EEN HAGELBUI WORDT „WEGGESCHOTEN" Klokkengelui - een middel tegen onweer Een oeroud gebruik in een modern gewaad. r.-O*- Een onweers-schiethuisje uit 't jaar 1899. De raket stijgt tot circa 1000 Meter hoogte, explodeert daar en verscheurt de wolkbank Millioenen worden jaarlijks door ha gelslag vernield! Sedert tientallen eeuwen! Richting van Oosten rijk en 't Zuid. deel van Middel- Europa wordt er zwaar door getroffen: daar verhagelen jaarlijks 1 tot 6 pet. van de aangelegde akkers, hetgeen een schade van 40 tot 50 gulden per Hectare beteekent. Een oude hagelstatistiek geeft daarover cij fers, die voor zichzelf spreken. Honderd-drie-en-twintig districten van Middel-Europa leden een schade van ruim 80.000.000 gulden. En bovendien werd er el ders nog een schade aangebracht van 11.000.000 gulen in districten, die betrekke lijk weinig last van hagelschade hadden; dit alles in de periode 1883 tot 1890. Dat is een statistiek, die beter dan ande re, de stadsbewoners demonstreert welk een vreeselijke uitwerking die „Geesel Gods", de hagel, op het land heeft! Sinds eeuwen zijn de menschen ijverig in de weer, het onweer tebezweren. Doch alle methoden bleken te falen en behaalden niet het gehoopte succes! Zoo trachtte men kortgeleden in Zuid-Duitschland het on weer met raketten te beschieten. Men jaagt met een soort mortier een paar schoten in de wolkenzee en tracht die zoo uiteen te jagen. Het onweerschieten is geen nieuwe uit vinding. Alleen het gebruik van raketten is nieuw! Het gebruik van kruit is natuur lijk van lateren datum, doch reeds de oude volkeren zeiden: de hagel is een aanval van booze geesten, van demonen die we moe ten beschieten en met lawaai en ge schreeuw trachten te verjagen. Andere volken bouwen altaren en offerden en ba den den vertoornden godheid om het uit vloeisel van zijn toorn, de hagel, te doen ophouden! Dat deden de heidenen. En de Christenen? Ook zij maakten on derscheid tusschen de door God gezonden en de door den duivel veroorzaakte onwe- ders! Om deze af te waren, hielden zij ge bedsdagen, processies, omgangen en richt ten weerdiensten in, die de onweerschut- ters alarmeeren, wanneer het noodig was. Ook werd er hier en daar gebruik gemaakt van lawaai, om den Duivel af te schrikken! Van de klokken vertelde men, dat de hek sen daar bang voor waren, waarom zij als bijzonder werkzame middelen in den af- weerstrijd werden opgenomen. De klokken werden gezegend, met wijwater bespren keld, gedoopt en gezalfd. Bij de wijding van het water en zout, dat bij den doop van de klok gebruikt werd, bad de pries ter: dat overal, tot waar Uw klank zal doordringen, de macht van bliksem en de schade van den donder verre zal terug wijken. Dat onweer en stormwind voor U zullen vlieden!" Klokken, die héél ver hoorbaar waren, waren dan ook in hooge eere. Om de klok te belemmeren in haar werkzaam heid trachtten de heksen en toovenaars muren te doen in storten, steenen om laag te doen vallen, de kerktorens te on dergraven, zoodat de klokken vóór eeuwig zouden verstommen; en om de klokken van hun klank te berooven, braken zij stukken uit de rand. Bij de zoogenaamde „doop" kreeg de klok ook altijd een naam, gewoonlijk die van den Patroon der Kerk: een weer-heer of een weer-vrouwe. De meest-geliefde naam was Suzanna. Héél zwaar-bimmende klok ken werden „stieren genoemd" genoemd. Zoo kent men een Psalterer Sti.er, een Laiener Stier, een Maulser-Pfarrstier, een Klosterstier van Neustift, een Otzer Stier, een „Woklenkuh", een „Wetterhund", een „Katzenglocke", een „Moosgrille" en ande re weerklokkennamen. Behalve de beeltenis van Heiligen dragen de weerklokken ook allerlei inschriften: „Voor storm, bliksem en hagelslag, Stad en land God behoeden mag" „Help Maria, en dyn lief kind, dat ik