LICtlT m DUMTfDHIJ
EEN
INTERESSANT BEDRIJF TE
HAZERSWOUDE
VRIJDAG 3 JANUARI 1936
DE LEIDSCHE COURANT
DERDE BLAD - PAG. 9
VRAGEN OVED OHJ GELOOF
Vraag 91. Wat beteekenen de letters P,
welke men zoo dikwijls ziet, bijv. op het
uniform der Jonge wachters?
Antw. Dit is het z.g. Christogram, d.w.z.
dit zijn letterteekens welke bij afkorting
den naam Christus beduiden. Het zijn
n.l. de Grieksche letters X (Ch) en P (r)
dus: C h r., door elkaar geschreven. Men
geeft er dus mee aan, dat iets of iemand
bijzonder aan Christus is toegewijd, of dat
iemand Hem bijzonder wil vereeren.
Een andere gelijksoortige afkorting, die
wel met bovengenoemde verbonden wordt,
is het veel gebruikte: I. H. S. Dit zijn oor
spronkelijk Grieksche letters, de beginlet
ters en de eindletter van den H. Naam:
Jesus (in 't Grieksch).
Vraag 92. Op 1 Dec. was het feest van
St. Eligius. Dit stond niet in mijn „missaal".
Wat is dit voor een heilige?
Antw. Dit is een heilige, die in Holland
bijzonder in het Bisdom Haarlem wordt
vereerd en dus in het „eigen" van dit Bis
dom in het Missaal te vinden is. Hij is de
zelfde als S t. E 1 o i, leefde van 588660 en
is de patroonheilige der edelsmeden. Want
Eligius was een beroemde goudsmid, die ö.a.
aan het hof van koning Dagobert I werkte
en 't volle vertrouwen van dezen vorst ge
noot. Later werd hij kloosterling, leidde
een zeer streng leven en werd in 't jaar
639 Bisschop van Noyon (N.-Frankrijk). Hij
predikte het geloof vooral in Vlaanderen,
maar ook in West-Friesland (dus o.a. in het
tegenwoordige Bisdom Haarlem). Niet al
leen de edelsmeden, maar ook de „grofsme-
den" namen hem tot patroonheilige. Van
daar dat men hem wel ziet afgebeeld met
een hamer of een hoefijzer.
Vraag 93. De kleine kinderen vanaf ze
ven jaar moeten reeds de vragen uit het
Catechismusboekje letterlijk kennen. Daar
van kunnen zij toch niets begrijpen? Waar
toe dient dit dan?
Antw. Dat die kinderen daarvan niets
begrijpen is wel wat heel sterk gezegd! Al
lereerst moeten zij de voornaamste waarhe
den van ons Geloof en de beteekenis van
de Biecht en het H. Sacrament des Altaars
kennen en begrijpen volgens hun verstan
delijke vermogens: anders worden zij tot de
H. Communie niet toegelaten. Indien de
kinderen geen ander godsdienstonderricht
zouden ontvangen dan het leeren-opdreu
nen van hun catechismusboekje, dan zou
dat inderdaad weinig beteekenis hebben.
Maar het godsdienstonderricht op school
dient immers juist om hen de moeilijke
teksten uit hun boekje zoo goed mogelijk
te doen begrijpen. Natuurlijk heeft de eene
leeraar méér bedrevenheid in dit zéér
moeilijke werk dan de ander. Het is niet
eenieder gegeven de juiste „kindertoon" te
pakken! Maar door de tegenwoordige hulp
middelen en den ijver der godsdienstlee
raars kunnen onze kinderen heusch vol
doende op de hoogte komen! Dat neemt niet
weg, dat er nog veel termen en uitdruk
kingen in het Catechismusboekje overblij
ven, welke de kinderen op dien leeftijd on
mogelijk geheel kunnen begrijpen.
Wat is dan tóch nog het zeer groote nut
van dat „leeren-opdreunen"? Dat tenslotte
de „antwoorden" van de „Catechismus"
zóó diep en vast in him geheugen gewor
teld zitten, dat zij later, als zij méér over
dat alles gaan nadenken, er een groot „hou
vast" aan hebben. Daarom moeten de kin
deren die antwoorden ook letterlijk en pre
cies leeren en moet de stof aanhoudend
(telkens wat uitgebreider) herhaald wor
den.
Vraag 94. Naar aanleiding van de aan
gekondigde Hollandsche Bijbelvertalingen
(van Oud en Nieuw Testament) vraagt u
„of nu zoo maar iedereen den Bijbel mag
lezen".
