BUITENLAND
BINNENLAND
DONDERDAG 20 JUNI 1935
DE LEIDSCHE COURANT
TWEEDE BLAD. - PAG. o
UIT DE GESCHIEDENIS
VAN LEID SCHEND AM.
V. (Slot).
De Veurenaars waren „niet mak".
Doch welke der beide kapellen zou
ten ondergaan?
De pastoor van den Leödschendam wist
dat maar al te goed, zijn statie groeide jaar
lijks uit, terwijl in Veur geen merkbare
verandering waar te nemen was. Dat
wist ook, volgens zijn uitgebrachte advie-
ïen, de landdeken van Rijnland; dat wisten
de goedgezinde Katholieken, die te Veur en
te Leidschendam woonachtig waren, doch
zooals de aartspriester Cramer den 15en
Februari 1813 schreef: „onder de Veure
naars werden er gevonden die niet mak
waren". Zij weigerden van hun uitgeleefd
en versleten kapellteje afstand te doeen,
ten gunste van den Leidschendam. Weer
bleef alles bij het oude hangen. Maar onder
die van den Dam brak een storm van ver
ontwaardiging las, toen door die van Veur
het denkbeeld geopperd werd him versleten
bedehuis te restaureeren en zelfs met een
torentje te verfraaien. Het was toen 1809;
op de Republiek was het Koninkrijk Hol
land gevolgd, met koning Lodewijk aan het
hoofd. En zoo zonden de beide kerkmees
ters van Leidschendam, Dirk Bohemen en
Willem de Ruyter, een rekest aan koning
Lodewijk „houdende grieven tegen eenige
leden dier Gemeente, welke op een tweede
overbodige parochiekerk hunner Gemeente,
gelegen te Veur, een klein kwartier van
den Leidschendam, een toren willen doen
bouwen, hetgeen niet zonder groote kosten
kan geschieden; verzoekende diensvolgens,
dat het de koning behagen moge, de tweede
kerk in Veur bij de aanstaande organisatie
van al hetgeen tot den uditerlijken eere-
dienst in dit Koningrijk betrekking heeft,
geheel als overbodig en schadelijk te be
schouwen, en inmiddels eenieder zonder
uitzondering het bouwen van een toren op,
en iedere verandering in en aan de kleine
kerk in Veur te laten verbieden".
Leidschendam behoorde destijds tot het
departement van de Maasmonden; alzoo
werd het rekest in handen gesteld van den
landdrost „can overweging en advies", en
de landdrost zand het ter nadere toelich
ting tot het geestelijke hoofd van het kerk-
district, tot Ten Hulscher, die zich op zijn
beurt, als zijnde niet genoeg met de plaat
selijke toestanden op de hoogte, zich wend
de ter opheldering tot pastoor Oeke, den
zgn. deken van Rijnland. Blijkens diens
brieven van 3 en 9 Juni werd geadviseerd
tot het opheffen der Veursche kapel.
3 Juni 1809.
Het onderhoud der kapel was
financieel onmogelijk.
Mijns inziens zou de kerk van Veur kun
nen gemist worden en hierdoor een groot
struikelblok uit den weg geruimd zijn,
waarover zoovele Dammers en Veurenaars
reeds gevallen zijn en nog zullen vallen:
ten andere zou een gezond pastoor die ge
meente dan alleen kunnen waarnemen,
daar anders hoe sterk hij ook wezen mag,
de zes wintermaanden hem een kapelaan
onontbeerlijk blijft.
