Zooals je allemaal weet, zijn er elk jaar een heeleboel ondeugende kinderen, die door Zwarte Piet in de zak worden ge stopt. Misschien heb je je wel eens afgevraagd wat er eigenlijk wel met die stoute kinde ren gebeurt. Ja, dat hangt er grootendeels van af wat die kinderen op hun kerfstok hebben. Het grootste gedeelte bestaat uit kinderen die niet zoo heel erg stout zijn geweest en die kuip. die je eveneens op een der plaatjes ziet afgebeeld. Dat zyn dan meestal de zoetste kinderen die weer heel spoedig naar huis zullen mo gen. Naar de teekenaar ons mededeelde moet het heelemaal geen pretje zijn om naar Spanje te worden meegenomen en de kin deren doen dan ook verstandig met zoo veel mogelijk uit de handen van Zwarte Piet weg te blij ven. aanstonds beterschap beloven. Die worden in de meeste gevallen al na een paar uur tjes weer losgelaten. .Maar de heel erge stouterds moeten mee naar Spanje tot ze blijk hebben gegeven dat ze voortaan beter zullen oppassen. Er zijn natuurlijk een heele hoop men- schen die graag eens eens foto zouden wil len zien van de kinderbewaarplaatsen ach ter in den tuin van het Sinterklaas-paleis, maar dat gaat niet. Sint Nicolaas heeft het fotografeeren streng verboden en er komt niemand met een fototoestel binnen. Thans is het echter onzen teekenaar ge lukt in deze kinderbewaarplaatsen door te dringen en enkele schetsen te maken van de dingen die zich daar afspelen. Zoo zien jullie op een van de plaatjes een zoogenaamde geluiddemper voor de schreeuwers. Daar komen de meeste kin deren het eerst in terecht omdat ze dan nog zooveel lawaai maken. Het is een soort van hokje van heel dik glas, .waar geen enkel geluid doorheen komt. In ieder hokje zit ten meestal vier kinderen met een hulp- Zwarte Piet. Deze hulp-Zwarte Piët is in den loop der jaren al doof geworden van al dat geschreeuw, maar dat neemt niet weg dat hij bijna steeds met zijn vingers in zijn ooren zit. Zijn de kinderen eindelijk stil, dan gaan ze met heele rijtjes naar de machinale wieg. Dat is een heele rij van bedjes naast elkaar, die, door een stoomketel in bewe ging worden gebracht. Binnenkort zal de stoomketel vermoedelijk wel vervangen worden door een electrische installatie. Heel vroeg in den ochtend komt Sint Ni colaas door de tuin om eens rond te kijken of er geen kinderen bij zijn die alweer zoet genoeg zijn om naar hun vader en moeder teruggestuurd te worden. Inmiddels wor den de kinderen door Zwarte Pieten in tobbes gestopt en flink afgeboend. Wie daarbij niet schreeuwt mag dan later plaats nemen aan de beroemde limonade stemmetje van Hans. „Nou dag! Tot mor gen, droom maar van Sinterklaas!" riep Wim Hans nog na. „Droom maar van Sin terklaas", klonk het lang daarna nog in Hansje's ooren. Hij lachte een beetje bit ter. ^Vat had hij daaraan.... De nacht ging voorbij en het werd mor gen. De meeste schooljongens hadden reeds een deel van hun geschenkjes gekregen. Ze vonden het in hun schoen. Velen hadden htm cadeautjes al meegebracht. De schooltasschen puilden letterlijk uit! Hans' tasch alleen was leeg. Hij ontliep iederen jongen; bleef maar een beetje rondslen teren in de buurt van de speelplaats. Hè, daar had je 't alweer! „Dag Hans", riepen Ed en Wim, „kijk 'ns wat wij gekregen hebben! En zal ik je 'ns wat vertellen?" voegde Wim er geheimzinnig aan toe. „Ed kreeg toch immers geen tooverlantaarn en toen wilde ik hem verrassen en gaf mijn lantaarn aan hem, maar 't mooiste is, hij hééft een lantaarn gekregen. Zijn moeder vond, dat hij 't toch wel verdiende „En weet je wel", schreeuwde Ed tegen Hans, „dat hij geen nieuwen voetbal kreeg? .Nou, ik wilde hem verrassen en stuurde hem mijn nieuwen voetbal, maar het gekste is, dat hij toch een voetbal kreeg. En nu hebben wij allebei twee dezelfde cadeaux!" De jongens lachten.,.. Hans ook. Het