ZATERDAG 21 DECEMBER 1935
DE LEIDSCHE COURANT
VIERDE BLAD - PAG. 16
Elkaar teruggevonden op
Kerstnacht.
door Oom Wim.
Moeder, mag ik naar de nachtmis
gaan?
Neen Toontje!
Toe moeke, ik vond verleden jaar
alles zoo mooi: het stalletje zoo mooi en
het Kindje zoo lief en de kinderstemmen
op het koor zoo mooi als engelenstemmen
uit den hemel. Laat mij toch gaan, moesje;
ik zal voor u bidden, veel en lang en dan
zult u herstellen en zullen we samen weer
gelukkig zijn als vroeger en veel eten heb
ben en alles wat we verlangen kunnen. En
dan zijn we rijk. Ja, zoo zal ik bidden. Mag
ik nu?
Neen, m'n lieve jongen! Blijf bij me!
Ik ben zoo ziek en ik ben bang om jou hier
alleen te laten op de wereld. Blijf hier
vent en bid hier naast me, en.... verder
kon de arme vrouw niet spreken; een
zware hoestbui overviel haar en benauw
de haar dermate dat ze paars zag in het
strakke gezicht. Dikke tranen rolden over
haar uitgeteerde wangen en telkens schok
te krampachtig haar lichaam, als zij dacht
aan wat er zou gebeuren, als Toontje als
wees achter bleef zonder vrienden, zonder
familie, zonder iemand, die zich over haar
zoontje ontfermen zou.
Mag ik heel eventjes dan? Eens even
kijken: ik ben heel gauw terug en dan zal
ik heel veel vertellen en dan zult u ook
blij zijn en dan.
En dan moet je eens luisteren naar
den wind. Hoor hem eens huilen in den
schoorsteen en kijk eens naar buiten, hoe
dicht de sneeuwvlokken zijn, die alles be
dekken en dwarrelen door de lucht! Is dat
nu een weer voor zoo'n jongetje als jij
bent! Het is veel te guur en te koud om er
door te gaan. En dan? Wie moet rnij op
passen, als jij weg bent?
Wie haalt mij een glas water als het noo-
dig is? Wie reikt mü het drankje toe, als
het weer piept en zaagt hier op mijn borst?
Wie doet wat houtblokjes op de kachel,
als ie uit wil gaan? Wie? Neen mijn Toon
tje, blijf bij me. Het Kindje Jezus weet
wel, dat je graag zoudt willen komen,
maar mij niet in den steek mag laten. Hij
weet het wel, mijn jongen, en zal jou niets
kwalijk nemen, als je nu bij mij blijft.
Zou hij mij niets kwalijk nemen?
Maar ik zou het Kerstkindje zoo graag eens
spréken; ik wou....
Plotseling hield Toontje zijn alleenspraak
op: moeder was ingeslapen en nu mocht
hij niet meer spreken en nog minder moe
der wakker maken. Die rust zou moedertje
goed doen. Voorzichtig op kousen en voe
ten staat-ie op, gaat naar het raam en
blikt naar buiten En daar ziet hij ouden
en jongen; mannen en vrouwen; armen en
rijken, allen zich voortspoeden om in de
kerk te komen.
En hij nu? Arme jongen! Hij moest thuis
blijven en hij mocht niet zijn Vriendje, het
Kindje Jezus spreken over zijn zorgen en
zijn verdriet en zijn verlangen en over zijn
imoeder en haar ziekte en over hun ar
moede en hun nood.
Hij mocht niets. Hij moest thuis blijven,
maarwat sliep moedertje vast? Ze
piept niet meer zoo op de borst en ze slaapt
veel rustiger ook. Waarom dan niet heel
eventjes gaan kijken en hooren naar de
engeltjes, die zoo mooi zingen en dan.,.,
gauw weer terug, vóór ze wakker is, moet
alles gebeurd zijn. De daad voegt hij bij
het woord: er is niet veel tijd te verlie
zen; maar voorzichtig jongen! voorzich
tig! Zoo gaat het best: de pantoffeltjes in
de hand; de pet goed op het hoofd; het
dunne jasje goed dichtgeknoopt, de koude
handjes warm weggestopt in de diepe
zakken, zoo gaat ie heen. De deur heeft ie
zacht in het slot laten vallen. Dat geeft
niet. Hij komt zonder sleutel binnen. Hij
v/eet, hoe dat gaat. Hij alleen weet dat!