9. Juni 1809.
Ik heb den pastoor (E. J. A. Nitert) gera
den, dat hij zich buiten die zaak zou hou
den; intussahen is hij wederom bezig om
beide partijen op te rokken; althans mij is
gezegd en het valt in het karakter van dien
man, dat hij aan een der Dammers zou ge
zegd hebben: indien het mij gevraagd
wordt, wil ik gaarne een verklaring geven,
dat de kleine Veursche kerk niet alleen
schadelijk is, maar zelfs verderfelijk voor
de Gemeente". Hetgeen zeer wel overeen
komt met zijn gezegde aan mij, „dat hij
wenschte, dat die kerk afgebrand ware ge
weest, toen voor een jaar of twee aldaar
brand was". Intusschen zou zijneerw. aan
die van Veur verzekerd hébben, dat hij,
hoe oud ook, in die kleine kerk altijd met
genoegen den dienst zal waarnemen. Eeni
ge nadere aanmerkingen van de Dammers
hebben mij nog meer overtuigd van de nut
teloosheid van dat kerkje. Namelijk, dat
alle boeren met hunne vrouwen in de kerk
aan de Dam komen en het kleine kerkje
niet bezocht wordt dan door boerenknechts
en -meiden; dat het getal der huizen, boven
dat kerkje gelegen, niet meer bedraagt dan
twintig, waaronder meest geringe wonin
gen van dagwerkers; hetgeen alles over
eenkomt met hetgeen de pastoor mij te vo
ren gezegd heeft.
Als de late dienst in de kleine kerk ge
schiedt, staat de groote ledig; deze loopt
des morgens vol, omdat de Dammers, zoo
veel 'zij kunnen, van den vroegdienst ge
bruik maken, om laat niet verder af te
moeten gaan.
Toeri echter de Katholieken van Veur
bemerkten, dat hun kapelletje dreigde ten
onder te gaan, omdat het bekend gewor
den was, dat de onkosten, verbonden aan
den bouw van het torentje, gedragen moes
ten worden door de geheele Statie, haastten
zij zich dit misverstand uit den weg te rui
men en pastoor Oeke te verzekeren, dat
de onkosten door hen alleen betaald zouden
worden, en daar het ook bij de begrafenis
sen zou luiden, konden uit dat inkomen
de kosten voor het onderhoud gevonden
worden.
In die Statie waren enkele jaren geleden
de rev. ideeën van vrijheid, gelijkheid en
broederschap krachtig uitgesproken en toe
gejuicht; zij leefden nog voort onder een
zeer groot gedeelte der katholieke bevol
king, en zoo wordt het begrijpelijk, dat
eene deputatie zoowel van uit Veur als van
den Leidschendam, zich naar pastoor Oeke
begaf om „uit menschenliefde" te pleiten
voor het voortbestaan van het Veursche
kapelletje. Deze verandering van inzichten
werd den lOen Juni 1809 door pastoor Oeke
aan Ten Hulscher gemeld. „De toren, zoo
schreef hij, zal dienen om bij begrafenissen
op den St. Agatha-berg, niet verre van het
kerkje, te luiden en deze inkomsten kun
nen den onderhoud goedmaken.
Deze morgen heb ik een deputatie ge
had van twee personen, een van Veur en
een van den Leidschendam, die voorgaven
door menschenliefde te zijn gedreven. Nu
het kerkje er eenmaal was, konden zij 't
niet van zich verkrijgen, dat degenen, voor
wie het gemakkelijk is, daarvan zouden
beroofd worden".
Inmiddels was de aartspriester schrifte
lijk en mondeling op de hoogte gebracht.
De grieven der Leidschendammers en de
rechten der Veurenaars waren, door per
soonlijk bezoek van beiden zijden, belicht
en besproken, zoodat, toen hij advies uit
bracht aan den landdrost van Maasland, als
een wijs en voorzichtig regent door hem
gehandeld werd. „Laat, zoo schreef hij, aan
de Veurenaars voorloopig hun kerkje, doch
verbied hen, het te vergrooten of te ver
fraaien". En even eerlijk als objectief werd
zijn oordeel ingeleid en aangeprezen.
Zoo was dan de vrede in de Statie terug
gekeerd, de gemoederen tot bedaren ge
bracht. Doch wat was er weinig noodiig om
den ouden strijd weer te doen ontbranden.
Gelegenheid daartoe gaf de dood van pas
toor, Nitert, den lOen December 1812, die
door den oud-kapelaan van Leidschendam,
Reinier Ruel, toen pastoor te Hoorn, werd
opgevolgd.
De Veurenaars gaven de
strijd niet op!
Door vroegere ervaring wist hij, hoe het
welzijn der Statie zou bevorderd worden
door de bijkerk te Veur op te heffen; bo
vendien had Cramer, die Ten Hulscher als
aartspriester was opgevolgd, hem mede
gedeeld, dat in de „observations sur le pro
jet d'organisation" de opheffing vermeld
stond van het Veursche kerkje, en hem
aangeraden haar als een voldongen feit te
aanvaarden en zijne handeling daarnaar in
te richten.
