STADS NIEUWS VRIJDAG 20 DECEMBER 1935 DE LEIDSCHE COURANT DERDE BUD - PAG. 10 VEREENT GING TOT BEVORDERING DER BOUWKUNST. In de groote zaal van het Nutsgebouw vergaderde gisteravond om acht uur de Ver. tot bevordering der Bouwkunst onder voorzitterschap v. d. heer C. Ponsen. Deze opende de vergadering met een woord van welkom, in 't bijzonder tot den hr. Herman Martin, oud-directeur van het Friesch Mu seum te Den Haag. Spr. dankte de heeren Martin en Schrijvers, die 'n tentoonstelling hadden ingericht. De eerste van foto's van verschillende beroemde schilders als Breit- ner e.a., alsmede eenige reproducties van werken van H. M. de Koningin, de tweede van etsen en aquarellen van eigen hand. Spr. deed vervolgens uitkomen, dat het de taak der vereeniging was zich te ver diepen in de kunst van verleden eeuwen om de huidige architectuur beter te kunnen beoordeelen en een weg te vinden in den doolhof der hedendaagsche kunstuitingen. Een uiting van den geest van een be paalden architect kan zijn de uiting van een verworden geest. De stijl, ook de bouw stijl moet een algemeene uiting zijn van de ziel van een volk. Daaraan moeten wij meewerken, dat is de bedoeling van bouw kunst. De notulen van den secretaris, den heer Fred. Wempe, werden met dank onveran derd goed gekeurd. Hierna was het woord aan den heer Her man Martin, die zou spreken over: „De kunstwonderen van het oude Egypte". De oudste voortbrenselen der kunst vindt men. aldus spr., in het land van den Nijl en den Tigris, al zijn de kunstvoorwerpen van Egypte ouder dan die van Mesopota mia Eerst in de 20ste eeuw hebben men- schen als Champollion, Lessing en anderen deze schatten voor ons bloot gesteld. Daar om hebben deze kunstvoortbrengselen on ze huiveringwekkenden eerbied, omdat zij het stempel dragen der eeuwigheid in gees telijken zin. Dat stempel is het stempel van hooge kunst. De Egyptische kunstwerken spruiten voort uit het geloof der Egypte- naren, het geloof in het eeuwig leven. Hun momenten werden gebouwd met de be doeling om de eeuwen te trotseeren. Dat voelt men. En bovendien handhaafde deze kunst een onveranderlijke vorm. Dat is bijna wonderlijk. Een der belangrijkste zaken is het geloof der Egyptenaren met als voornaam ste begrip, dat de ziel van den mensch zou blijven voortbestaan, indienook het lichaam bewaard bleef. Vandaar de mum- mificaties. Dit geloof heeft ons de kennis dezer oude cultuur doen bewaren, wat spr. nader uiteenzet. Uit de graven weten wij wat de Egyptenaren in het dagelijksch le ven gebruikten, hoe hoog hun kunst stond, hoe de goden en godinnen als dieren wer den voorgesteld. Spr. verdeelt de geschie denis van Egypte in vijf perioden vanaf de oudste de Tinitische tot de jongsten, de Saï- tische periode. Op de verschillende uitin gen van wetenschap en kunst ging spr. dieper in. Spr. behandelde voorts de Memphitische periode met de pyramiden en de masta- ba's. Uit verschillende dynastiën liet spr. de pyramiden en mastaba's zien op het doek. De pyramiden van Geza nader be sprekend deed spr. uitkomen de groot heid, de rust en het prachtige aanpassen aan deze verlaten omgeving. Zij geven het gevoel van verlatenheid en eeuwigheid. Hierna zette spr. de beteekenis en inrich ting der pyramiden uiteen, alsmede de be teekenis "der Sphinx, als een uitbeelding van de macht der Pharao's. Vervolgens toonde spr. de schilderingen en de reliefs der mastaba's, de rond-plas- tiek in beelden uit °800 vóór Christus, beel den van een eeuwig levende schoonheid. Spr. toonde nog de rotsgraven in Beni-Has- san in Neder-Egypte, waarvan de wand schilderingen een groote kunstwaarde ver- toonen. Na de pauze behandelde spr. het tijd perk