STADS
NIEUWS
VRIJDAG 20 DECEMBER 1935
DE LEIDSCHE COURANT
DERDE BUD - PAG. 10
VEREENT GING TOT BEVORDERING
DER BOUWKUNST.
In de groote zaal van het Nutsgebouw
vergaderde gisteravond om acht uur de
Ver. tot bevordering der Bouwkunst onder
voorzitterschap v. d. heer C. Ponsen. Deze
opende de vergadering met een woord van
welkom, in 't bijzonder tot den hr. Herman
Martin, oud-directeur van het Friesch Mu
seum te Den Haag. Spr. dankte de heeren
Martin en Schrijvers, die 'n tentoonstelling
hadden ingericht. De eerste van foto's van
verschillende beroemde schilders als Breit-
ner e.a., alsmede eenige reproducties van
werken van H. M. de Koningin, de tweede
van etsen en aquarellen van eigen hand.
Spr. deed vervolgens uitkomen, dat het
de taak der vereeniging was zich te ver
diepen in de kunst van verleden eeuwen om
de huidige architectuur beter te kunnen
beoordeelen en een weg te vinden in den
doolhof der hedendaagsche kunstuitingen.
Een uiting van den geest van een be
paalden architect kan zijn de uiting van
een verworden geest. De stijl, ook de bouw
stijl moet een algemeene uiting zijn van
de ziel van een volk. Daaraan moeten wij
meewerken, dat is de bedoeling van bouw
kunst.
De notulen van den secretaris, den heer
Fred. Wempe, werden met dank onveran
derd goed gekeurd.
Hierna was het woord aan den heer Her
man Martin, die zou spreken over: „De
kunstwonderen van het oude Egypte".
De oudste voortbrenselen der kunst vindt
men. aldus spr., in het land van den Nijl
en den Tigris, al zijn de kunstvoorwerpen
van Egypte ouder dan die van Mesopota
mia Eerst in de 20ste eeuw hebben men-
schen als Champollion, Lessing en anderen
deze schatten voor ons bloot gesteld. Daar
om hebben deze kunstvoortbrengselen on
ze huiveringwekkenden eerbied, omdat zij
het stempel dragen der eeuwigheid in gees
telijken zin. Dat stempel is het stempel van
hooge kunst. De Egyptische kunstwerken
spruiten voort uit het geloof der Egypte-
naren, het geloof in het eeuwig leven. Hun
momenten werden gebouwd met de be
doeling om de eeuwen te trotseeren. Dat
voelt men. En bovendien handhaafde deze
kunst een onveranderlijke vorm. Dat is
bijna wonderlijk.
Een der belangrijkste zaken is het
geloof der Egyptenaren met als voornaam
ste begrip, dat de ziel van den mensch zou
blijven voortbestaan, indienook het
lichaam bewaard bleef. Vandaar de mum-
mificaties. Dit geloof heeft ons de kennis
dezer oude cultuur doen bewaren, wat spr.
nader uiteenzet. Uit de graven weten wij
wat de Egyptenaren in het dagelijksch le
ven gebruikten, hoe hoog hun kunst stond,
hoe de goden en godinnen als dieren wer
den voorgesteld. Spr. verdeelt de geschie
denis van Egypte in vijf perioden vanaf de
oudste de Tinitische tot de jongsten, de Saï-
tische periode. Op de verschillende uitin
gen van wetenschap en kunst ging spr.
dieper in.
Spr. behandelde voorts de Memphitische
periode met de pyramiden en de masta-
ba's. Uit verschillende dynastiën liet spr.
de pyramiden en mastaba's zien op het
doek. De pyramiden van Geza nader be
sprekend deed spr. uitkomen de groot
heid, de rust en het prachtige aanpassen
aan deze verlaten omgeving. Zij geven het
gevoel van verlatenheid en eeuwigheid.