En zoo ging Pastoor Ruel er toe over, om
terstond de bijkerk te Veur te sluiten. „Dit
verwekte bij sommigen van Veur zoo groo
te ontevredenheid, dat zij den nieuwen pas
toor, als oorzaak en bewerker der sluiting,
met bitterheid bejegenden. Doch het bleef
daar niet bij. In een breedvoerig schrijven
beklaagden zij zich over deze willekeurige
daad bij den Hertog van Plaisance; op welk
rekest door Cramer, voorgelicht door Ruel,
den 19en Januari 1813 voor de Veurenaars
in ongunstigen zin geantwoord werd.
De Katholieken van Veur, niet strijdens-
moede, verzochten thans herstel van het
aangedane onrecht bij den Franschen Kei
zer. Welke redenen zij aanvoerden tot het
voortbestaan van hun kerkje blijkt uit het
antwoord van den aartspriester, dat den
27en September 1813 aan „le Baron d'Em-
pire, Maitre des requètes" werd opgezon
den.
In blijkbaar geprikkelde stemming werd
dat antwoord door Cramer opgesteld; bij
wijlen is hij historisch onjuist en in zijn
oordeel over de rechten der Veurenaars
niet altijd billijk.
Naar de meening alzoo van den aarts
priester ging te Veur het geheele verzet uit
van een onwillege, van een stokebrand,
terwijl de overige katholieken een ander
inzicht waren toegedaan. Was het kapel
letje afgebroken, zijn inboedel naar
Leidschendam overgebracht, dan zouden
eendracht en onderlinge liefde in de
Statie spoedig herleven. Doch Cramer
vergiste zich. Door hunne daden zou
den de Veurenaars den aartspriester
toonen, dat zij inderdaad „niet mak waren".
Wat zij deden om hun verzet staande te
houden weet ik niet. Uit een schrijven van
Cramer, gedagteekend 14 Februari 1815 en
gericht tot zijne „goede vrienden te Veur"
blijkt, dat de burgelijke overheid over
hunne halsstarrigheid gebelgd was en dat
aan hun wettigen pastoor het noodige le
vensonderhoud onthouden werd en er niets
heilzamer was dan om gezamenlijk het oude
gebouw te sloopen.
„Dat oude gebouw gaan sloopen", dat
ware voor Cramer het teeken hunner on
derwerping en kinderlijke onderdanigheid.
Doch de Veurenaars weigerden aan him
lief kapelletje ed sloopende hand te slaan,
noch van den Leidenschendam durfde, om
erger te voorkomen, er iemand toe over
gaan,
Eerst in den nazomer van 1829 werd de
kerk aan den Leidschendam verbouwd cn
vergroot. De oude kerkramen maakten
plaats voor nieuwe. Waar vroeger het al
taar stond, kwam thans de toren, waar
vroeger de ingang was, verrees thans het
altaar.
Het Veursche kapelletje werd afgebro
ken, ging ten onder; het terrein werd in
tuingrond herschapen. Verzet en tegen
spraak bleven uit.
L. Wra. B.
VOLKENBOND.
DE 40-URIGE ARBEIDSWEEK.
De internationale arbeids-conferentie
heeft gisteren tal van resoluties aangeno
men over de toekomstige taak van de inter
nationale arbeidsorganisatie.
De conferentie heeft den raad van be
heer uitgenoodigd, op de agenda van de
internationale arbeidsconferentie van 1936
te plaatsen de regeling van de 40-urige ar
beidsweek in de grafische nijverheid, in de
textielnijverheid en in de chemische in
dustrie in den ruimsten zin van het woord.
Dit laatste is besloten op voorstel van den
Nederlandsohen arbeidersgedelegeerde, Ku-
pers, wiens resolutie met 73 tegen 19 stem
men werd aangenomen. „Msb."
ENGELAND.
DE VLOOTBESPREKINGEN TE LONDEN.
Uitnoodigingen aan Frankrijk, Italië en
Rusland.
