EEN WEEK HISTORIE»
HULP IN NOOD
Geijtenbeek's Fotohandel
ZATERDAG Z7 JULI 1935
UT. LEIU5CHE COURANT
DERDE BLAD. - PAG. 9
EéN JAAR GELEDEN WERD DOLLFUSS VERMOORD. HARD TE
GEN HARD IN DUITSCHLA ND. EEN STUKJE VÓÓR-GESCHIEDE
NIS VAN HET ABESSYNISC HE CONFLICT.
Herdenking. Deze week heeft Oos
tenrijk den sterfdag herdacht van den klei
nen dapperen bondskanselier Dollfuss, die
op 25 Juli van verleden jaar door eenige
nazi-terroristen lafhartig werd vermoord.
Men herinnert zich deze gruwelijke tra
gedie nog wel, hoe een handje-vol opge
hitste nazi's de kanselarij en het radio-sta
tion te Ween en bezetten, den bondskanse
lier neerschoten en hem urenlang hebben
laten doodbloeden, terwijl zij naast den
zieltogende sigaretten rookten en hem ellen
dig lieten omkomen. Een staaltje van de
meest weerzinwekkende wreedheid en min
achting van elk menschelijk gevoel, dat een
storm van verontwaardiging heeft ontke
tend in heel de beschaafde wereld. Onder
den druk der openbare meening werd de
onverantwoordelijke aanhitser van den
nazi-terreur in Oostenrijk, Theo Habicht,
die ongehinderd via den zender van Mün-
chen in Oostenrijk stookte, door Hitier ver
loochend; werd van Papen benoemd tot
Duitsch gezant in Weenen en scheen het,
alsof een verzoening tusschen de twee
Duitsehe volken tot stand zou komen.
Thans zijn we een jaar verder. Wat is er
terecht gekomen van van Papens vredes-
zending? Nog steeds staan de beide Duit
sehe vólken vijandig tegenover elkaar. De
grens is practisch gesloten en ondergronds
gaat de nazi-actie voort. Zou Dollfuss' dood
vergeefsch geweest zijn? Zijn staatkundig
program is evenwel niet gestorven, maar
overgenomen door zijn opvolger dr.
Schuschnigg.
Men zegt zoo gaarne, dat bij den opbouw
van den corporatie ven staat in Oostenrijk
de richtlijnen van de Encycliek „Quadrage-
simo Anno" gevolgd warden. Dat was welis
waar ós opzet, maar in de practijk is er
niet vcül van terecht gekomen.
„Eer. dergelijke ombouw, aldus schrijft de
„Tijd", vordert tijd en rust. Vooral aan het
laatste heeft het veelgeplaagde Oostenrijk
tot nu toe ontbroken. Een nieuwe staatsin
richting kan niet zonder meer een-twee
drie worden geforceerd, zij moet gepaard
gaan met een radicale wijziging der gees
ten en dat vordert tijd. Dat de Oostenrijk-
sche geestelijken bitter berouw zouden
hebben over den moreelen steun, welken
zij in feite slechts aan de goede bedoelin
gen van de Oostenrijksche regeering heb
ben verleend, zooals in „Het Volk" van 8
Juli j.l. door den Doolaard werd beweerd,
is niet juist. Wel is juist, dat men tot in
de hoogste kerkelijke kringen teleurgesteld
is over de moeilijke uitvoerbaarheid van
een oude liberale mentaliteit, welke schro
melijk te kort doet aan de sociale rechtvaar
digheid en liefde".
Moge Dollfuss' werk worden voortgezet
met volharding tot het einddoel is bereikt,
in zijn geest en volgens zijn nobele bedoe
lingen.
Hard tegen hard. Een van de re
denen waarom Oostenrijk zich hardnekkig
blijft verzetten tegen elke verlokking 'van
Duitschland om zich bij het nazi-regiem
aan te sluiten, moet wel gelegen zijn in den
weerzin tegen de methode van knevelarij
en onderdrukking welke thans in Duitsch
land heerscht en zich nimmer zoo duide
lijk heeft gemanifesteerd als in deze weken.
