VRIJDAG 18 OCTOBER 1935
DE LEIDSCHE COURANT
VIERDE BLAD - PAG. 15
CORRESPONDENTIE.
Irène en Jo, Kweekschool, Am
sterdam. Bravo Jo, dat is no. 1. Nu
je A gezegd hebt, verwacht ik B en C en
zoo tot Z toe. Je kunt.dus doen. Zie van
daag eens! Ik zal jullie de krant, met brie
ven en eigen verhalen, verzen, sprookjes,
opstellen, toesturen. Dat is altijd leuk en
omdat Irène de oudste papieren heeft, zal
ik aan deze alles adresseeren. Zij zal dan
wel alles doorgeven. Wie zegt je, dat jouw
epistel Irène, niet in ons Hoekje past? Niet
t e bescheiden zijn, zeg! Waren die vacan-
tieherinneringen dan zoo, dat ze niet ge
schikt waren voor onze lezers? Weet dan,
dat we algemeen gelezen worden en ook
grooten en grooteren het leuk vinden, wat
er zooal in onze rubriek verhandeld wordt.
Dag lieve Nichtjes! Met hand en groet voor
uw beiden, neem ik voor vandaag van jullie
afscheid! Daag. Succes met het examen!
RooieKees, Leiden. Het verhaal
van Walewein loopt ten einde. Kom je
nog eens praten en breng dan dat bewuste
je weet wel mee. Dan kunnen we sa
men nog eens overleggen. Ik geloof, dat het
voor ons geschikt is. Dag Neefje! De hand
voor jou!
HarryGrimbergen, Vondellaan.
Dat opstelletje is niet slecht. Je hebt heel
goed verteld van die twee ondeugende jon
gens, die bij vrouw Verberg voortdurend
„belletje trokken" maar eindelijk hun ver
diende loun kregen en wel een teil vol wa
ter op hun kop kregen. Als het nu twee of
drie keer zoc lang was liet ik het plaatsen.
Maak eens een lang verhaal Harry, ik weet,
dat jij er best iets van terecht brengt.
Groet vader en moeder van me en de heele
vierde klas met mijnheer erbij! Dag Harry!
Jan van Schie, Rozensteinstr.,
Wassenaar. Jan stelt zichzelf voor
en voor hij begint aan de oplossingen, zegt
ie in een gloedvol vers:
Het is voor de eerste keer
Dat ik het probeer
Om raadsels op te lossen
Ik moet er mee beginnen,
Wil ik eind'lijk wat winnen.
En, ik hoor bij de groep van 8 tot 10
Dus laat ze u hier onder zien.
Zoo zegt Jan! En Jan.... laat iets zien,
wat gezien mag worden; zoo mooi, dat ie
twee prijzen moest hebben, in plaats van.
Dag Jan! Tot ziens bij den volgenden wed
strijd!
Bernard Kieuw e, Doezastr.
Leiden. Ja zeker, jouw opstel was
ook goed en ik geloof, dat jij een langer
verhaal kunt maken. Probeer eens! Dan
laat ik het plaatsen! Dag Bernardje! Groet
je vader en moeder van me en.,., blijven
meedoen!
Gonny Be ij, Leiden. Nu zullen
wij samen eens gaan praten! De versjes en
het verhaaltje zijn lang niet slecht. De vol
gende week moet je eens goed kijken. Daar
liggen zooveel mooie bijdragen reeds maan
den te wachten, dat het meer dan erg is en
daaronder behoor jij zeker ook. Maar ik
beloof beterschap. Jij zult gauw aan de
beurt zijn. Nog even geduld. Dag Gonny!
Groet vader en moeder van me!
Mien van Koppen, Voorscho
ten. Wel Mien, wat ben jij een geluks
vogel! En zusje nog nooit iets gewonnen?
Dat is niet zooals het hoort! Jij moet eens in
de loterij spelen, misschien liggen de
100.000 voor jou klaar. Dag Mien! Condo
leer je zusje van me! Voor u allen de hand.
Kathe Th eel en, Leiden. Tot
slot van deze correspondentie zal ik Kathe
voor jullie laten voordragen iets over „De
Oievaar" en tot slot „Poes", mooie versjes,
die ze eens ergens gelezen heeft.
