EEN OPWEKKING TOT
EENDRACHTIGE SAMENWERKING
27ste Jaargang
DONDERDAG 2 JANUARI 1936
No. 8306
DAGBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN
DE ABONNEMENTSPRIJS bedraagt bij vooruitbetaling:
Voor Leiden 19 cent per week2.50 per kwartaal
Bij onze Agenten 20 cent per week 2.60 per kwartaal
Franco per post 2.95 per kwartaal
Het Geïllustreerd Zondagsblad is voor de Abonné's ver
krijgbaar tegen betaling van 50 cent per kwartaal, bij
vooruitbetaling. Afzonderlijke nummers 5 cent, met
Geïllustreerd Zondagsblad 9 cent.
Bureaux: PAPENGRACHT 32, LEIDEN
TEL. INT. ADMINISTRATIE 935, REDACTIE 15 I
GIRONUMMER 103003, POSTBUS No. 11
DE ADVERTENTIEPRIJS BEDRAAGT:
Gewone Advertentiën 30 cent per regel
Voor Ingezonden Mededeelingen wordt
het dubbele van het tarief berekend.
TELEFOONTJES van ten hoogste 30 woorden, waarin be-
betrekkingen worden aangeboden of gevraagd, huur en
verhuur, koop en verkoop: 0.50
DIT NUMMER BESTAAT UIT VIER
BLADEN.
V Twee Ministers over 1936
Minister Gelissen heeft in een onder
houd met een journalist (zie pag. 2 van dit
blad) gewezen op eenige moedgevende tee
kenen van opleving. Hij heeft gewezen op
feiten, die ons met meer vertrouwen
het nieuwe jaar doen ingaan, en op voor
nemens, die eenige hoop wekken op
oeconomische herleving in de naaste toe
komst.
Minister Colijn heeft een radiorede ge-
gehouden, waarin.... niet het geringste
perspectief van oeconomische verbetering
wordt geopend. Inderdaad: niet het ge
ringste zelfs!
Dit is een opvallende tegenstelling. Uit
deze tegenstelling kan ieder zijn conclu
sie trekken echter niet de conclusie,
dat minister Colijn het niet eens zou zijn
met zijn ambtgenoot van Economische
Zaken! Minister Colijn schijnt te behoo-
ren tot de staatslieden, die zich niet ge
rechtigd achten, een verwachting te wek
ken, als de vervulling van die verwachting
niet al reeds aanwezig is! Hij staat recht
tegenover de utopisten, de bouwers aan
luchtkasteelen, recht tegenover degenen,
die voorspiegelen als werkelijke mogelijk
heid, wat slechts hun persoonlijke phanta-
sie is. Tusschen deze laatste soort lieden
en laten we zeggen: het type-Colijn ligt
nog een heeie schakeering. Minister Ge-
lissen meent oi. zeer terecht en zeer
gelukkig aan het Nederlandsche volk
n i e t te mogen onthouden de reëele, de
werkelijke mogelijkheid van oeconomische
opleving, die hij voor zich ziet.
Minister Colijn opende in zijn radio
rede niet het minste perspectief van oeco
nomische verbetering. Maar hij opende
toch wel een perspectief, waarin de voor
waarde ligt voor een betere toekomst voor
het Nederlandsche volk. Een perspectief
n.l. van een meer eendrachtig, een cordiaal,
hartelijk samenwerken.
Wij gebruiken hier een versleten uit
drukking, maar een betere vinden wij mo
menteel niet: Uit het hart gegre
pen was ons wat dr. Colijn in dit ver
band opmerkten.
Eenerzijds: de waarde van het bestaan
van politieke partijen, de noodzakelijkheid
ervan.
Anderzijds: de eisch aan die politieke
partijen om te streven naar een zoo groot
mogelijke eendracht; de veroordeeling van
den, helaas, in ons volk levenden geest,
om verschillen toe te spitsen, op te bla
zen.
Wij zetten op ons program voor 1936:
te werken en te streven in dézen geest, in
déze richting een zoo groot mogelijke
eendracht en samenwerking behoort er
te bestaan tusschen de verschillende poli
tieke partijen en dezer handelen te beheer-
schen!
