HET HUIS IN DE STILTE
Buziau en Willy Walden als acrobaten tijdens een
der repetities voor de nieuwe Bouwmeester-
revue 1936
De Mi irreegsebe Burgerlï Commissie voor Waaloverbrugging, welke In 1905 werd opoe-ieht. zag Weens^ao baar
we/k bek.oond. Ter gelegenheid van de jaarbijeenkomsi werd voor het eerst een overgang gemaakt over oe nog
niet geopende Waalb- ug
De gemotoriseerde a'deelingen van een der
Ita iaansche cavaiene regimenten ti|dens de deze
week te Rome gehcucen parade b i de uitreiking
van nieuwe standaards
FEUILLETON.
Naar het Engelsch van
ADELINE SERGEANT.
(Nadruk verboden).
Geoffrey's onderzoekingen.
Geoffrey Langdale's vrienden en relaties
woonden voor het grootste deel in Londen,
en daarom gebeurde 't niet vaak, dat hij op
het voorvaderlijk huis verblijf hield. Maar
hij stond op goeden voet met zijn vader en
sprak hem dikwijls in Londen, daar deze
niets liever deed dan met zijn zoon een
club te bezoeken, of den avond met hem
door te brengen in de een of andere ver
makelijkheid. Hij was ook dol op zijn
moeder, maar voelde er weinig voor, haar
op te zoeken of haar gezelschap te hou
den, daar zij een vrouw van de wereld
was, wier hart en ziel bezig waren met
het succes van haar dochters. Deze doch
ters, Ethel en Isabel, waren ijdele jonge
dames, op hun manier knap, maar zonder
sympathie voor hun broer, en belangstel
lend in alles wat lag in de lijn van htm
eigen pleizierleventje.
De oudste broer, Gerald, zag men zel
den in gezelschapskringen, want hij was
min of meer achterlijk, en er waren rede
nen waarom Geoffrey het pijnlijk vond om
zijn broer vaak te'ontmoeten, of zelfs bij
hem thuis te komen.
Maar van Zaterdag tot Maandag, kort na
dat Nell Davenant haar intrek op Moat
House had genomen, kwam hij over. Zijn
moeder en zusters toonden zich wat ver
wonderd over zijn verschijnen, en Geoffrey
vertelde hen dat zijn verlangen om hen
weer te zien hem had doen komen; hoewel
het hoofdzakelijk was om een onderzoek in
te stellen naar de bewoners van Moat
House, over wie Nell's berichten hem een
beetje verontrust hadden.
Nell onthield zich in haar brieven plot
seling van bijzonderheden over de Lancas
ters; maar het weinige dat zij geschreven
had, maakte een tamelijk onaangenamen
indruk op Geoffrey, om zoodra hij met
z'n vader na het diner alleen was, vroeg
hij hem:
„U hebt Moat House verhuurd, hoorde
ik?"
„Ja, hoe weet jij dat?" wilde Lord Lang-
dale weten, zijn zoon tamelijk scherp op
nemend. Zoo er iets was, waar hij niet van
hield, dan was het wel de een of andere
bemoeiing van Geoffrey met het beheer
van zijn eigendommen.
„Een kenis van mij is daar komen wo
nen", verklaarde Geoffrey. „Ik was een
beetje verwonderd, toen ik het adres
hoorde."
„Dat begrijp ik. Bedoel je, dat je de be
woners zelf kent?"
„Neen, van hen weet ik niets. Ik vraag
me juist af, wat voor soort menschen het
zijn. De zaak is herinnert u zich de Da-
venants? Zij woonden op een landgoed een
paar mijl van hier, totdat de oude Dave
nant zijn geld verloor. Eén van zijn doch
ters is nu als gezelschapsjuffrouw bij een
jongedame op Moat House gekomen. Daar
door ben ik nieuwsgierig wat voor soort
menschen dat zijn."
„Zie Jij de Davenant's dan wel eens in
de stad?" vroeg Lord Langdale.
„Van tijd tot tijd bezoek ik ze wel eens",
antwoordde Geoffrey luchtig. „Ze waren
alty'd heel vriendelijk voor me."
„Verkeerde politiek", merkte zijn vader
op. „Wanneer menschen zooals de Dave-
nants aan lager wel geraakt zijn, is het niet
goed met hen bevriend te blijven. Ze ko
men nergens meer, en je hoort nooit meer
van ze. En als ze zelfs zoover zijn, dat ze
een betrekking moeten aannemen, geloof
ik, dat ze er al heel slecht aan toe zijn."
„Een reden te meer voor him vrienden,
om hen niet in den steek te laten", ant
woordde Geoffrey prompt.
„Och, in zekeren zin is dat waar, en ik
wil je moeder wel eens vragen om hen, als
ze de volgende keer in de stad is, eens te
gaan bezoeken, maar wat jou betreft,
jij bent een jongeman, en ik weet niet of
het wel zoo verstandig is om mevrouw Da
venant en haar dochters geregeld te bezoe
ken."