Hij is voorzichtig!
Hij loopt met vlugge stap verder, komt
in de kerk; wringt zich tusschen de groote
menschen door en werpt zich voor het
kribje op de knietjes en vergeet alles,
rondom zich. Hij ziet naar het Kindje,
luistert naar den Engelenzang en tevre
den en blij en met schitterend oog en met
klopend hart en met een blik, waarin een
afspiegeling ligt van *t eeuwige geluk dat
hem wacht hier boven, blijft hij bij het
Kindje en bidt:
O, Kindje Jezus, geef mijn moedertje
haar gezondheid weer; en geef ons beidjes
brood in overvloed; dan zijn wij ook ge
lukkig en dan komen we het volgend jaar
met ons tweetjes hier bjj u. Dan zal moe
dertje eens hooren hoe de engeltjes juichen
en zingen en zien, hoe mooi het hier is en
toen?daar valt zijn hoofdje voorover
tegen de kribbe, waarin het Jezus-Kindje
rust en.... daar vliegt het reine zieltje
van Toontje naar boven, gedragen door de
hemelsche gezangen, die vullen in dien
nacht de aaide en den hemel beidt.
En middelerwijl de Engel des lichts
Toontjes ziel bracht tot voor den troon
van zijn hemelschen Vriend Jezuke, zien
we daar zijn moeder nog één keer een blik
om haar heen slaan en zoeken haar kleine
lieveling enhaar blik verduistert, haar
adem schokt en schudt het afgetobde
moede lichaam en met den naam van Jezus
op de lippen, wordt ook haar ziel van deze
aarde weggenomen en gebracht in het rijk
van eeuwige vrede en eeuwig geluk, waar
Toontje haar met open armen verbeiden
zal.
„Want toen van deez' aarde de moeder
ontvlood,
„Toen lag ook haar kind voor
't kribbeke dood,
„En bleven zoo eeuwig vereenigd".
KERSTMIS.
De klokken beieren door de stilte van
de nacht en klinken ver in 't rond. Nu zijn
er nog geen gillende claxons of pingelen
de trams die de rust verstoren, 't is alles
nog vredig, zooals de Kerstnacht vredig is.
De maan schijnt helder en blikt op de
aarde neer, millioenen sterren schitteren
aan 't firmament.
Hier en daar worden de lampen aange
stoken, de menschen ontwaken. Verschil
lende deuren worden geopend, men spoedt
zich ter kerke, naar de Nachtmis.
Hoe zou men dit groote feest vieren, zon
der naar de Nachtmis te zijn geweest? Is
't niet heerlijk, deze nacht, nu 't Kerstkind
je opnieuw op de aarde komt en ons met
Zijn milde gave bezoekt? Juichen wij niet
met de engelen mee, het mooie lied van
deze Nacht, het schoone Gloria?
Hoeveel indruk maakt het nu op ons en
in onzen geest zien we dat heerlijke tooneel
zooals het eens geschied is. Een heldere
nacht, arme herders, zingende engelen,
een arme stal, Maria en Jozef, en 't Kerst
kindje, zoolang reeds verwacht en toch zoo
arm ontvangen. Dan zuchten we, en den
ken, o, als wij daar eens bij geweest waren.
Maar ontvangen wij Hem soms niet ar
moediger? zoodat Maria zelfs geen windsels
vindt, om Haar Kindje tegen het prikken
de stroo te beschermen? Blaast de wind
van onze hartstochten niet onmeedoogen-
loos tegen 't lieve Kindje? En vindt het
zelfs geen offertje waar 't zich een beetje
aan warmen kan?
Maar deze nacht willen wij 't zooveel
mogelijk goed maken, dan vragen wij aan
Maria: Lieve Moeder Maria, maakt van
mijn hart een stalletje, van mijn ziel een
kribbetje en laat Uw kleine Jezus-Kindje
daar in wonen.
