LICtlT m DUMTfDHIJ EEN INTERESSANT BEDRIJF TE HAZERSWOUDE VRIJDAG 3 JANUARI 1936 DE LEIDSCHE COURANT DERDE BLAD - PAG. 9 VRAGEN OVED OHJ GELOOF Vraag 91. Wat beteekenen de letters P, welke men zoo dikwijls ziet, bijv. op het uniform der Jonge wachters? Antw. Dit is het z.g. Christogram, d.w.z. dit zijn letterteekens welke bij afkorting den naam Christus beduiden. Het zijn n.l. de Grieksche letters X (Ch) en P (r) dus: C h r., door elkaar geschreven. Men geeft er dus mee aan, dat iets of iemand bijzonder aan Christus is toegewijd, of dat iemand Hem bijzonder wil vereeren. Een andere gelijksoortige afkorting, die wel met bovengenoemde verbonden wordt, is het veel gebruikte: I. H. S. Dit zijn oor spronkelijk Grieksche letters, de beginlet ters en de eindletter van den H. Naam: Jesus (in 't Grieksch). Vraag 92. Op 1 Dec. was het feest van St. Eligius. Dit stond niet in mijn „missaal". Wat is dit voor een heilige? Antw. Dit is een heilige, die in Holland bijzonder in het Bisdom Haarlem wordt vereerd en dus in het „eigen" van dit Bis dom in het Missaal te vinden is. Hij is de zelfde als S t. E 1 o i, leefde van 588660 en is de patroonheilige der edelsmeden. Want Eligius was een beroemde goudsmid, die ö.a. aan het hof van koning Dagobert I werkte en 't volle vertrouwen van dezen vorst ge noot. Later werd hij kloosterling, leidde een zeer streng leven en werd in 't jaar 639 Bisschop van Noyon (N.-Frankrijk). Hij predikte het geloof vooral in Vlaanderen, maar ook in West-Friesland (dus o.a. in het tegenwoordige Bisdom Haarlem). Niet al leen de edelsmeden, maar ook de „grofsme- den" namen hem tot patroonheilige. Van daar dat men hem wel ziet afgebeeld met een hamer of een hoefijzer. Vraag 93. De kleine kinderen vanaf ze ven jaar moeten reeds de vragen uit het Catechismusboekje letterlijk kennen. Daar van kunnen zij toch niets begrijpen? Waar toe dient dit dan? Antw. Dat die kinderen daarvan niets begrijpen is wel wat heel sterk gezegd! Al lereerst moeten zij de voornaamste waarhe den van ons Geloof en de beteekenis van de Biecht en het H. Sacrament des Altaars kennen en begrijpen volgens hun verstan delijke vermogens: anders worden zij tot de H. Communie niet toegelaten. Indien de kinderen geen ander godsdienstonderricht zouden ontvangen dan het leeren-opdreu nen van hun catechismusboekje, dan zou dat inderdaad weinig beteekenis hebben. Maar het godsdienstonderricht op school dient immers juist om hen de moeilijke teksten uit hun boekje zoo goed mogelijk te doen begrijpen. Natuurlijk heeft de eene leeraar méér bedrevenheid in dit zéér moeilijke werk dan de ander. Het is niet eenieder gegeven de juiste „kindertoon" te pakken! Maar door de tegenwoordige hulp middelen en den ijver der godsdienstlee raars kunnen onze kinderen heusch vol doende op de hoogte komen! Dat neemt niet weg, dat er nog veel termen en uitdruk kingen in het Catechismusboekje overblij ven, welke de kinderen op dien leeftijd on mogelijk geheel kunnen begrijpen. Wat is dan tóch nog het zeer groote nut van dat „leeren-opdreunen"? Dat tenslotte de „antwoorden" van de „Catechismus" zóó diep en vast in him geheugen gewor teld zitten, dat zij later, als zij méér over dat alles gaan nadenken, er een groot „hou vast" aan hebben. Daarom moeten de kin deren die antwoorden ook letterlijk en pre cies leeren en moet de stof aanhoudend (telkens wat uitgebreider) herhaald wor den. Vraag 94. Naar aanleiding van de aan gekondigde Hollandsche Bijbelvertalingen (van Oud en Nieuw Testament) vraagt u „of nu zoo maar iedereen den Bijbel mag lezen". Antw. Onze Catechismus geeft hierop een kort en klaar antwoord: „Ja, wij mo gen de H. Schrift lezen, indien de uitgave kerkelijk is goedgekeurd". Aangezien