorgen dat hij
ze terugneemt."
„Mijn meester Is niet thuis, meneer",
antwoordde Jacob met bevend stem, „en
en ik durf niemand nnen te laten
zonder zijn toestemming."
„Jacob, wees niet dwaas! Je weet, wie ik
ben. Ik móet meneer Lancaster en juffrouw
Valery spreken."
„Mijn betrekking is me veel waard" me
neer, en die wil ik ter wille van juffrouw
Claire niet verliezen", voegde de oude man
er bijna jammerend aan toe. „Ik kan u
als meneer Lancaster weg is, niet binnen
laten, meneer werkelijk dat kan ik
niet. Komt u morgen of overmorgen te
rug, als hij weer thuis is!"
„Waar is meneer Cyril?" vroeg Hutik op
een toon, die geen tegenspraak dulde.
„Het heeft geen doel om met d* jon
gen meneer te sprek;n, me .eer. Hij moet
evengoed als ik aan zijn bevelen gehoor
zamen. Op het oogenblik o tvangen wij
geen bezoek."
„Waarom niet?"
„Hoofdzakelijk wel jufrrouw Clai
re is ziek, en zij moeten haar alle opwin
ding besparen."
„Jacob, je weet heel goed. dat het juf
frouw Claire goed zou doen, mij te zien.
Toch wil ik je geen last bezorgen. Slui1 de
deur voor m'n neus, als je daar zin in
hebt, en ga je jonge meester halen. Ik wil
ik elk geval een paar woorden met Cyril
spreken."
Hij verwachtte nauwelijks, dat Jacob
hieraan gevolg zou geven, maar de oude
man wierp haastig de deur in het slot en
zij hoorden hen de sleutel omdraaien én
de grendels er voor schuiven, terwijl zij
buiten wachtten. Toen verwijderde hij
zich, vermoedelijk om Cyril van Hume's
komst op de hoogte te stellen, want na
een paar minuten werd terzijde van de
voordeur een raam geopend, en verscheen
Cyril's hoofd door dj opening.
„Hallo!" bars'.te hij uit. „Wat Is er aan
de hand? Wie heeft Jacob zoo aan het
schrikken gemaakt? Ik zal de honden op
jullie loslaten, Is je niet oppast."
„Hoor eens hier, Cyril Lancaster", zei
Hume. „Je weet best wie ik ben, en waar
om ik naar Engeland 5...jmen ben. Ik
heb wat met je vader en met Clair: te be
spreken, en ik begrijp niet goed waarom
de deur voor m'n neus moet worden dicht
gegooid."
„Omdat we weten wat voor zwendelaar
je bent", hoonde Cyril van rit het raam.
„Denk je soms, dat we geen bericht uit
Amerika gekregen hebben? 'Vb weten
heel goed, dat je eer fortuintje uit de be
zittingen van den ouden Valery bijeenge
schraapt hebt. En van je verloving met
dat aardige meisje uit die bar hebben we
ook getioord. Je verwacht toe i niet, dat
Claire je na dit alles nog iets te zeggen
heeft?"
„Dat is een leugen!" riep Humt onstui
mig. „Ik ben nog nooit met iemand anders
dan met Claire verloofd geweest!"
„Clare gaat nu met mij trouwen", ver
klaarde Cyril lachend. „Dat wil zeggen, als
ik haar vraag! Maar ik weet nog niet of
in die schat van een gezelschapsjuf niet
verkies.
„Vind je ook niet, dat je beter je mond
kunt houden?" merkte Claude Meynell
koeltjes op. „Want als je dat n; doet,
loopt je groote k~ s een pak ransel te krij
gen, als je het waagt je buiten de deur
te vertoonen!"
„En wie bent u, als ik vragen mag?"
vroeg Cyrill, terwijl hij zijn hals uitstrek
te. „Zeker de een of andere g steling van
Hume. Nu lui, ik geef ;'e vijf minuten om je
uit de voeten te maker, en als je dan het
erf niet af bent, zal ik de honden losla
ten."
„We zijn u zeer verplicht voor uw gast
vrijheid", antwoordde Claude sarcastisch;
terwijl Hume, buiter. zichzelf van woede
hem op scherpen toon toe oe^de: „Daar
2nd je den een of anderen dag spijt van
hebben, Cyril Lancaster!"
„Niks hoor," antwoordde Cyril koel. „En
ik zal je nog wat vertellen. Als je mijn pa
pa wilt hebben, moet je hem maar schrij
ven. We ontvangen alle.n nette menschen,
begrijp je?" Met een klap sloeg hij het
venster dicht en verdween.
„Kom Everard", zei Claude. „Het heeft
geen doel hier nog langer te wachten."
En zachtjes voegde hij er aan- „We kunnen
beter naar het eind van de laan gaan, om
te zien of we Claire's gezelschapsjuffrouw
nog eens kunnen ontmoeten.
(Wordt vervolgd).