Antw. Onze Catechismus geeft hierop
een kort en klaar antwoord: „Ja, wij mo
gen de H. Schrift lezen, indien de uitgave
kerkelijk is goedgekeurd". Aangezien na
tuurlijk de aangekondigde uitgaven kerke
lijk worden goedgekeurd, mag dus iedereen
die uitgaven lezen.
Een andere vraag is, of het voor ieder
raadzaam is, bijv. het Oude Testament
te gaan lezen. Hierop zouden wij eenvou
dig willen antwoorden: overleg dit met uw
geestelijken leidsman. Het is eenigszins te
vreezen, dat sommigen zuiver uit nieuws
gierigheid en eigenlijk om de sohijn/baar
min of meer „ongewone" gedeelten uit het
O. Testament te kunnen lezen zich dat Bij-
beldeel gaan aanschaffen. Dat is niet de
„goede geest", waarmede de H. Schrift ge
lezen moet worden. Laten dezulken eerst
eens beginnen met zich het overschoone
Nieuwe Testament aan te schaffen en
met dat gedeelte van Gods Woord hun ziel
verrijken! Maar wanneer mensehen, die zich
feitelijk nooit hebben bekommerd om het
N. Testament, dat al zoo lang in prachtige
vertaling verkrijgbaar is, nu plotseling zich
gaan interesseeren speciaal voor het Oude
Testament, dan is zeer zeker te duchten,
dat die menschen de H. Schrift om minder
hooge redenen ter hand nemen. Vooral
jeugdige personen moeten zich over het
aanschaffen van den geheelen Bijbel
zeer zeker met hun ouders of geestelijken
leidsman beraden.
Vraag 95. Wanneer iemand een groot be
drag heeft gestolen en dit vóór zijn dood
niet kan teruggeven, kan hij dan toch zalig
worden?
Antw. Er bestaat natuurlijk, als men ge
stolen heeft, restitutieplicht d.i. de
dief moet het gestolene teruggeven; alleen
onder die voorwaarde geeft de biechtvader
hem de absolutie. Het gestolene moet zoo
gauw mogelijk worden teruggegeven.
Dus als men het dadelijk kan doen moet dit
geschieden; men mag dat niet uitstellen bijv.
tot men het nóg beter kan doen. Ook moet
natuurlijk het geheele gestolen bedrag wor
den teruggegeven. Kan men dit niet inééns
doen, dan bij gedeelten. Als iemand het be
drag onmogelijk kan teruggeven bijv. om
dat hij het verspeCuleerd heeft en geen an
dere goederen bezit, dan moet hij in elk ge
val de bedoeling hebben, dit zoo spoe
dig mogelijk te doen. En die bedoeling moet
blijken uit zijn daden d.w.z. hij moet niet
„bij de pakken gaan neerzitten" en maar af
wachten, of hij niet eens een erfenis krijgt,
neen, hij moet hard werken en spaarzaam
zijn, om zoodra mogelijk aan zijn restitutie-
plicht te kunnen voldoen. Als hij dat alles
deed en de dood verrast hem vóór hij in de
mogelijkheid verkeerde, dan behoeft hij
zich op zijn sterfbed niet ongerust te ma
ken.
Vraag 96. Wat te denken van de Vereeni-
gingen, die Dierenbescherming ten doel
hebben of die zich speciaal richten tegen
proefnemingen op levende dieren (vivisec
tie)?
Antw. Een r e d e 1 ij k e „dierenbescher
ming" kan niet anders-dan zéér worden toe
gejuicht. Maar veelal gaan dergelijke ver-
eenigingen in hun propaganda en actie te
ver, omdat zij op een verkeerd standpunt
staan. Zij spreken van „rechten" van het
dier en dientengevolge van „plichten" van
den mensoh tegenover het dier. Dat is vol
komen onjuist. Alleen personen kunnen
rechten hebben en alleen tegenover per
sonen kan men tot iets verplicht zijn.
De dieren zijn redelooze wezens en dus geen
personen maar eenvoudig: zaken, die ge
heel ten dienste staan van en ondergeschikt
zijn aan de belangen der menschen. God
heeft de dieren tot nut van de menschen
geschapen. Maar omdat de mensch alles
wat God schiep, alléén op redelijke
wijze, d.i. overeenkomstig het doel, waar
voor het bestemd is, mag gebruiken en an
ders zondigt, daarom zondigt de mensch
dus ook, wanneer hij van de dieren werke
lijk een onredelijk gebruik maakt. Een
r e d e 1 ij k gebruik maken van het dier is
bijv.: het volgens aard en krachten van het
dier gebruiken tot hulp bij den arbeid,
voor ontspanning, voor kleeding of voedsel.
