VRIJDAG 25 OCTOBER 1935 DE LEIDSCHE COURANT DERDE BLAD - PAG. 11 CORRESPONDENTIE. Mienta v. Eisen, OegStgeest. Dank je wel Mienta voor hartelijk briefje en opstel. Het begint al beter te gaan. Ga zoo door en ik zie je nog eens naast me zitten aan de bekende redactioneele tafel, waaraan tante vroeger ook zat. Als ik in Noordwijk kom, ga ik ze vast opzoeken. Dag lief Nichtje! Groet'wederkeerig vader en moeder van me, en ook Tante in Noord- wijk enik geef jou de vijf! Daag! An nie Heetvelt, Anna v. Sak- lenstr, 8. Wel Annie, wat schrijf jij al keurig en het opstelletje is ook lang niet slecht. Ik wil het eens laten hooren, dan kunnen de klasgenooten eens zien, wat jij al kunt. MET DE KLAS OP STAP. Eenige dagen van te voren hadden we afgesproken, dat we een dagje uit zouden gaan. We gingen naar de Haagsche Schouw waar een speeltuin is. We moesten sparen. Eindelijk was de dag aangebroken. We gingen 's morgens negen uur weg. We moesten loopen. 't Was heel warm. Om half elf waren we er. 't Eerst wat we de den was.spelen. Er was veeL Een groot hobbelpaard en een zweefmolen enz. Er waren ook tentjes met stoeltjes er onder en een tafeltje. Het was er heel prettig. Om twaalf uur gingen we weg. Nu gingen we met de tram tot bij de Haven. Verder moesten we loopen. Zoo was het einde van ons uitstapje. En dat uitstapje beviel ons goed en we spreken er nog dikwijls over. Wat zeggen jullie daarvan? Is dat niet goed gezegd, voor een kind van acht jaar Dag Annie! Groet vader en moeder en Bertha van me. Ik hoor nog wel eens wat van je, is wel? Rosalientje Walter, Leide n. Ja Rosalientje zoo denkt er iedereen over! Geloof maar, dat als ik rijk was, er niet 37 maar 10 maal zooveel prijzen gaf; dan kreeg iedereen wat. Nu moet er geloot worden en is het geluk voor de gelukki gen. Tot den volgenden wedstrijd! Dag Roosje! Groeten aan vader en moeder! Do r a v. Kniest, O e g st g e e s t. Jij kunt niet alleen goeie raadsels maken, maar ook versjes, die een plaatsje waard zijn. Ik zal dit laatste versje eens laten hooren. Dat is dan meteen een vinger wijzing voor andere nichtjes, die nooit, iets voor ons mooie Hoekje inleverden. Daar komt Dora en zal jullie nu eens pre-' des vertellen, hoe haar klein broertje is. MIJN BROERTJE. Kent gij mijn jongste broertje Piet? Hij komt al aangesprongen, Als hij mij in de verte ziet Ik vind het wel 'n lieve jongen. 't Is volstrekt geen pruileman, Mocht hij wel eens grollen, Och, hij kijkt zoo vroolijk dan, 't Is bij hem maar lollen. Iedereen, hetzij groot of klein, Mag hem gaarne velen, Al mag het nog zoo'n dreumes zijn Harten kan hij stelen. Ziezoo, hoe Dora haar broertje be schrijft. Is dat mooi? Ik zeg van wel! Dag Dora. Groet je ouders en alle broertjes en zusjes! Gonnie, Voorschoten. Nu moet ik toch jouw versje een plaatsje ge ven, anders vrees ik, dat je kwaad op me wordt en dat zou ik erg jammer vinden. En daar die versjes lang zijn, zal ik voor vandaag met deze rijmpjes de correspon dentie besluiten. Het eerste zal Gonnie jul lie voordragen hoe het ging met Nellie's nieuwe hoedje om te besluiten met een loflied op haar goeie opa, die wel meer dan tien wagons goud waard was. HET HOEDJE door Gonnie. Op 'n Zondag had Nellie Eens haar nieuw hoedje op, Ze liep net even buiten Toen., kreeg ze 'n reuze strop. Want plotseling kwam de wind, Blies heel hard en straf! En opeens ging het hoedje Wip! van haar hoofdje af. „Oh!"