i
i
VRIJDAG 5 JULI 1935
DE LEIDSCHE COURANT
VIERDE BLAD. - PAG. 14
Onze paadselwedstrijd
Ziezoo, onze lijsten zijn klaar.
Alle namen zijn ingeboekt.
De ingezonden opstellen, verzen, verha
len en sprookjes gesorteerd en gelezen.
Nu kunnen we met de loting beginnen.
Ik heb de volledige lijsten de Directie ter
hand gesteld.
Voor de volgende week is geloot, dan zal
ik de namen der gelukkigen, door het lot
aangewezen, laten afdrukken en kan be
gonnen worden met het verzenden der 37
prachtige prijzen.
Ik ben tevreden. De Directie is ook te
vreden.
Het groote getal is het bewijs, hoe ons
Hoekje gewaardeerd wordt.
De ingekomen stukken u zult het zien
worden voorzoover ze aan de gestelde
voorwaarden voldoen geplaatst.
Dat het werk van mijn vaste medewer
kers voor gaat, spreekt van zelf.
Dezen keer heeft men zich ook strikt
gehouden aan de voorwaarden gesteld bij
het verzenden per post, der verzonden
brieven. We hebben geen strafport behoe
ven te betalen.
In de correspondentie ik zei het vaker
zal ik alle briefjes beantwoorden.
De getallen der mededingers.
Meegeloot hebben onder groep A 184
Samen 440
D. (boven 12 jaar).
A. ïngestuuhd door den Heer Reizevoort
Ik zeg meegeloot; dus zij, die aan de
voorwaarden voldaan hebben. Hierover
kom ik later nog terug.
Er zijn er uitgevallen 27.
Dat waren er, die slordig werk leverden;
die er meer dan twee opl. fout hadden; die
een verhaaltje maakten, dat ver beneden de
maat was.
DE OPLOSSINGEN WAREN
A (van 6 tot 8 jaar).
Raadsel I:
De boeren uit het Noorder land
Hebben tien vingers; aan elke hand
vijf; en twintig aan handen en voeten.
Raadsel H:
Bitterzoet zoetzuur kwaadaardig j
oplaag (en andere samenstellingen
Raadsel III:
Belroos rozen op de wang roos in
de schietschijf.
Raadsel IV:
school schaal strand kracht
vracht.
Raadsel V:
Wie niet wil hoeren, moet voelen.
B. (van 8 tot 10 jaar).
14
Raadsel Hl:
dozijn rozijn kozijn.
Raadsel IV:
Tooverlantaarn
Raadsel V:
Bezint, eer ge begint.
C. (van 11 tot 12 jaar).
Dordrecht. De woorden waren (zie -
Anny van Diest).
Raadsel II:
Wilhelminadorp. Idem.
Raadsel HE:
Voorschoten.
V
vos
poort
vaarten
landschap
Voorscho ten
wa s c h t e i 1
v 1 o o t e n
later
den
n
Raadsel IV:
Beethoven
Evenaren
Ervaren
Tanden
Haven
Oven
Ven
E n
Venlo Hengelo Leiden Delft
Gouda.
te
Utrecht.
3
f
a
w
tv
jl]
z.
d
3
e
A
r
IJ
a
O
3
s
e
.5
Z
A
S
\t_
A
a
T
e
r
z
O
ét
7
s
t
e
a
9_
e
r*
3
e
l
AU
i
n
A
~7
A.
A
s
T
e
i
e
3_
0
r>
s\
7
A
e
rt
9
a
z
e
0
s
Z
cL
r
3
a
z
u
t
0
A
o1
t
nu
SU
s
3
0
r
t
1
z
e
cL
e
rt
A
e
7
c
e
rt
r*
~s
A
T
e
7
A
A
X
d
r
e
z.
e
z
e
7
B. ingestuurd door Cadier.
E. (Als voorbeeld).
(Een vws met teekening).
Jan vond laatst een kapotten klomp;
Daar zou hij fijn mee spelen,
Want Jan heeft er een hekel aan
Als hij zich moet vervelen.
Hij heeft terstond het groote plan
Een boot ervan te maken.
Hij zoekt naar spijkers, hout, 'n mes,
En allerhande zaken.
Na schooltijd werkt hij als een paard,
Al op zijn zolderkamer.