van 1580—1070 vóór Chr., een tijd van grooten bloei door verkeer met omringende rijken, en waarin toch het eigen karakter werd bewaard. Theoe is de hoofdstad en daar is de doodenvallei, waar ook Tu- tankamen gevonden werd. Deze graven liet spr. zien. Spr. vertelde vervolgens van den ketter- koning Amenovis, die 'n zonnestad bouwde en de kunst daar den vrijen loop liet. Merk waardig vooral zijn daar de tempels, die spr. eveneens liet zien en uitvoerig be sprak. Met tal van lichtbeelden behandelde spr. in architectuur en plastiek de strakke, mystieke kunst der Egyptenaren tot de on dergang van Egypte en de Grieksche over- heersching. De heer Ponsen sprak een hartelijk dank woord tot den heer Martin voor deze diepe lessen in Egyptische kunst. Hierop volgde een huishoudelijke verga dering, waarna sluiting. De Directeur van den Geneeskundigen en Gezondheidsdienst brengt ter algemeene kenniss dat 't spreekuur voor de verstrek king van versterkende middelen, in plaats van Donderdag 26 December a.s., zal ge houden worden opVrijdag27 Decem ber d.a.v. van des v.m. 2.3.30 uur. Wegens den aanleg van een centrale ver warming zal het Nederlandsch His torisch Natuurwetenschappe lijk Museum, Steenstraat 7a, alhier, te beginnen met Zondag 22 Dec. 1935, voor- loopig, (waarschijnlijk voor ongeveer 4 we ken) voor publieke bezichtiging gesloten zijn. CHARLEY TOOROP- TENTOONSTELLING. In de Lakenhal. Hedenmiddag is in het Stedelijk Museum de Lakenhal op initiatief van de Leidsche Kunstvereeniging een tentoonstelling ge opend van schilderijen van Charley Toorop. De voorz. der Leidsche Kunstvereeniging mr. J. Slagter, heeft bij de opening daar van de volgende rede gehouden. Al in het vroegste werk van Charley Toorop bleek, dat zij zich niet laat leiden, maar haar eigen weg gaat. Koppig en eigenzinnig heeft zij zich ingezet tegen veel, dat algemeen gangbaar werd geoor deeld. Noch de sterke suggestie van het werk van een begaafden vader, noch het werk van tijdgenooten kon haar daarvan afbrengen. Reeds in haar eerste kinderpor tretten tastte zij naar de diepte. Die por tretten waren technisch zwak, ja onbehol pen; het plastisch vermogen nog onont wikkeld, de kleur troebel. En toch straalde daaruit iets edels, iets van een diepe be wustwording van het mysterie van de menschenziel, dat b.v. volkomen ontbreekt in de portretten van gerenommeerde por tretschilders als Van Wely, Van der Hem, zelfs meestal ook bij Jan Sluyters. Een klein onnoozel kind, dat voor velen een mollige baby is, een lieftalligheid, iets ado rabels, was voor Charley Toorop een won der, gekomen uit onbekende verten, den kende ongeweten dingen en starende in een ons verborgen wereld. Toen Charley Toorop deze dingen had ge maakt, wisten wij, dat zy een schilderes was, die onzen tijd iets zou geven, waar aan wij behoefte hebben. En alles, wat zij te zeggen had, zegde zy rechtuit, op den man af, zonder litteraire verfijningen, zon der eenige poging om haar werk aanne melijk te maken door delicatessen van de kleur, precieuse voordracht en traditionee- le compositie. Als zij een mensch schildert, gaat het om den mensch en om den heelen mensch, niet om zijn kleeren en zijn geld. Haar wezen is niet traditioneel maar revo lutionair in dien zin, dat zij niet voort- werkt aan een traditie van heden, maar aanknoopt by vroegere groote cultuurpe rioden. Dit ontwaart men wellicht het bes te in haar groote composities van men- schengroepen, die zoo heel anders zijn op gesteld als wij gewoon zijn. Als zij de saamhoorigheid van een groep zichtbaar wil maken, offert zy desnoods de logica op en plaatst haar figuren zoo als voor dit doel noodig is, om ons de innerlijke