na tuurlijk de aangekondigde uitgaven kerke lijk worden goedgekeurd, mag dus iedereen die uitgaven lezen. Een andere vraag is, of het voor ieder raadzaam is, bijv. het Oude Testament te gaan lezen. Hierop zouden wij eenvou dig willen antwoorden: overleg dit met uw geestelijken leidsman. Het is eenigszins te vreezen, dat sommigen zuiver uit nieuws gierigheid en eigenlijk om de sohijn/baar min of meer „ongewone" gedeelten uit het O. Testament te kunnen lezen zich dat Bij- beldeel gaan aanschaffen. Dat is niet de „goede geest", waarmede de H. Schrift ge lezen moet worden. Laten dezulken eerst eens beginnen met zich het overschoone Nieuwe Testament aan te schaffen en met dat gedeelte van Gods Woord hun ziel verrijken! Maar wanneer mensehen, die zich feitelijk nooit hebben bekommerd om het N. Testament, dat al zoo lang in prachtige vertaling verkrijgbaar is, nu plotseling zich gaan interesseeren speciaal voor het Oude Testament, dan is zeer zeker te duchten, dat die menschen de H. Schrift om minder hooge redenen ter hand nemen. Vooral jeugdige personen moeten zich over het aanschaffen van den geheelen Bijbel zeer zeker met hun ouders of geestelijken leidsman beraden. Vraag 95. Wanneer iemand een groot be drag heeft gestolen en dit vóór zijn dood niet kan teruggeven, kan hij dan toch zalig worden? Antw. Er bestaat natuurlijk, als men ge stolen heeft, restitutieplicht d.i. de dief moet het gestolene teruggeven; alleen onder die voorwaarde geeft de biechtvader hem de absolutie. Het gestolene moet zoo gauw mogelijk worden teruggegeven. Dus als men het dadelijk kan doen moet dit geschieden; men mag dat niet uitstellen bijv. tot men het nóg beter kan doen. Ook moet natuurlijk het geheele gestolen bedrag wor den teruggegeven. Kan men dit niet inééns doen, dan bij gedeelten. Als iemand het be drag onmogelijk kan teruggeven bijv. om dat hij het verspeCuleerd heeft en geen an dere goederen bezit, dan moet hij in elk ge val de bedoeling hebben, dit zoo spoe dig mogelijk te doen. En die bedoeling moet blijken uit zijn daden d.w.z. hij moet niet „bij de pakken gaan neerzitten" en maar af wachten, of hij niet eens een erfenis krijgt, neen, hij moet hard werken en spaarzaam zijn, om zoodra mogelijk aan zijn restitutie- plicht te kunnen voldoen. Als hij dat alles deed en de dood verrast hem vóór hij in de mogelijkheid verkeerde, dan behoeft hij zich op zijn sterfbed niet ongerust te ma ken. Vraag 96. Wat te denken van de Vereeni- gingen, die Dierenbescherming ten doel hebben of die zich speciaal richten tegen proefnemingen op levende dieren (vivisec tie)? Antw. Een r e d e 1 ij k e „dierenbescher ming" kan niet anders-dan zéér worden toe gejuicht. Maar veelal gaan dergelijke ver- eenigingen in hun propaganda en actie te ver, omdat zij op een verkeerd standpunt staan. Zij spreken van „rechten" van het dier en dientengevolge van „plichten" van den mensoh tegenover het dier. Dat is vol komen onjuist. Alleen personen kunnen rechten hebben en alleen tegenover per sonen kan men tot iets verplicht zijn. De dieren zijn redelooze wezens en dus geen personen maar eenvoudig: zaken, die ge heel ten dienste staan van en ondergeschikt zijn aan de belangen der menschen. God heeft de dieren tot nut van de menschen geschapen. Maar omdat de mensch alles wat God schiep, alléén op redelijke wijze, d.i. overeenkomstig het doel, waar voor het bestemd is, mag gebruiken en an ders zondigt, daarom zondigt de mensch dus ook, wanneer hij van de dieren werke lijk een onredelijk gebruik maakt. Een r e d e 1 ij k gebruik maken van het dier is bijv.: het volgens aard en krachten van het dier gebruiken tot hulp bij den arbeid, voor ontspanning, voor kleeding of voedsel. Hij