„Nog slechts 10 pet. van de bevolking
moeten voor het nationaal-socialisme ge
wonnen worden", verklaarde Hitier na de
laatste volksstemming; dan zal Duitsch
land een volmaakte eenheid zijn!
De maatregelen, welke de regeering in
de laatste weken meent te moeten nemen,
wijzen erop, dat deze 10 pot. voor rekbaar
heid vatbaar zijn. Met geweld wordt thans
te keer gegaan tegen de Katholieke Jeugd
organisaties, tegen de Joden, tegen den
Stahlhelm, den bond van oud-strijders, en
tegen de studenten. De protestanten bele
ven op het oogenblik een tijdperk van wa
penstilstand, wat geenszins zeggen wil, dat
de vrede is gesloten of weldra gesloten zal
worden, want elk oogenblik kan het nog
steeds bestaande principieele conflict tot
uitbarsting komen. Ons interesseert van
zelfsprekend het meest de strijd welke hoe
langer hoe dreigender wondt tusschen Kerk
en Staat.
Van weerskanten blijkt men zich op een
mogelijke scherpe botsing voor te bereiden
als krachtproef tusschen de twee wereld
beschouwingen. De staat laat zijn macht
gelden en ontbindt de eene ongewenschte
vereen iging na de andere, als vormende
„een bedreiging voor de politieke eenheid
van het volk en van de nationaal socialisti
sche idee".
„De waarschijnlijkheid moet groot
worden geacht, aldus schrijft het
„Hbld.", dat door dit offensief de militante
geest vande Kerk meer dan ooit geprikkeld
wordt en dat de reeks onfcbindingsbeslui-
ten het sein wordt voor een gevaarlijk ver
zamelen blazen aan katholieke zijde en dat
ernst wordt gemaakt met een verzet, waar
voor de eerste zaden reeds lang zijn uitge
strooid".
Het bekende decreet van minister Go-
ring richt zich z.g. tegen het „politieke" Ka
tholicisme, dat is het Katholicisme, dat zich
weert tegen de aantasting van zijn door
het Concordaat gewaarborgde rechten, dat
de Katholieke jeugd wil beschermen tegen
de voortdurende propaganda van het mo
derne heidendom, dat zich verzet tegen een
immoreele sterilisatie-wet.
„Dat de katholieken in Duitschland be
reid zijn constructief aan het werk van den
staat mede te werken, valt niet te betwij
felen, schrijft de „Msb.". Het „geeft den
keizer, wat des keizers is" is de geheele ge
schiedenis door, door de katholieken steeds
op de meest loyale wijze in de practijk ge
bracht; zij zijn daarbij vaker te ver gegaan
dan dat zij niet regeeringsgetrouw genoeg
waren. Maar daarnaast staat in hooger or
de, dat aan God moet worden gegeven, wat
God toekomt. En dat wordt den Duitschen
katholieken nu verboden, als zij naast den
nationaal-socialistischen staat ook de na-
tionaal-socialistische wereldbeschouwing in
volle totaliteit moeten aanvaarden".
Voor de katholieken in Duitschland gaat
de strijd niet om de politieke macht. Maar
om de vrijheid der Kerk, om de vrijheid van
geweten, am de vrijheid om God te dienen,
zooals Christus dat den mensch heeft voor
geschreven.
Het politieke nationaal-socialisme han
delt, alsof er geen Concordaat bestond. De
Paus en de bisschoppen als de verantwoor
delijke vertegenwoordigers der katholieken
zullen tegenover deze uitdagende houding
het stilzwijgen niet kunnen bewaren.