Hij mag het dooden (óók voor ontspanning
byv. op de jacht) als het hem schadelijk is
of de dood van het dier hem nuttig kan
zijn. Ook wanneer de geneeskundige weten
schap voor haar ontwikkeling proefnemin
gen op levende dieren (vivisectie) noodig
of nuttig acht, mag het dier zelfs smarte
lijke behandelingen worden aangedaan. Een
streven dat zich richt op volledige afschaf
fing van dergelijke proefnemingen is over
dreven, maar een actie die een beper
king van zulke proeven tot het volstrekt-
noodige of -nuttige nastreeft, is natuurlijk
toe te juichen.
Uit de regel, dat wij van alle zaken een
r e d e 1 ij k gebruik moeten maken volgt,
dat het noodeloos kwellen, pijnigen of doo
den van dieren, zondig is, omdat zulk
een gebruik niet is overeenkomstig het
doel, waartoe God het dier heeft gescha
pen. Daarenboven heeft het martelen en
noodeloos dooden van dieren natuurlijk ook
een zeer slechten invloed op het karakter
van den mensch.
De wyze waarop God's voorzienigheid
de dieren behandelt: hen kleedt en voedt,
hun instinct geeft enz. moet den menschen
een voorbeeld zijn van goedheid jegens de
dieren. Zoo juist schreven wij, dat de
tegenwoordige vereenigingen voor dieren
bescherming meestal van een verkeerd
standpunt uitgaan. Hun bewering komt
nj. hierop neer, dat de dieren eigenlijk
eenlager soort menschen zijn, omdat
zü vooropstellen, dat de mensch naar ziel
en lichaam afstamt van het beest. De die
ren zijn dan onze, in ontwikkeling ach ter-
terlijke „broeders en zusters". Sommigen
beroepen zich zelfs op St. Franciscus; maar
Deze noemde alle geschapen dingen dich
terlijk zijn broeders en zusters", met de
diepe gedachte, dat alle schepselen, ook de
mensoh, een groote eenheid uitmaken in
het verheerlijken van God, hun Schepper;
dat is totaal iets anders! Andere verwoede
„dierenbeschermers" hebben tot grondslag
voor hun activiteit hun geloof in de „ziels
verhuizing". Daar zij meenen, dat de die-
renlichamen uitboetende zielen herbergen,
zijn zij goed voor de dieren, ook al met het
idee: je weet nooit wat jezelf nog eens
overkomen kan, als ik ééns een ezel zal
zijn, heb ik ook graag een goede behande
ling.
De redelijke dierenbescherming is door
de kerkelijke Overheid altijd bevorderd.
Correspondentie. N. N. te Lisse. Wanneer
u mij uw naam en adres wilt opgeven, zal
ik gaarne uw sympathieken brief betreffen
de het Nationaal-Socialisme beantwoorden.
Men kan vragen ter beantwoording In
deze rubriek inzenden bij: Mr. A. Diepen-
brock Pr., Hageveld, Heemstede,
Op bezoek bij de Coöp. Malerij „De Hoop"
Bij geruchte vernamen wij, dat de Coöp.
Aankoopver. en Malerij „De Hoop" te Ha-
zerswoude binnen enkele dagen haar 25-
jarig bestaan viert. Op een verloren ach
termiddag zijn wij er daarom eens op uit
getrokken, om ons wat meer idee omtrent
de inrichting en werking van zoo'n vee
voeder-bedrijf te verschaffen.
Tegen een sterken Oostenwind in be
reikten wij na een klein half uurtje de
malerij, welke wij eerst eens nader op na
men. De fabriek maakte een ruimen in
druk, terwijl het aangebouwde huis behal
ve het kantoor en de woning van den be
drijfsleider, ook nog de kantoren van de
Boerenleenbank en de kassierswoning be
vatte.
Toen wij ons op het kantoor meldden
troffen wij de bedrijfsleider aan en nadat
wij ons bekend gemaakt hadden, vond ons
verzoek een gunstig gehoor.