mag het dooden (óók voor ontspanning byv. op de jacht) als het hem schadelijk is of de dood van het dier hem nuttig kan zijn. Ook wanneer de geneeskundige weten schap voor haar ontwikkeling proefnemin gen op levende dieren (vivisectie) noodig of nuttig acht, mag het dier zelfs smarte lijke behandelingen worden aangedaan. Een streven dat zich richt op volledige afschaf fing van dergelijke proefnemingen is over dreven, maar een actie die een beper king van zulke proeven tot het volstrekt- noodige of -nuttige nastreeft, is natuurlijk toe te juichen. Uit de regel, dat wij van alle zaken een r e d e 1 ij k gebruik moeten maken volgt, dat het noodeloos kwellen, pijnigen of doo den van dieren, zondig is, omdat zulk een gebruik niet is overeenkomstig het doel, waartoe God het dier heeft gescha pen. Daarenboven heeft het martelen en noodeloos dooden van dieren natuurlijk ook een zeer slechten invloed op het karakter van den mensch. De wyze waarop God's voorzienigheid de dieren behandelt: hen kleedt en voedt, hun instinct geeft enz. moet den menschen een voorbeeld zijn van goedheid jegens de dieren. Zoo juist schreven wij, dat de tegenwoordige vereenigingen voor dieren bescherming meestal van een verkeerd standpunt uitgaan. Hun bewering komt nj. hierop neer, dat de dieren eigenlijk eenlager soort menschen zijn, omdat zü vooropstellen, dat de mensch naar ziel en lichaam afstamt van het beest. De die ren zijn dan onze, in ontwikkeling ach ter- terlijke „broeders en zusters". Sommigen beroepen zich zelfs op St. Franciscus; maar Deze noemde alle geschapen dingen dich terlijk zijn broeders en zusters", met de diepe gedachte, dat alle schepselen, ook de mensoh, een groote eenheid uitmaken in het verheerlijken van God, hun Schepper; dat is totaal iets anders! Andere verwoede „dierenbeschermers" hebben tot grondslag voor hun activiteit hun geloof in de „ziels verhuizing". Daar zij meenen, dat de die- renlichamen uitboetende zielen herbergen, zijn zij goed voor de dieren, ook al met het idee: je weet nooit wat jezelf nog eens overkomen kan, als ik ééns een ezel zal zijn, heb ik ook graag een goede behande ling. De redelijke dierenbescherming is door de kerkelijke Overheid altijd bevorderd. Correspondentie. N. N. te Lisse. Wanneer u mij uw naam en adres wilt opgeven, zal ik gaarne uw sympathieken brief betreffen de het Nationaal-Socialisme beantwoorden. Men kan vragen ter beantwoording In deze rubriek inzenden bij: Mr. A. Diepen- brock Pr., Hageveld, Heemstede, Op bezoek bij de Coöp. Malerij „De Hoop" Bij geruchte vernamen wij, dat de Coöp. Aankoopver. en Malerij „De Hoop" te Ha- zerswoude binnen enkele dagen haar 25- jarig bestaan viert. Op een verloren ach termiddag zijn wij er daarom eens op uit getrokken, om ons wat meer idee omtrent de inrichting en werking van zoo'n vee voeder-bedrijf te verschaffen. Tegen een sterken Oostenwind in be reikten wij na een klein half uurtje de malerij, welke wij eerst eens nader op na men. De fabriek maakte een ruimen in druk, terwijl het aangebouwde huis behal ve het kantoor en de woning van den be drijfsleider, ook nog de kantoren van de Boerenleenbank en de kassierswoning be vatte. Toen wij ons op het kantoor meldden troffen wij de bedrijfsleider aan en nadat wij ons bekend gemaakt hadden, vond ons verzoek een gunstig gehoor. „Och", was zijn meening, „ik kan u nu hier wel wat op zitten sommen, maar gaat u liever mee naar binnen, dan kan ik u tevens een en ander toonen". Wij trokken dus egn stofjas aan en volgden onze gids. „Gaat u maar mee naar het begin", en wij dachten, dat dit aan de wegzijde zou zijn, maar wij werden naar de achterzijde van de gebouwen! gebracht, welke vlak aan den Rijn zijn