Hierna zette spr. de beteekenis en inrich
ting der pyramiden uiteen, alsmede de be
teekenis "der Sphinx, als een uitbeelding
van de macht der Pharao's.
Vervolgens toonde spr. de schilderingen
en de reliefs der mastaba's, de rond-plas-
tiek in beelden uit °800 vóór Christus, beel
den van een eeuwig levende schoonheid.
Spr. toonde nog de rotsgraven in Beni-Has-
san in Neder-Egypte, waarvan de wand
schilderingen een groote kunstwaarde ver-
toonen.
Na de pauze behandelde spr. het tijd
perk van 1580—1070 vóór Chr., een tijd van
grooten bloei door verkeer met omringende
rijken, en waarin toch het eigen karakter
werd bewaard. Theoe is de hoofdstad en
daar is de doodenvallei, waar ook Tu-
tankamen gevonden werd. Deze graven
liet spr. zien.
Spr. vertelde vervolgens van den ketter-
koning Amenovis, die 'n zonnestad bouwde
en de kunst daar den vrijen loop liet. Merk
waardig vooral zijn daar de tempels, die
spr. eveneens liet zien en uitvoerig be
sprak.
Met tal van lichtbeelden behandelde spr.
in architectuur en plastiek de strakke,
mystieke kunst der Egyptenaren tot de on
dergang van Egypte en de Grieksche over-
heersching.
De heer Ponsen sprak een hartelijk dank
woord tot den heer Martin voor deze diepe
lessen in Egyptische kunst.
Hierop volgde een huishoudelijke verga
dering, waarna sluiting.
De Directeur van den Geneeskundigen
en Gezondheidsdienst brengt ter algemeene
kenniss dat 't spreekuur voor de verstrek
king van versterkende middelen, in plaats
van Donderdag 26 December a.s., zal ge
houden worden opVrijdag27 Decem
ber d.a.v. van des v.m. 2.3.30 uur.
Wegens den aanleg van een centrale ver
warming zal het Nederlandsch His
torisch Natuurwetenschappe
lijk Museum, Steenstraat 7a, alhier,
te beginnen met Zondag 22 Dec. 1935, voor-
loopig, (waarschijnlijk voor ongeveer 4 we
ken) voor publieke bezichtiging gesloten
zijn.
CHARLEY TOOROP-
TENTOONSTELLING.
In de Lakenhal.
Hedenmiddag is in het Stedelijk Museum
de Lakenhal op initiatief van de Leidsche
Kunstvereeniging een tentoonstelling ge
opend van schilderijen van Charley Toorop.
De voorz. der Leidsche Kunstvereeniging
mr. J. Slagter, heeft bij de opening daar
van de volgende rede gehouden.
Al in het vroegste werk van Charley
Toorop bleek, dat zij zich niet laat leiden,
maar haar eigen weg gaat. Koppig en
eigenzinnig heeft zij zich ingezet tegen
veel, dat algemeen gangbaar werd geoor
deeld. Noch de sterke suggestie van het
werk van een begaafden vader, noch het
werk van tijdgenooten kon haar daarvan
afbrengen. Reeds in haar eerste kinderpor
tretten tastte zij naar de diepte. Die por
tretten waren technisch zwak, ja onbehol
pen; het plastisch vermogen nog onont
wikkeld, de kleur troebel. En toch straalde
daaruit iets edels, iets van een diepe be
wustwording van het mysterie van de
menschenziel, dat b.v. volkomen ontbreekt
in de portretten van gerenommeerde por
tretschilders als Van Wely, Van der Hem,
zelfs meestal ook bij Jan Sluyters. Een
klein onnoozel kind, dat voor velen een
mollige baby is, een lieftalligheid, iets ado
rabels, was voor Charley Toorop een won
der, gekomen uit onbekende verten, den
kende ongeweten dingen en starende in een
ons verborgen wereld.