Het bombardement van
het Zweedsche Roode Kruis
EERSTE BERICHTEN BLEKEN
OVERDREVEN.
Slechts twee gewonden.
STOCKHOLM, 2 Jan. (A. N. P.) Don
derdagmiddag is van den Zweedschen
consul te Addis Abeba het volgende tele
gram ontvangen op het departement van
buitenlandsche zaken:
„De laatste officieele berichten bevesti
gen, dat het Zweedsche Roode Kruis kamp
dat volgens de conventie was gekenmerkt,
op 30 December is gebombardeerd. De
ziekententen werden met machinegeweren
beschoten. Dr. Hylander werd in zijn rech
terzijde gewond, een andere Zweed be
kwam een kaakkwetsuur. De overige lands
lieden zijn ongedeerd".
Italiaansch verweer, doch
geen excuus.
ROME, 2 Jan. (A. N. P.) De Messagero
schrijft naar aanleiding van de onjuiste
EEN RADIO-REDE VAN
MINISTER COLIJN.
De minister-president dr. H. Colijn, heeft
gisteravond voor de N.C.R.V. via Hilver
sum een Nieuwjaarsrede uitgesproken,
(die klaarblijkelijk te voeren op een gra-
mophoon-plaat was opgenomen).
Het jaar, dat achter ons ligt, is er een
geweest van veel moeite en van veel
zorgen.
De buitenlandsche staatkunde.
Op het terrein van de buitenlandsche
staatkunde hebben zich in 1935 allerlei
verschijnselen voorgedaan, die van groo-
ten invloed kunnen zijn op de ontwikke
ling van de verhoudingen tusschen de vol
keren der wereld, zoowel in Europa als
daarbuiten.
Vervulde, na den grooten oorlog, de hoop
het hart, dat de wereld een tijd van onge-
stoorden vrede zou tegemoet gaan, dat het
Recht voortaan de plaats van de Macht
zou innemen, dat de natiën htm wil om af
te zien van geweldpleging, zouden toonen
door geleidelijk over te gaan tot ver
mindering der bewapeningen, die
hoop is niet in vervulling gegaan.
De tot dat doel saamgeroepen ontwape
ningsconferentie heeft gefaald en, in tegen
stelling met hetgeen men beoogd had, viel
juist het omgekeerde waar te nemen. In
véle landen ging men er toe over de be
wapening sterk uit te breiden en met die
uitbreiding nam ook het wantrou
wen wederkeering toe.
De ontwikkeling van deze toestanden kan
niet zonder zorg worden gadegeslagen. Ook
door ons niet. Want, hoewel onze
verhouding tot andere Mogendheden alles
zins vriendschappelijk is, hoewel we vurig
begeeren met ieder in vrede te leven, nie
mand kan voorzien, wat ook voor ons de
gevolgen zullen zijn, indien de spanningen
van het heden eens zouden eindigen in
een nieuwe algemeene verstoring van den
vrede. Dit kan men intusschen wèl zeg
gen, dat de kansen om buiten 'n groot Euro-
peesch conflict te blijven thans heel wat
geringer schijnen dan in 1914 het geval
was.
Die zorg nu van het oude jaar dragen
we het nieuwe jaar mee binnen. En al zou
het glad verkeerd zijn zich daarvoor te
laten meeslepen in een zenuwachtige, on
evenwichtige spanning, even onjuist zou
het zijn, op deze verschijnselen heel geen
acht te slaan en te doen alsof de politieke
hemel ten eenenmaal onbewolkt was.
Waakzaamheid is dus een eisch van den
dag. Maar nog iets meer is noodig om niet
slachtoffer te worden van angstige onze
kerheid. We moeten óók op d i t terrein
weer meer leeren te leven uit de weten
schap, die den Psalmdichter bezielde, toen
hij zong: „Geen ding geschiedt er ooit ge
wisser, dan 't hoog bevel van 's Heeren
mond!" Dat geldt van hetgeen met ons
gebeurt, maar het geldt evenzeer van
hetgeen waarvoor we bewaard blij
ven.
De binnenlandsche zorgen.
Ook de binnenlandsche zorgen
van het jaar '35 trekken met ons mee het
nieuwe jaar binnen. Economisch en finan
cieel blijft de toestand hoogst zorgelijk. Er
is nauwelijks één tak van volkswelvaart te
noemen, die niet worstelt om het bestaan.