Daar is ze!
DE OOIEVAAR
Er was er eens 'n ooievaar,
Die groote honger had,
En daar geen mensch hem voeren kwam,
Ging hij maar zelf op pad.
Heel spoedig kwam hij bij 'n sloot,
Daar sprong 'n kikker rond,
Die onze hongerige ooievaar,
In eenen hap verslond.
„Wel vriendlief eet jij kikkerbout",
Sprak hem een reiger aan,
„Doe net als ik en wacht op baars,
En laat die kikkers gaan."
„Maar als er nu", sprak de ooievaar,
„Geen baarsje komen zal,
„Dan heb ik toch vast wat gehad,
„En jij hebt niemendal."
POES.
Op donzige voetjes
Sluipt poesje heel zoetjes
De graanzolder op.
Toi;h hooren 't de muisjes
En zoeken hun kluisjes
In wilden galop.
Maar poes kent hun gaatjes
En heimlijke paadjes
En wacht doodbedaard
Zij ligt nu te loeren
Men ziet slechts verroeren
De punt van haar staart.
Daar ligt zij nu uren
Te turen, te gluren
Plat tegen den grond
Daar waagt zich 'n muisje
Tot buiten z'n kluisje
Hap! 't Verdwijnt in haar mond.
Tot Zaterdag! Dan gaan we door!
Wie wat te vragen heeft, vrage!
Oom Wim.
Wie zijn jarig
Van 19 tot en met 25 October.
19 Oct.: Marietje van Haastregt, Dorpsstr.
D 76, Zoeterwoude.
19 Oct.: Jan Pietersen, Noord (Z.H.).
21 Oct.: Bert de Gunst, Caeciliastr. 1115.
21 Oct.: Nel Reekers, Breestraat 87.
21 Oct.: Engelina van Sonderen, Hooge-
woerd 88 a.
22 Oct.: Janna van Haastregt, Nieuwe We
tering C 86.
22 Oct.: Joseph Braakman, Cobetstr. 48.
23 Oct.: Corrie de Hollander, Bijdorpstr.
17, Voorschoten.
23 Oct.: Maria den Haan, Langeraar Pulmot
24 Oct.: Riki Roodakker, Oranjegr. 139.
24 Oct.: Mienta van Eisen, Emmalaan 3,
Oegstgeest.
24 Oct.: Gerda v. d. Geest, Achterdijk E65
Hoogmade.
25 Oct.: Ton Stikkelman, Apothekersdijk 31
25 Oct.: Nellie Huizebosch, O. Wetering
A 142.
25 Oct.: -co Hop, Rijndijkstr. 71.
25 Oct.: Wim Akerboom, Grachtw. 29 Lisse
25 Oct. Pietje den Haan, Langeraar.
25 Oct.: Frans Hoogervorst, Papeveer,
Ter Aar.
Ik feliciteer de jarigen.
Wie zijn of haar naam in deze lijsten wil
opgenomen zien, schrijve me minstens 14
dagen voor den verjaardag. Ik bedoel na
men van schoolgaande kinderen.
Oom Wim.
HOLLAND
door Diederik.
Holland, land van kaas en boter,
Holland met je bosch en hei,
Holland, waar de koeien grazen
In de mooie, groene wei.
Holland is ons allen dierbaar,
Holland is de bakermat
Van veel helden uit 't verleden;
Holland gaat op Holland prat.
Holland is, bij vergelijken,
Op de landkaart nietig klein;
Maar op zee mocht het er wezen,
Holland zou geen Holland zijn.
Als je denkt aan Tromp, De Ruijter,
Aan Piet Hein zijn zilvervloot,
Aan de Prinsen van Oranje:
Trouw aan Holland tot hun dood!
Holland met zijn vliegerswezen
Holland bracht zeer veel tot stand;
Hollands dappere piloten,
Zijn* de sieraad van het land.
K. L. M. gij steldet daden
Gij houdt voor ons „Holland" hoog;
Holland heeft zich naam verworven,
Dit hoeft verder geen betoog.
Holland met zijn stoere vissohers,
Die bewezen op de zee,
Goed en leven veil te hebben,
Holland spreekt een woordje mee!