Toen Charley Toorop deze dingen had ge
maakt, wisten wij, dat zy een schilderes
was, die onzen tijd iets zou geven, waar
aan wij behoefte hebben. En alles, wat zij
te zeggen had, zegde zy rechtuit, op den
man af, zonder litteraire verfijningen, zon
der eenige poging om haar werk aanne
melijk te maken door delicatessen van de
kleur, precieuse voordracht en traditionee-
le compositie. Als zij een mensch schildert,
gaat het om den mensch en om den heelen
mensch, niet om zijn kleeren en zijn geld.
Haar wezen is niet traditioneel maar revo
lutionair in dien zin, dat zij niet voort-
werkt aan een traditie van heden, maar
aanknoopt by vroegere groote cultuurpe
rioden. Dit ontwaart men wellicht het bes
te in haar groote composities van men-
schengroepen, die zoo heel anders zijn op
gesteld als wij gewoon zijn. Als zij de
saamhoorigheid van een groep zichtbaar
wil maken, offert zy desnoods de logica
op en plaatst haar figuren zoo als voor dit
doel noodig is, om ons de innerlijke en
niet de uiterlijke gebondenheid te laten voe
len. In wezen hebben alle groote schil
ders in de groote cultuurperioden niet an
ders gedaan. Wanneer men nu deze van de
gangbare smaak afwijkende composities
zou afkeuren, waarom keurt men dan niet
hetzelfde af in de schilderijen der Hol-
landsche, Vlaamsche, Fransche en Duit-
sche primitieven, voor wien immers ook
de geestelijke inhoud het een en al was en
de rest bijzaak?
Het gaat in de schilderkunst niet alleen
om de vraag, of lijnen bijzonder mooi zijn
getrokken, of de kleuren ten opzichte van
elkaar een bepaalde werking hebben, of
de compositie meer of minder fraai is. En
of een ander, dat ook wel zoo zou kun
nen, als hij dat eens zou willen probeeren.
Een schilder is een mensch en wat hij
schept, schept hy voor menschen. En de
inhoud van een menschenleven is grooter
dan de som der preoccupaties over lyn,
kleur en compositie.
Dit hebben niet alle kunstbeschouwers
begrepen, maar Charley Toorop heeft het
wel begrepen en daarvoor zjjn wij haar
dankbaar. Wy zijn haar generatie en zij
is onze schilderes.
EEN NIEUWE KINDEROPERETTE.
Op Maandag 23 dezer zal door de Bur
gerzangschool onder leiding van den heer
P. de Roek in de Schouwburg een nieuwe
„kinderoperette worden opgevoerd: „Naar
Yamate" van Eli en Jacob Ppns.
Het eerste bedrijf speelt in open zee;
onder den arbeid der matrozen klinkt hun
lied, de marconist is bezig, een vlieg
machine cirkelt boven het schip, een
schipbreuk heeft plaats, dit alles afgewis
seld door de komische rollen van een jick-
tigen dokter en van den zotten kok.
De intrige wordt gegeven door een jon
gen, die als verstekeling de reis hoopt
mede te maken. Hij is er de oorzaak van
dat we in het tweede bedrijf het tempel
feest meevieren: ieder voorjaar door vrou
wen en kinderen in Japan gevierd.
Dit tweede bedrijf is vol actie, weer heel
anders dan het eerste. Een dans van Japan-
sche vrouwtjes in het licht van den mor
gen, verbeeldt het opengaan en sluiten van
bloemen en bladeren op een voorjaars
dag.
Het derde bedrijf is nog vol onverwachte
wendingen en brengt een verzoening te
weeg tusschen de heterogene elementen
der vorige bedrijven. De jonge versteke
ling is steeds het bindende voorwerp. Het
evenwicht der operette ligt in de middel-
rol van den priester, die in het tweede be
drijf in het centrum der handeling staat.
Het is maar een kort overzicht wat
hier gegeven wordt, maar zeker meer dan
voldoende om belangstelling te wekken
voor dit nieuwe werk van de twee auteurs,
die reeds een aantal operettes op hun naam
hebben.
