EEN WEEK HISTORIE» HULP IN NOOD Geijtenbeek's Fotohandel ZATERDAG Z7 JULI 1935 UT. LEIU5CHE COURANT DERDE BLAD. - PAG. 9 EéN JAAR GELEDEN WERD DOLLFUSS VERMOORD. HARD TE GEN HARD IN DUITSCHLA ND. EEN STUKJE VÓÓR-GESCHIEDE NIS VAN HET ABESSYNISC HE CONFLICT. Herdenking. Deze week heeft Oos tenrijk den sterfdag herdacht van den klei nen dapperen bondskanselier Dollfuss, die op 25 Juli van verleden jaar door eenige nazi-terroristen lafhartig werd vermoord. Men herinnert zich deze gruwelijke tra gedie nog wel, hoe een handje-vol opge hitste nazi's de kanselarij en het radio-sta tion te Ween en bezetten, den bondskanse lier neerschoten en hem urenlang hebben laten doodbloeden, terwijl zij naast den zieltogende sigaretten rookten en hem ellen dig lieten omkomen. Een staaltje van de meest weerzinwekkende wreedheid en min achting van elk menschelijk gevoel, dat een storm van verontwaardiging heeft ontke tend in heel de beschaafde wereld. Onder den druk der openbare meening werd de onverantwoordelijke aanhitser van den nazi-terreur in Oostenrijk, Theo Habicht, die ongehinderd via den zender van Mün- chen in Oostenrijk stookte, door Hitier ver loochend; werd van Papen benoemd tot Duitsch gezant in Weenen en scheen het, alsof een verzoening tusschen de twee Duitsehe volken tot stand zou komen. Thans zijn we een jaar verder. Wat is er terecht gekomen van van Papens vredes- zending? Nog steeds staan de beide Duit sehe vólken vijandig tegenover elkaar. De grens is practisch gesloten en ondergronds gaat de nazi-actie voort. Zou Dollfuss' dood vergeefsch geweest zijn? Zijn staatkundig program is evenwel niet gestorven, maar overgenomen door zijn opvolger dr. Schuschnigg. Men zegt zoo gaarne, dat bij den opbouw van den corporatie ven staat in Oostenrijk de richtlijnen van de Encycliek „Quadrage- simo Anno" gevolgd warden. Dat was welis waar ós opzet, maar in de practijk is er niet vcül van terecht gekomen. „Eer. dergelijke ombouw, aldus schrijft de „Tijd", vordert tijd en rust. Vooral aan het laatste heeft het veelgeplaagde Oostenrijk tot nu toe ontbroken. Een nieuwe staatsin richting kan niet zonder meer een-twee drie worden geforceerd, zij moet gepaard gaan met een radicale wijziging der gees ten en dat vordert tijd. Dat de Oostenrijk- sche geestelijken bitter berouw zouden hebben over den moreelen steun, welken zij in feite slechts aan de goede bedoelin gen van de Oostenrijksche regeering heb ben verleend, zooals in „Het Volk" van 8 Juli j.l. door den Doolaard werd beweerd, is niet juist. Wel is juist, dat men tot in de hoogste kerkelijke kringen teleurgesteld is over de moeilijke uitvoerbaarheid van een oude liberale mentaliteit, welke schro melijk te kort doet aan de sociale rechtvaar digheid en liefde". Moge Dollfuss' werk worden voortgezet met volharding tot het einddoel is bereikt, in zijn geest en volgens zijn nobele bedoe lingen. Hard tegen hard. Een van de re denen waarom Oostenrijk zich hardnekkig blijft verzetten tegen elke verlokking 'van Duitschland om zich bij het nazi-regiem aan te sluiten, moet wel gelegen zijn in den weerzin tegen de methode van knevelarij en onderdrukking welke thans in Duitsch land heerscht en zich nimmer zoo duide lijk heeft gemanifesteerd als in deze weken. „Nog slechts 10 pet. van de bevolking moeten voor het nationaal-socialisme ge wonnen worden", verklaarde Hitier na de laatste volksstemming; dan zal Duitsch land een volmaakte eenheid zijn! De maatregelen, welke de regeering in de laatste weken meent te moeten nemen, wijzen erop, dat deze 10 pot. voor rekbaar heid vatbaar zijn. Met geweld wordt thans te keer gegaan tegen de Katholieke Jeugd organisaties, tegen de Joden, tegen den Stahlhelm, den