en niet de uiterlijke gebondenheid te laten voe len. In wezen hebben alle groote schil ders in de groote cultuurperioden niet an ders gedaan. Wanneer men nu deze van de gangbare smaak afwijkende composities zou afkeuren, waarom keurt men dan niet hetzelfde af in de schilderijen der Hol- landsche, Vlaamsche, Fransche en Duit- sche primitieven, voor wien immers ook de geestelijke inhoud het een en al was en de rest bijzaak? Het gaat in de schilderkunst niet alleen om de vraag, of lijnen bijzonder mooi zijn getrokken, of de kleuren ten opzichte van elkaar een bepaalde werking hebben, of de compositie meer of minder fraai is. En of een ander, dat ook wel zoo zou kun nen, als hij dat eens zou willen probeeren. Een schilder is een mensch en wat hij schept, schept hy voor menschen. En de inhoud van een menschenleven is grooter dan de som der preoccupaties over lyn, kleur en compositie. Dit hebben niet alle kunstbeschouwers begrepen, maar Charley Toorop heeft het wel begrepen en daarvoor zjjn wij haar dankbaar. Wy zijn haar generatie en zij is onze schilderes. EEN NIEUWE KINDEROPERETTE. Op Maandag 23 dezer zal door de Bur gerzangschool onder leiding van den heer P. de Roek in de Schouwburg een nieuwe „kinderoperette worden opgevoerd: „Naar Yamate" van Eli en Jacob Ppns. Het eerste bedrijf speelt in open zee; onder den arbeid der matrozen klinkt hun lied, de marconist is bezig, een vlieg machine cirkelt boven het schip, een schipbreuk heeft plaats, dit alles afgewis seld door de komische rollen van een jick- tigen dokter en van den zotten kok. De intrige wordt gegeven door een jon gen, die als verstekeling de reis hoopt mede te maken. Hij is er de oorzaak van dat we in het tweede bedrijf het tempel feest meevieren: ieder voorjaar door vrou wen en kinderen in Japan gevierd. Dit tweede bedrijf is vol actie, weer heel anders dan het eerste. Een dans van Japan- sche vrouwtjes in het licht van den mor gen, verbeeldt het opengaan en sluiten van bloemen en bladeren op een voorjaars dag. Het derde bedrijf is nog vol onverwachte wendingen en brengt een verzoening te weeg tusschen de heterogene elementen der vorige bedrijven. De jonge versteke ling is steeds het bindende voorwerp. Het evenwicht der operette ligt in de middel- rol van den priester, die in het tweede be drijf in het centrum der handeling staat. Het is maar een kort overzicht wat hier gegeven wordt, maar zeker meer dan voldoende om belangstelling te wekken voor dit nieuwe werk van de twee auteurs, die reeds een aantal operettes op hun naam hebben. Het LevendaaL Naar wij vernemen zal Maandag a.s. het hernieuwde Levendaal worden opengesteld voor het doorgaand rij verkeer. DE STRAATBELASTING. Aan den Raad van deze Gemeente is door den Verhuurdersbond voor Leiden en Omstreken onderstaand adres verzonden: Geeft met verschuldigden eerbied te ken- ney: Het bestuur van den Verhuurdersbond voor Leiden en Omstreken, dat adressant in de persmededeelingen heeft kennis genomen van het advies door de Commissie van Financiën, aan uwen Raad uitgebracht, naar aanleiding van zijn verzoek in zake de Straatbelasting; dat adressant het waardeert, dat deze Commissie erkent, dat verlaging van de Straatbelasting gewenscht is, maar dat het adressant teleurstelt, te vernemen, dat zij adviseert, het verzoek tot verlaging dezer belasting, niet in overweging te nemen, omdat de financieele toestand van de Ge meente zoo buitengewoon moeilijk is; dat adressant overtuigd is van den bui tengewoon moeilijken toestand van de Ge- meente-financiën, maar dat de financiën van de verhuurders en van de huurders van woningen, welke deze belasting moeten opbrengen, eveneens zeer zorgelijk