Daar stoort hij dan zijn moeder niet,
Met 't leven van 't gehamer.
En weldra is het bootje klaar:
Een pronkjuweel, ja waarlijk,
Een tweede boot, zoo mooi als die,
Die vind je toch bezwaarlijk.
Achter de kerk daar stroomt een sloot,
Te midden van de weide.
Daar laat Jan nu zijn mooie boot
Over de golven glijden.
Hij droomt daarbij zijn toekomstdroom
Dat eens, in later jaren,
Hij als een dappere matroos.
De zeeën zal bevaren
Berijmde oplossingen afd. C.
Raadsel I:
Edam, stom, daar en mede
Dan trom, Emma echo nog daarbij,
Haha! ja, zoo lacht men vroolijk,
Verder nog haat, die sluit de rij.
Als de o's goed ingevuld te zaam,
Vormen eind'lijk Dordrecht's naam.
Willem, or, den en lamp
Gevolgd door Mina, lei en bond, o ja,
Lest best, dat is de wil die moet er wezen
't Geheel een Zeeuwsch dorp, ga maar na
U raadt het gewis
Wilhelminadorp de gevraagde is.
Raadsel III:
Vul 't geheel eens even in, moedig en
onversaagd,
'n Zuid-Hollandsch dorp wordt gevraagd
Komaan dan, goed begonnen
Is voorwaar reeds half gewonnen,
V, vos paard en vaarten, als begin
landschap vul ik no. 5 dan in.
Voorschoten, als gevraagd dorp gewis
Waschteil, gevolgd door vlooten en later
dan
Een den en een n; ziezoo dat is klaar
Voorschoten staat er; 't is voor elkaar!
Raadsel IV:
Beethoven, evenaren,
Gevolgd door ervaren,
Tanden, haven, oven weer
Ven, en en n; en dan niet meer.
Raadsel V:
De laatste komt 'n beurt nu vragen,
Ook daarop zal ik 't maar wagen.
Venlo, Hengelo en Leiden,
Dan volgen Delft en Gouda beiden.
Ook dit is nu gereed, en mocht 't zijn,
Allen goed, dat vind ik fijn!
door Anny v. Diest.
Een woord van bij zonderen lof verdie
nen voor vers, en teekening of verhaak
1. Th. Righart van Gelder, Leiden.
2. J. Streuper, Leiden.
3. Rietje van Alphen, Leiden.
4. Annie van Diest, Sassenheim.
5. Cor van Diest, Sassenheim.
6. Antje Keizer-Klaasen, Zutfen.
7. Gerard Keizer, Zutfen.
8. Anton Roels,' Dordrecht.
9. Irène Bernard, Amsterdam.
10. Suze van Zijp, Hoorn.
11. Gonny Beij, Leiden.
12. Martien van Well, Leiden.
13. Theo Diemei, Voorhout.
14. Piet van IJ)ijk, Woubrugge.
15. Johan van Dijk, idem.
16. Rie Pleïj, Leiden.
17. Dora Schakenbos, Amsterdam.
18. Mies en Truus, Cuppen, Leiden.
19. Piet Snijers, Leiden.
20. Frans Pont, Leiden.
Nu is het voor vandaag genoeg.
De volgende week volgen alle namen
van mededingers en de namen der gelukki
gen. Ik geef dit vooraf om ruimte te hebben
voor de volgende week.
En ten slotte breng ik dank aan de vele
Neefjes en Nichtjes en ouders, die me bij
gelegenheid van mijn verjaardag op 25 Juni
jl. hun gelukwenschen aanboden.
Met hand en groet voor u allen,
Oom Wim.
WIE ZIJN JARIG?
Van 6 tot en met 12 Juli.
6 Juli: Geertruida v. Eijk, Roggebroods
hof 3.
6 Juli: Betsie Zwetsloot, Dorpsstraat te
Zeg waart.
6 Juli: Albert v. d. Horst, L. Rijndijk 19.
6 Juli: Rietje Zwetsloot, Maarl.weg 4.
6 Juli Nellie v. Zwdeten, A 214, Lange-
raar.
7 Juli: Gretha v. d. Ploeg, Hoogmade B315
7 Juli: Wim v. d. Berg, St. Jacobsgr. 2.
8 Juli: Anna v. d. Meer, Oudij-Ade.
8 Juli: Jan v. Steijn, Groenhovenstr. -16.
8 Juli: Nelly v. d. Krogt, Verl. Dorps
straat 195a, Warmond,
o Juli: Joop van Dijk, Langegracht 81.