Holland isja zal het blijven,
Steeds voor ons het meeste waard;
Want wat zou het leven wezeu,
Zonder Holland hier op aard!?
NIEUWE RAADSELS
ingestuurd door Jan.
Raadsel I:
Ik kom uit de schoorsteen.
,Als men mij omkeert, ben ik in de kerk.
Raadsel II:
Hoe liggen schooiers, als ze op 'n stroobos
slapen?
Raadsel III:
Met t ben ik in de keuken
Met w een deel van 't hoofd
Met z wieg ik de kinderen in slaap
Met v ben ik een w. w.
Met r duid ik een plaats aan.
Wie ben ik?
Raadsel IV:
Wie spreekt tot je, maar luistert niet,
naar wat je zegt.
Raadsel V:
Mijn geheel is een plaats in Limburg.
1, 2, 3, 4 is het gesprek van den dag.
5, 1, 2, 3 is een paai'.
5, 2, 2, 4 is een zwarte verfstof.
Raadsel VI:
Nog een plaats in Limburg.
Ie lettergreep is deel van 't schip,
2e lettergreep is het tegenstelde van
„oorsprong".
Raadsel VII:
Ik ben een maat om te meten.
Met n ben ik de naam van een meisje,
Met v ben ik hetzelfde als huid.
Met p de stam van w. w.
Met sch maak ik geluid.
De opl. niet opsturen. Deze geeft de
volgende week Jan zelf.
(Voor de grooteren onder onze lezers).
IETS OVER LEIDEN
door Oom Wim.
V.
Nu zullen we nog een enkel woord hpre-
ken over de fontein, die in haar soort een
juweeltje moet zijn, zooals ik me dit vaak
heb laten zeggen. En ze is ook niet van
vandaag of gisteren maar staat daar op de
Visehmarkt sedert 1 Mei 1693, wat n. t. nie
mand mijner lezers in de verste verte zal
vermoed hebben, en had oorspronkelijk ook
nog een ruime waschkom en een leiding
van opgepompt water van den Burg. Deze
fontein werd eigenlijk opgericht voor de
vischverkoopers. In 1858 hersteld en van
het tegenwoordig sierlijke hek voorzien.
Gaan we van hieruit verder dan komen
we aan de Hoogstraat, waaronder zich kel
ders bevinden, die vermoedelijk een deel
uitmaakten van de adellijke verblijven, die
bij den Burg behoorden en komen zoo aan
de monumentale Waag, door ons allen meer
speciaal bekend als de plaats waar bij ge
legenheid van het 3 Octoberfeest de harin
gen en tabak uitgedeeld worden aan de
duizenden, die zich hiervoor aanmelden.
Ik zeg duizenden. Als ik het wel heb is dit
getal, die voor deze „bedeeling" in aanmer
king komt, altijd minstens 3000 geweest.
De bouw van het tegenwoordig Waag- en
Boterhuis, is reeds in 1657 aangevangen, op
de plaats, waar reeds sedert 1462 een hou
ten waag stond. Het kranig, in wit mar
mer uitgevoerd, toepasselijk beeldhouw
werk in den voorgevel is van Rombout Ver
hulst. De dienst van de Waag en het doel
is langzamerhand door de tijdsomstandig
heden veranderd. Zoo gaat het in het leven.
Wat voorheen een behoefte was, is dit thans
niet meer.
Voor ik begin, zooals ik zei in een paar
artikelen vooraf aan een meer uitge
breide beschrijving te geven van den Burg,
wat ons allen interesseert, wil ik nog wat
zeggen over de nog overgebleven twee poor
ten.
We beginnen dan met de Zijlpoort.
De Zijlpoort stond vroeger aan 't einde
der Haarlemmerstraat bij de groote haven-
brug. Bij de vergrooting der stad in 1644,
werd de Poort in dat jaar verplaatst, waar
v/e ze op het oogenblik aantreffen.