zijn; dat het naar de meening van adressant, wenschelijk is, dat de lasten, welke in ty- den van voorspoed door de Overheid aan de Burgerij zijn opgelegd, wanneer in tij den van tegenspoed blijkt, dat deze door hen niet langer kunnen worden opgebracht, worden opgeheven of belangrijk worden verminderd; dat het adressant verheugt, dat de Com missie wel gunstig adviseert, om een resti tutie-bepaling als door hem gevraagd in de Verordening op te nemen, maar dat het adressant voorkomt, dat, wanneer deze bepaling eerst gaat functioneeren, nadat ge bouwde eigendommen gedurende twaalf achtereenvolgende maanden onverhuurd en ongebruikt zijn gebleven, zij in een tijd als thans, waarin huurders dikwijls van woning veranderen, in het algemeen van weinig nut zal zijn en zeker niet voor de exploitanten van woningen, die in gedeel ten (b.v. beneden- en bovenwoningen) worden verhuurd en waarvan menigmaal tot groote schade een gedeelte geruimen tijd onverhuurd en ongebruikt blijft; Redenen, waarom adressant uwen Raad nogmaals beleefd maar zeer dringend ver zoekt: lo. de Straatbelasting te willen opheffen of belangrijk te verlagen; 2o. restitutie van Straatbelasting te wil len verleenen, reeds wanneer de eigendom men zes maanden achtereen geheel of ge deeltelijk onverhuurd en ongebruikt zijn gebleven. Het welk doende, enz. ITALIAANSCHE EN HOLlANDSCHE CHIAROSCURO-HOUTSNEDEN. Tentoonstelling in het Prentenkabinet. Van deze tentoonstelling, die tot 1 Fe bruari 1936 eiken werkdag des middags van 1.304.30 is te bezichtigen, is een ca talogus verschenen, waaraan wij het vol gende ontleenen omtrent den aard en ge schiedenis der tentoongestelde prenten. De oudste houtsneden in deze techniek uitgevoerd dateeren uit het begin der 16e eeuw. De teekenkunst kende toen reeds het teekenen met zwarte lijnen en schaduwen op gekleurd papier en het ophoogen van de lichtpartijen met wit. De Ideur van het papier was een neutrale tusschen tint, waar zoowel het wit als het zwart duidelijk tegen afstaken. Dit waren de z.g. clairob- scur-teekeningen. De houtsnede-techniek trachtte nu hetzelfde effect te bereiken op wit papier. Men gebruikte daartoe twee blokken: net eerste blok drukte de lijnen en schaduwen af in een donkere tint, ge woonlijk zwart; in het tweede blok, dat de grondkleur aanbracht, waren de lichtplek ken weggesneden, zoodat op die plaatsen het wit van het papier zichtbaar bleef. Zoo doende verkreeg men met twee blokken de drie tinten, die de claixobscur-teekeningen vertoonden. In Duitschland zijn de eerste specimina van de hand van Jost de Negker, deze Ant werpenaar, die in 1512 in Augsburg moet zijn gekomen, voerde daar teekeningen van H. Burgkmair in houtsnede uit. In de Nederlanden kan op het gebied der chiaroscuro-houtsneden gewezen worden op het werk van H. Goltzius (15581617) en van Abraham Bloemaert (15641651). Oneindig rijke, dan in de Noordelijke landen is de ontwikkeling van de chiaros curo-houtsneden in Italië. Ugo da Carpi verkreeg in 1516 van den Staat van Vene tië een privilege voor zijn „nieuwe manier om licht en donker te drukken; iets nieuws en tot dusver nog niet gedaan". Behalve van dezen meester, ziet men op de tentoonstelling fraaie exemparen van Antonio da Trento, Niccolo da Vicenza, Andrea Andreani, Zanetti, Coriolano, Ghandini. In totaal 64 stuks uitgezocht uit de rijke collectie clairobscur-prenten, die het Leidsche Prentenkabinet bezit. Handelsregister K. v. K, Nieuwe inschrijving. 