„Och", was zijn meening, „ik kan u nu
hier wel wat op zitten sommen, maar gaat
u liever mee naar binnen, dan kan ik u
tevens een en ander toonen". Wij trokken
dus egn stofjas aan en volgden onze gids.
„Gaat u maar mee naar het begin", en
wij dachten, dat dit aan de wegzijde zou
zijn, maar wij werden naar de achterzijde
van de gebouwen! gebracht, welke vlak
aan den Rijn zijn gelegen. Daar lag een
schip, waaruit de lossing van 'n partij mais
juist zou beginnen. Met behulp van een
kraan welke aan den achtermuur is beves
tigd en een electrische lier, werd een twaalf
meter hooge ijzeren elevator (dat is zoo
ongeveer een baggermolen in het klein)
in het schip neergelaten en schepten, hoe
wel daar niets van te zien was en wij aan
zuigen dachten, kleine aan een band be
vestigde bekers de hel gele korrels uit het
schip. Op deze manier werd ons verteld,
kan maximaal 18 ton mais per uur gelost
worden. De capaciteit hangt samen met
het soortelijk gewicht van het graan en is
daarom bij gerst en haver aanmerkelijk
kleiner. Het graan wordt in silo's opgesla
gen, hoewel die natuurlijk maar klein zijn.
Ruim 210 ton graan kan op deze manier wor
den opgeslagen en wordt op weg naar de
silo's automatisch gewogen en geregis
treerd. Desgewenscht kan het graan ook
geleid worden over een asperateur, welke
stof en andere onreinheden wegneemt. Bij
de mais die nu werd gelost was dit ech
ter niet noodig. Haver en gerst moeten ech
ter steeds gereinigd worden, vertelde onze
gids, terwijl wij naar boven gingen om de
mais op haar weg te volgen. Ons werd
uitgelegd Roe het graan na de weging, op
gevangen werd door" een elevator, welke
het bracht tot in den nok van het gebouw,
vandaar werd het door een transport-
schroef, welke boven de gebinten van het
hoogste gebouw is aangebracht, naar de
verschillende silo's gevoerd. De grootste
hiervan was ruim 10 M. hoog en loopt van
den beganen grond tot den nok.
Gedeeltelijk door toevoer-kokers, gedeel
telijk langs mechanischen weg werd het
graan weer naar de malerij gevoerd. Deze
is met de mengerij en alles wat daarbij
hoort op den beganen grond gelegen, doch
van malerij in den ouderwetschen zin van
het woord kan niet meer gesproken wor
den. Onze gids vertelde, dat een jaar of
zeven geleden zich de noodzakelijkheid
voordeed de toen bestaande maalinrich
ting te vernieuwen. Omdat dit het hart
van de zaak is, werd door het bestuur naar
verschillende zijden een onderzoek inge
steld naar de meest economische werk
wijze tot zelfs in het buitenland. De ha
mermolen was toen nog maar in opkomst
en daarom wilde het Gruendler-hamermo-
len-verkoopkantoor op voordeelige condi
ties een machine leveren. Deze is daarna,
op een proefstand, drie maanden onder
controle van het Rijkslandbouw Instituut
voor werktuigen en gebouwen geweest en
nadat ze aan alle verwachtingen voldeed
werden de toen bestaande 3 koppels maal-
steenen afgebroken en worden nu alle gra
nen met den hamermolen vermalen. Be
halve de krachtbesparing is de eenvoud
van bediening van groot belang, terwijl
door eenvoudige zeeft-verwisseling elke
gewenschte fijnheid kan bereikt worden.
In tegenstelling met den maalsteen slaat
de hamermolen ook de bast tot-pulver, wat
vooral van belang is bij gerst en haver en
de verteerbaarheid van het ruwvezel be
vordert. De meest uitgebreide proeven zijn
op verzoek van derden reeds met de ma
chine genomen, waarbij bleek dat vele pro
ducten welke met den maalsteen niet ver
werkt kunnen worden, voor den hamer
molen geen bezwaar opleverden, terwijl de
installatie, hoe simpel ze ook lijkt (het ge
heel beslaat slechts een paar vierkante
meter aandrijving inbegrepen), bezichtigd
werd door bedrijfsleiders en directeuren
van industrieën uit alle deelen van ons
land. Trouwens ook met onze melasse
mengmachines en koekjes-pers is dit het
geval. Beiden zijn het resultaat van de
strevingen van het bestuur naar zelfstan
digheid en economie. In de meeste bedrij
en wordt voor het vermengen van melas
se, hetzij voor melkmeel, hetzij voor het
persen van koek, een kollergang gebruikt,
dit is een geweldig omslachtig en veel
kracht vereischend werktuig en ziet u, zoo
ging onze gids verder, hier is onze machine
daarvoor, en ons werd een cylinder aan
gewezen van bi m. lang en m. door
snee, welke n.b. aan den zolder was opge
hangen.