„Ik geloof niet, dat dat veel kwaad kan",
antwoordde Geoffrey, terwijl hij een kleur
kreeg. „Ik was in staat hen zoo nu en dan
van dienst te zijn, want zij verkeeren in
een tamelijk ongunstige positie, daar zij
geen mannelijke relaties hebben. Ze ver
telden mij, dat zij, behalve hun oude ad
vocaat, absoluut niemand hadden om te
raadplegen; en daarom beloofden ik 'n paar
informaties' te zullen inwinnen over die
menschen hier. Natuurlijk kwam ik, toen
ik hoorde dat zij op Moat House woonden,
tot de conclusie, dat dat wel in orde zou
zijn."
„Goeie genade, Geoffrey! Wat een onzin
verkondig je daar!" riep zijn vader onge
duldig uit. „Waarom zou ik verantwoorde
lijk zijn voor het karakter van die men
schen, enkel omdat zij een huis van mij
gehuurd hebben? Ik weet niets van ze af,
juffrouw Davenant had zelf een onderzoek
moeten instellen, voordat zij de betrekking
aannam."
„Dat heeft ze ook gedaan, zoo goed ze
kon!" verzekerde Geoffrey.
„Je kunt Felton alles vragen, wat je
maar wilt", zei Lord Langdale, „maar ik
geloof niet, dat hij iets meer van die men
schen afweet dan ik. We hadden, zooals ik
je zei, goede informaties over zijn finan-
cieelen toestand en dat was alles wat we
wilden weten. Het was niet waarschijn
lijk, dat één van onze bekenden Moat Hou
se zou genomen hebben. Het gebouw is
erg vervallen, en ik stond er over ver
baasd, dat ze het toch wilden hebben; maar
ik begreep er uit, dat het was om een fa
milielid buitenlucht en volkomen rust te
verschaffen. Zij wilden bepaalde gedeel
ten van het huis bewoonbaar maken, als
ik er zorg voor droeg, dat het dak in orde
kwam, en de riolee~ing en nog een paar
van die dingen werden nagezien. Ik deed
wat ik kon, en de r-«t heb ik aan hen over
gelaten."
„Hebt u den man zelf gesproken? Lan
caster heet hij, geloo ik."
„Ja, ik sprak hem een paar maal. Hij
leek me een geschikt iemand, maar de
zoonzegt men is een groote boeren
kinkel. En wat de nicht, of dochter, of
wat ze ook mag zijn, betreft, deze schijnt
onzichtbaar te zijn. Ik geloof, dat ze ziek
is."
„Ik wil eens met Felton gaan praten",
besloot Geoffrey, niet bijster op zijn ge
mak. .Denkt u, dat moeder juffrouw Da
venant zal willen bezoeken."
„M'n beste jongen! Dat geloof ik vast
niet, en ik weet niet eens of ik haar dat wel
zou aanraden. We kennen de Lancasters
niet, goede introducties schijnen ze niet te
hebben; en wat betreft juffrouw Dave
nant, die, zooals ik me herinner een
aardig meisje is, zou je moeder haar mis
schien kunnen schrijven en eens te lun
chen vragen of iets dergelijks, maar ik ge
loof niet, dat je van haar kunt verlangen
een bezoek op Moat House te gaan bren
gen."
Geoffrey zei niets meer, daar hij zag,
dat het onmogelijk was, nu iets meer te
bereiken. Maar den volgenden morgen
ging hij Felton, den rentmeester, opzoe
ken, en vroeg deze naar het doen en laten
van de Lancasters, sinds zij zich op Moat
House gevestigd hadden.
„Meneer zelf", vertelde Felton, „is goed-
gemanierd, maar de algemeene indruk, me
neer Geoffrey, schijnt te zijn dat er iets
vreemds met die familie is. Ik hoorde dat
de zoon aan den drank is, en maar al te
dikwijls In de herbergen hier in de buurt
wordt gezien. Zooiets verwacht men nu
juist niet van een heer."
„Is er dan geen dame in huis?"
„Er is een huishoudster, en een zieke
jongedame, die meestal haar kamer houdt,
en men schijnt den Indruk te hebben, dat
die daar tegen haar wil gehouden wordt;
hoewel Ik niet kan zeggen, dat er een aan
leiding is tot zulk een vermoeden."
(Wordt vervolgd).
3)e CcicbclveGoii^omt
Een Interessant detail van de tentoon
stel! ng .Het costujm onzer voor-
cuders weke in oe Rid.erzaal te
den Haag Woensdag geopend is
Ve<schi'ienoe medailles van Kon ng
Leopo'd en wijlen Koningin Astrid
worden thans in Belg-ë geslagen, waar
van hierboven een tweeta exemplaren
De tentoonstelling „Het cos'uum
onzer voorouders" n de R dde zaal
ie den Haag werd Woensdagavond
door den ourgemees er. mr S J
R de Monchy othoeel geopend.