Aanvankelijk was deze poort van hemt; in
1666 vervangen door een Poort van steen, j
Deze monumentale poort met toren en klok
is inderdaad voor dien tijd een prachtstuk I
Boven den boog is ze aan beide zijden ver
sierd met keurig beeldhouwwerk, dat
slechts wacht op het verwijderen der verf
lagen om zijn zuivere lijnen weer te ver-
toonen. Het stadswapen wordt gesteund
door twee fraaie leeuwen, met het fiere
opschrift: Haec libertatis ergo (dit is tot
handhaving van de vrijheid). De bovenver
dieping diende in den loop der jaren tot
doeleinde o. a. werd zij in 1736 tot Armen
school bestemd. Hoe de Zijlpoort op dit
oogenblik er uitziet, kan ieder uwer zich
zelf gaan overtuigen.
En nu de Morschpoort.
Na de uitbreiding der stad van 1610, ver
rees ter plaatse een houten poort, die in
1669 plaats moest maken voor het mooi ge
restaureerde gebouw met zijn sierlijken
koepel, dat we nu zien, als de scheiding
tusschen Morschstraat en Morschsingel en
Morschweg. Omdat de Morschpoort toegang
tot den weg naar het Galgenveld gaf, werd
zij ook wel Galgen poort genoemd.
De Marepoort, die vroeger aan het einde
der Lange Mare stond, werd in 1864 ge
sloopt.
De Hoogewoerdspoort werd in 1876 ook
gesloopt, waarna de singelgr^cht werd ver
legd en de afgegraven Vest wal (nu Plan
tage) werd met deftige woonhuizen be
bouwd.
De Heerenpoort werd bij de Heerenbrug
in 1682 gebouwd en bestond tot 1873. Het
was 'n eenvoudig poortje enkel voor voet
gangers bestemd. Die poort was zoo nauw,
dat geen rijtuigen er door konden passee-
ren.
(Wordt vervolgd).
Anders bedoeld?
Onderwijzer: „Kareltje, als jij van Frans
een jasje leent, omdat het regent en je
vindt in één van de zakken een kwartje, zou
je dat houden?"
Kareltje: „Neen, Mijnheer!"
Onderwijzer: „Flink zoo! Maar wat zou
je dan wel doen?"
Kareltje: „Ik zou naar den postzegelhan
delaar gaan!"
De tevreden boer.
Boer: „Vrouw, vrouw, 't schijnt wel,
alsof wij voor het ongeluk geboren zijn. Nu
had ik toch zoo vast gerekend, dat ik twin
tigduizend gulden oorlogswinst op onze
koeien zou maken, maar ja wel, fluiten
hoor, ik moest me met negentien duizend
gulden winst tevreden stellen,"
Kampioen
door Cor van Diest.
(Slot) IX.
de match.
Met een luid hoera en een gelukwenschen
van alle kanten werd Joop den volgenden
morgen de school binnen gehaald. Mijnheer
Wiebert leidde hem zelf voor de klas en zei
aan alle jongens dat hij Joop onrecht had
aangedaan; maar dat nu de zaak in 't reine
gebracht was, terwijl Joop niet duldde dat
de ware schuldige genoemd zou worden.
Mijnheer vertrouwde dan ook, dat er ver
der niet meer over gesproken zou worden
en wenschte de voetballers, met Joop aan
de leiding, vanmiddag veel succes. De jon
gens hadden bijna geen geduld om hun
hoofd bij het werk te houden. Eindelijk, na
een morgen die hun bijna een eeuwigheid
duurde, luidde de bel, als teeken dat deze
schooltijd weer was doorgeworsteld. Na
een vriendelijke groet aan hun meester
stormden de jongens dan ook naar buiten,
druk hun kansen voor den middag bespre
kend. 'n Overvol terrein was het toen de
helden van dezen dag het veld opkwamen,
begroet door 'n oorverdoovend lawaai en
gebrul van alle kanten. Niet alleen de jon
gens van beide scholen waren immers opge
komen om getuige te zijn van dezen laatsten
wedstrijd, die een zware kamp beloofde te
worden; ook jongens en zelfs meisjes van
naburige scholen, alsmede ook verschillen
de vaders of grootere broers van de „hel
den", die maar eenigszins konden, wilden
er getuige van zijn, wie er met de kam
pioenstitel zou gaan strijken. Precies op tijd
fluit de scheidsrechter voor aantreden. De
Westduiners spelen enthousiast, maar ook
de Berkheiders laten zich van de beste
kant zien. Na eenig heen en weer getrap
weet Joop een beste kans te benutten; een
keihard schot en de eerste goal is gezet.