6699. Joh. W. Harting. Leiden, AlexandeTstraat 18. Schilder. E.: J. W. Harting, Leiden. W ij z i g i n g. 2203. L. Janson, Leiden, Langebrug 33. Melkhandel. Uittr. E.: L. .Janson, dd. 1 Nov 1935. Wijz. handelsn. in: Firma L. Janson. N.E.: M. G. J. Janson, Leiden. Gisteravond te half twaalf ontstond een begin van brand ten huize van den 30-ja- rigen H. L. J. G., Morschstraat 11. De oor zaak lag wederom zooals den laatsten tijd herhaaldelijk gebeurt in een pe troleumstelletje, dat onder een aquarium brandde. Gordijnen en behang hadden reeds vlam gevat toen de bewoner door voorbijgangers gewekt werd. Hij en zijn benedenbewoners bluschte het vuur met eenige emmers water. De brandweer be hoefde geen dienst te doen. Op Maandag 23 December a.s. zal aan den Sergt. tit. kok Sluyter by het 6e Regi- ment-Veld-Artillerie de zilveren medaille voor 24-jarigen dienst warden uitgereikt. Het regiment zal daartoe op de cour van de Doelenkazerne worden opgesteld. De muziek van het 6e R.V.A. 2»! hierby tegenwoordig zijn. Hier ter stede zijn geslaagd voor het eindexamen van het Seminarium voor buitengewoon onderwijs de dames A. C. Bouvy, te Voorburg, A. V. H. Penn te 's-Gravenhage en W. N. de Vletter te Bloe- mendaal en de heer A. G. Dekker te 's-Gra venhage. Bij het gehouden examen der H.C.V. op 1718 dezer te 's Gravenhage zijn geslaagd voor Costumière de dames G. Hortelt (Oegstgeest), G. Herius, B. v. d. Wiel (Kat wijk) en A. Wijling. Voor Coupeuse mej. G. v. Staveren. Voor Leerares de dames R. Patick en Fr. de Vries (Valkenburg). Waar geen woonplaats vernoemd is, is deze alhier. Allen leerlingen van mej. A. J. Leget, Leerares N. A. iifièr- Het zal 2 Januari e.k. 25 jaar geleden zyn, dat de heer G. A. L. van der Reijden in gemeentedienst trad, aanvankelijk bij den dienst der Gemeentewerken als boomen snoeier e.d., om daarna, op 1 Januari 1914, bij den Reinigingsdienst te worden overge plaatst. Hij verricht nog dagelijks, thans als dieper bij dien dienst, zijn hem opge dragen nuttige werkzaamheden en het zal hem, bij de herdenking van dit feit, stellig op dien dag niet aan belangstelling ontbre ken. MUZIEK GEMENGD KOOR „SURSUM CORDA" Kerstconcert Er is geen grooter noch verhevener ge beuren dan de geboorte van Christus. Kerst mis bracht en brengt ons de boventijdelijke vreugde. Daarom staat dit Hoogfeest zoo nauw ni bovennatuurlijk verband met de muziek. Kerstmis heeft ons de hemelsche muziek-extase boven de velden van Beth lehem geopenbaard en elk jaar door alle eeuwen heen werkt de geluksontroering na in elk menschenhart. De muziek is boven alle andere kunsten verheven, om met haar stem te loven, te danken en te bidden en troostend in te werken op hen, die ver langen naar schoon, dat eeuwig duurt. „Sursum Corda" begrijpt, dat er buiten de liturgie der Kerk moet gezongen wor den van het blijde engelenlied en daarom apprecieeren wij zoozeer „de Kerstuitvoe ring" dezer vereeniging. Wij hebben aan gevoeld, hoe meditatief en devoot de vele aanwezigen genoten hebben van de schoo- ne muziek en hun „Sursum" zelf eraan ge noten heeft. Want onder de artistieke lei ding van Anthon van der Horst is er met een toewijding en begeestering gezongen, die de ronde Marekerk volkomen vulde met fraaie beschaafde en evenwichtige klanken. Het forto der heeren moge mis schien wel eens iets geforceerd klinken, hier staat tegenover een voortreffelijk mezza-voce en fijn pianissimo. Het pro gramma bood veel afwisseling en bekoring Na het mooie Adventslied „Peuples chantez un saint cantique", dat zeer soe pel en nobel werd verklankt, werd van de klassieken overgegaan op de drie tijdge nooten Liszt, Schumann en Brahms naar onzen tijdgenoot van den Sigtenhorst Meyer, dan terug naar Sweelinck (1562 1621). Van der Horst heeft Palestrina naar ons hart laten zingen. Wij hoorden „In Festo Nativitatis Domini" van den oud-Italiaan- schen meester. Het