Laten wij nu even naar het kantoor
gaan, werd ons verzocht, dan zal intus-
schen de boel klaar gemaakt worden voor
het koekpersen. Onder het genot van een
goede sigaar (in de malerij was rooken na
tuurlijk verboden) wilden wij nog wel
eens graag iets weten over de huishoude
lijke aangelegenheden van de vereeniging.
„Zijn er onder de bestuursleden nog, wel
ke aan de oprichtirig hebben deelgeno
men". „Allen" was het antwoord, „al
leen zijn er drie van hen ook tevens 25
jaar bestuurslid, en wel
ONZE VOORZITTER,
de heer A. B. VERKLEIJ, hoewel reeds
jaren rustend landbouwer, bestuurt hij
toch nog met lust en toewijding zijn ver
eeniging. Verder
ONZE SECRETARIS,
de heer J. B. WESSELINGH, de zoon van
dengen e, die destijds de stoot tot oprich
ting van onze vereeniging gaf, en tenslot
te de welbekende heer C. A. VAN DAM,
welke in ons bestuur minder gratieus, beti
teld wordt als
„DE GIFMENGER"
In deze titel vindt hij echter zelf een
eer, omdat ze ontstaan is uit zijn stuwing
om gemengde voeders toe te passen. In
deze streek zijn wij hiervan pioniers ge
weest. Reeds voor den oorlog zijn wij be
gonnen met te zoeken naar de meest juiste
verhouding der voedings-bestanddeelen,
welke dan genomen werden uit de verhou-
dings-gewijs goedkoopste grondstoffen en
hebben daarbij een dergelijk succes, dat
nu velen niet anders als samengestelde
voeders gebruiken, al is er natuurlijk on
der onze 52 leden wel een enkele, welke
nog bij het oude zweert. Over het geheel
staat de wetenschap van de veevoeding in
het brandpunt van belangstelling, steeds
worden nieuwe vindingen gedaan en zoo
staan we ook nu weer midden in proef
nemingen op dit gebied, n.l. het mengen
van heel kleine hoeveelheden mineralen
en vitaminen door de voeders. De eerste
bestaan in hoofdzaak uit bloed vormende
of verbeterende zouten als kopersulfaat,
ijzeroxyde, mangaan en jodium. Het bij
voegen van fosfor, kalk en zout is reeds
van ouderen datum en is meer gericht op
een goede ontwikkeling van het beende
renstelsel. De vitaminen worden meest
toegevoegd in den vorm van levertraan en
gist soms ook door middel van bestraalde
sesam olie.
„Een heele apotheek behoort dus ook tot
de uitrusting"! „Zegt u dat wel, meer als
zestig verschillende voederartikelen en
Chemicaliën hebben wij in voorraad, ech
ter verschillen de hoeveelheden nogaL
Soms komt in één lading 100 ton mais of
koeken aan, terwijl van koperoxyde (wat
een sterk gif is) slechts 300 gram gemengd
mag worden op 10.000 K.G. meel.
U voelt dus wel wat een uiteenloopende
eischen aan de verschillende machines ge
steld worden en dat van het personeel een
behoorlijke accuratesse geëischt wordt".
„Hoe staat het met den omzet?" „Ja die
is wel wat minder als geweest is. U be
grijpt, niemand beter dan de veevoeder
bedrijven weten hoe slecht het den vee
houder tegenwoordig gaat. In 1929 bereik
ten we een record-omzet van ruim
3.500.000 K.G., waarvan in het wintersei
zoen meer als 100.000 K.G. per week. Nu
zullen we waarschijnlijk de 2.500.000 K.G.
niet bereiken, doch een week omzet van
65.000 K.G. geeft in de Kerstweek toch nog
hoofdbrekens genoeg. Maar daar hoor ik
de melasse menger aanzetten, laten wij
gaan zien". Voor het stortkaar van een ele
vator lag een hoeveelheid meel met alle
kleuren van den regenboog en daarover
een donker bruin kleverig spul, wat me
lasse genoemd wordt. (Dat is een onge
zuiverde vorm van de ons allen wel be
kende stroop). Onze gids vertelde, dat
hiervan koekjes geperst zouden worden,
maar om dit te bereiken, moet de melasse
innig gemengd worden met het meel, zoo
dat feitelijk om ieder meeldeeltje een
beetje melasse zit. Waar de melasse 8 pet.