Daarom drijven de verordeningen van
Goer in g, welke intusschen reeds tot het ge
heele rijk uitgebreid zijn, naar een beslis
sing. En we weten uit de ervaring der his
torie, dat in een dergelijken strijd, al kan
deze zware, de zwaarste menschel ij ke of
fers van de individueele katholieken vragen,
de Kerk nooit de nederlaag geleden heeft.
De zwarte bladzijde. De Abes-
synische kwestie beschrijft het blad van
onze hedendaagsche historie met zeer zwar
te kleuren.
Op het oogenblik, nu Italië schijnt te
zwichten onder den druk, welke de mogend
heden op hem uitoefenen en de kwestie
zal worden voorgelegd aan den Volken-
bondsraad, welke volgende week bijeen
komt, leeft de hoop op een vreedzame re
geling van het geschil weer op, maar het
heeft er ernstig naar uit gezien, dat Mus
solini tegen alle regelen van recht en re
delijkheid in Abessynië eenvoudig wilde
annexeeren. Dit gevaar is trouwens nog
niet afgewend.
Tot goed begrip van den toestand, is het
wellicht nuttig een klein stukje historie te
releveeren waarbij de rol van Engeland en
Frankrijk duidelijker zal worden.
Het verlangen van Italië om Abessynië
aan zich te onderwerpen, is al zeker een
vijftig jaar oud. bi het jaar 1889 sloot Ita
lië met Abessynië een verdrag, het verdrag
van Ucciali, dat aanleiding gaf tot mee-
ningsverschil. Italië interpreteerde artikel
17 van dit verdrag eenigszins ruim, in dien
zin, dat het Italië reciht gaf op een protec
toraat over Abessynië. Het meeningsver-
schil leidde in 1895 tot een oorlog, die voor
Italië catastrofaal eindigde: het Italiaan-
sche leger werd in den bef aamden slag van
Adoea vernietigd. Italië werd in October
1896 te Addis Abeba gedwongen tot het
sluiten van vrede en daarbij de onafhan
kelijkheid van Abessynië te erkennen. Het
desbetreffende artikel 3 luidt: „Italië er
kent onvoorwaardelijk de volstrekte onaf
hankelijkheid van het rijk van Ethiopië als
souvereinen en zelfstandigen staat".
Dit verdrag heeft Italië Abessynië en
zichzelf nooit kunnen vergeven.
Later is wederom een verdrag tot stand
gekomen, dat de onafhankelijkheid van
Abessynië vastlegde, n.l. het verdrag van
Londen in 1906, waarbij Engeland, Frank
rijk en Italië, hun onderlinge verhoudingen
rondom Abessynië regelden. In dit verdrag
wordt om. gezegd: „Aangezien het ge
meenschappelijk belang van Frankrijk,
Groot-Brittannië en Italië vordert, de inte
griteit van Ethiopië ongeschonden te hand
haven, stoornissen van eiken aard in de
politieke verhoudingen van het Ethiopisch
rijk te voorkomen, tot een gemeenschappe
lijke verstandhouding te geraken wat be
treft him gedrag in geval van verandering
van toestand, die zich in Ethiopië zou kun
nen voordoen, en er in te voorzien dat het
optreden der drie staten bij het bescher
men van him onderscheidene belangen, zoo
wel in de Britsehe, Fransche en Italiaan-
SPORT
ROEIEN
DE NEDERLANDSCHE
KAMPIOENSCHAPPEN.
Drie voorwedstrijden op den tweeden
avond.
Gisteravond werden de voorwedstrijden
der Nederl. roeikampioenschappen te Sloten
voortgezet met een drietal races, waarvan
twee in het skiffnummer en 1 heat in het
nummer twee met stuurman. Het peil van
het roeien was, evenals gisteren, ook thans
weer zeer matig. De betiteling van „Ne-
derlandsche kampioenschappen" klinkt, ge
zien de tot nog toe vertoonde prestaties,
eenigszins vreemd, immers men zou in de
nationale kampioenschappen het hoog
tepunt van het roeiseizoen! het puikje
der verschillende vereenigingsploegen aan
den start verwachten.