Het LevendaaL
Naar wij vernemen zal Maandag a.s. het
hernieuwde Levendaal worden opengesteld
voor het doorgaand rij verkeer.
DE STRAATBELASTING.
Aan den Raad van deze Gemeente is
door den Verhuurdersbond voor Leiden en
Omstreken onderstaand adres verzonden:
Geeft met verschuldigden eerbied te ken-
ney:
Het bestuur van den Verhuurdersbond
voor Leiden en Omstreken,
dat adressant in de persmededeelingen
heeft kennis genomen van het advies door
de Commissie van Financiën, aan uwen
Raad uitgebracht, naar aanleiding van zijn
verzoek in zake de Straatbelasting;
dat adressant het waardeert, dat deze
Commissie erkent, dat verlaging van de
Straatbelasting gewenscht is, maar dat het
adressant teleurstelt, te vernemen, dat zij
adviseert, het verzoek tot verlaging dezer
belasting, niet in overweging te nemen,
omdat de financieele toestand van de Ge
meente zoo buitengewoon moeilijk is;
dat adressant overtuigd is van den bui
tengewoon moeilijken toestand van de Ge-
meente-financiën, maar dat de financiën
van de verhuurders en van de huurders van
woningen, welke deze belasting moeten
opbrengen, eveneens zeer zorgelijk zijn;
dat het naar de meening van adressant,
wenschelijk is, dat de lasten, welke in ty-
den van voorspoed door de Overheid aan
de Burgerij zijn opgelegd, wanneer in tij
den van tegenspoed blijkt, dat deze door
hen niet langer kunnen worden opgebracht,
worden opgeheven of belangrijk worden
verminderd;
dat het adressant verheugt, dat de Com
missie wel gunstig adviseert, om een resti
tutie-bepaling als door hem gevraagd
in de Verordening op te nemen, maar dat
het adressant voorkomt, dat, wanneer deze
bepaling eerst gaat functioneeren, nadat ge
bouwde eigendommen gedurende twaalf
achtereenvolgende maanden onverhuurd en
ongebruikt zijn gebleven, zij in een tijd
als thans, waarin huurders dikwijls van
woning veranderen, in het algemeen van
weinig nut zal zijn en zeker niet voor de
exploitanten van woningen, die in gedeel
ten (b.v. beneden- en bovenwoningen)
worden verhuurd en waarvan menigmaal
tot groote schade een gedeelte geruimen
tijd onverhuurd en ongebruikt blijft;
Redenen, waarom adressant uwen Raad
nogmaals beleefd maar zeer dringend ver
zoekt:
lo. de Straatbelasting te willen opheffen
of belangrijk te verlagen;
2o. restitutie van Straatbelasting te wil
len verleenen, reeds wanneer de eigendom
men zes maanden achtereen geheel of ge
deeltelijk onverhuurd en ongebruikt zijn
gebleven.
Het welk doende, enz.
ITALIAANSCHE EN HOLlANDSCHE
CHIAROSCURO-HOUTSNEDEN.
Tentoonstelling in het Prentenkabinet.
Van deze tentoonstelling, die tot 1 Fe
bruari 1936 eiken werkdag des middags
van 1.304.30 is te bezichtigen, is een ca
talogus verschenen, waaraan wij het vol
gende ontleenen omtrent den aard en ge
schiedenis der tentoongestelde prenten.
De oudste houtsneden in deze techniek
uitgevoerd dateeren uit het begin der 16e
eeuw.