Een fel hoera davert luidop uit de Berkhei-
der supporters kelen. Weer komt het B.-elf-
tal opzetten en weert Westduin zich in een
feilen tegenstand, 'n Voorzet uit 't Berkhei-
der elftal lokt de W.-verdediger naar vo
ren; hij heeft het ongeluk te vallen en Joop
heeft de tegenwoordigheid van geest den
bal op te wippen en keihard in het doel te
schoppen. 20 voor Berkheide. Weer een
geestdriftig geloei van hoerageschreeuw.
Nog is 't gedaver niet van de lucht of 't
derde doelpunt volgt aldra op. 'n Ware
geestdrift maakt zich van Joop's elftal
meester. Met 30 komt de rust. De jongens
wenschen elkaar geluk dat het tot zoover
goed gegaan is en zij de sterke Westduiners
de baas gebleven zijn. Ook Tom staat zich
te verkneukelen van genoegen dat zijn club,
want dat is het toch nog, zoo sterk staat.
Na de rust wordt hetzelfde krachtig spel
hervat. De Westduiners vechten als leeu
wen met ware heldenmoed. Maar het wil
hun niet lukken de Berkheiders een punt
af te snoepen; het geluk is niet met hen.
Toch blijft het van beide kanten een eer
lijk en fair spel. Nog één keer geeft Joop
de Westduiner doelverdediger het nakij
ken en zoo volgt het eind van het spel.
Berkheid heeft glansrijk en verdiend ge
wonnen met 40. Tom is één der eersten
die op Joop afstormd, hem spontaan beide
handen drukt en hem geluk wenscht met
het behaalde succes. Dra komen ook de
andere opdagen, onder wie ook mijnheer
Wiebert. Men verdringt elkaar om toch
maar het eerst den kampioen de hand te
mogen drukken. Joop wordt als het ware
op de handen gedragen; maar ook de an
deren krijgen hun deel van de gelukwen
schen. Daar komen ook de tegenstanders
hun gelukwenschen betuigen; ze erken
nen spontaan dat ze tegen de B.-club niet
op konden. Joop straalt van genoegen; hun
club de sterkste van heel den omtrek; het
is om trotsch op te mogen zijn. Het behaal
de succes is het onderwerp van alle gesprek
ken. Maar als men aan Joop vraagt, welk
moment uit dezen zwaren kamp hij het
mooist vond, antwoordt de jongen eenvou
dig: „Dat oogenblik, waarop Tom mij de
hand kwam drukken; want de overwinning
die Tom op zichzelf behaald heeft is min
stens even groot als de overwinning die wij
op het veld behaalden; en met dien jongen
ben ik op dat oogenblik dikke /rienden ge
worden.
(Fliegende Bltr.),
WALEWEIN
Een verhaal uit den Riddertijd
door Ant Olde Kalter.
cvn.
De tijd ging mee, en voor ongeveer drie
maanden terug, bracht ons ridder Wale
wein een beroek en de rest is u bekend.
Zoo is mijn verleden.
Luid werd Isabele door de gasten toege
juicht.
Een weinig later herhaalde de prior even
eens zijn verzoek tegenover Walewein.
„Wel", riep deze, „mijn gade en ridder
Adelbrecht hebben u de avonturen van hun
leven verhaald; waarom zou ik zwijgen.
Luistert allen: Mij werd het leven ge
schonken op den burcht van mijn vader,
ridder Renebaldt, welke zich eertijds be
vond ongeveer veertig mijlen van het kas
teel, waarop wij heden bijeen zijn.
Ik bezit noch broers noch zusters.
Reeds zeer vroeg werd ik in de wapen-
kunst door mijn vader onderwezen. In de
kunst van het lezen en schrijven heeft men
mij slechts ettelijke keeren onderwezen,
zoodat ik de letters met groote moeite van
elkander kan onderscheiden.