van het totaal uitmaakt moet er flink ge
mengd worden. Wij meenden dat dit beter
zou gaan door de melasse eerst te verwar
men, maar spoedig bleek het zoo ook best
te kunnen, want dra stroomde uit de ma
chine een breede stroom meel, waarin niets
meer van verschillende kleuren of melas
se te zien was en waarvan de temperatuur
zeker 10 graden gestegen was. Dit kwam
het koek maken ten goede, werd ons ver
teld, daardoor kon met een minder kost
bare machine toch een heel mooi koekje
gemaakt worden. Toen dachten wij dat
alle Abessyniërs losgelaten waren om het
gebouw te rammen, doch het was de koek
jes-pers, welke ondrez 'n eentonig rythme
met 53 persingen per minuut koekjes be
gon uit te stooten in den vorm van briket
ten. Een knecht zat bij de machine, en
keek meer naar ons als naar de machine,
terwijl, zoo meenden wij, hij af en toe
een koekje in de kist deed welke voor
hem op een weegschaal stond. „Dat is een
gemakkelijk karwei vriend", dachten wij te
mogen zeggen, doch hij stond al op en
vroeg ons het dan eens te probeeren. Wij
namen dus z'n plaats in en in minder dan
gec-i tijd moest men ons te hulp komen
anders zouden wij onder de briketten be
graven zijn geworden.
Lachend stonden wij op met de erken
ning dat elk vak z'n routine vereischt, en
zijn naar huis gegaan met den indruk, dat
zoo'n veevoeder-bedrijf meer om het lijf
heeft, als wij dachten, terwijl wij na de
bezichtiging van de machines en de werk
wijze, de overtuiging hebben gekregen dat
men aan de „Hoop" alles in het werk stelt
om de afnemers het best mogelijke te ge
ven tegen de minst mogelijke kosten.
HET WEER OP ZONDAG.
Voorloopig nog nat en vrij zacht weer.
Nadat de algemeene weerstoestand in
Europa een zoodanige wijziging had onder
gaan, dat alle kansen op vriezend weer
voor langen tijd van de baan geschoven
waren, doordat opnieuw een krachtige aan
voer van warme, zeer vochtige lucht uit den
Oceaan was begonnen, is het weer storm
achtig en zeer nat geworden, waarbij de
temperatuur zich aldoor twee tot vijf gra
den boven de normale bevond. Dat het
daarbij ndet is gekomen tot zwaren storm
in ons land ligt wel grootendeels hieraan,
dat de grootste actie in den dampkring zich
meer naar het Zuiden van Europa heeft
verplaatst, hetwelk wij o.a. konden zien
aan de vele berichten over slechts weer
uit het Zuiden en Zuidwesten van ons we
relddeel. Daarom is de groote activiteit in
den dampkring er niet minder om, maar
hier te landen hadden wij als gevolg der
omstandigheden hoofdzakelijk te doen met
veel regen, zeer vochtig weer en hooge
temperatuur voor den tijd van het jaar.
Het is niet waarschijnlijk, dat hierin
spoedig een groote verandering zal ko
men. De samengestelde depressie over
West-Europa blijft daar vrijwel liggen en
telkens ontwikkelen zich hierin nieuwe
centra van groote activiteit, zoodat wij re
kening moeten houden met de mogelijkheid
van stormweer.
Wat de verwachtingen betreft voor het
einde van de week en den Zondag, deze
kunnen niet anders dan pessimistisch zijn,
n.l. nat en nog eeris nat weer, hoewel dan
voor den tijd van het jaar vrij zacht, doch
wellicht iets minder zacht dan het de laat
ste dagen geweest is. Het telkens ontwikke
len van nieuwe depressiekernen, waarvan
de plaats niet vooraf te bepalen is, noch de
trekrichting te voorzien, maakt, dat het
weer in details niet zoolang vooruit voor
speld kan worden. Vooral betreft dit den
wind, in welk geval het weer sterk buiig
en kouder zou worden, maar de kans hierop
achten wij gering.
Voorloopig dus nog nat weer.