De teekenkunst kende toen reeds het
teekenen met zwarte lijnen en schaduwen
op gekleurd papier en het ophoogen van
de lichtpartijen met wit. De Ideur van het
papier was een neutrale tusschen tint, waar
zoowel het wit als het zwart duidelijk
tegen afstaken. Dit waren de z.g. clairob-
scur-teekeningen. De houtsnede-techniek
trachtte nu hetzelfde effect te bereiken op
wit papier. Men gebruikte daartoe twee
blokken: net eerste blok drukte de lijnen
en schaduwen af in een donkere tint, ge
woonlijk zwart; in het tweede blok, dat de
grondkleur aanbracht, waren de lichtplek
ken weggesneden, zoodat op die plaatsen
het wit van het papier zichtbaar bleef. Zoo
doende verkreeg men met twee blokken de
drie tinten, die de claixobscur-teekeningen
vertoonden.
In Duitschland zijn de eerste specimina
van de hand van Jost de Negker, deze Ant
werpenaar, die in 1512 in Augsburg moet
zijn gekomen, voerde daar teekeningen van
H. Burgkmair in houtsnede uit.
In de Nederlanden kan op het gebied der
chiaroscuro-houtsneden gewezen worden
op het werk van H. Goltzius (15581617)
en van Abraham Bloemaert (15641651).
Oneindig rijke, dan in de Noordelijke
landen is de ontwikkeling van de chiaros
curo-houtsneden in Italië. Ugo da Carpi
verkreeg in 1516 van den Staat van Vene
tië een privilege voor zijn „nieuwe manier
om licht en donker te drukken; iets nieuws
en tot dusver nog niet gedaan".
Behalve van dezen meester, ziet men op
de tentoonstelling fraaie exemparen van
Antonio da Trento, Niccolo da Vicenza,
Andrea Andreani, Zanetti, Coriolano,
Ghandini. In totaal 64 stuks uitgezocht uit
de rijke collectie clairobscur-prenten, die
het Leidsche Prentenkabinet bezit.
Handelsregister K. v. K,
Nieuwe inschrijving. 6699.
Joh. W. Harting. Leiden, AlexandeTstraat
18. Schilder. E.: J. W. Harting, Leiden.
W ij z i g i n g. 2203. L. Janson, Leiden,
Langebrug 33. Melkhandel. Uittr. E.: L.
.Janson, dd. 1 Nov 1935. Wijz. handelsn. in:
Firma L. Janson. N.E.: M. G. J. Janson,
Leiden.
Gisteravond te half twaalf ontstond een
begin van brand ten huize van den 30-ja-
rigen H. L. J. G., Morschstraat 11. De oor
zaak lag wederom zooals den laatsten
tijd herhaaldelijk gebeurt in een pe
troleumstelletje, dat onder een aquarium
brandde. Gordijnen en behang hadden
reeds vlam gevat toen de bewoner door
voorbijgangers gewekt werd. Hij en zijn
benedenbewoners bluschte het vuur met
eenige emmers water. De brandweer be
hoefde geen dienst te doen.
Op Maandag 23 December a.s. zal aan
den Sergt. tit. kok Sluyter by het 6e Regi-
ment-Veld-Artillerie de zilveren medaille
voor 24-jarigen dienst warden uitgereikt.
Het regiment zal daartoe op de cour
van de Doelenkazerne worden opgesteld.
De muziek van het 6e R.V.A. 2»! hierby
tegenwoordig zijn.
Hier ter stede zijn geslaagd voor het
eindexamen van het Seminarium voor
buitengewoon onderwijs de dames A. C.
Bouvy, te Voorburg, A. V. H. Penn te
's-Gravenhage en W. N. de Vletter te Bloe-
mendaal en de heer A. G. Dekker te 's-Gra
venhage.
Bij het gehouden examen der H.C.V. op
1718 dezer te 's Gravenhage zijn geslaagd
voor Costumière de dames G. Hortelt
(Oegstgeest), G. Herius, B. v. d. Wiel (Kat
wijk) en A. Wijling.
Voor Coupeuse mej. G. v. Staveren.
Voor Leerares de dames R. Patick en Fr.
de Vries (Valkenburg).
Waar geen woonplaats vernoemd is, is
deze alhier.