idee. twee dezelfde cadeaux. Hij had er niet eens één. Hans was blij, dat de schoolbel ditmaal vroeger luidde dan anders. Druk redeneerend liepen de jongens het pleintje over, de klassen in..,, O ja, vandaag, die vervelende aardrijks kundeles. Wim zat maar wat naar zijn be- Hans Sint Nicolaas- geschenken. Een verhaal van jongens, die een goed hart hadden. Vier uur.De schooljongens stormden letterlijk uit de klas! Meester kon hen dit vandaag niet kwalijk nemen. St. Nicolaas- feest zat hen in het hoofd. Overmorgen nog zooveel nachtjes slapen, nog zooveel uur en het feest was daar! Het feest, waar iedereen al wekenlang naar verlangde. Iedereen? Nee toch niet. Wie dan wel niet? Wel, Hans Greve in ieder geval niet. Inte gendeel, hij wilde feitelijk maar, dat het feest al weer achter den rug was. Niet dat Hans Greve niet van het St. Nioolaasfeest hield, maar eenvoudig, omdat het voor hem toch geen feestje zijn zou, Vader ziek en lang zonder werk. Het was voor de fami lie Greve geen feest. Waar zouden zij ook het geld vandaan halen om geschenkjes te koopen? Geschenkjes, al zijn zij nog zoo klein? Er was immers nauwelijks genoeg geld om het noodige voedsel en melk en eieren voor Vader te koopen. Verdrietig slenterend liep Hans Greve de straat uit. Hij wachtte nu maar niet op zyn vriendjes Ed en Wim. Die zouden het den heelen weg wel druk over het feest hebben. En dat deed hem nog meer verdriet. „Hallo Hans", riep een vxoolijke stem, de stem van Wim, achter hem. „Wat loop jij in je eentje! Had je niet op ons kun nen wachten". „Ach, ik wou gauw thuis zijn'.', stotterde Hans een beetje verlegen. „Nou zeg, wacht eventjes, daar komt Ed al aan". De jongens bleven even staan om op Ed te wachten en gedrieën volgden zij den weg naar huis. „Zeg Wim, je weet toch, dat ik zoo graag die tooverlantaarn zou willen hebben", begon Ed, „maar iik krijg 'm niet. Moeder vindt het te gevaarlijk, met zoo'n kaarsje bij wijze van lampje. Jammer hè", „Nou", vond Wim, „zeker jammer. Je hebt er zoowat 't heele jaar naar verlangd. Nou ja, misschien met je verjaardag", voegde Wim er troostend ach ter. „Maar weet je", begon Wim dan weer, „dat ik zoo graag een nieuwe voetbal had? Nou, die krijg ik ook niet, omdat ik in de laatste veertien dagen driemaal mijn Zon- dagsche schoenen kapot heb getrapt!" De jongens lachten nu alle drie. Die wilde Wim. Zijn moeder had wat met 'm te stel len! „Zoo, ik ben er al weer", zei Ed na een poosje en nam met een „besjoer" af scheid van zijn vriendjesEen poosje later was ook Hansje bij zijn woning. Hans woonde in een klein, smal straatje, waar het niet erg frisch rook, maar Wim was een echt vriendje voor Hansje en bracht hem altijd heelemaal tot aan zijn huisdeur. „Dag Wim", klonk het ietwat treurige SINT NICOLAASGEBRUIKEN. ber zijn meester ter hand stelt: achter krib of staldeur gestoken beschermt zij geduren de den winter het vee tegen alle onheil, en in de lente drijft men er de koeien mee naar de .weide. De komst van Sinterklaas wordt te Frie- drichstadt a/d Eider door belgeklingel aan gekondigd. Knapen doen dit reeds een week van te voren in het kanton Bern: in Holenzollern trekken op den vooravond van het feest mannen en vrouwen, z.g. Niclause, onder ketting- en belgerinkel door de straten; in het kanton Unterwal- den gaat eenige dagen tevoren een als hansworst gekleed man Samichlausen- Geigel genaamd, met bellen van huis tot huis. Dat de bel den Heilige ook in ons land kladde inktvingers te turen. Eigenlijk dacht hij heel diep naJa, hij zou 't maar doen. Dat zou leuk voor Hans zijn. Ongemerkt haalde Wim een stukje papier, dat eens wit geweest was, uit zijn zak en schreef met een stompje potlood aan Ed. „Vanavond voetbal en lantaarn naar Hans brengen. Goed?" Dit briefje in telegramstijl werd doorgegeven aan den jongen, die ach ter Wim