Dan glimlacht Maria en geeft ons haar
grootste Schat.
Laten wij Hem dan waardig ontvangen
en niet meer teruggeven. Dan zal Hij Zijn
vrede schenken, die ons grootste bezit op
aarde is. Wat zouden wij zonder deze
vrede beginnen? Dan danken wjj Hemen
voelen ons zoo gelukkig, zoodat wij het
jammer vinden dat de Nachtmis nu reeds
geëindigd is.
De menschen stroomen het kerkgebouw
uit. 't Heeft gesneeuwd, een witte vacht
bedekt de aarde en helpt onze schoone
stemming verhoogen. Wij spoeden ons naar
huis en wenschen elkaar deze heerlijke
wensch: „Zalig Kerstmis" en zingen bij
ons stalletje oude Kerstliedjes.
Maar er zijn nog zoovelen die het Hei
lige Kerstfeest niet kennen. Want als wij
's avonds in de schemer een wandeling
gaan maken in de sneeuw en we loopen
voorbij een mooie villa, waar een kerst
boom tot 't plafond reikt en de radio mo
derne jazzmuziek jengelt, dan voelen wij,
hoe oneindig veel rijker wij zyn met ons
kleine stalletje en onze eeuwenoude lied
jes, omdat wij Zijn vrede bezitten, die
niemand ons ontnemen kan.
HET BLIJDE KERSTFEEST
door Sjaan Bontje.
Het was Kerstmis en vinnig koud. De
kachel brandde lekker in het groote huis
van de familie v. d. Voort. Het gezin telde
drie meisjes en drie jongens, waarvan An
nie de oudste veertien jaar was. Dan volg
de Wim, Joop, Riet, Corrie en de jongste
benjamin Hennie.
Het was een druk huishouden en Meneer
en Mevrouw hadden er heel wat mee te
stellen.
De kerstboom stond in volle pracht in de
mooie kamer; ze zaten er allemaal rond
om en keken met glunderende gezichten
naar de rijk versierde boom. Vooral de
pakjes die er met lintjes aan vast hingen
vestigde hun aandacht.
Vader zou beginnen en zei dat er een
knecht moest zijn; want het Kindje Jezus
kwam zelf toch niet. Er moest om geloot
worden en het lot viel op Wim. Hij kreeg
een hoed op met een veer en een sjerp om.
„Nu knechtje, begin maar eens", zei va
der. Wim stapte kordaat naar den boom en
pakte er een pakje af. „Voor Moeder", en
hij reikte het haar over. En wat kwam er
te voorschijn? een missaal. Moeder lachte
van. plezier. „Voor vader", klonk het.
Nieuwsgierig bekeek vader het pakje en
maakte het toen open eneen vulpen
en een zakmes. Wat was Paatje in z'n
schik! Nu was Hennie aan de beurt. Hij
zat al te peuteren aan het touwtje, maar
het nieuwe zakmes moest er bij te pas
komen. Kraaiend hield hij het houten
paardje in de hoogte, zoo dat hooren en
zien er bij verging.
Maar de plundering van de kerstboom
werd voortgezet. Nu reikte de knecht aan
Riet een pakje over, een prachtig kleur
en teekenboek kwam er uit; ze bedankte
den knecht en zat al gauw verdiept in het
boek.
Maar nu sprgk Ma: „zullen we eens even
pauseeren, ik krijg al een droge keel". Het
knechtje ging op zijn plaats zitten en ma
schonk voor ieder een kop chocolademelk
in. Een luid hoera klonk, toen vader een
kersttaart te voorschijn haalde. Er werd
gebabbeld, gegeten en gedronken dat het
een lust was.
Na een kwartier zette Wim z'n hoed
weer op en zei heel parmantig: „Dames
en heeren, we zullen weer voortgaan met
onze plundering van de kerstboom. Ik, als
knecht van het Goddelijk Kindje, zal de
pakjes weer uitdeelen, alstublieft Joop
voor jou". Jopie, overgelukkig met zijn
hartewensch een mecanodoos. „Hier een
pakje voor ons kleine huismoedertje", zei
Wim plechtig. Annie, die zich een beetje
beleedigd voelde, lachte en kon niet uit
geroepen komen over de schitterende kap-
doos. „Corrie" werd er geroepen en Corrie,
die al heel pittig naaien leerde, werd ver
blijd met een heel lief naaidoosje; er zat
van alles in, schaartje, vingerhoed, naal
den, spelden, centimeter, garen, van alles.