bond van oud-strijders, en tegen de studenten. De protestanten bele ven op het oogenblik een tijdperk van wa penstilstand, wat geenszins zeggen wil, dat de vrede is gesloten of weldra gesloten zal worden, want elk oogenblik kan het nog steeds bestaande principieele conflict tot uitbarsting komen. Ons interesseert van zelfsprekend het meest de strijd welke hoe langer hoe dreigender wondt tusschen Kerk en Staat. Van weerskanten blijkt men zich op een mogelijke scherpe botsing voor te bereiden als krachtproef tusschen de twee wereld beschouwingen. De staat laat zijn macht gelden en ontbindt de eene ongewenschte vereen iging na de andere, als vormende „een bedreiging voor de politieke eenheid van het volk en van de nationaal socialisti sche idee". „De waarschijnlijkheid moet groot worden geacht, aldus schrijft het „Hbld.", dat door dit offensief de militante geest vande Kerk meer dan ooit geprikkeld wordt en dat de reeks onfcbindingsbeslui- ten het sein wordt voor een gevaarlijk ver zamelen blazen aan katholieke zijde en dat ernst wordt gemaakt met een verzet, waar voor de eerste zaden reeds lang zijn uitge strooid". Het bekende decreet van minister Go- ring richt zich z.g. tegen het „politieke" Ka tholicisme, dat is het Katholicisme, dat zich weert tegen de aantasting van zijn door het Concordaat gewaarborgde rechten, dat de Katholieke jeugd wil beschermen tegen de voortdurende propaganda van het mo derne heidendom, dat zich verzet tegen een immoreele sterilisatie-wet. „Dat de katholieken in Duitschland be reid zijn constructief aan het werk van den staat mede te werken, valt niet te betwij felen, schrijft de „Msb.". Het „geeft den keizer, wat des keizers is" is de geheele ge schiedenis door, door de katholieken steeds op de meest loyale wijze in de practijk ge bracht; zij zijn daarbij vaker te ver gegaan dan dat zij niet regeeringsgetrouw genoeg waren. Maar daarnaast staat in hooger or de, dat aan God moet worden gegeven, wat God toekomt. En dat wordt den Duitschen katholieken nu verboden, als zij naast den nationaal-socialistischen staat ook de na- tionaal-socialistische wereldbeschouwing in volle totaliteit moeten aanvaarden". Voor de katholieken in Duitschland gaat de strijd niet om de politieke macht. Maar om de vrijheid der Kerk, om de vrijheid van geweten, am de vrijheid om God te dienen, zooals Christus dat den mensch heeft voor geschreven. Het politieke nationaal-socialisme han delt, alsof er geen Concordaat bestond. De Paus en de bisschoppen als de verantwoor delijke vertegenwoordigers der katholieken zullen tegenover deze uitdagende houding het stilzwijgen niet kunnen bewaren. Daarom drijven de verordeningen van Goer in g, welke intusschen reeds tot het ge heele rijk uitgebreid zijn, naar een beslis sing. En we weten uit de ervaring der his torie, dat in een dergelijken strijd, al kan deze zware, de zwaarste menschel ij ke of fers van de individueele katholieken vragen, de Kerk nooit de nederlaag geleden heeft. De zwarte bladzijde. De Abes- synische kwestie beschrijft het blad van onze hedendaagsche historie met zeer zwar te kleuren. Op het oogenblik, nu Italië schijnt te zwichten onder den druk, welke de mogend heden op hem uitoefenen en de kwestie zal worden voorgelegd aan den Volken- bondsraad, welke volgende week bijeen komt, leeft de hoop op een vreedzame re geling van het geschil weer op, maar het heeft er ernstig naar uit gezien, dat Mus solini tegen alle regelen van recht en re delijkheid in Abessynië eenvoudig wilde annexeeren. Dit gevaar is trouwens nog niet afgewend. Tot goed begrip van den toestand, is het wellicht nuttig een klein stukje historie te releveeren waarbij de rol van Engeland en