8 Juli: Cor van Schie, Kraaierstraat 34a.
9 Juli: Cor en Adriaan Rotteveel, Geer-
polder 6, Zoeterwoude.
10 Juli: Bep Kluiver, Schoolstraat 3.
10 Juli: Wim van Wetten, B 47 Koudekerk
aan den Rijn.
10 Juli: Harrie Bontje, Langeraar A 22.
10 Juli: Cornelis v. d. Berg, St. Jacobsgr. 10
10 Juli: Agnes v. d. Top, Heerensingel 2a.
10 Juli: Lenie Hofman, Geversstraat 22,
Oegstgeest.
12 Juli: Stien van Haarlem, Resedastr. 37.
12 Juli: Mimi Vosters, Haarl.str. 237a
12 Juli: Coba Verplancken, Rijndijkstr. 63.
12 Juli: Petrus Hartman, Levendaal 75a.
12 Juli: Kees van Gerven, Schenkel weg
C 80, Zoeterwoude.
12 Juli: Joseph en Wim Berbee, Kaiser -
straat 28.
12 Juli: Jo-pie Klein, Langegracht 198a.
12 Juli: Nellie van Moorsel, Oost Einde,
Warmond 123a.
Ik feliciteer de jarigen.
Wie zijn of haar naam in deze lijsten wil
opgenomen zien, schrijve me minstens 14
dagen voor den verjaardag. Ik bedoel na
men van schoolgaande kinderen.
Oom Wim.
KEVELAER
door Oom Wim.
VI.
Ik zei dan, er zouden ook voor dit genade
oord andere tijden aanbreken. De oorlog
woedde; alle processies vielen uit; de kerk
werd gesloten. Het klooster werd opgehe
ven en zelfs ging men nog verder, want zie,
in 1804 werden èn de kapellen èn 't klooster
als staatseigendom verkocht. Het spreekt,
dat iedereen in Rijnland en Westphalen en
in Limburg ten volle voelde, wat dit ver
lies beteekende. Niet meer ter beêvaart
te kunnen gaan; niet meer in Kevelaer aan
de voeten van Maria, zijn zorgen en zwa
righeden neer te leggen, moest wel die een
voudige, brave Rijnlanders in het hart
grijpen en toen besloten eenige edele bur
gers te zamen het grondstuk te koopen en
de gebouwen als pachtgoed in handen zien
te krijgen. Dit duurde zoo twee jaar. De
pachtsom werd geregeld betaald en de ge
bouwen goed onderhouden, tot het einde
lijk in 1806 den Bisschop weer gelukte de
groote en kleine kapel weer terug te krij
gen; ja zelfs werd in hetzelfde jaar ook het
klooster, als woning der priesters, vrijge
geven. Toen kwamen in de plaats der pa
ters Oratorianen, gewone geestelijken. En
zie! Van dien stonde bloeide het geestelijk
leven weer op; de pelgrims stroomden
weer toe; de processies kwamen weer in
stijgende lijn, in groeiend aantal, opda
gen; in één woord, het was alsof geen droe
ve jaren voorbij waren gegaan. De Avé's
waren niet van de lucht en ik geloof vast
en zeker, dat onze lieve Moeder van Keve
laer, inet tranen van aandoening uit de
hooge hemelen zal hebben neergekeken
op die trouwe, vrome scharen van pelgrims,
die in kinderlijken eenvoud en eenvoudige
kinderlijkheid hier hun hart kwamen uit
storten en haar hulp kwamen vragen voor
duizend en nog wat aangelegenheden.
In 1858 werd begonnen aan een waardige
kerk voor de Koningin des Hemels en na
zes jaar was deze kerk klaar. Dat men in
derdaad iets moois wilde maken moge
dienen dat er een orgel in werd geplaatst
met 158 registers, wat voor dien tijd was
een meer dan buitengewoon geval. Zelfs
werd deze kerk door Z. H. den Paus in 1923,
dus 12 jaar geleden tot de waardigheid van
Basilica verheven.