., mijn hoed riep Nellie, En bleef bedremmeld staan, Maar groote zus holde dadelijk Al achter het hoedje aan. Toen liep Nellie verder En met haren kris en kras, Ze lachten en riepen maar. Of er iets wonders was! Maar het hoedje vloog verder En rolde over den grond, 't Was net of de wind, Dat spel wel grappig vond. Eindelijk werd het hoedje Gegrepen door een mijnheer, Maar ach 't zal vol moddervlekken. Nieuw was het nu niet meer. MIJN OPA. door Gonnie. Ik bezit een lieve Opa, Oud drie en zeventig jaar! Is flink en vlug ter been Ja, want luister maar.... M'n Opa doet ook boodschappen, Wel tweemaal op een dag, Dan neemt Opa een koffer mee. Ik wou, dat je het zag! Moet je m'n Opa eens zien Over die drukke straat, Neemt groote passen maar. Stapt voorzichtig en cordaat. Overal gaat Opa op af Dat doet hij met plezier! Gaat naar groenteboer en slager Bakker en kruidenier. Haalt zand, soda, chloor en zeep, Suiker, koffie en thee, Soms neemt mijn Opa voor Opoe Een bouquet bloemen mee! Maakt ook lange wandelingen Laatst nog naar Wasenaar! Als je het niet wilt gelooven Vraag het zelf hem maar. Als het prachtig weer is, Wandelt Opa Leidsche Hout door, Neemt plaats op 'n bank bij de vijver, Dan geniet mijn Opa hoor! Maar is het soms koud en guur, Dan geniet Opa bij de radio Luistert naar vroolijke muziek Maar natuurlijk van de Kro! Ik gaf Opa met z'n verjaardag Een pond tabak cadeau. Want rooken doet hij gaarne, Te veel naar Oma's zin, o zoo! Ja, mijn Opa is een man, Waar iedereen van houdt. Ik zou hem niet willen missen Nog niet voor tien wagens goud! Wie zijn jarig Van 26 October tot en met 1 Nov. 26 Oct. Gerrit Overdevest, Magd. Moonsrt 26 Oct.: Beppie Overdijk, Kort Oranjegr. 4 26 Oct.: Kees Buil, Rijndijkstr. 21. 26 Oct.: Dora v. Haastregt, Dorpsstraat D 76, Zoeterwoude. 28 Oct.: Pietje Bernsen, Breestraat 157. 28 Oct.: Tilly v. Kampen, 's Gravendam- scheweg, Noord wij kerhout. 28 Oct.: Wouter Verdel, R'veen B 336. 29 Oct.: Rika Goddijn, Heerlstr. 105a. 30 Oct.: Albert v. d. Stok, Doezastr. 21a. 31 Oct.: Dora Bekkers, Pelikaanstr. 17. 1 Nov.: Tini Groen, Toussantstr. 11a. Ik feliciteer de jarigen. Wie zijn of haar naam in deze lijsten wil opgenomen zien, schrijve me minstens 14 dagen voor den verjaardag. Ik bedoel namen van schoolgaande kinderen. Oom W i m. DE OPLOSSINGEN Raadsels van verleden week waren: Opl. I: rook koor. Opl. n: languit Opl. III: tang wang zang vang rang. Opl. IV: de echo. Opl. V: Weert weer twee teer Opl.: VI: Roermond roer mond. Opl. VII: el nel vel pel - schel Wie kan nog een stel raadsels ma ken? Stuur die raadsels dan op met de oplossingen op een apart stuk papier erbfj. Oom W i m. VERZAMELWOEDE door Diederik. Er heerscht een verzamelwoede In ons kleine Nederland; Alles zet men onderstboven Wat is er toch aan de hand? Bandjes van sigarenmerken Worden nu bijeenvergaard. En de vele mooie bandjes Worden in een bock bewaard. Vele jongens zijn in actie, Trekken daag'lijks er op uit; Iedereen wordt aangesproken, En dan vraagt zoo'n kleine guit: „Hè, mijnheer, wacht U eens even, „Blijft U nu eens even staan; „Zeg mijnheer, U rookt sigaren, „Zit daar soms een bandje aan?" In de straten op de pleinen, Gaat dit steeds zoo dag aan dag; Wie er dan maar rookt sigaren