Frankrijk duidelijker zal worden. Het verlangen van Italië om Abessynië aan zich te onderwerpen, is al zeker een vijftig jaar oud. bi het jaar 1889 sloot Ita lië met Abessynië een verdrag, het verdrag van Ucciali, dat aanleiding gaf tot mee- ningsverschil. Italië interpreteerde artikel 17 van dit verdrag eenigszins ruim, in dien zin, dat het Italië reciht gaf op een protec toraat over Abessynië. Het meeningsver- schil leidde in 1895 tot een oorlog, die voor Italië catastrofaal eindigde: het Italiaan- sche leger werd in den bef aamden slag van Adoea vernietigd. Italië werd in October 1896 te Addis Abeba gedwongen tot het sluiten van vrede en daarbij de onafhan kelijkheid van Abessynië te erkennen. Het desbetreffende artikel 3 luidt: „Italië er kent onvoorwaardelijk de volstrekte onaf hankelijkheid van het rijk van Ethiopië als souvereinen en zelfstandigen staat". Dit verdrag heeft Italië Abessynië en zichzelf nooit kunnen vergeven. Later is wederom een verdrag tot stand gekomen, dat de onafhankelijkheid van Abessynië vastlegde, n.l. het verdrag van Londen in 1906, waarbij Engeland, Frank rijk en Italië, hun onderlinge verhoudingen rondom Abessynië regelden. In dit verdrag wordt om. gezegd: „Aangezien het ge meenschappelijk belang van Frankrijk, Groot-Brittannië en Italië vordert, de inte griteit van Ethiopië ongeschonden te hand haven, stoornissen van eiken aard in de politieke verhoudingen van het Ethiopisch rijk te voorkomen, tot een gemeenschappe lijke verstandhouding te geraken wat be treft him gedrag in geval van verandering van toestand, die zich in Ethiopië zou kun nen voordoen, en er in te voorzien dat het optreden der drie staten bij het bescher men van him onderscheidene belangen, zoo wel in de Britsehe, Fransche en Italiaan- SPORT ROEIEN DE NEDERLANDSCHE KAMPIOENSCHAPPEN. Drie voorwedstrijden op den tweeden avond. Gisteravond werden de voorwedstrijden der Nederl. roeikampioenschappen te Sloten voortgezet met een drietal races, waarvan twee in het skiffnummer en 1 heat in het nummer twee met stuurman. Het peil van het roeien was, evenals gisteren, ook thans weer zeer matig. De betiteling van „Ne- derlandsche kampioenschappen" klinkt, ge zien de tot nog toe vertoonde prestaties, eenigszins vreemd, immers men zou in de nationale kampioenschappen het hoog tepunt van het roeiseizoen! het puikje der verschillende vereenigingsploegen aan den start verwachten. Het nummer double sculls verviel dit jaar, omdat geen inschrijvingen waren bin nengekomen, een gewoonte overigens in de roeiwereld, die uit het jaar 1933 dateert. Daar kwam nog bij, dat enkele ploegen zich vlak voor de kampioenschappen te rugtrokken, terwijl in de meeste nummers zoo weinig inschrijvingen waren binnenge komen, dat de betrokken ploegen onmid dellijk in den eindstrijd konden worden geplaatst. Alleen in het skiffnummer en in de twee met stuurman waren waf meer inschrijvin gen binnengekomen, zoodat hiervoor en kele heats moesten worden geroeid. Kwalitatief viel er echter van weinig goeds te genieten en wij zouden ons moei lijk kunnen voorstellen, dat b.v. een skif- feur naar de Europeesche roeikampioen schappen te Berlijn zou worden uitgezon den. In de beide heats van het skiffnummer was bovendien geen sprake van strijd. Spanning was er alleen in den voorwed strijd der gestuurde twee tusschen Hun ze en Argo en deze spanning vergoedde voor een belangrijk deel het gemis aan tech nisch behoorlijk roeien. Skiff. In de eerste heat van het skiffnummer verschenen aan den start: boei 1 Spaarne (De Ridder), boei 2 De Hoop (Moltzer). De Hoopskiffeur nam dadelijk een Hin ken voorsprong en bij 500 Meter lag de Ridder reeds ongeveer 5 lengten achter. Moltzer