verdryv myn geschal het schadelyk weder, regen en wind op berge' end dal!" Het eerste verbod van het weer-uitluiden was afkomstig van Luther en zijn aanhan gers. Later vaardigde de Staat zelf wetten erover uit. Maar dat beteekende allemaal niet en had geen succes! De boeren lieten zich hun klokken niet ontnemen! In 1786 trokken de boeren van Krimml tijdens een onweer naar de kerk, sloegen de gesloten deur in en luidden de klokken! Tot straf werden zij wegens „misbruik der kerkklok ken" door soldaten weggehaald en in de ijzers geslagen. Wegens dergelijke daden werden de meest uiteenloopende straffen uitgedeeld, als: geeseling, kerkerstraf, spitsroedenloopen, schandpaal, werkhuis, Een kanonschot werd echter veel verder gehoord, dan een kerkklok! Vandaar, dat men in streken waar het klokkenluiden te-j gen onweer verboden was, het weer-uit- schieten invoerde! In de Steier-Mark, in j Karnten en in Tirol begon men ermee. In sommige dorpen schoot men vanaf speciaal j daartoe gebouwde torens, met mortieren zoowel als met gewone buksen! Dat ook bij het weerschieten het bijge loof triomfen viert is te begrijpen. Wij spreuken en banvloeken speelden een groo- te rol er bij! „Vloek, vloek over U, Hero- dias; Uw moeder was een heidensche, ver doemd door God en geketend door het Bloed van den Verlosser" was een van de meest-gebruikelijke. In sommige streken schoot men met broodkruimels op de wol ken. Ook met kogels, die gegoten waren uit zilver, dat men geerfd had; werd er veel schoten, daar men meende, dat zoo'n ko gel de heksen onmiddellijk doodde: „zij treft zeven van die schepselen tegelijk" zei Voor al in de jaren 1750 tot 1815 was het weerschieten een algemeen gebruik ge worden. Alle autoriteiten keurden het in dien tijd góed: de Beiersche academie loof- De lont van de onweersraket wordt aangestoken. Door zon en warmte gerijpt door hagel en koude gespaard zoo maait de landman zijn korenhalmen, blijde ontsnapt te zijn aan het gevaar van hagelslag en onweers ellende. de zelfs een prijs uit voor de beste argu mentatie over de waarde van het weer schieten! Hoofdzakelijk mortieren en ka nonnen werden er gebruikt! Daarbij was er zelfs een sch ietreglement, waarin o.a. stond: „Het grondbeginsel van het weer schieten is het bepalen van het oogenblik: eerder te vroeg, dan te laat! Als de donder in een dikke wolkbank dof rommelt, maar het onweer zich niet onmiddellijk oplost in een milde regen, is het ertieke moment ge komen. Te laat schieten schaadt slechts!" Een tweede punt van belang bij het weer schieten, was de plaats waarvan af gescho ten werd. In sommige streken bouwde men speciale torens daarvoor, op andere plaat sen was de schietplaats op een berg geinsta- leerd, enz. Hoe hooger, hoe beter en werk zamer! Deze oude ervaringen heeft men zich thans ook bij het gebruik van raketten ten nutte gemaakt. Hoewel men met een raket thans vanuit het dal ook aanmerkelijke hoogten kan bereiken! Men schiet nooit op het midden van een wolk, doch tracht van het wolkenmassief aan de zijkanten een stuk af te schieten. Het weerschieten heeft thans niets meer uitstaande met wonderen, zooals men het in vroegere eeuwen zoo gaarne voorstelde, doch berust op zuiver natuurkundige en mechanische stellingen. De onweerswolken worden door de „be schieting" vernietigd, hun ontlading wordt belemmerd! Bij het weerschieten in de laatste twintig jaren is duidelijk gebleken, dat het stukschieten van onweerswolken heel goed een werkzame bescherming tegen onweersschade kan vormen! De methoden wisselen met den tijd: tegenwoordig heeft men alle hoop gericht op deraketten! DE HEILIGE GRAAL Uit het klooster naar de wereld afgedaald. VALENCIA, DE VERBLIJFPLAATS VAN DE HEILIGE RELIQUIE. De Engelsche geestelijkheid moge in den pas