zat en deze gaf het weer door aan Ed. „Opletten daar!" klonk meesters stren ge stem. O hemeltje! Als hij 't briefje maar niet opvraagt. Nee, meester had geen brief je gezien. Vlug maakte Ed het papieren strookje open en las den inhoud.... Hij glimlachte. Datzelfde had hij al gedacht, toen zij elkaar het voorval van de twee geschenken verteldenToch fideel, van die Wim, om óók hetzelfde te denken. Na tuurlijk vond Ed 't goed! Het zou leuk zijn voor Hans, twee cadeaux te krijgen, waar iedere jongen naar Verlangen zou. Op de achterzijde van het briefje schreef Ed dus met groote letters „Ja", en gaf het stukje papier aan Wim terug. Twee virendjes van Hans liepen dien aVond in het donker door het nauwe, smalle steegje.... Er was niet eens een lantaarn in het straatje, maar Wim kende den weg wel. Zachtjes, heel zachtjes, zetten zij hun geschenken op het versleten stoepje. Dan belden zij luid en holden het straatje uit.... Juist, toen zij den hoek waren ge naderd, zagen zij, dat de deur van Hans' woning langzaam openging. „Ziezoo", zei Wim, om wat te zeggen, „nu heeft hy ook wat!" „Ja!" zuchtte Ed, en voelde zich even gelukkig als Wim.... Op den terugweg zeiden de beide jongens niet veel. Wat zouden zij ook zeggen, In hun gedachten zagen zij reeds de groote oogen van Hans, die hij zou opzetten, zoo dra hij zyn pakjes kreegWim lachte eens en Ed lachte mee. „Toch wel prettig, om iets weg te geven", zei Ed een beetje schuchter. ,Ja, vind ik ook", antwoordde Wim en beiden vervolgden hun weg naar huis.... niet vreemd is, blijkt uit het volgende rympje: Sint Niclaes Bisschop, goed heylich man, Wil je wat in mijn schoentje geven, God loont U dan, Geefftemen een beurs met bellen, So© sal ickje niet meer quellen, So langhe als het God geliefft, Heb ik Sinte Niclaesje lieff. Maar in den Dantziger Werder is de bel een attribuut van den Zaligmaker; daar hoort men: Heilige Krist du göde mann, trek din besten tabbert an, komm veer onse deer, klinger ons wat veer. Bij de familie Breedveld was het Sint Nicolaasfeest een heel bizonder feest. Dat is het natuurlijk overal, maar bij hen nog veel meer dan bij andere mensehen. Dat zat namelijk zoo. Meneer Breedveld had vroeger heel lang in Spanje gewoond. Door een heel toeval lige omstandigheid was hij op zekeren dag met Sint Nicolaas in aanraking gekomen. De goede Sint nu vond meneer Breedveld een erg aardige man met het gevolg, dat die twee dikke vrienden werden. Zooals jullie weten komt Sint Nicolaas by de meeste menschen maar een keer. Bij de Breedvelds echter kwam hij geduren de zijn verblijf hier in het land voortdurend over den vloer. Telkens als de goede Sint een beetje moe werd, ging hij naar zijn ouden vriend om wat uit te rusten en soms logeerde hij er ook eenige dagen achter een, tot het weer tijd werd om naar Spanje terug te keeren. Meneer Breedveld had ook een zoontje, dat er heel erg mee was ingenomen, dat zijn vader zoo'n goede maatjes was met den heiligen man uit het verre land. Iederen keer, dat Sint Nicolaas bij hem thuis kwam, ging hij gauw kijken of er niet iets in de zak was blijven liggen, dat de Sint weer mee had teruggenomen, omdat de kinderen ergens niet zoet waren geweest. Zooals je weet, wordt Sint Nicolaas nooit oud, maar toch viel het meneer Breedveld op zekeren dag op, dat de witte baard van den goeden man zoo dun begon te worden. „Sint Nicolaas", zei meneer Breedveld, „uw baard begint uit te vallen". „Dat weet ik wel", bromde Sint Nico laas, „dat is erg genoeg". „Nou, ik weet er wel wat op", antwoord de meneer Breedveld, „ik weet een middel tje dat u op uw baard moet doen. Dan groeit ie weer als kool. Weet u wat: van middag zal ik gauw een flesohje ervan koo pen. Ik zal het in de schoorsteen leggen en als u dan vanavond een beetje laat thuis komt dan kunt u het daar