De uitvoer van onze bodemproducten
levert per jaar ruim 400 millioen gulden
minder op dan enkele jaren geleden. De
uitvoerwaarde van industrieele producten
daalde zelfs met meer dan 500 millioen per
jaar. Deze beide takken van volkswelvaart
moeten krachtig worden gesteund om niet
ten onder te gaan.
De bodemproductie ontvangt
berichten, welke in zekere buitenlandsche
bladen zijn gepubliceerd omtrent slacht
offers van een bombardement op Dolo
door Italiaansche vliegtuigen, dat het ge
makkelijk is te voorspellen, dat de vijan
den van Italië zullen trachten te Genève
en elders nieuwe'demonstraties te orga-
niseeren om aan te toonen, dat Italië de
internationale conventie niet in acht neemt
en de verontwaardiging zullen probeeren
te verwekken van allen, die nog niet goed
ingelicht zijn over het gebruik van dum-
dum-kogels en de afschuwelijke daden van
barbarismê van de zijde der Abessijnen.
Het blad voegt hieraan toe, dat Italië zich
niet te veel zorgen moet maken voor het
nieuwe offensief en dat men vertrouwen
moet hebben, vooral in de waarheid en in
de goede zaak.
een ruggesteun van meer dan 200 millioen
gulden per jaar; de industrie, in den
vorm van contingenteering, een
hulp, die niet zoo precies te berekenen is,
maar waarschijnlijk ligt tusschen 100 en
150 millioen per jaar.
Onze groote scheepvaart kan,
zonder steun, de oceaan niet meer blijven
bevaren. Voor de binnenscheep
vaart is niet meer dan 1/3 gedeelte van
het vroegere vervoer overgebleven.
De winsten uit Indische ondernemingen,
die voorheen de koopkracht hier te lande
zoo sterk hielpen verhoogen, zijn met on
geveer 400 millioen gulden per jaar terug-
geloopen.
Ik noemde lang niet alles. Ik bepaalde
mij tot enkele der voornaamste punten. Het
is genoeg om te doen gevoelen hoe sterk
het totale volksinkomen gedaald is. En
tevens genoeg om te doen begrijpen, hoe
zeer ook de inkomsten der overheid
door de dalende opbrengst van de belas
tingen den terugslag daarvan moeten
ondervinden.
Zou het alleen al door die daling
dier inkomsten moeilijk zijn geweest om
uitgaven en inkomsten met elkaar in even
wicht te brengen, m.a.w. om een slui
tende begrooting te krijgen,
dubbel moeilijk werd dit, nu, door de
zelfde oorzaken, die het volksinkomen de
den dalen, ook de uitgaven der pu
blieke lichamen gingen s t ij gen.
Ruim 80 millioen wordt door de Over-
•heidsklassen aan armenzorg uitgegeven en
ongeveer 140 millioen aan steun, werkver
schaffing en subsidie aan werkloozenkas-
sen. Saam dus 220 millioen.
Ook hier noem ik niet alles, wat te ver
melden zou zijn. Alleen het voornaamste
stipte ik aan, maar dit is reeds meer dan
voldoende om te doen zien voor welke ge
weldige moeilijkheden de Rijksregeering en
de lagere Overheden gesteld worden om te
voldoen aan den allesbeheerschenden eisch
van een behoorlijk financieel beheer en om
de economische volkskracht voor algeheele
inzinking te behoeden.
Als men alleen acht slaat op de overwel
digende moeilijkheden, waarvoor Regee
ring en Volk staan, dan zou de wanhoop
soms het hart kunnen binnensluipen.
Gelukkig is hij dan, die met den
Psalmist getuigen kan, dat het geloof in
Godis hulp en gunst, de hoop en den moed
levendig houden.
Maar ook de mensch zelf staat niet ge
heel machteloos tegenover de slagen, die
ons troffen.
Onze vaderen plachten het werken
aan het bidden te paren. Van Crom-
w e 11 is het woord: „Bidt God, maar houdt
tegelijk Uw kruit droog".
Ons venstand en onze arbeidskracht zijn
ons geschonken om ze tot het uiterste te
benutten. Eerst als we dat doen, mogen
we hopen op verhooring van het gebed.