Allen leerlingen van mej. A. J. Leget,
Leerares N. A.
iifièr-
Het zal 2 Januari e.k. 25 jaar geleden zyn,
dat de heer G. A. L. van der Reijden in
gemeentedienst trad, aanvankelijk bij den
dienst der Gemeentewerken als boomen
snoeier e.d., om daarna, op 1 Januari 1914,
bij den Reinigingsdienst te worden overge
plaatst. Hij verricht nog dagelijks, thans
als dieper bij dien dienst, zijn hem opge
dragen nuttige werkzaamheden en het zal
hem, bij de herdenking van dit feit, stellig
op dien dag niet aan belangstelling ontbre
ken.
MUZIEK
GEMENGD KOOR „SURSUM CORDA"
Kerstconcert
Er is geen grooter noch verhevener ge
beuren dan de geboorte van Christus. Kerst
mis bracht en brengt ons de boventijdelijke
vreugde. Daarom staat dit Hoogfeest zoo
nauw ni bovennatuurlijk verband met de
muziek. Kerstmis heeft ons de hemelsche
muziek-extase boven de velden van Beth
lehem geopenbaard en elk jaar door alle
eeuwen heen werkt de geluksontroering na
in elk menschenhart. De muziek is boven
alle andere kunsten verheven, om met haar
stem te loven, te danken en te bidden en
troostend in te werken op hen, die ver
langen naar schoon, dat eeuwig duurt.
„Sursum Corda" begrijpt, dat er buiten
de liturgie der Kerk moet gezongen wor
den van het blijde engelenlied en daarom
apprecieeren wij zoozeer „de Kerstuitvoe
ring" dezer vereeniging. Wij hebben aan
gevoeld, hoe meditatief en devoot de vele
aanwezigen genoten hebben van de schoo-
ne muziek en hun „Sursum" zelf eraan ge
noten heeft. Want onder de artistieke lei
ding van Anthon van der Horst is er met
een toewijding en begeestering gezongen,
die de ronde Marekerk volkomen vulde
met fraaie beschaafde en evenwichtige
klanken. Het forto der heeren moge mis
schien wel eens iets geforceerd klinken,
hier staat tegenover een voortreffelijk
mezza-voce en fijn pianissimo. Het pro
gramma bood veel afwisseling en bekoring
Na het mooie Adventslied „Peuples
chantez un saint cantique", dat zeer soe
pel en nobel werd verklankt, werd van de
klassieken overgegaan op de drie tijdge
nooten Liszt, Schumann en Brahms naar
onzen tijdgenoot van den Sigtenhorst
Meyer, dan terug naar Sweelinck (1562
1621).
Van der Horst heeft Palestrina naar ons
hart laten zingen. Wij hoorden „In Festo
Nativitatis Domini" van den oud-Italiaan-
schen meester. Het klonk buitengewoon
rein en blijde, de zang in haar wondere
polyphonie. De twee oud-Fransche Kerst
liederen hebben altijd weer ongewone char
me en de vertolking was hieraan gelijk.
Het „Stabat mater speciosa" uit Oratorium
„Christus" van Liszt werd technisch juist
en mét veel verve en muzikale onderschei
ding gezongen. Anthon van der Horst en
Jaap Stotijn waren afwisselend solist en
wij kunnen beider hoogstaande prestatie
niet genoeg roemen. De muzikale opvattin
gen van Van der Horst vestigen de aan
dacht op zich. Hij betoonde zich naast
voortreffelijk koorleider ook nu weer de
maestro-organist. Zijn „Praeludium en
Fuga D-dur" van Bach was prachtig. Voor
al de fuga was meesterlijk om de vitali
teit, de vaart, de grootschheid en diepe
ernst waarmee zij vertolkt werd. Ook de
vertolking van Brahms' „Choral vorspiel"
en de begeleidingen verdienen allen lof.