Het nummer double sculls verviel dit
jaar, omdat geen inschrijvingen waren bin
nengekomen, een gewoonte overigens in de
roeiwereld, die uit het jaar 1933 dateert.
Daar kwam nog bij, dat enkele ploegen
zich vlak voor de kampioenschappen te
rugtrokken, terwijl in de meeste nummers
zoo weinig inschrijvingen waren binnenge
komen, dat de betrokken ploegen onmid
dellijk in den eindstrijd konden worden
geplaatst.
Alleen in het skiffnummer en in de twee
met stuurman waren waf meer inschrijvin
gen binnengekomen, zoodat hiervoor en
kele heats moesten worden geroeid.
Kwalitatief viel er echter van weinig
goeds te genieten en wij zouden ons moei
lijk kunnen voorstellen, dat b.v. een skif-
feur naar de Europeesche roeikampioen
schappen te Berlijn zou worden uitgezon
den. In de beide heats van het skiffnummer
was bovendien geen sprake van strijd.
Spanning was er alleen in den voorwed
strijd der gestuurde twee tusschen Hun ze
en Argo en deze spanning vergoedde voor
een belangrijk deel het gemis aan tech
nisch behoorlijk roeien.
Skiff.
In de eerste heat van het skiffnummer
verschenen aan den start: boei 1 Spaarne
(De Ridder), boei 2 De Hoop (Moltzer).
De Hoopskiffeur nam dadelijk een Hin
ken voorsprong en bij 500 Meter lag de
Ridder reeds ongeveer 5 lengten achter.
Moltzer roeide begrijpelijkerwijs kalm door,
reeds zeker van zijn overwinning. Af en
toe verhoogde de Ridder zijn tempo, doch
het verschil bleef vrijwel voortdurend het
zelfde. In den tijd van 7 min. 53 sec. ging
Moltzer als eerste door de finish.
In de tweede heat van dezen avond ver
trokken van boei 1 Maas (Witkamp), boei
2 De Hoop (Zeegers).
De Rotterdammer ging weg met 35, Zee
gers met 33 slagen in de minuut. De start
van den Maasskiffeur was veel beter en
sche bezittingen, grenzende aan Ethiopië,
als in Ethiopië zelf, geen schade ,nadeelig
voor de belangen van een der drie mogend
heden, tot gevolg heeft, hechten Frankrijk,
Groot-Brittannië en Italië hun goedkeuring
aan de volgende regeling". En dan volgt
het verdrag.
Hieruit blijkt wel, dat Engeland niet kan
toelaten, dat Italië eigenmachtig overging
tot annexatie van Abessynië. Frankrijk had
dat eigenlijk ook niet mogen dulden, maar
deze hechtte momenteel te veel waarde aan
de Italiaansche vriendschap om Italië de
les te lezen.
Hopen we thans op den Volkenbonds
raad, die Woensdag a.s. bijeenkomt.
AUTOMAAT:
ROLFILMS
Breestraat 79 hoek Diefsteeg
Ontwikkelen en afdrukken
voor Amateurs
bij 500 Meter had hij ongeveer 2 leng
ten voorsprong. Het baantempo van Wit
kamp was toen 32 in de minuut. Zeegers
hield moedig vol, maar technisch ontbrak
er nog heel wat aan. Vooral zijn slag was
veel te kort, zoodat de boot soms als het
ware stil lag. Maar Zeegers was taai en
slaagde er in zijn achterstand tot onge
veer anderhalve lengte te beperken. De
tijd van Witkamp was 7 min. 53 1/5 sec.
Argo geslagen
Het slot van den avond werd gevormd
door den voorwedstrijd in de gestuurde
twee tusschen Hunze en Argo.
Van boei 1 vertrok de Hunze, van boei
2 Argo, kampioen van het vorig jaar. De
Argo twee vertrok met 34 slagen in de
minuut. Bij den start lag Hunze iets ach
ter, doch op 500 Meter lagen beide boo
ten weer gelijk.