Nu zette Wim zijn hoed af, pakte het
laatste pakje van de kerstboom en ging
aan tafel zitten. „Zie zoo ik heb mijn werk
gedaan", zei hij. En nu waren alle oogen
gericht op Wim, want ze vonden het pakje
verdacht klein. „Voorzichtig", zei vader;
stralend van vreugde hield Wim een schit
terend gouden horloge met ketting in de
hoogte. „Dank u, dank u, lief Kerstkindje"
riep hij. Met opgewonden wangen wilde
hij het al aan zijn pak doen, maar pa zei,
dat hij maar moest wachten tot morgen.
Wim begon een mooi Kerstliedje te zin
gen en allen stemden mee in. Vader en
Moeder hadden echt schik in hun zestal.
Een half uurtje later lag de heele familie
v. d. Voort in diepe rust, droomend van de
heerlijke gezellige Kerstavond.
KERSTFEEST,
door Cato Vaneman.
Een meisje liep langs de straat. Het
sneeuwde al den geheelen dag. Haar kleer
tjes waren wit geworden. Zij wilde mor
gen toch ook Kerstfeest vieren Nu moest
zij de straat wel op, want ze was een arm
meisje. Daar kwam zij een heer tegen. Zij
zei: „Dag meheer! Ik wensch u een zalig
Kerstfeest." Hij bromde wat en liep door.
Even verder kwam zij een Juffrouw le
gen. Ze zeide weer „Juffrouw ik wensch
u een Zalig Kerstfeest!" De juffrouw glim
lachte even en zei toen: „Waarom loop je
zoo in de sneeuw?" Toen zei het meisje:
„Wij zijn zoo arm en wilier morgen ook
zoo graag Kerstfeest vieren!" De juffrouw
nam ze mee de straat in. Daar zagen zij
een winkel met een mooie Kerstboom voor
de ramen. De juffrouw vroeg aan het
meisje of ze hem mooi vond. „O prachtig"
zei ze. Als wij eens zoo'n Kerstboom had
den! Wat zouden we dan een Kerstfeestc
vieren! Nu zei de juffrouw, ga nu maar
gauw naar huis, dan zal ik wel zorgen,
dat hij thuis komt. Het meisje bedankte
de juffrouw hartelijk. Den volgenden mor
gen gingen Vader, Moeder en het meisje
en nog twee broertje naar de Nachtmis.
Toen ze thuiskwamen, had de juffrouw de
kerstboom klaar gezet en heerlijke brood
jes meegebracht. Vader en moeder wisten
niet wat ze zagen. Het meisje vertelde al
gauw, wat er den vorigen dag gebeurd
was, van de heer die bromde, en van de
juffrouw, die zoo vrendelijk was. Nu kon
den ze ook vr ooi ijk Kerstfeest vieren.
KERSTMIS
door Sjaante v. d. Meer.
't Was daags voor Kerstmis. Twee kin
deren een jongen en een klein meisje lie
pen op straat en bewonderden de prach
tige étalages. Ze zagen er bleek en armoe
dig uit. Het meisje liep stijf tegen haar
broertje aan, die een viool droeg. Ze spra
ken over rijke kinderen, die in die mooie
huizen woonden. Nu was het morgen,
Kerstmis; morgen, de dag, waarop Jesus
geboren was. Maar voor hen was dat,
zooals andere dagen. Ze moesten soms met
een hongerige maag gaan slapen, en dan
de andere morgen moesten ze weer met
de viool weg. Wat waren ze blij, als ze
van een medelijdend mensch een aalmoes
kregen, of een fijn belegd boterhamme
tje. Zoo liepen ze een eindje druk pratend.
Daar kwam een dame op de kinderen toe,
ze had een klein meisje aan haar hand.