Doch we moeten even tehug, om de ge
schiedenis van Kevelaer op den voet te vol
gen. We gaan terug tot 1892, het jaar, waar
in het 250-jarig bestaan van deze plaats
als bedevaart-plaats gevierd werd.
Hoe gevierd? Plechtiger, grootscher en
geweldiger als de grootste optimist zich dat
had kunnen denken. Al wat kon uit Rijn
land en Westphalen; al wat kon uit Lim
burg en Gelderland, maakte zich op om
daar bij die plechtigheden tegenwoordig te
zijn en getuige te wezen van de kroning
van het genadebeeld. Dat was het schitte
rende hoogtepunt der feesten. Den 12den
April 1892 kwam Zijne Doorluchtige Hoog
waardigheid Herman, Bisschop van Mun
ster, als de gevolmachtigde van Z. H. Paus
Leo Xm om het Mariabeeld uit zijn naam
plechtig te kronen.
Hoeveel wonderen toen gebeurd zijn en
hoeveel zielen gered; hoeveel geestelijke
genaden uitgestort zijn in die dagen, wie
zou het ook maar bij benadering pogen te
gissen, dat weet de Uitgever van alle
goeds alleen en weet Zij slechts, die vroeg
uit naam dier duizenden.
(Slot volgt).
ANS.
door Cor van Diest.
V. Weer samen.
„Kom Ans", zei Vader na het eten, „ga
je vlug wat opfrisschen, dan gaan we sa
men nog een toertje maken; een beetje af
leiding zou je goed doen". Vlug ging Ans
naar haar slaapkamer en kwam al gauw
terug; ze zag er leuk uit, hoewel de spo
ren van het groote leed dat ze doorstaan
had, nog niet ten volle waren uitgewischt.
Moeder bleef thuis, Bob zou haar misschien
nog wel noodig kunnen hebben, meende ze.
De heerlijke zomeravondlucht en vaders
opgewekte kout deden het meisje goed en
toen ze, na een prettige fietstocht weer
thuis kwam, was ze de leuke gezellige rob
bedoes weer, die ze altijd was. Na een
smakelijk kopje thee werd ze naar bed
gestuurd en onstuimig wenschte ze haar
ouders welterusten. Moeder drukte haar op
't hart, toch vooral zacht naar boven te
gaan en vooral geen geruisch te veroorza
ken, want Bob sliep zoo rustig; hij was den
geheelen avond niet meer wakker geweest.
Ook 's nachts bleef de jongen in diepen
rust en den volgenden morgen ontwaakte
hij weer gezond en frisch. Zijn hoofd deed
hem nog wat pijn en even moest hij nog
eens bedenken, wat den vorigen avond toch
wel gebeurd was. O, ja, hij had gestoeid
met zus en was gevallen; maar wat daarna
gebeurd was wist hij niet meer; ook niet,
hoe hij in bed gekomen was. Vaag herin
nerde hij zich dat hij op den divan lag;
dat Vader en Moeder zich over hem heen-
bogen; maar dat was ook alles wat hij zich
herinneren kon. Had hij 'n wond aan zijn
hoofd? Wat was dat verbonden! Enfin hQ
zou zich maar frisch wasschen en dan fluks
naar beneden; hij had een geweldigen reu-
zenhonger. Hij was al bijna klaar, toen
Moeder op zijn kamer kwam kijken hoe het
met haar patiënt stond. Innig verheugd was
ze, toen ze haar jongen al weer zoo flink
voor zich zag staan; wel wat bleek, maar
blakend van gezondheid. Op Bob's vraag,
wat toch wel gebeurd was, vertelde Moe
der hoe ze in spanning geweest waren, hoe
het met Bob zou afloopen; en hoe dokter
hun had gerust gesteld. Hoe Ans van
streek was geweest; „maar", besloot Moe
der, „beloof me nu jongen voortaan wat
kalmer te zijn; 't is nu goed afgeloopen,
maar hoe veel ernstiger had de afloop kun
nen zijn!" Ook Bob beloofde de les ter
harte te zullen nemen. „Laten we nu maar
gauw zus gerust stellen. Moeder, ik heb een
geweldigen geeuwhonger", zuchtte Bob.