gelegen. Daar lag een schip, waaruit de lossing van 'n partij mais juist zou beginnen. Met behulp van een kraan welke aan den achtermuur is beves tigd en een electrische lier, werd een twaalf meter hooge ijzeren elevator (dat is zoo ongeveer een baggermolen in het klein) in het schip neergelaten en schepten, hoe wel daar niets van te zien was en wij aan zuigen dachten, kleine aan een band be vestigde bekers de hel gele korrels uit het schip. Op deze manier werd ons verteld, kan maximaal 18 ton mais per uur gelost worden. De capaciteit hangt samen met het soortelijk gewicht van het graan en is daarom bij gerst en haver aanmerkelijk kleiner. Het graan wordt in silo's opgesla gen, hoewel die natuurlijk maar klein zijn. Ruim 210 ton graan kan op deze manier wor den opgeslagen en wordt op weg naar de silo's automatisch gewogen en geregis treerd. Desgewenscht kan het graan ook geleid worden over een asperateur, welke stof en andere onreinheden wegneemt. Bij de mais die nu werd gelost was dit ech ter niet noodig. Haver en gerst moeten ech ter steeds gereinigd worden, vertelde onze gids, terwijl wij naar boven gingen om de mais op haar weg te volgen. Ons werd uitgelegd Roe het graan na de weging, op gevangen werd door" een elevator, welke het bracht tot in den nok van het gebouw, vandaar werd het door een transport- schroef, welke boven de gebinten van het hoogste gebouw is aangebracht, naar de verschillende silo's gevoerd. De grootste hiervan was ruim 10 M. hoog en loopt van den beganen grond tot den nok. Gedeeltelijk door toevoer-kokers, gedeel telijk langs mechanischen weg werd het graan weer naar de malerij gevoerd. Deze is met de mengerij en alles wat daarbij hoort op den beganen grond gelegen, doch van malerij in den ouderwetschen zin van het woord kan niet meer gesproken wor den. Onze gids vertelde, dat een jaar of zeven geleden zich de noodzakelijkheid voordeed de toen bestaande maalinrich ting te vernieuwen. Omdat dit het hart van de zaak is, werd door het bestuur naar verschillende zijden een onderzoek inge steld naar de meest economische werk wijze tot zelfs in het buitenland. De ha mermolen was toen nog maar in opkomst en daarom wilde het Gruendler-hamermo- len-verkoopkantoor op voordeelige condi ties een machine leveren. Deze is daarna, op een proefstand, drie maanden onder controle van het Rijkslandbouw Instituut voor werktuigen en gebouwen geweest en nadat ze aan alle verwachtingen voldeed werden de toen bestaande 3 koppels maal- steenen afgebroken en worden nu alle gra nen met den hamermolen vermalen. Be halve de krachtbesparing is de eenvoud van bediening van groot belang, terwijl door eenvoudige zeeft-verwisseling elke gewenschte fijnheid kan bereikt worden. In tegenstelling met den maalsteen slaat de hamermolen ook de bast tot-pulver, wat vooral van belang is bij gerst en haver en de verteerbaarheid van het ruwvezel be vordert. De meest uitgebreide proeven zijn op verzoek van derden reeds met de ma chine genomen, waarbij bleek dat vele pro ducten welke met den maalsteen niet ver werkt kunnen worden, voor den hamer molen geen bezwaar opleverden, terwijl de installatie, hoe simpel ze ook lijkt (het ge heel beslaat slechts een paar vierkante meter aandrijving inbegrepen), bezichtigd werd door bedrijfsleiders en directeuren van industrieën uit alle deelen van ons land. Trouwens ook met onze melasse mengmachines en koekjes-pers is dit het geval. Beiden zijn het resultaat van de strevingen van het bestuur naar zelfstan digheid en economie. In de meeste bedrij en wordt voor het vermengen van melas se, hetzij voor melkmeel, hetzij voor het persen van koek, een kollergang gebruikt, dit is een geweldig omslachtig en veel kracht