roeide begrijpelijkerwijs kalm door, reeds zeker van zijn overwinning. Af en toe verhoogde de Ridder zijn tempo, doch het verschil bleef vrijwel voortdurend het zelfde. In den tijd van 7 min. 53 sec. ging Moltzer als eerste door de finish. In de tweede heat van dezen avond ver trokken van boei 1 Maas (Witkamp), boei 2 De Hoop (Zeegers). De Rotterdammer ging weg met 35, Zee gers met 33 slagen in de minuut. De start van den Maasskiffeur was veel beter en sche bezittingen, grenzende aan Ethiopië, als in Ethiopië zelf, geen schade ,nadeelig voor de belangen van een der drie mogend heden, tot gevolg heeft, hechten Frankrijk, Groot-Brittannië en Italië hun goedkeuring aan de volgende regeling". En dan volgt het verdrag. Hieruit blijkt wel, dat Engeland niet kan toelaten, dat Italië eigenmachtig overging tot annexatie van Abessynië. Frankrijk had dat eigenlijk ook niet mogen dulden, maar deze hechtte momenteel te veel waarde aan de Italiaansche vriendschap om Italië de les te lezen. Hopen we thans op den Volkenbonds raad, die Woensdag a.s. bijeenkomt. AUTOMAAT: ROLFILMS Breestraat 79 hoek Diefsteeg Ontwikkelen en afdrukken voor Amateurs bij 500 Meter had hij ongeveer 2 leng ten voorsprong. Het baantempo van Wit kamp was toen 32 in de minuut. Zeegers hield moedig vol, maar technisch ontbrak er nog heel wat aan. Vooral zijn slag was veel te kort, zoodat de boot soms als het ware stil lag. Maar Zeegers was taai en slaagde er in zijn achterstand tot onge veer anderhalve lengte te beperken. De tijd van Witkamp was 7 min. 53 1/5 sec. Argo geslagen Het slot van den avond werd gevormd door den voorwedstrijd in de gestuurde twee tusschen Hunze en Argo. Van boei 1 vertrok de Hunze, van boei 2 Argo, kampioen van het vorig jaar. De Argo twee vertrok met 34 slagen in de minuut. Bij den start lag Hunze iets ach ter, doch op 500 Meter lagen beide boo ten weer gelijk. Ook op de volgende 500 Meter was er van verschil geen sprake. De Hunze roeide ge- ruimen tijd 2 slagen hooger in tempo dan de kampioenen, die overigens nogal tegen vielen. Wel was de stijl van Argo beter dan die van de Hunze, maar de laatst en hielden goed vol, en op driekwart van de baan wisten zij zioh van een kleinen voor sprong te verzekeren. Het werd tenslotte een spannende race op de laatste 500 Me ter. Beide ploegen gaven hun uiterste krachten, maar Argo kon het niet meer tot een behoorlijken eindspurt brengen, zoodat de Hunze met 3/4 lengte voorsprong als eerste door de finish ging in den tijd van 8 mon. 27 1/5 sec. Heit programma der eindstrijden. Het programma der eindwedstrijden op Zaterdagmiddag is als volgt samengesteld: 13.30 uur: Vier met stuurman: boei 1 Ar go, boei 2 Nereus. 15.00 uur: Twee zonder stuurman: boei 1 Laga, boei 2 De Hoop. Skiff 15.30 uur: Boei 1 Maas (Witkamp), boei 2 De Hoop (Moltzer). 16.00 uur: Twee met stuurman: Boei 1 Spaarne, boei 2 Hunze. 16.30 uur: Vier zonder stuurman: Boei X De Hoop, boei 2 Nereus. 17.00 uur: Achten. Boei 1 Triton-Njord- combinatie, boei 2 Laga. ATHLETIEK DE NATIONALE KAMPIOENSCHAPPEN VOOR B KLASSERS. In het officieel orgaan der K.N.A.U. wordt mededeeling gedaan, dat de Nederlandsche kampioenschappen B, die aanvankelijk zou den plaats hebben op Zondag a.s., niet door kunnen gaan. In plaats daarvan zijn de voor die kampioenschappen geplaatste athleten gerechtigd om uit te komen op de Nationale kampioenschappen voor A klassers, welke op 3 en 4 Augustus as. worden gehouden te Amsterdam. In overleg met den trainer, den heer M. van den Berge, zullen van de Athletiek- vriendenkrinig „Holland" A. J. van Bakel en A. J. Visser respectievelijk aan de 1500 M. en de 800 M. deelnemen. FEUILLETON. DE MAJESTEIT VAN HET RECHT Naar het Amerikaansch van MELROD DANNING. (Nadruk verboden). 