klonk buitengewoon rein en blijde, de zang in haar wondere polyphonie. De twee oud-Fransche Kerst liederen hebben altijd weer ongewone char me en de vertolking was hieraan gelijk. Het „Stabat mater speciosa" uit Oratorium „Christus" van Liszt werd technisch juist en mét veel verve en muzikale onderschei ding gezongen. Anthon van der Horst en Jaap Stotijn waren afwisselend solist en wij kunnen beider hoogstaande prestatie niet genoeg roemen. De muzikale opvattin gen van Van der Horst vestigen de aan dacht op zich. Hij betoonde zich naast voortreffelijk koorleider ook nu weer de maestro-organist. Zijn „Praeludium en Fuga D-dur" van Bach was prachtig. Voor al de fuga was meesterlijk om de vitali teit, de vaart, de grootschheid en diepe ernst waarmee zij vertolkt werd. Ook de vertolking van Brahms' „Choral vorspiel" en de begeleidingen verdienen allen lof. Rest ons iets te zeggen van den veelzijdi- gen hoboist Stotijn. Hij toch was weer in uitstekende conditie en zijn interpretatie vermogen heeft opnieuw zeer intens tot ons gesproken. Hij speelde .Concert in C moll" van Benedetto Marcello, wiens mu ziek even voornaam aandoet als deze van geboorte is (18861739). Stotijn gaf ons dit concert met een Voorbeeldige stijlaan- voeling en een charme van voordracht en toon die van hoog artistieke voornaamheid getuigt. In de beide romances van Schu mann legde hij een warme genegenheid voor de diepere visie. Hierna speelde hij vier „Souterliedekens'.' Hier een brokje geschiedenis voor wie het niet weten. De „Souterliedekens" dateeren uit de letterkunde vóór of tegen de Hervor ming. 't Zijn de psalmen, die voor de strij dende en ijdende Calvinisten van zooveel beteekenis waren. Zy werden meermalen berijmd om gezongen te worden, o.a. door van Zuijlen van Nijevelt (1539), Petrus Dotheen (1566) en door Marnix van St. Aldegonde (15381598). Vier dezer Sou terliedekens heeft van den Sigtenhorst Meyer, fijn, dramatisch en schilderend voor hobo bewerkt. Zij zijn opgedragen BURGERLIJKE STAND LEIDEN. Geboren: Wilhelmina Johanna Maria d. v. L. J. C. Hagemeijer en J. M. A. de Jong. Ondertrouwd: J.v. Velzen wedn. 38 j. en G. Nieuwenhuis jd 37 j. A. J. P. Fleur jm 26 j. en M. Miltenburg jd 25 j. Overleden: H. Treur m. 67 j. P. v. Duyvenbode zn 2 dg. N. ten Brink, m 76 j. aan Haakon Stotijn en diens kunstzinnige vader heeft de schoone psalterkens op de meest schoone wijze voorgedragen. Tot slot zong het koor „Psalm 75" van Sweelinck en van dezen „Hodie Christus natus est". Sweelinck schrijft allesbehalve gemakkelijk, maar natuurlijk voor de zangstem, zeer wèl wetend hoe vocale koorpartijen klinken en wat de tekst be treft geeft hij uitmuntend uiting aan de idée. Prachtig van vinding! Wat de uit voering betreft, er werd proeve van uit beelding afgelegd. En in Hodie Christus natus est, was het uithoudingsvermogen prijzenswaardig, de sfeer, eene van de al lerhoogste vreugde. Het koor heeft zich van den besten kant doen kennen, door drongen van den geest dezer muziek. De kerk was zeer goed bezet. Een groote ver diende belooning voor Anthon van der Horst en zijn koor. J. K. MUZIEK. LEIDSCHE MUZIEKSCHOOL. Openbare Les. In den Foyer van de Gehoorzaal gaf de Muziekschool van de Maatschappij voor Toonkunst haar jaarlyksche groote uit voering en over belangstelling heeft men niet te klagen gehad, 's Middags lieten zich de jongeren hooren; 's avonds traden de meer en vèrgevorderden voor het voet licht. Dat er leven zit in het ons allen wel bekende instituut voor onderwijs, bleek uit hetgeen de leerlingen ten beste gaven. Het programma was met zorg saamgesleld en bevatte mooie en aantrekkelijke num mers, welke blijkbaar zeer in