Ziet men dit nu in het kader van een ge
heel volk, dan wil dit allereerst zeggen,
dat de verdeeldheid die er is, zoo min mo
gelijk naar voren mag komen. Omdat een
volk zijn volle kracht, die het thans
meer dan ooit noodig heeft, niet k a n be
nutten als het door tweedracht verscheurd
wordt.
Nu is juist op dit punt de toestand in
Nederland niet verheugend.
Ik doe niet mee met hen die van oor
deel zijn, dat er geen politieke partijen be
hoorden te bestaan. Die partijen toch zijn
het zichtbaar bewijs van een geestelijke
adeldom, die gekenmerkt wordt door het
bestaan, het dulden, het vrij getuigen van
meenings verschillen in de wereld van het
denken.
Maar wel sta ik in het voorste lid der
genen, die manend roepen, dat thans, on
der druk van grooten gemeenschappelij ken
nood, die verschillen niet toegespitst mogen
worden, dat men ze tijdelijk wat naar den
achtergrond moet brengen, om de grootste
vrucht te kunnen oogsten van het gemeen
schappelijk uit te voeren reddingswerk.
Dat is ook noodig met het oog op de
steeds sterker wordende tegenwerkende
krachten.
Er zijn tienduizenden teleurgestelden in
ons land; er zijn duizenden verbitterden en
ontelbaar velen, wier eigen oordeel wei
nig diep gefundeerd is.
Vele van dezen zijn vatbaarder dan voor
heen voor de aanvaarding van elke leuze,
hoe hol en onwezenlijk ook. Ze laten zich
gemakkelijk achter eiken wagen spannen,
zonder zich ook maar even ernstig af te
vragen werwaarts de voerman hen voeren
zal.
De in ons volk toch al zoo sterk werken
de splijtzwam dreigt steeds verder om zich
heen te grijpen en de laatste resten van
HET UURWERK DER NIEUWE
ST. PETRUSKERK TE LEIDEN.
Photo Slegtenhorst.
Een der wijzers van het uurwerk aan de
toren der St. Petruskerk wordt naar zijn
hooge woonplaats gebracht. Een vergelij
king met de arbeiders geeft een idee van
de grootte van de klok.
nationale eenheid en nationale kracht te
verstikken.
In een tijd van zoo aangrijpende
en diep in gr ij pende crisis als we
thans doorleven, en nog wel eenigen tijd
zullen hebben te ondergaan, kan alleen diep
doorvoelde nationale eenheid en daaruit
geboren nationale veerkracht de gevolgen
van het crisisgebeuren temperen.
Ik spreek van temperen. Want wat,
onder Goddelijk bestel, in de wereld om
ons heen plaats grijpt, kan de mensch niet
ongedaan maken. Wat andere landen ons
economisch aandoen, kan het kleine Neder
land niet verhinderen. De algemeene in
zinking, die de wereld teistert, kan
door ons niet worden ontvlucht en nog min
der kunnen wij die inzinking in haar
tegendeel doen verkeeren.
Maar wèl kunnen wij trachten door in
spanning van aller krachten de gevolgen te
temperen. Ik zeg allerminst, dat het Neder
landsche volk zich in dit opzicht onbetuigd
laat. De wijze, waarop het dien zwaren
last van het heden torst, wijst eer op het
tegendeel. De leniging van den nood der
economisch zwakst en wordt, zoover ik kan
nagaan, door geen enkel land overtroffen.
Dat alles kan men toestemmen en toch
staande houden, dat bij grootexe, sterkere
nationale eenheid, rijkere rucht kon wor
den gezien;
Wij kunnen voor nog zwaarder tijden
komen te staan. Ook, ja vooral, in dezen
zin, dat, naarmate de huidige toestand lan
ger aanhoudt, het zenuwgestel op zwaar
der proef wordt gesteld.
Naar den mensch gesproken, overwint
ook in dezen kamp, het volk, dat de sterk
ste zenuwen blijkt te bezitten. Het zijn de
narcotica, die vaak het zenuwgestel onder
mijnen. Voor den nationalen volksgeest
dreigt dat gevaar te komen uit den hoek
van voortgaande versplintering met daar
aan gepaard gaand onvruchtbaar gekibbel,
dat de kracht ondermijnt. Het is de een
dracht, die machtig maakt, het is de twee
dracht, die verzwakt en verstrooit.