vereischend werktuig en ziet u, zoo ging onze gids verder, hier is onze machine daarvoor, en ons werd een cylinder aan gewezen van bi m. lang en m. door snee, welke n.b. aan den zolder was opge hangen. Laten wij nu even naar het kantoor gaan, werd ons verzocht, dan zal intus- schen de boel klaar gemaakt worden voor het koekpersen. Onder het genot van een goede sigaar (in de malerij was rooken na tuurlijk verboden) wilden wij nog wel eens graag iets weten over de huishoude lijke aangelegenheden van de vereeniging. „Zijn er onder de bestuursleden nog, wel ke aan de oprichtirig hebben deelgeno men". „Allen" was het antwoord, „al leen zijn er drie van hen ook tevens 25 jaar bestuurslid, en wel ONZE VOORZITTER, de heer A. B. VERKLEIJ, hoewel reeds jaren rustend landbouwer, bestuurt hij toch nog met lust en toewijding zijn ver eeniging. Verder ONZE SECRETARIS, de heer J. B. WESSELINGH, de zoon van dengen e, die destijds de stoot tot oprich ting van onze vereeniging gaf, en tenslot te de welbekende heer C. A. VAN DAM, welke in ons bestuur minder gratieus, beti teld wordt als „DE GIFMENGER" In deze titel vindt hij echter zelf een eer, omdat ze ontstaan is uit zijn stuwing om gemengde voeders toe te passen. In deze streek zijn wij hiervan pioniers ge weest. Reeds voor den oorlog zijn wij be gonnen met te zoeken naar de meest juiste verhouding der voedings-bestanddeelen, welke dan genomen werden uit de verhou- dings-gewijs goedkoopste grondstoffen en hebben daarbij een dergelijk succes, dat nu velen niet anders als samengestelde voeders gebruiken, al is er natuurlijk on der onze 52 leden wel een enkele, welke nog bij het oude zweert. Over het geheel staat de wetenschap van de veevoeding in het brandpunt van belangstelling, steeds worden nieuwe vindingen gedaan en zoo staan we ook nu weer midden in proef nemingen op dit gebied, n.l. het mengen van heel kleine hoeveelheden mineralen en vitaminen door de voeders. De eerste bestaan in hoofdzaak uit bloed vormende of verbeterende zouten als kopersulfaat, ijzeroxyde, mangaan en jodium. Het bij voegen van fosfor, kalk en zout is reeds van ouderen datum en is meer gericht op een goede ontwikkeling van het beende renstelsel. De vitaminen worden meest toegevoegd in den vorm van levertraan en gist soms ook door middel van bestraalde sesam olie. „Een heele apotheek behoort dus ook tot de uitrusting"! „Zegt u dat wel, meer als zestig verschillende voederartikelen en Chemicaliën hebben wij in voorraad, ech ter verschillen de hoeveelheden nogaL Soms komt in één lading 100 ton mais of koeken aan, terwijl van koperoxyde (wat een sterk gif is) slechts 300 gram gemengd mag worden op 10.000 K.G. meel. U voelt dus wel wat een uiteenloopende eischen aan de verschillende machines ge steld worden en dat van het personeel een behoorlijke accuratesse geëischt wordt". „Hoe staat het met den omzet?" „Ja die is wel wat minder als geweest is. U be grijpt, niemand beter dan de veevoeder bedrijven weten hoe slecht het den vee houder tegenwoordig gaat. In 1929 bereik ten we een record-omzet van ruim 3.500.000 K.G., waarvan in het wintersei zoen meer als 100.000 K.G. per week. Nu zullen we waarschijnlijk de 2.500.000 K.G. niet bereiken, doch een week omzet van 65.000 K.G. geeft in de Kerstweek toch nog hoofdbrekens genoeg. Maar daar hoor ik de melasse menger aanzetten, laten wij gaan zien". Voor het stortkaar van een ele vator lag een hoeveelheid meel met alle kleuren van den regenboog en daarover een donker bruin kleverig spul, wat me lasse genoemd wordt. (Dat is een onge zuiverde vorm van de ons allen wel be kende stroop). Onze gids vertelde, dat hiervan koekjes geperst zouden worden, maar om dit te bereiken, moet de melasse