Neemt men daad'lijk in beslag. Doch als weer een eind zal komen Aan verzamelzotternij, Leggen jongens alle bandjes, Weer als „nutteloos" op zij! (Voor de grooteren onder onze lezers). IETS OVER LEIDEN door Oom Wim. VI. Voor we beginnen aan een meer gedetail leerde beschrijving te geven van de Burg, moet ik nog even wijzen op een buitenge wone gebeurtenis die in 1635 onze stad teisterde. Het was de pest, die het getal in woners ontzettend decimeerde. In dat jaar stierven 14582 lijders aan die gevreesde ziekte. Toen ook schijnt Leiden de 100.000 inwoners benaderd te hebben. Leiden maakte inderdaad wat de bevol king betreft voorheen een goed figuur. Ik heb hier voor me liggen een lijstje van 1515 wat het aantal haardsteden betreft. Ik vind dan: (let op haardsteden!) Leiden3017 Delft en Delfshaven 2733 Haarlem 2714. Amsterdam 2531 Gouda 1694. Dordrecht 1500 Rotterdam 1137. 's Gravenhage 1118. Hoorn 1118. En nu stappen we bfj onze gewone wan deling door de stad naar de B u r g. Onze Burcht Ik geloof niet, dat er veel Leidenaars zijn, die de Burg niet kennen. Kom van de Nieuwstraat en voor je ziet de steenen Poort met ijzeren hek. Kom door de Burg- steeg en aan 't eind vind je links, die eigen aardige Poort, waarop een leeuw met een zwaard en het Leidsche wapen de aandacht trekt. Je leest het devies „Pugno pro Pa- tria" wat beteekent „Ik strijd voor het vaderland". Je leest verder daarop een ge dicht in het latijn, waarin de Burg zijn his torie vermeldt; de namen van burgemees ters, onder wier bestuur de poort is ge bouwd en dien van den eersten stedelij ken burggraaf. Wie zoover is, wil verder zien: Treedt binnen en komt op het voorplein en ge vindt rechts en links ruime, smaakvol inge richte lokalen, bestemd voor café en hotel en voor vergaderzaal met foyer. En dan ziet hij voor zich een tweede ijzeren hek; een steenen trap, die toegang geeft tot dat historisch plekje grond, waarop ieder Lei- denaar trotsch is. De kanteelen van den Burg zien we wazig door de boomtakken heen en verhoogen het effect van de om geving, hier, die ons in onze gedachten te rugvoert vele eeuwen, toen de Burg nog was een Burcht, zooals onze verre voorva ders, die eenmaal zagen.... als een ves ting; als een oud slot. Uit de vaderlandsche geschiedenis weten we, dat de Romeinen hier te lande wegen hebben aangelegd, rivieren in vaste bed dingen hebben geleid; sterkten hebben ge bouwd en.de Bataven, de Friezen en de Saksen en al de kleinere stammen aan hun heerschappij hebben onderworpen. Waar Leiden nu staat strekte zich te dien tijd een groot woud uit of zooals het toen heette „het Woud zonder genaden". En daar zouden de Friezen en de Sak sen omstreeks 450 een Burcht hebben ge sticht en deze zou zijn gebouwd aan de sa men vloeiing van de Rijn en de Mare en rondom die Burcht en beschermd door de bewoners dier sterke vesting kwam het volk wonen om gezamenlijk op te trekken tegen die wilde beesten, die in dat „Wout zonder ghenaden" in zoo'n grooten getale huisden. Dat is één lezing. Andere geleerden ver tellen de geschiedenis anders. (Wordt vervolgd). EEN STUDENTJE! door Ria van Langeraar. Laatst, 't was Augustus en vacantie Dat zegt zoo weinig niet? We krijgen dan veel logeetjes, Zoo ook de kleine Piet. Die Piet dat is een jongen Zoo van een jaar of acht, Het is een groote