Rest ons iets te zeggen van den veelzijdi-
gen hoboist Stotijn. Hij toch was weer in
uitstekende conditie en zijn interpretatie
vermogen heeft opnieuw zeer intens tot
ons gesproken. Hij speelde .Concert in C
moll" van Benedetto Marcello, wiens mu
ziek even voornaam aandoet als deze van
geboorte is (18861739). Stotijn gaf ons
dit concert met een Voorbeeldige stijlaan-
voeling en een charme van voordracht en
toon die van hoog artistieke voornaamheid
getuigt. In de beide romances van Schu
mann legde hij een warme genegenheid
voor de diepere visie.
Hierna speelde hij vier „Souterliedekens'.'
Hier een brokje geschiedenis voor wie het
niet weten. De „Souterliedekens" dateeren
uit de letterkunde vóór of tegen de Hervor
ming. 't Zijn de psalmen, die voor de strij
dende en ijdende Calvinisten van zooveel
beteekenis waren. Zy werden meermalen
berijmd om gezongen te worden, o.a. door
van Zuijlen van Nijevelt (1539), Petrus
Dotheen (1566) en door Marnix van St.
Aldegonde (15381598). Vier dezer Sou
terliedekens heeft van den Sigtenhorst
Meyer, fijn, dramatisch en schilderend
voor hobo bewerkt. Zij zijn opgedragen
BURGERLIJKE STAND
LEIDEN.
Geboren: Wilhelmina Johanna Maria
d. v. L. J. C. Hagemeijer en J. M. A. de
Jong.
Ondertrouwd: J.v. Velzen wedn.
38 j. en G. Nieuwenhuis jd 37 j. A. J. P.
Fleur jm 26 j. en M. Miltenburg jd 25 j.
Overleden: H. Treur m. 67 j. P.
v. Duyvenbode zn 2 dg. N. ten Brink, m
76 j.
aan Haakon Stotijn en diens kunstzinnige
vader heeft de schoone psalterkens op de
meest schoone wijze voorgedragen.
Tot slot zong het koor „Psalm 75" van
Sweelinck en van dezen „Hodie Christus
natus est". Sweelinck schrijft allesbehalve
gemakkelijk, maar natuurlijk voor de
zangstem, zeer wèl wetend hoe vocale
koorpartijen klinken en wat de tekst be
treft geeft hij uitmuntend uiting aan de
idée. Prachtig van vinding! Wat de uit
voering betreft, er werd proeve van uit
beelding afgelegd. En in Hodie Christus
natus est, was het uithoudingsvermogen
prijzenswaardig, de sfeer, eene van de al
lerhoogste vreugde. Het koor heeft zich
van den besten kant doen kennen, door
drongen van den geest dezer muziek. De
kerk was zeer goed bezet. Een groote ver
diende belooning voor Anthon van der
Horst en zijn koor. J. K.
MUZIEK.
LEIDSCHE MUZIEKSCHOOL.
Openbare Les.
In den Foyer van de Gehoorzaal gaf de
Muziekschool van de Maatschappij voor
Toonkunst haar jaarlyksche groote uit
voering en over belangstelling heeft men
niet te klagen gehad, 's Middags lieten
zich de jongeren hooren; 's avonds traden
de meer en vèrgevorderden voor het voet
licht. Dat er leven zit in het ons allen wel
bekende instituut voor onderwijs, bleek
uit hetgeen de leerlingen ten beste gaven.
Het programma was met zorg saamgesleld
en bevatte mooie en aantrekkelijke num
mers, welke blijkbaar zeer in den smaak
vielen.
Mej. van Gulik bracht een viertal leer-
lingetjes naar voren. Twee voor vier-han-
dig klavier geschreven nummertjes gaven
de gewenschte afwisseling in de solostuk
jes. Mej. van Gulik komt alle eer toe voor
de moeitevolle studie met de kinderen.