8) En familitrots en traditie leefden in dit meisje even sterk als in de meeste Zui delijke families. „K'rdlief", hernam de rechter, als hij er op staat, een aanklacht in te dienen, dan moet hij dat doen, en Lloyd moet zich verdedigen, als ieder ander. Als hij tegen de wet gezondigd heeft, moet hij de con sequenties aanvaarden. De wet is onom koopbaar, hieiske!" voegde hij er aan toe. „Al gold het mijn eigen zoon dan zou dat nog geen verschil maken. Dat weet je toch, is 't niet?" Virginia richtte zich hoog op. „Ja", zei ze, „dat weet ik." Toen legde ze haar handen op zijn beide schouders en keek hem aan. „Maar u doet uw best voor hem, niet waar?" pleitte ze. „Ja", beloofde hij ik zal doen wat ik kan Hij legde den arm om Virginia's schou ders en samen liepen ze naar de deur maar op dat moment vloog de deur open en een woest met de oogen rollende ne gerin, stormde de kamer binnen. Ze aar zelde even toen zij de rechter zag, daarna liep ze op Virginia toe en greep haar hand. „Juffrouw Ginia", riep ze .„Ze zijn om mijnheer Lloyd gekomen. Ze hebben hem meegenomen. De hemel behoede ons!" Ze barstte in tranen uit, zonder Vir ginia's hand los te laten. Virginia stond stil, keek bleek van angst, den rechter aan, die somber voor zich uit staarde tot de schreiende negerin opnieuw uitbarstte. „Mijnheer Lloyd riep tegen me: „Ga het juffrouw Ginia vertellen", en toen ben ik hier naar toe geloopen, om het u te zeg gen. Maar ze hebben hem te pakken en zullen hem nooit mees loslaten!" „Dank je Sarah", slaagde Virginia er ten slotte in te zeggen. „Ga nu maar gauw naar huis en maak je niet zoo ongerust. Rechter Kent weet er alles van, hij zal ons helpen. Ga nu maar!" „Ja, juffrouw Ginia", klonk het onder worpen „Maar dat tuig van Marshall heeft een klacht tegen hem ingediend, en we zul len hem nooit terugzien." Toen stond ze op en verliet snikkend de kamer. „Je moest nu maar naar huis gaan", zei de rechter plotseling, „dan ga ik met de Marshali's praten, om te onderzoeken wat er gedaan kan worden. Als hun eerste woe de wat bekoeld is, zullen zij de zaak mis schien anders beschouwen" Maar dit zei hij alleen om het meisje te bemoedigen, want als Marshall ernstig gewond was. Virginia bedankte hem na een oogenblik van stilte en ging langzaam huiswaarts. De rechter, die tegen zijn taak opzag, gaf Jonathan order, zijn paard voor te bren gen en reed naar Marshall's huisje dat even buiten de stad gelegen was. Hij trof de familie thuis: Jud Marshall's vrouw, mager met ingevallen gezicht; zijn suffig uitziende negentienjarige zoon en Jud zelf, die hu bleek en grimmig in zijn ruwe bedstede lag, met een norsche uit drukking op zijn gezicht. Zij verwachtten niet anders dan overdonderd te worden, toen zij hoorden, wie hij was, want ieder een kende den rechter en wist dat Lloyd zijn pupil was tot zijn meerderjarigheid en ze hadden zich voorgenomen om zwij gend te luisteren naar wat hij te zeggen had. De Marshali's waren van de bergen in Kentucky naar Harrisville gekomen en zooals bij dat soort menschen gewoonlijk het geval was, hadden zij meer gemeen met de wilde_ dieren uit Jiun bergen, wat hun houding ten opzichte van leven en ge vaar betreft dan misschien eenig ander volk ter wereld. De rechter kende zijn pappenheimers en bereidde hen een groote verrassing. Terwijl Jud's vrouw en zoon in zijn na bijheid stonden, gereed om hem eventueel te hulp te komen, vroeg de rechter aller eerst naar zijn toestand en wel op zoo'n vriendelijke manier, dat Jud ten slotte zijn norsche stilzwijgendheid moest opgeven. Hij antwoordde vrij barsch, dat hij wel dacht in 't leven te zullen blijven, niette genstaande die