Ook op de volgende 500 Meter was er van
verschil geen sprake. De Hunze roeide ge-
ruimen tijd 2 slagen hooger in tempo dan
de kampioenen, die overigens nogal tegen
vielen. Wel was de stijl van Argo beter
dan die van de Hunze, maar de laatst en
hielden goed vol, en op driekwart van de
baan wisten zij zioh van een kleinen voor
sprong te verzekeren. Het werd tenslotte
een spannende race op de laatste 500 Me
ter. Beide ploegen gaven hun uiterste
krachten, maar Argo kon het niet meer tot
een behoorlijken eindspurt brengen, zoodat
de Hunze met 3/4 lengte voorsprong als
eerste door de finish ging in den tijd van
8 mon. 27 1/5 sec.
Heit programma der eindstrijden.
Het programma der eindwedstrijden op
Zaterdagmiddag is als volgt samengesteld:
13.30 uur: Vier met stuurman: boei 1 Ar
go, boei 2 Nereus.
15.00 uur: Twee zonder stuurman: boei
1 Laga, boei 2 De Hoop.
Skiff 15.30 uur: Boei 1 Maas (Witkamp),
boei 2 De Hoop (Moltzer).
16.00 uur: Twee met stuurman: Boei 1
Spaarne, boei 2 Hunze.
16.30 uur: Vier zonder stuurman: Boei
X De Hoop, boei 2 Nereus.
17.00 uur: Achten. Boei 1 Triton-Njord-
combinatie, boei 2 Laga.
ATHLETIEK
DE NATIONALE KAMPIOENSCHAPPEN
VOOR B KLASSERS.
In het officieel orgaan der K.N.A.U. wordt
mededeeling gedaan, dat de Nederlandsche
kampioenschappen B, die aanvankelijk zou
den plaats hebben op Zondag a.s., niet door
kunnen gaan. In plaats daarvan zijn de voor
die kampioenschappen geplaatste athleten
gerechtigd om uit te komen op de Nationale
kampioenschappen voor A klassers, welke
op 3 en 4 Augustus as. worden gehouden te
Amsterdam.
In overleg met den trainer, den heer M.
van den Berge, zullen van de Athletiek-
vriendenkrinig „Holland" A. J. van Bakel
en A. J. Visser respectievelijk aan de 1500
M. en de 800 M. deelnemen.
FEUILLETON.
DE MAJESTEIT VAN
HET RECHT
Naar het Amerikaansch van
MELROD DANNING.
(Nadruk verboden).
8)
En familitrots en traditie leefden in dit
meisje even sterk als in de meeste Zui
delijke families.
„K'rdlief", hernam de rechter, als hij er
op staat, een aanklacht in te dienen, dan
moet hij dat doen, en Lloyd moet zich
verdedigen, als ieder ander. Als hij tegen
de wet gezondigd heeft, moet hij de con
sequenties aanvaarden. De wet is onom
koopbaar, hieiske!" voegde hij er aan toe.
„Al gold het mijn eigen zoon dan zou
dat nog geen verschil maken. Dat weet je
toch, is 't niet?"
Virginia richtte zich hoog op. „Ja", zei
ze, „dat weet ik."
Toen legde ze haar handen op zijn beide
schouders en keek hem aan. „Maar u doet
uw best voor hem, niet waar?" pleitte ze.
„Ja", beloofde hij ik zal doen wat ik
kan
Hij legde den arm om Virginia's schou
ders en samen liepen ze naar de deur
maar op dat moment vloog de deur open
en een woest met de oogen rollende ne
gerin, stormde de kamer binnen. Ze aar
zelde even toen zij de rechter zag, daarna
liep ze op Virginia toe en greep haar hand.