Echter leerde men mij op meesterlijke
wijze den boog richten, zoodat ik als knaap
van zes «jaren reeds met mijn vader mede
op jacht de wouden introk.
Ook mijn lieve moeder is vroeg gestor
ven. Nog telde ik geen negen jaren, toen
men haar ten grave droeg.
Op dertien jarigen leeftijd trok ik reeds
mede te velde en stond mijn vader in den
strijd tegen zijn vijanden bij.
Helaas is ook hij door het zwaard gestor
ven. Mijn vijftiende jaar had ik bereikt
toen dit geschiedde.
Sinds langen tijd bestond er tusschen bijn
vader en een naburigen burchtheer een in
gekankerde vijandschap. En zij nam van
dag tot dag nog toe.
Vele malen reeds had mijn vader met
den vijandigen ridder gestreden, doch het
gevecht was nimmer beslist. Van beide zij
den vielen er krijgslieden, doch niet zoo
veel dat men een der beide partijen „ver-
winnaar" mocht noemen.
Eensklaps nam mijn vader wederom het
besluit tegen zijnen vijand ten strijde te
trekken om hem dan vastelijk te verslaan.
Ih haast werden de wapenbenden uitgerust
en reeds weinige dagen na dien trok men
te velde. Ook mij werd toegestaan mijn
strijdros te bestijgen.
Wij bereikten het kasteel van den vijan
digen ridder en plots werd het besluit geno
men het stormender hand in te nemen.
Lacy, het mocht ons niet baten. De
burcht bleek te sterk. Terneergeslagen keer
den wij terug en besloten eenigen tijd met
wederaanvallen te wachten.
Dit bleek echter niet noodig te zijn. De
vijand zelve bracht ons op zekeren nacht
een bezoek, zonder dat wij daarop ook
maar eenigszins waren voorbereid. Met
stormrammen en vuurtoortsen bewerkte hij
onzen burcht. In allerijl vlogen onze krijgs
lieden naar de wallen om den aanval af te
weren, doch lacy, plotseling stond mijn
vaders kasteel in lichte laaie. De vuur
toortsen hadden hun uitwerking niet gemist.
Wat stond ons te doen? Zooveel mogelijk
trachtten wij allen de vlucht te nemen,
doch honderden krijgslieden kwamen in
de vlammen om.
Mijn vader gelukte het echter met mij te
ontkomen. Wij bereikten veilig de binnen
plaats en trachten door de vijandige krijgs
lieden heen te sluipen. Het gelukte ons. Wij
voelden ons overgelukkig, dit echter zou
van korten duur zijn. Wij hadden de burcht
poort reeds bereikt toen ons een krijgsman
met opgeheven zwaard tegemoet trad.
Het bleek den burchtheer zeiven te zijn.
Het volgende oogenblik was mijn vader met
hem in strijd. Ik stond hem met volle kracht
bij, doch, helaas, de vijand overwon en
doodde hem. Daarop viel de vijand mij aan,
om mij, als vijftienjarigen knaap te dooden.
Wij streden lang, en zeer wel was ik in het
vechten onderwezen. Het geluk was met mij.
Ik doorboorde zijn hart. Ik was verheugd,
doch tegelijkertijd tot in het diepste van
mijn hart bedroefd. Het mocht mij geluk
ken mijn vader heimelijk te begraven. Al
thans kon ik mij dan toch hierover verblij
den.
In stilte besteeg ik een der paarden van
de vijanden en reed spoorslags weg. Tegen
den volgenden avond bereikte ik uitgeput
den burcht van Koning Arthur, waar men
mij liefderijk ontving. Ik verhaalde den
Koning mijn avonturen en hij schonk mij
de wapenrusting van den schildknaap. Vele
keeren trok ik met den Koning en zijn rid
ders uit en leerde de kunst der wapenen
nog beter dan ik ze reeds kende.
Ik onderscheidde mij door een gevecht
met de Saksers en toen ik een en twintig
jaren telde sloeg Koning Arthur mij tot
ridder. Tegelijkertijd trad ik toe tot het
Tafelronde gezelschap. Een ruim jaar later
werd mij Adelbrecht geschonken als schild
knaap.
(Wordt vervolgd).