Ze vroeg aan Frans of hij een deuntje
wilde spelen op de viool en Fientje zin
gen wou. Toen het klaar was, nam de da
me Frans en Fientje mee in dat groote
huis. Wat was het daar prachtig en zoo
lekker warm! Ze kregen een kop warme
chocolademelk. Toen vroeg de vriendelijke
dame, waar ze woonden. De kinderen ver
telden alles, en ook dat hun vader pas ge
storven was.
De dame kreeg groot medelijden met
de kinderen en de moeder. Toen bedank
ten ze de dame en gingen naar hun ar
moedig huisje.
Ze vertelden alles aan moeder. Dezelf
de avond kwam de dame zelfs bij hen; ze
droeg een groot pak. Ze had toch zoo'n
medelijden met die menschen. Toen praat
te de dame nog wat met moeder. En toen
ze weg wilde gaan, vroeg ze of moeder en
de kinderen daar de Kerstmis wilden door
brengen. Moeder beloofde het natuurlijk.
De andere dag stapte moeder en Frans en
Fientje naar de dame, die hen al op zat
te wachten. Wat hadden ze een pleizier!
's Middags mocht ieder een pakje van de
kerstboom halen. Toen gingen ze eten en
met een blij hart naar huis en praatten
nog lang over dien dag. De kinderen
hoefden niet meer met de viool de straat
op, daar zorgde de dame wel voor.
O, SCHOONE STERRE.
door Anny van Diest.
Vriendlijke sterre, die straalt in het
duister,
Zoo blij glanst uw licht door den
donkeren nacht!
Met uw reine en goud-geel geflonker
Zjjt ge een wonder van schoonheid en
pracht.
Als ik uw hel'dere glans mag ontwaren,
Is weer mijn ziel verheugt en vol licht!
'k Vouw dan eerbiedig mijn handen
te zamen:
En denk aan 't Kind, dat in 't kribje
daar ligt.
't Kindeke, kwam tot ons neder te dalen.
Hierop op de wereld vol droefheid en
pijn.
Verblijdde met stralende kijkers
rondomme,
Alles beneên in goudenen schijn.
Als ik dan kijk naar Zijn oogjes, die
lachen,
Die branden van liefde, onmetelijk groot;
Dan wijkt mijn droefheid; voel vreugde
herleven
Breng eere aan God, Die ons redt uit
den dood.
O, sterre, die glanst en die praalt aan
de transen,
Moge ik U vaker ontwaren in duisteren
nacht!
Ik peins dan en denk aan Gods Zoon,
hier op aarde,
Die ons verloste en vrede weer bracht.
KERSTGEDACHTEN
door Diederik.
Kerstmis, Kerstmis, feest van vrede,
Dat op aarde wordt herdacht;
Voert gedachten naar 't verleden
Naar een stal in donk'ren nacht.
In die stal, op stroo, in kribbe,
Lag in doeken Kindje klein;
Godes Zoon, op aard gekomen
Voor ons, Hij, onschuldig rein.
Herders kwamen; zagen 't wonder
Dat in 't stalke was geschied;
En de groote Eng'lenkoren
Zongen in dien nacht hun lied.
Godes Zoon, het Kindje Jezus,
Door de menschheid lang verwacht;
Kwam op aarde voor de menschen.
Vaders wil werd toen volbracht!
Daarom klinken klokkengalmen,
Daarom bidden wij Hem aan;
Voor het goede ons geschonken,
Even daarbij stilgestaan.
Jezus Christus, Vredeskoning,
Mint den mensch van goeden wil;
Hij wil allen vrede geven,
Bidden wijdevoot en stil.
LOOFT DEN HEER
door Willem van Tol.
Looft den Heer, want goedertieren
Machtig is Hij, groot van naam!
Looft Hem, eng'len, menschen, dieren
Alle scheps'len looft Hem saam!
Wolken, die zoo hoog moogt zweven,
Bergen stroomen, wijde zee;
Alles dat op d'aard' mag leven
Looft uw Heer en Schepper mee!
Looft den Heer in al z'n werken
In z'n grootheid en z'n kracht.
Looft d' Oneindige, den Sterke
Looft z'n wijsheid en z'n kracht!