den smaak vielen. Mej. van Gulik bracht een viertal leer- lingetjes naar voren. Twee voor vier-han- dig klavier geschreven nummertjes gaven de gewenschte afwisseling in de solostuk jes. Mej. van Gulik komt alle eer toe voor de moeitevolle studie met de kinderen. Een vlotte uitvoering gaven ook de leer lingen van den heer Geirnaert aan de mu ziek, die hun leermeester met zoo goeden smaak had gekozen. Ook op 't gebied van vierhandig, zelfs zeshandig klavier, lieten de jongelui zich niet onbetuigd. De voor bereiding was goed geweest. Zoo was het ook met de cello-leerlingen van Mej. van Batenburg. Ook zij pakt degelijk aan, wat bleek uit het serieus ge kozen programma, de voordracht en klank ontwikkeling door de leerlingen. Mej. Bonarius is de leidster van de kin derkoorklas, die het aangename aan het nuttige verbindt, en de ernst der koor zangstudie prettig weet af te wisselen door zangspel in costuum en zoodoende voor haar arbeid de zóó noodige belangstelling wekt. In „Lentebloemen" van Cath. van Renes hoorden en zagen wij het onge kunsteld zingen en spelen van een heel mooi werkje zoowel van tekst als van mu ziek. Er was veel vriendelijke belangstel ling. Het avondprogramma begon met „Sonate in g moll" voor 2 violen en piano van Han del, door de heeren Boeke, Ruys en Flu gespeeld (de beide laatsten leerlingen van den heer J. van den Burg, de heer Boeke élève van den heer Franco Mendes). Hun interpretatie verdient waardeering. Er was streven naar voordracht, en geven aan de juiste dynamische verhouding van de stem men onderling. Mejuffrouw Wiesje Ouds hoorn (leerlinge van den heer Richard Boer) bewees in „4 Praludia" van Bach, dat zy (door haar mentor geleid) een heel aardigen kijk op het contrapunt zich eigen maakt. Ook in Schubert's „Impromptu" toonde zij zich een conscientieuse pianiste. Mevrouw Maart je Offers liet ons haar leerlinge mevrouw Bouman hooren. Deze sopraan, met goede stem begaafd, zong een aria uit „Figaro's Hochzeit" van Mo zart en „Cavatine der Agatha" uit der Freischütz van Weber. Deze keuze lijkt ons niet gelukkig, daar de stem nog niet volmaakt genoeg ontwikkeld is om te kun nen bean-woorden aan de gevoelens, die de zangeres meent uit te drukken. Daar om had eenvoudiger keuze ons beter gele ken. Mevr. Henny MeyerBoekwijt, gese- cundeerd door haar leermeseter den heer Boer, speelde het eerste deel uit het 2e pia noconcert van Saint-Saëns. Mevrouw Meyer heeft zich hiermede op gebied der virtuo- sen begeven. Haar voordracht heeft aller belangstelling gehad, getuigend van veel en serieuze voorbereiding en muzikale smaak. Welverdiend was de hulde, die men haar bracht. Mejuffrouw Jo Stallinga zong voor ons vier voortreffelijke liede ren van Hugo Wolf. Men kent haar frissche rijpe stem, de uitbeelding wordt in den geest doorleefd. Als leerlinge der reper toireklasse van den heer Franco Mendes begeleidde deze haar. Knap en ondersteu nend werk deed hij. Zijn leerlinge mejuf frouw van Hasselt heeft ons in twee étu des van Chopin voortdurend geïnteresseerd. De orkestklasse gaf onder leiding van den heer van der Burg en vlotte en goed geslaagde uitvoering van twee deelen uit de 4e Symphonie van Mendelssohn. Ook de begeleiding van het „Grave" uit het c- Dur Concert voor flit van Grosze was ver zorgd. De heer Wim Heering (leerling van d?n heer J. Prins) heeft dit zeer mu zikaal ten gehoore gebracht, evenwichtig van klank en gevoelig van voordracht. Hij mocht zich over hartelijk terugroepend applaus verheugen. De uitvoering van de Muziekschool heeft aan de vele bezoekers een aangenamen middag en avond bezorgd. J. K.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1935 | | pagina 10