leukerd, Waar men dikwijls om lacht. Ik zei laatst, kleine Pieter, Zeg, weet jij al kleine vent, Wat of je toch wil worden Als je een groote jongen bent? Ik word, ik word, zegt Pieter, I word, ik word.student; Maar ik neem altijd vacantie. Omdat ik daar dol op „bent". Dan kom ik vaak bij Grootmoe, En ook bij Tante Jet, Dan heb ik vast mijn wenschje, O Tante wat een pret! Dan kan ik steeds gaan visschen. Of spelen in het zand, Gaan steppen of gaan fietsen, Gaan baden aan het strand. Wat heb ik hartelijk gelachen, Om het antwoord van mijn Piet, En ik dacht zoo bij mij zelve, Een leuker neefje heb ik niet. EEN BENAUWDE TOESTAND. door Jo Wokke. Op een koude Februarimorgen was de heele eerste cursus weer verzameld in het studielokaal, 's morgens al om 8 uur, nadat we al bijna 'n heele dagtaak achter den rug hadden, nl. chamberettes in orde maken, naar de H. Mis gaan, ontbijten enz. 't Was 'n triestige morgen, 'n Fijne motre gen versomberde de heele omgeving en de lucht was één grauwe wolkenmassa. De achterste bank droeg onze dierbare body's, nl. die van m'n buurvrouw, Berti, en de mijne. Links was 't raam, en rechts zat m'n vriendinnetje Rie. 't Was dus een héél gezellig hoekje, en menig vermanenden blik werd er in de loep van den dag tot ons gericht. Rustig keek ik het lokaal eens rond. Allen zaten gebogen over hun werk. De surveil- lante maakte een stapel boeken weer be hoorlijk, door ze van nieuwe ruggen te voorzien, en losse bladeren weer vast te plakken. Eentonig tikte de klok in een saai tempo. Met 'n zucht keek ik naar buiten, 'n koude rilling liep over m'n rug bij het zien van de motregen buiten. Toen ging ik aan den slag. De eerste les volgde, 't Was een dier- kunde-les, en wij met een stapeltje boeken onder onze arm, spoedden ons naar 't Phy- sicalokaal, want we hadden maar 5 min. recreatie. Op de lessenaar lag ook reeds een stapel geleerdheid, die voor 'n gedeelte in onze onwetende bollen moest worden ge pompt. Na 't bidden begon Zuster: „Vandaag zullen we de visschenfamilie behandelen, en laten we dan beginnen bij mijnheer Haring". Jemineetje, dacht ik, ik mag wel wat harder studeeren, ik raak steeds meer ach ter, want ik moet de amphibien en de rep tielen nog leeren. U moet weten, ik behoor niet, (tot m'n spijt) tot de vlijtigsten. „De haringen leven in scholen bij elkaar" Daar kon ik me niet in verdiepen hoor, en tot m'n buurvrouw: „Zeg Berti, het tocht hier zoo bij het raam, wil je m'n boordje van m'n studiemouw over m'n hand doen? Zoo, he wat zit dat fijn warm. Dank je hoor!" Mijn rechterhand zat in m'n linker- studiemouwboordje, en m'n linkerhand in de rechter. Ik rilde bij de gedachte dat de visschen op dat oogenblik in het koude wa ter leefden. Brrr. Deze gedachte was het eenige resultaat van al de wijze woorden van de docente. „Laten we nu drie woorden van mevrouw Aal opschrijven". Met 'n ruk wilde ik m'n handen in de gewone toestand plaatsen, maar helaas. Hoe ik ook rukte en trok, er was geen beweging in die houding te krij gen. Zouden m'n handen in dat halfuurtje zoo gegroeid zijn? £acht ik met schrik. M'n achterburen hadden de heele wor steling gadegeslagen. Ze schenen het be paald leuk te vinden, want inplaats van me de behulpzame hand te bieden, plaagden ze me op alle mogelijke manieren. De een maakte alle knoopjes van m'n blouse los, de ander trok aan m'n haren enz., ik stond er „machteloos" tegenover. Ineens kreeg ik nog zo'n verschrikkelijke neuskrieuweling En de docente nog steeds onkundig van het feit, vervolgde ongestoord haar onderwerp: ,,'n Lancet-vischje". „Laten we nu drie woorden opschrijven v. h. Lancetvischje. 