ontdekten „Kelk van Antiochië" dan al den authentieken Heiligen Graal zien doch de stad Valencia is evenals tevoren ervan overtuigd, dat zij het gewijde glas bezit, dat de Verlosser bij het Avondmaal gebruikte en kan dit aan de hand der geschiedenis en der legende bewijzen. In het oude kapittelhuis van de kathe draal van Valencia staat de antieke, door legende en opera beroemd geworden kelk: een carneoolschaal van de vorm en om vang van een halve sinaasappel, welke op een voet van dienzelfden vorm en hetzelf de materiaal rust, en gouden ooren zoowel als een gouden steel, die eenvoudig, maar prachtig en sierlijk bewerkt zijn, bezit. Hoe is nu de Graal naar de stad der si naasappels, van de rijst en den dichter Blasco Ibanez gekomen? In de eerste tijden van het Christen dom, zoo vertelt de geschiedenis en tradi tie, was de Graal, dien St. Petrus wegge borgen had, in Jeruzalem, Antiochië en Rome een voorwerp van vereering, en ver bleef in de laatste stad' tot het jaar 261. Toen gaf Paus Sixtus II, die vreesde, dat de heilige reliquie verloren zou gaan of ontwijd zou kunnen worden, den diaken Lorenzo, die toen schat meester der Curie was en later heilig verklaard werd de opdracht het kostbare glas in grootere veilig heid te brengen. Lorenzo stamde uit de stad Hues- ca hi Aragon, welke toen Osca heette, en dacht in de eerste plaats aan zijn geboorteland. Hij liet den Heilige, crraal daarheen brengen én in een der kerken van zijn stad, welke door St. Petrus gewijd was, b«ï w ,.n. Volgens an dere overleveringen moet verblijfplaats het kloos ter San Pedro in Siresa, een nabijgelegen plaats, geweest zijn. Het spoor van den Graal voert dan naar San Juan de lc- Pena, waarheen hij voor den aanval der Moo- ren in veiligheid gebracht werd een in de rotsen uitgehouden klooster op de helling van een ge bergte van denzelfden naam. Tot het jaar 1399 dien de de Graal den abten van j San Juan bij de mis; toen verscheen daar bisschop Anthonius van Athene •als afgezant van Martin den Menscheljj- ken, den laatsten Catalinischen koning van Aragon, om het heilige glas voor de koninklijke kapel te verwerven. De onder handelingen waren lang en moeilijk; ten slotte werd men het toch eens, en de prior Bernardo bracht den Graal naar koning Martin te Saragossa, om voor hem in de plaats een prachtigen kelk uit de schatten van het paleis, fonkelend van goud, ju- weelen en emaille te krijgen welke weliswaar nooit verkocht of weggegeven cmocht worden. Drie en dertig jaren bleef de Heilige Graal in het koninklijk paleis der Alfa- peria te Saragossa; toen zond koning Mar tin hem naar zijn kapel in Barcelona, waar zijn aanwezigheid door een in 1410, na den dood van Martin, opgemaakte inventaris der kroonjuweelen geattesteerd wordt. Ook daar bleef hij niet lang. Koning Alfons V bracht alle geërfde juweelen en reli- quieën naar Valencia in zijn paleis aldaar, en in 1437 schonk Juan II, koning van Navarre en gouverneur van Aragon en Valencia, de eerbiedwaardige reliquie aan de kathedraal van deze stad waar ze tot op heden gebleven is. Als bijzonder bewijs voor de echtheid van den kelk wordt door de geestelijkheid van Valencia gewezen op de donkere tint van het carneool en den eigenaardigen vorm van het glas. EEN GEESTELIJKE DIE 54 TALEN BEHEERSCHTE. In Londen is onlangs een zeldzaam ta lengenie gestorven: Pater William Kent, in wien de wereld een der grootste talen kenners verloor. De pater, die een hoogen ouderdom bereikte, beheerschte niet min der dan 54 talen en dialecten, en dikwijls genoeg heeft hij de politie en het gerecht door zijn'uitgebreide talenkennis waarde volle diensten bewezen, wanneer het noo dig was, een onbekende taal te ontraadse len. Het is merkwaardig, dat de pater on danks zijn zeldzame kennis