vinden". „Gauw.... slapen hoor", zei meneer Breedveld. „Ja Pa", antwoordde Jantje. Maar toen Jantje den volgenden morgen wakker werd, deed hij een vreeselijke ont dekking. Het, middeltje, dat heel sterk was en dat voor de baard van Sint Nicolaas was be doeld, had zijn uitwerking niet gemist. Een enkel woord ook over de roede of gard. Sinterklaas, St. Maarten, Ruprecht en diens varianten, alle die persoonlijk heden, welke geschenken uitdeelen, zijn ook gewapend met het bewuste tuchtmid del, waarvoor men de kinderwereld zulk een heilzaam ontzag weet in te boezemen. Gewoonlijk is deze roede van berkenhout; in Tirol vindt men de hazelaarsgard, met welke de Butzemann, behoorlijk in erwten- stroo gewikkeld, .alwie hij op zijn weg ontmoet onmeedoogend kastijdt. In Zwitserland draagt de H. Nikolaas plaatselijk een opgesmukt boompje, in Hamburg voorheen een groene twijg. Hier mee komt de z.g. Martinsgarte overeen, die de Beiersche herder den lOden Novem Jgntje Breedveld had een reusachtige Sint Nicolaas-baard gekregen en op zijn hoofd groeiden lange, woeste grijze haren. Nou, je begrijpt dat de vader en moeder van Jantje heel erg schrokken, toen ze hem binnen zagen komen. Vader was boos en hij zei, dat hij heelemaal geen medelij den mét Jantje had. Een uurtje later moest Jantje naar school. Op straat keek iedereen hem na en alle jongens lachten hem uit. Maar dat was nog het ergste niet. Het was vandaag juist de dag, dat Sint Nico laas de school van Jantje zou bezoeken. Toen deze den deugniet zag binnenstappen begreep hij terstond wat er gebeurd was. Sint Nicolaas had het al zoo vreemd gevon den, dat het fleschje met het haargroeimid del half leeg was geweest. Mopperend was de goede Sint naar zijn kamer gegaan en hij had het middeltje over zijn haar en Jantje, het zoontje van meneer Breed veld, had het heele gesprek bijgewoond. Nu was Jantje wel een aardig jongetje, maar hij was óók een wijsneus. 's Avonds kroop hij stilletjes uit zijn bed om in de schoorsteen te kijken of daar dat wonderlijk flesohje lag. En ja hoor, vader had er goed voor ge zorgd. Maar nu beging Jantje Breedveld een domme streek. Hij dacht: „Och kom, voorloopig is Sint Nicolaas toch nog niet terug, laat ik dat haargroeimiddeltje ook maar eens probee- ren. Wie weet wat ik voor mooie krullende lokken krijg". Hij klom voor de spiegelkast en gooide de helft van het fleschje over zijn hoofd. Daarna verstopte hij de rest weer gauw in de schoorsteen. Meneer Breedveld had Jantje wel hooren loopen, maar eerst dacht hij dat het Sint Nicolaas was die vandaag een beetje eer der dan anders thuiskwam. Toen het loo pen echter aanhield ging hij eens kijken in de kamer van Jantje en daar was hij er juist getuige van hoe de ondeugd weer haastig in zijn bedje terugkroop. baard gesmeerd. Maar er was niet genoeg meer geweest en daarom had het middel tje niets geholpen.... Jantje had nu de baard die eigenlijk aan Sint Nicolaas toe behoorde. De heilige sprak geen woord, maar hij keek den kleinen boosdoener heel kwaad aan. En toen Sint Nicolaas begon uit te deelen, sloeg hij Jantje Breedveld over. Hij deed eenvoudig of Jantje niet be stond. Nou dat was het ergste wat hem gebeu ren kon. Dien middag om twaalf uur ging Jantje snikkend naar huis. Hij had zoo'n verdriet dat vader en moeder medelijden met hem kregen. Jantje deed alles om weer goed te maken wat hij misdreven had. Niet alleen vader en moeder schonken Jantje vergiffenis, maar ook Sint Nicolaas toen hij dien middag even bij de familie Breedveld binnenwipte. Maar eerst moest Jantje be loven, dat- hij nooit meer de haargroeimid- deltjes van Sint Nicolaas zou gebruiken. En nu was alles weer goed, behalve dat Jantje Breedveld zijn heele leven een Sint Nicolaasbaard moest blijven dragen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1935 | | pagina 17