„Juffrouw Ginia", riep ze .„Ze zijn om
mijnheer Lloyd gekomen. Ze hebben hem
meegenomen. De hemel behoede ons!"
Ze barstte in tranen uit, zonder Vir
ginia's hand los te laten.
Virginia stond stil, keek bleek van angst,
den rechter aan, die somber voor zich uit
staarde tot de schreiende negerin opnieuw
uitbarstte.
„Mijnheer Lloyd riep tegen me: „Ga het
juffrouw Ginia vertellen", en toen ben ik
hier naar toe geloopen, om het u te zeg
gen. Maar ze hebben hem te pakken en
zullen hem nooit mees loslaten!"
„Dank je Sarah", slaagde Virginia er ten
slotte in te zeggen. „Ga nu maar gauw naar
huis en maak je niet zoo ongerust. Rechter
Kent weet er alles van, hij zal ons helpen.
Ga nu maar!"
„Ja, juffrouw Ginia", klonk het onder
worpen „Maar dat tuig van Marshall heeft
een klacht tegen hem ingediend, en we zul
len hem nooit terugzien."
Toen stond ze op en verliet snikkend de
kamer.
„Je moest nu maar naar huis gaan", zei
de rechter plotseling, „dan ga ik met de
Marshali's praten, om te onderzoeken wat
er gedaan kan worden. Als hun eerste woe
de wat bekoeld is, zullen zij de zaak mis
schien anders beschouwen" Maar dit zei
hij alleen om het meisje te bemoedigen,
want als Marshall ernstig gewond was.
Virginia bedankte hem na een oogenblik
van stilte en ging langzaam huiswaarts.
De rechter, die tegen zijn taak opzag, gaf
Jonathan order, zijn paard voor te bren
gen en reed naar Marshall's huisje dat even
buiten de stad gelegen was.
Hij trof de familie thuis: Jud Marshall's
vrouw, mager met ingevallen gezicht; zijn
suffig uitziende negentienjarige zoon en
Jud zelf, die hu bleek en grimmig in zijn
ruwe bedstede lag, met een norsche uit
drukking op zijn gezicht. Zij verwachtten
niet anders dan overdonderd te worden,
toen zij hoorden, wie hij was, want ieder
een kende den rechter en wist dat Lloyd
zijn pupil was tot zijn meerderjarigheid
en ze hadden zich voorgenomen om zwij
gend te luisteren naar wat hij te zeggen
had.
De Marshali's waren van de bergen in
Kentucky naar Harrisville gekomen en
zooals bij dat soort menschen gewoonlijk
het geval was, hadden zij meer gemeen
met de wilde_ dieren uit Jiun bergen, wat
hun houding ten opzichte van leven en ge
vaar betreft dan misschien eenig ander
volk ter wereld. De rechter kende zijn
pappenheimers en bereidde hen een groote
verrassing.
Terwijl Jud's vrouw en zoon in zijn na
bijheid stonden, gereed om hem eventueel
te hulp te komen, vroeg de rechter aller
eerst naar zijn toestand en wel op zoo'n
vriendelijke manier, dat Jud ten slotte zijn
norsche stilzwijgendheid moest opgeven.
Hij antwoordde vrij barsch, dat hij wel
dacht in 't leven te zullen blijven, niette
genstaande die vlegel hem leelijk tegen
den grond gesmakt had.
„Ik weet 't", antwoordde de rechter, „er
is ook hoegenaamd geen verontschuldiging
voor, maar ik heb nog geen bijzonderhe
den gehoord, en als 't u niet te veel ver
moeit, zou ik die graag van uzelf willen
vernemen. Lloyd Fairfax is al gearresteerd,
als ik me niet vergis; wat hij, zoover ik
kan nagaan, ook verdient."
„Ja", hernam de man grimmig. „Lem
hier en Jonas Lang van verderop, hebben
daarvoor gezorgd."
„O, kunt u mij nu vertellen wat er pre
cies gebeurd is?"