't Lancetvischje heeft negatieve kenmerken. Bij deze woorden voelde ik onheilspel lende blikken op me gevestigd. Gelukkig was de les spoedig ten einde en toen werd de klas van m'n gevangenneming in kennis gesteld. In triomf werd ik naar ons eigen leslokaal gevoerd. De volgende les was leesles. 't Was erg woelig in ons hoekje. Zuster merkte wel, dat er iets broeide. De eene sloeg m'n blad om, de ander pakte m'n zakdoek, en dat ging allemaal met ingehouden proestlachen vergezeld. M'n handen hield ik maar steeds onder de bank verborgen. Eensklaps": „Jo Wokke, nu is 't uit met dat gelach. Doe alsjeblieft je handen boven de bank. Die aanstellerij." Ik, hoogst verontwaardigd, keek naar de Zuster. Alle oogen waren op mij gefixeerd. „Ze kan niet. Zuster", verhief zich eens klaps 'n stem. 't Werd raadselachtig, en Zuster beval me bij de lessenaar te ko men. Toen begreep ze de heele situatie. Lachend hielp zuster me uit m'n mouwen, en toen onder 'n luid hoera, liep ik naar m'n plaats. Nog dikwijls denk ik aan deze gebeurtenis. HONDEN door Diederik. Honden zijn er vele soorten, Grooten, kleinen, zonder tal; Er zijn Herders, Doggen, Keesjes, Die men vindt haast overal. En het leven dat zij lijden, Heusch dit is altijd geweest; Het was steeds een hondenleven. Daarvoor is hij hond, dus beest. Honden dat zijn trouwe beesten. Het is algemeen bekend; Honden zijn ook zeer verstandig, Honden worden vaak verwend. Is het wonder dat wij zeggen: ,,'k Wou dat ik een hondje was";. Want dan word ik ook vertroeteld, Dit komt mij nog net van pas. Als een hond trekt voor een wagen, Noemt men dat toch zeer gewoon; Maar men telt dan niet de slagen, Die hij dikwijls krijgt als loon. Hondsch zijn zeker deez' manieren, Menschen moeten wijzer zijn; Worden zij als hond behandeld, Dan vindt men dat laf en klein. Als het buiten waait en regent, Zegt men: „wat een hondenweer"; Honden blaffen, keffen, bijten, Alles om hun honden-eer! Menschen vechten als twee honden Vaak heel dikwijls om een been; Doch het eind is van het liedje: ,,'n Derde loopt er dan mee heen!" KEMPHAANTJE SPELEN. Dit is een aardig spelletje om op een steenen plaatsje buiten te spelen; in een ruime kinderkamer gaat het ook weL Er wordt een grooten kring getrokken, waar twee kinderen in gaan zitten, die de kemp hanen voorstellen. Ieder kind krijgt nu een stok onder zijn knieën. Nu moet hij zijn handen voor zijn knieën vouwen, die om de polsen met een zakdoek worden vastgebonden. Zijn zij zoo beiden gereed, dan is het de kunst om el kaar uit den kring te werken, hetgeen van zelf sprekend niet zoo heel gemakkelijk gaat, dan men wel denkt, want men wordt in zijn bewegingen t-elemmerd door den stok en de vastgebonden handen. De winnaars moeten telkens tegen el kaar vechten en wie tenslotte het laatst overblijft, is „de" winnaar! Denk er echter om, vóór julliie tot dit vrij wilde spelletje overgaat, dat je oude kleeren aantrekt. Een moeilijke „landing"... ,.^*ÉÖÈ5

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1935 | | pagina 11