KERSTNACHT
door Cor van Diest.
Daar verscheen aan de oosterkimme een
een wonderbaar licht
Klonk eensklaps zoo blijde, der Eng'len
bericht:
De Schepper en Heer van 't grootsche
Heelal
Ligt als Kindeke terneer in 'n
schaamle stal.
Herders gingen opwaarts toen, met
haastigen spoed
Brachten 't Wichtje verheugd hun
welkomstgroet.
Hielden gansch den langen nacht
Bij 't kribbeke de wacht.
Gewenkt, geleid door Gods' genadester
Kwamen de Koningen dra, van al zoo
ver;
't Was hun zoon wonderlijk blij te moe
Repten vreugdevol zich naar hun
Jezus toe.
Door Zijn liefde, zijn komst zoo lang
verwacht,
Heeft Jezus in deez' wondervollen nacht
Voor ons ontsloten de hemelpoort
En roept ons nu tot zich met Zijn
hartewoord!
Komt knielen we nu neder van Zijn voet
En loven Hem, met blij gemoed:
Voegen zangen bij der Eng'lenkoren
Gegroet o Kindeke, in deez' nacht
geboren.
WIE ZIJN JARIG?
Van 20 tot en met 27 Dec.
20 Dec. Tiny Lagerberg, Alexanderstr. 33.
21 Dec. Gerard Vreeswijk, Stomp wij ksche-
weg C 92, Zoeterwoude.
21 Dec. Louisje Maat, Hoogewoerd 59.
22 Dec. Hendrik v. d. Klauw, Wald. Pyr-
montstr. 27.
22 Dec. Cor Hop, Rijndijkstr. 71.
22 Dec. Marietje Vreeswijk, Zoeterwoude,
Stomp wij ksche weg C 92.
22 Dec. Corrie v. Dijk, Julianastr. 100 Lisse
23 Dec. Leen van Went, Binnenlaan 6.
23 Dec. Tonie Molenkamp, Rijnzichtweg
161, Oegstgeest.
23 Dec. Ina Bontje, Langeraar.
24 Dec. Hendrik Herreur, Langebrug 39.
24 Dec. Nellie v. Leeuwen, Hoogmade B 258
24 Dec. Corrie Adema, O. Wetering A 32.
25 Dec. Annie v. d. Loo, Haarl.weg 32.
25 Dec. Jan Bokern, P.Kerkgracht 1.
25 Dec. Flora v. d. Voorn, Hoogmade 302.
25 Dec. Sisca Langver, Hoogemorschweg
14, Oegstgeest.
25 Dec. Jan Bakker, R'Veen B 347.
25 Dec. Koos Verhaar, Oud-Ade E 34.
26 Dec. Stientje Jansen, Groenendijk Ha-
zerswoude 204.
26 Dec. Corrie v. d. Vooren, H. Rijnd. 106.
27 Dec. Coen Nieuwensteeg, M.mansst. 15.
27 Dec. Jopie Bontje, R'Veen Z.E. B 401.
27 Dec. Piet v. d. Geest, Zijldijk 32, Lei
derdorp.
27 Dec. Jan Jeuster, Tulpenstr. 4.
27 Dec. Sjaantje Hoogenboom, Hoogmade.
27 Dec. Ali Hartveld, Langeraar.
28 Dec. Pietje v. d. Ham, Rijksstr.weg 191
Wassenaar.
Ik feliciteer de jarigen.
Wie zijn of haar naam in deze lijsten wil
opgenomen zien, schrijve me minstens 14
dagen voor den verjaardag. Wie van de
ouderen afgevoerd wil worden, schrijve me
ook.
Voor de „Correspondentie" en het ver
volgverhaal van Oom Kees was tengevolge
der vele bijdragen voor het speciale feest
van Kerstmis in dit Kerstnummer geen
plaats. De volgende week gaan we hier
mee door, alsmede met de Kerstbijdragen
die nog over zijn, tenminste voor zoover
ze geschikt zijn.
Ik wensch U en Uwe Ouders een „Zalig
Kerstfeest" en alle schoolgaande neefjes
en nichtjes „een prettige vacantie"!
Oom Wim.