Lachend beloofde Moeder die „geweldigen
honger" dan maar gauw te stillen. Het
ontbijt verliep weer prettig, als altijd. Bob
voelde er niets voor om dien dag thuis te
blijven en gingen broer e nzus al dadelijk
welgemoed op stap. „O, Bob", zuchtte Ans,
„wat ben ik blij dat *t niet erger afgeloo
pen is. „Ja", zei Bob, „wie zou je anders
bij je huiswerk moeten helpen; je zoudt er
alleen nooit mee klaar komen", plaagde hij.
„Pff", spotte Ans, niet zoo'n verbeelding
mijnheertje, maar ik kan je nog zoo goed
voor mikpunt gebruiken in mijn dolle
buien". „Jammer, dat je dan altijd je doel
mist", kaatste haar broer weer terug. Ze
konden toch niet nalaten elkander steeds
dwars te zitten en beet te nemen. Toch wa
ren ze wel wat kalmer geworden en had
de. les goed geholpen. Pas veel later ver
telde Ans wat ze in dat kwartiertje op haar
kamer h^d doorgemaakt en hoe ze bevreesd
was, dat de politie haar zou komen halen.
„En denk je dan", vroeg Vader, „dat we
je aan de politie zouden hebben overgele
verd. Ons klein meisje zouden we nimmer
kunnen missen." Ans sprong op haar va
ders knie en kuste hem innig.
(Een sprookje).
HET ONTEVREDEN HAASJE.
door Marie Compier.
Een hamster ging eens wat over het véld
wandelen. Daar zag hij een haasje zitten.
Dat haasje scheen echter diep bedroefd en
liet zijn kopje op het eene pootje leunen.
Het lijkt wel, dat je verdietig bent, haasje,
zei de hamster. Wat mankeert er aan?
Och, antwoordde het haasje, ik vind het
zoo akelig, dat mijne achterbeen langer
dan mijn voorste beenen zijn. Dat staat niet
mooi. En daarom kan ik ook niet fatsoen
lijk loopen. Ik huppel altijd maar zoo wat.
Maar wie weet, of die lange achterbeenen
niet heel nuttig voor je zijn, zei de ham
ster. Ge kunt er immers zoo vliegensvlug
mee over het veld loopen; dat geen hond
je inhalen kan.
Dat is goed en wel, antwoordde het
haasje, maar ik wordt toch verdrietig zoo
vaak ik die lange achterbeenen aanzie.
Terwijl de hamster en het haasje zoo
praatten kwam daar een jager met een
groote jachthond aan. Pas zag de jager
het haasje, of hij had ook al zijn geweer
aangelegd, mikte en gaf vuur. DaaF hij
echter het haasje niet getroffen had zond
hij zijn jachthond op het vluchtende dier
af. De jachthond maakte geweldig groote
sprongen. Haasje was evenwel nog veel
vlugger dan de hond. Toen de jachthond
eindelijk dan ook wel zag, dat hij het haas
je toch niet kon inhalen, keerde hij om en
kwam bij den jager terug. Het haasje kroop
onderwijl onder de struiken en dacht bij
zich zelf: „Wat was het toch goed, dat ik
zulke lange achterbeenen had en zulke flin
ke sprongen kon doen. Had ik niet zoo
kunnen springen, dan had die hond mij
zeker gepakt en doodgebeten. Van dit
oogeblik af heeft het haasje nooit weer
over zijne lange achterbeenen geklaagd.
MOPPEN.
't Moet je gebeuren.
Pietje: „Bent u nog op school, tante?"
Tante: „Wel neen jongen, hoe kom je
er bij?"
Pietje: „Zoo maar".
Tante: „Dat is geen antwoord! Zeg op,
waarom vraag je me dat?"
Pietje: „Wel vader zei gisteren tegen
moe, dat hij wel dacht dat u zou blijven
zitten."
Aan de groote schoonmaak.
Meester: „Jantje, waarom zie je er de
laatste weken toch zoo slordig en ongewas-
schen uit".
Jantje: „Verwondert u dat, meester! Ze
zijn thuis aan de groote schoonmaak bezig!"
Meester zwijgt, begrijpt en., lacht.
Verstrooidheid.
Professor: „Vrouwtje, ik heb onderweg
weer m'n parapluie verloren!"
Vrouw: „Wanneer heb je haar eigenlijk
gemist?"
Professor: „O, dat weet ik nog precies,
't Was toen ik 'm dicht wou doen, nadat
de regen over was."