vlegel hem leelijk tegen den grond gesmakt had. „Ik weet 't", antwoordde de rechter, „er is ook hoegenaamd geen verontschuldiging voor, maar ik heb nog geen bijzonderhe den gehoord, en als 't u niet te veel ver moeit, zou ik die graag van uzelf willen vernemen. Lloyd Fairfax is al gearresteerd, als ik me niet vergis; wat hij, zoover ik kan nagaan, ook verdient." „Ja", hernam de man grimmig. „Lem hier en Jonas Lang van verderop, hebben daarvoor gezorgd." „O, kunt u mij nu vertellen wat er pre cies gebeurd is?" De man aarzelde een oogenblik, ging wat overeind* zitten en deed een omstandig ver haal van hetgeen er dan vorigen avond ge beurd was. Nu zou Marshall er om hebben willen liegen, als 't in zijn kraam te pas kwam, maar in dit geval was hij in zijn recht en wist dat het beter voor hem was later niet op een leugen betrapt te worden, daar hij ook rekening had te houden met de getui genis van Fairfax. Het verhaal wat de rechter als zoo van den norschen man te bed hoorde, was een vrijwel nauwkeurige beschrijving van de gebeurtenis en Lloyd kennende, viel het den rechter niet moeilijk het voorgevallene te reconstrueeren. Toen de man geëindigd had, zat de rechter een oogenblik na te denken, daar na keek hij Marshall weer aan. „Er was geen verontschuldiging voor hem", verklaarde hij. „Wellicht was het een beetje roekeloos van u, om de teugels van een verschrikt paard te grijpen, maar u zei, dat Lloyd de merrie sloeg en als het ware dwong u omver te loopen, is dat juist?" „Ik geloof van wel", antwoordde Mar shall droogjes. „Neen, ik zie geen verontschuldiging voor hem", herhaalde de rechter. „Hij zal er voor moeten boeten. Kan ik, niet in het belang van Lloyd, maar als vriend, ook iets voor u doen?" „Ik geloof het niet, meneer." „Heel goed, dan kan ik u alleen maar zeggen, dat 't mij niet alleen voor u, maar ook voor zijn zuster spijt, dat dit gebeurd is. Goeden dag." Marshall keek verbaasd op „Gaat u al weg?" „Zeker! Tenzij ik u nog met iets kan hel pen." „Maar ik dacht", de man zweeg even en keek naar zijn vrouw. „Ja?" vroeg de rechter kalm. „Ik dacht, dat u kwam, om over de zaak te spreken", sprak de man, en hij keek zyn vrouw weer aan. „Hij dacht, dat u gekomen was om een regeling te treffen", barstte juffrouw Marshall uit. „Maar dat zal niet gaan. Hij heeft mijn man leelijk te pakken gehad en hij verdient er voor aan de galg te komen." „Hou je mond vrouw", riep Marshall van uit zijn bed. „Maar u staat op uw recht, om een ver volging tegen hem in te stellen, is 't niet?" vroeg de rechter. „Zeker!" „Nu, dan zijn we uitgepraat. Waar bent u gewond?" De rechter vroeg hem dit op den man af en Jud antwoordde nog voor hij tijd had om na te denken. „Mijn hoofd", zei hij. „Nergens anders?" informeerde de rechter. „Neen", vervolgde Jud. „Ik ben geweldig door mekaar geschud, dat is alles." „Zoo. Dan zult u wel weer gauw in orde zijn, tenzij een dokter constateert, dat u eenigen tijd invalide bent, en dat zal hij niet wel?" brak de rechter glimlachend af. „Neen, ik denk van niet „Nu, dan zal 't" hof u alleen de werke lijke schade toekennen, maar de aanval is niet goed te praten en als u tot vervolging overgaat, zult u zeker gewroken worden, daar zal ik, als rechter, wel voor zorgen. En wraak is zoet niet? Nu goeden dag, al lemaal!" en de rechter deed een stap in de richting van de deur. „Maar meneer!" „Ja?" „Wat zou u zeggenMarshall wachtte, kreeg toen een ingeving. „Kan ik hem inplaats daarvan niet een flinke af rammeling geven?" De rechter lachte. Ik mag niet op mijn eigen houtje recht spreken. U bedoelt, in plaats van een vervolging in te stellen?" „Ja!" (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1935 | | pagina 9