Als ik roep om die noodzakelijke een
dracht, dan doel ik niet op d i e eendracht
die er op een kerkhof is,noch ook op de
schijn-eendracht die geforceerd van boven
wordt opgelegd. Maar dan doel ik op een
dracht, die geboren wordt uit vrijen wil
tot cordiale samenwerking van
allen die van goeden wille zijn.
Daaraan heeft Nederland ook in 1936
groote behoefte. Een Nieuwjaarswensch
voor het Nederlandsche volk zou dan ook
niet compleet zijn, wanneer hij geen uit
drukking gaf aan de hoop, dat het nieuw
ingetreden jaar ons wat dichter bij dat
ideaal brengen zal.
Dr. Colijn voegde daaraan tenslotte een
persoonlijke bede tot kracht en voorspoed
voor ieder toe.
VOORNAAMSTE NIEUWS
BUITENLAND.
Het bombardement van de Zweedsche
Roode Kruis ambulance in Abessynië heeft
groote verontwaardiging gewekt. Het aan
tal dooden staat nog niet vast. (2de en
lste blad).
Nieuwjaarsboodschap van Hitier. (2de
blad).
De N.RA. in de V. Staten opgeheven.
(2de blad).
Een Britsch verkeersvliegtuig bij Alexan-
drië verongelukt. Twaalf dooden. (Lucht
vaart 4de blad).
BINNENLAND.
Doodslag te Venlo in den vroegen Nieuw
jaarsmorgen. (Gem. Ber. 3de blad).
Fabrieksbrand te Zaandam en andere
branden. (Gem. Ber. 3de blad).
SPORT EN WEDSTRIJDEN.
De match om het wereldkampioenschap
dammen tusschen Raichenbach en Vos
aangevangen; de Franschman wint de eer
ste partij. (4de blad).
Het Ned. elftal speelt tegen Frankrijk in
dezelfde samenstelling als tegen Ierland.
(lste blad).
Het wereldzwemrecord 400 M. rugslag
van Rie Mastenbroek door Amerikaansche
verbeterd. (4de blad).
JUBILEUM Drs. H. FILIPPO Jzn.
Heden is het 25 jaar geleden, dat Drs. H.
Filiippo Jzn., Hoofdingenieur bij de N.V.
Philips' Gloeilampenfabrieken, bij dit be
drijf in dienst trad.
De heer Filippo, geboren te Leiden op
21 Februari 1880, bezocht alhier de H.B.S.
en studeerde in de inatuurphilosophie aan
de Leidsche Universiteit. Hij was assistent
bij Prof. Scnreinemaker en bij Prof. Ka-
merlingh Onnes, Conservator van het Lab.
van Prof. van Leersum in het Acad. Zie
kenhuis alhier en verder gedurende eenige
jaren Leeraai; aan de Avondschool.
Bij de Philips fabrieken was Drs. Fi
lippo in 1911 aanvankelijk in het Labora
torium werkzaam, daarna in de fabrieken,
waar hij o.m. de apparatuur voor de wa
terstofbereiding construeerde. In de daar
opvolgende jaren kwam zijn bijzondere
kennis van de koud-techniek hem zeer te
stade bij de bereiding van stikstof en ar
gon, noodig voor de gas gevulde lampen.
In de oorlogsjaren ging zijn bijzondere
belangstelling uit naar de radio-telegrafie
en -telefonie en sindsdien wijdt Dts. Fi
lippo zich geheel aan het fabricage-proces
van de radio-lampen.
De jubilaris, die zijn ruime kennis steeds
gaarne ter beschikking stelt om anderen te
helpen, heeft zich dan ook in het geheele
Philips bedrijf vele vrienden weten te ma
ken.
As. Zaterdag zal om half één 's middags
de officieele huldiging van Drs. Filippo in
het Ontspanningsgebouw plaats vinden.
Voor vrienden en kennissen zal bovendien
gelegenheid zijn hem dien dag thuis van
half 4 tot 5 uur geluk te wensohen.