nooit een aca- demischen graad verworven heeft. Toen hij zijn gouden jubileum als priester vier de, werd hem door de Roomsche studie congregatie als bijzondere onderscheiding den doctorstitel verleend. De pater zelf gaf niet om academische waardigheden. Hij leefde bescheiden en teruggetrokken en was buitengewoon mild. Vooral de Lon- densche kinderen hielden veel van hem. Waar de oude priester ook op straat ver scheen, volgde hem steeds een schaar kin deren, die zich door hem graag verhalen lieten vertellen. Deze man leefde als bijna geen tweede naar de geboden van het Christendom. Dikwijls kwam hij bloots voets en zonder onderkleeding thuis, om dat hij ergens in de armenwijken van Londen deze dingen aan een arme ge schonken had. Begon men over zijn geniale talenkennis te spreken, dan plachtte hij lachend te zeggen: „Omdat ik 54 talen be- heersch is dat veel? Er zijn er op de heele wereld zeker meer dan duizend. Luidt de onweersklokken! VI1F JAAR ONDERWEG WET 3000 RENDIEREN. Twee Denen redden 7000 Eskimo's van den hongerdood. Twee Denen, de gebroeders Porsild, zijn zoo juist van een zwerftocht naar de Eski mo's in Canada teruggekeerd, die in de wereldgeschiedenis haars gelijke niet heeft. Zij hebben een kudde van eenige duizen den rendieren uit het Westelijk deel van Alaska naar de Eskimostammen gebracht, die ten Oosten van de Mackenzie-rivier wo nen en die sedert vele jaren zoodanig ge brek lijden, dat zij zonder twijfel gevaar liepen uit te sterven. Men moet dezen afstand eens op de kaart zierg men moet zich de onherbergzaamheid van die Noordelijke streken en het ruwe klimaat voorstellen, om een indruk te kun nen krijgen van de moeilijkheden, die de twee Denen hadden te overwinnen, en de breeders waren niet alleen, doch hadden een kudde van 3000 rendieren bij zich. Vijf jaar geleden had de Canadeesche regeer in g de rendieren van Amerika ge kocht. De dieren bevonden zich toen op het schiereiland Kolzebue in West-Alaska. Daar het niet mogelijk was, ze met treinen, die men tusschen Alaska en Noord-Canada niet heeft, of met schepen te vervoeren, belastte de Canadeesche regeering de ge broeders Porsild met het transport der kudde. Vijf jaar geleden vertrokken de broeders, en nu pas kort geleden hadden ze hun doel bereikt en 7000 Eskimo's van den hongerdood gered. De moeilijkheden waren ontzaglijk. Sneeuwstormen dreven de kulde uit el kaar. Wolven en andere roofdieren over vielen de rendieren. Gedeelten van de kudde verdwaalden, en wanneer de kudde onderweg niet steeds weer op natuurlijke wijze was aangevuld, zou ze wel veel ver minderd zijn geweest. Nu echter kwamen de gebroeders nog met een kudde van 2.200 dieren in het arctische noodlijdende gebied aan. De laatste groote moeilijkheden was het overtrekken van de delta van de Mackenzie, die ongeveer 80 kilometer breed is. Maandenlang moest de kudde wachten, voordat het weer goed genoeg was vóór de overtocht. Ten slotte werd ook dit overwonnen. De Eskimo's ten Oosten van de Mackenzie kennen geen rendieren. Het is een jagers volk, dat' zich niet met de veeteelt bezig houdt. De gebroeders Porsild hadden ech ter een paar Lappenfamilies meegebracht, en deze zullen het nu den Eskimo's wel lee- ren. De twee broeders Porsild, bekende na- tuurvorschers van de Arctis, hebben ge durende hun vijfjarige zwerftocht boven dien de grootste arctische plantenverzame- hng bij elkaar gebracht, die ooit door een expeditie is samengesteld. In het museum van Kopenhagen en in het Britsche mu seum in Londen is het herbarium, dat on geveer 30.000 planten bevat, te zien. Het rijpe koren, gebundeld tot volle schooven Is het niet zonde, als hier de hagel alles neerslaat en verplettert?

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1935 | | pagina 16