Een vlotte uitvoering gaven ook de leer
lingen van den heer Geirnaert aan de mu
ziek, die hun leermeester met zoo goeden
smaak had gekozen. Ook op 't gebied van
vierhandig, zelfs zeshandig klavier, lieten
de jongelui zich niet onbetuigd. De voor
bereiding was goed geweest.
Zoo was het ook met de cello-leerlingen
van Mej. van Batenburg. Ook zij pakt
degelijk aan, wat bleek uit het serieus ge
kozen programma, de voordracht en klank
ontwikkeling door de leerlingen.
Mej. Bonarius is de leidster van de kin
derkoorklas, die het aangename aan het
nuttige verbindt, en de ernst der koor
zangstudie prettig weet af te wisselen door
zangspel in costuum en zoodoende voor
haar arbeid de zóó noodige belangstelling
wekt. In „Lentebloemen" van Cath. van
Renes hoorden en zagen wij het onge
kunsteld zingen en spelen van een heel
mooi werkje zoowel van tekst als van mu
ziek. Er was veel vriendelijke belangstel
ling.
Het avondprogramma begon met „Sonate
in g moll" voor 2 violen en piano van Han
del, door de heeren Boeke, Ruys en Flu
gespeeld (de beide laatsten leerlingen van
den heer J. van den Burg, de heer Boeke
élève van den heer Franco Mendes). Hun
interpretatie verdient waardeering. Er was
streven naar voordracht, en geven aan de
juiste dynamische verhouding van de stem
men onderling. Mejuffrouw Wiesje Ouds
hoorn (leerlinge van den heer Richard
Boer) bewees in „4 Praludia" van Bach,
dat zy (door haar mentor geleid) een heel
aardigen kijk op het contrapunt zich eigen
maakt. Ook in Schubert's „Impromptu"
toonde zij zich een conscientieuse pianiste.
Mevrouw Maart je Offers liet ons haar
leerlinge mevrouw Bouman hooren. Deze
sopraan, met goede stem begaafd, zong
een aria uit „Figaro's Hochzeit" van Mo
zart en „Cavatine der Agatha" uit der
Freischütz van Weber. Deze keuze lijkt
ons niet gelukkig, daar de stem nog niet
volmaakt genoeg ontwikkeld is om te kun
nen bean-woorden aan de gevoelens, die
de zangeres meent uit te drukken. Daar
om had eenvoudiger keuze ons beter gele
ken. Mevr. Henny MeyerBoekwijt, gese-
cundeerd door haar leermeseter den heer
Boer, speelde het eerste deel uit het 2e pia
noconcert van Saint-Saëns. Mevrouw Meyer
heeft zich hiermede op gebied der virtuo-
sen begeven. Haar voordracht heeft aller
belangstelling gehad, getuigend van veel
en serieuze voorbereiding en muzikale
smaak. Welverdiend was de hulde, die
men haar bracht. Mejuffrouw Jo Stallinga
zong voor ons vier voortreffelijke liede
ren van Hugo Wolf. Men kent haar frissche
rijpe stem, de uitbeelding wordt in den
geest doorleefd. Als leerlinge der reper
toireklasse van den heer Franco Mendes
begeleidde deze haar. Knap en ondersteu
nend werk deed hij. Zijn leerlinge mejuf
frouw van Hasselt heeft ons in twee étu
des van Chopin voortdurend geïnteresseerd.
De orkestklasse gaf onder leiding van
den heer van der Burg en vlotte en goed
geslaagde uitvoering van twee deelen uit
de 4e Symphonie van Mendelssohn. Ook
de begeleiding van het „Grave" uit het c-
Dur Concert voor flit van Grosze was ver
zorgd. De heer Wim Heering (leerling
van d?n heer J. Prins) heeft dit zeer mu
zikaal ten gehoore gebracht, evenwichtig
van klank en gevoelig van voordracht. Hij
mocht zich over hartelijk terugroepend
applaus verheugen. De uitvoering van de
Muziekschool heeft aan de vele bezoekers
een aangenamen middag en avond bezorgd.
J. K.