De man aarzelde een oogenblik, ging wat
overeind* zitten en deed een omstandig ver
haal van hetgeen er dan vorigen avond ge
beurd was.
Nu zou Marshall er om hebben willen
liegen, als 't in zijn kraam te pas kwam,
maar in dit geval was hij in zijn recht en
wist dat het beter voor hem was later niet
op een leugen betrapt te worden, daar hij
ook rekening had te houden met de getui
genis van Fairfax. Het verhaal wat de
rechter als zoo van den norschen man te
bed hoorde, was een vrijwel nauwkeurige
beschrijving van de gebeurtenis en Lloyd
kennende, viel het den rechter niet moeilijk
het voorgevallene te reconstrueeren.
Toen de man geëindigd had, zat de
rechter een oogenblik na te denken, daar
na keek hij Marshall weer aan.
„Er was geen verontschuldiging voor
hem", verklaarde hij. „Wellicht was het een
beetje roekeloos van u, om de teugels van
een verschrikt paard te grijpen, maar u
zei, dat Lloyd de merrie sloeg en als het
ware dwong u omver te loopen, is dat
juist?"
„Ik geloof van wel", antwoordde Mar
shall droogjes.
„Neen, ik zie geen verontschuldiging
voor hem", herhaalde de rechter. „Hij zal
er voor moeten boeten. Kan ik, niet in het
belang van Lloyd, maar als vriend, ook iets
voor u doen?"
„Ik geloof het niet, meneer."
„Heel goed, dan kan ik u alleen maar
zeggen, dat 't mij niet alleen voor u, maar
ook voor zijn zuster spijt, dat dit gebeurd
is. Goeden dag."
Marshall keek verbaasd op „Gaat u al
weg?"
„Zeker! Tenzij ik u nog met iets kan hel
pen."
„Maar ik dacht", de man zweeg even en
keek naar zijn vrouw.
„Ja?" vroeg de rechter kalm.
„Ik dacht, dat u kwam, om over de zaak
te spreken", sprak de man, en hij keek zyn
vrouw weer aan.
„Hij dacht, dat u gekomen was om een
regeling te treffen", barstte juffrouw
Marshall uit. „Maar dat zal niet gaan. Hij
heeft mijn man leelijk te pakken gehad en
hij verdient er voor aan de galg te komen."
„Hou je mond vrouw", riep Marshall van
uit zijn bed.
„Maar u staat op uw recht, om een ver
volging tegen hem in te stellen, is 't niet?"
vroeg de rechter.
„Zeker!"
„Nu, dan zijn we uitgepraat. Waar bent
u gewond?"
De rechter vroeg hem dit op den man af
en Jud antwoordde nog voor hij tijd had
om na te denken.
„Mijn hoofd", zei hij.
„Nergens anders?" informeerde de
rechter.
„Neen", vervolgde Jud. „Ik ben geweldig
door mekaar geschud, dat is alles."
„Zoo. Dan zult u wel weer gauw in orde
zijn, tenzij een dokter constateert, dat u
eenigen tijd invalide bent, en dat zal hij
niet wel?" brak de rechter glimlachend
af.
„Neen, ik denk van niet
„Nu, dan zal 't" hof u alleen de werke
lijke schade toekennen, maar de aanval is
niet goed te praten en als u tot vervolging
overgaat, zult u zeker gewroken worden,
daar zal ik, als rechter, wel voor zorgen.
En wraak is zoet niet? Nu goeden dag, al
lemaal!" en de rechter deed een stap in de
richting van de deur.
„Maar meneer!"
„Ja?"
„Wat zou u zeggenMarshall
wachtte, kreeg toen een ingeving. „Kan ik
hem inplaats daarvan niet een flinke af
rammeling geven?"
De rechter lachte. Ik mag niet op mijn
eigen houtje recht spreken. U bedoelt, in
plaats van een vervolging in te stellen?"
„Ja!"
(Wordt vervolgd).