innig gemengd worden met het meel, zoo dat feitelijk om ieder meeldeeltje een beetje melasse zit. Waar de melasse 8 pet. van het totaal uitmaakt moet er flink ge mengd worden. Wij meenden dat dit beter zou gaan door de melasse eerst te verwar men, maar spoedig bleek het zoo ook best te kunnen, want dra stroomde uit de ma chine een breede stroom meel, waarin niets meer van verschillende kleuren of melas se te zien was en waarvan de temperatuur zeker 10 graden gestegen was. Dit kwam het koek maken ten goede, werd ons ver teld, daardoor kon met een minder kost bare machine toch een heel mooi koekje gemaakt worden. Toen dachten wij dat alle Abessyniërs losgelaten waren om het gebouw te rammen, doch het was de koek jes-pers, welke ondrez 'n eentonig rythme met 53 persingen per minuut koekjes be gon uit te stooten in den vorm van briket ten. Een knecht zat bij de machine, en keek meer naar ons als naar de machine, terwijl, zoo meenden wij, hij af en toe een koekje in de kist deed welke voor hem op een weegschaal stond. „Dat is een gemakkelijk karwei vriend", dachten wij te mogen zeggen, doch hij stond al op en vroeg ons het dan eens te probeeren. Wij namen dus z'n plaats in en in minder dan gec-i tijd moest men ons te hulp komen anders zouden wij onder de briketten be graven zijn geworden. Lachend stonden wij op met de erken ning dat elk vak z'n routine vereischt, en zijn naar huis gegaan met den indruk, dat zoo'n veevoeder-bedrijf meer om het lijf heeft, als wij dachten, terwijl wij na de bezichtiging van de machines en de werk wijze, de overtuiging hebben gekregen dat men aan de „Hoop" alles in het werk stelt om de afnemers het best mogelijke te ge ven tegen de minst mogelijke kosten. HET WEER OP ZONDAG. Voorloopig nog nat en vrij zacht weer. Nadat de algemeene weerstoestand in Europa een zoodanige wijziging had onder gaan, dat alle kansen op vriezend weer voor langen tijd van de baan geschoven waren, doordat opnieuw een krachtige aan voer van warme, zeer vochtige lucht uit den Oceaan was begonnen, is het weer storm achtig en zeer nat geworden, waarbij de temperatuur zich aldoor twee tot vijf gra den boven de normale bevond. Dat het daarbij ndet is gekomen tot zwaren storm in ons land ligt wel grootendeels hieraan, dat de grootste actie in den dampkring zich meer naar het Zuiden van Europa heeft verplaatst, hetwelk wij o.a. konden zien aan de vele berichten over slechts weer uit het Zuiden en Zuidwesten van ons we relddeel. Daarom is de groote activiteit in den dampkring er niet minder om, maar hier te landen hadden wij als gevolg der omstandigheden hoofdzakelijk te doen met veel regen, zeer vochtig weer en hooge temperatuur voor den tijd van het jaar. Het is niet waarschijnlijk, dat hierin spoedig een groote verandering zal ko men. De samengestelde depressie over West-Europa blijft daar vrijwel liggen en telkens ontwikkelen zich hierin nieuwe centra van groote activiteit, zoodat wij re kening moeten houden met de mogelijkheid van stormweer. Wat de verwachtingen betreft voor het einde van de week en den Zondag, deze kunnen niet anders dan pessimistisch zijn, n.l. nat en nog eeris nat weer, hoewel dan voor den tijd van het jaar vrij zacht, doch wellicht iets minder zacht dan het de laat ste dagen geweest is. Het telkens ontwikke len van nieuwe depressiekernen, waarvan de plaats niet vooraf te bepalen is, noch de trekrichting te voorzien, maakt, dat het weer in details niet zoolang vooruit voor speld kan worden. Vooral betreft dit den wind, in welk geval het weer sterk buiig en kouder zou worden, maar de kans hierop achten wij gering. Voorloopig dus nog nat weer.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1936 | | pagina 9