Naar verluidt is de Fransahe regeering
uitgenoodigd vlootdeskundiigen naar Lon
den af te vaardigen voor het houden van
voorbereidende besprekingen voor de as.
vlootconferentie. In aansluiting daarop zul
len dergelijke besprekingen eveneens wor
den gehouden met Italiaansche en Russische
deskundigen.
Naar officieel verluidt, zal de Britsche
minister voor volkenbondsaangelegenheden,
Anthony Eden, zich naar Parijs begeven,
om daar besprekingen met de Fransehe re
geering te voeren.
Deze zullen Vrijdag beginnen en tot on
derwerp hebben: het vlootvraagstuk en de
algemeene Europeesche toestand.
Het accoord met Duitschland.
Het Britsoh-Duitsdhe vloot-accoord is
door de Fransehe bladen koel ontvangen
terwijl tevens het totstandkomen wordt be
treurd.
Dit avontuur bewijst vooral, schrijift het
„Journal", dat Frankrijk op zichzelf moet
rekenen.
Indien Engeland „cavalier seuT' speelt,
aldus de „Matin", wordt Lavai's bondge-
nootschapspolitdek niet vergemakkelijkt.
Het blad vraagt zich af, wat men in de toe
komst moet verwachten van het eenheids
front der ex-geallieerden, dat de beste vre-
deswaarborg was.
De „Echo de Paris" ziet het einde van de
Engelsch-Fransche politiek, zooals die in
de verklaring van 3 Februari was aange
kondigd en door de toetreding van Italië
op de conferentie van Stresa was verstrekt.
De gewisselde nota's zijn buitengewoon aan
moedigend voor Hitler, die triomfeert over
het 'beginsel van den onverdeelibaren vrede,
zooals door de Engelsche en Fransehe mi
nisters werd verkondigd.
De „Oeuvre" spreekt van een zwaren slag,
die aan de internationale samenwerking is
toegebracht, terwijl de „Excelsior" zich af
vraagt, hoe men dit aocoord kan voegen
in het kader van den Volkenbond.
RUSLAND.
NIEUW BEZIT VOOR DEN BOER.
Het Russisch volkscommissariaat voor
landbouw maakt volgens telegrafisch be
richt een decreet bekend, dat voor de ver
schillende streken van de Sovjet-Unie, in
het bijzonder voor de republieken Toerk-
menistan, Oezbekistan, Armenië, Azer
beidzjan en Kazakstan, evenals voor de
verschillende streken van Siberië, de op
pervlakte van den in cultuur te brengen
grond en het aantal stuks vee vaststelt,
waarover iedere kolchoznik zal kunnen be
schikken, d.w.z. elk lid der coöperatieve
boerderijen voor zijn persoonlijk gebruik.
Officieele acten zullen, wanneer de ver
deeling der gronden een keer is geschied,
het recht van iederen kolchoznik op het
duurzaam bezit van de aldus verdeelde
gronden wettigen tegelijk met de vast
stelling van de uitgestrektheid en de juiste
grenzen van elk perceel.
Deze maatregel is in zooverre geen no
vum, als iedere kolchoznik voor zichzelf
reeds zijn lap grond en enkele stuks vee
bezit, maar opmerkelijk wordt geacht, dat
het thans gepubliceerde decreet in het
meerendeel der gevallen het persoonlijk
toegewezen deel voor iederen kolchoznik
verhoogt. Eveneens verwacht men, dat het
ter hand stellen van officieele acten, die de
rechten wettigen van den kolchoznik op
het bezit van den grond hem door hem het
gevoel van zekerheid te geven wat betreft
zijn rechten, zal aanmoedigen hoe langer
hoe meer zorg te besteden aan het culti
veer en van den bodem.
Bovengenoemde maatregel kan gelden
als nieuw bewijs van de wending in de po
litiek der dictatuur tegenover de boeren,
die hoe langer hoe meer op het eerste plan
komen.
„Hbld."
AFRIKA.
DE ITALIAANSCH—ABESSYNISCHE
SPANNING.
Italië's expeditie-leger bijna compleet.
Voor den dienst in Italiaansch Oost-Afri-
ka bevinden zich thans vier divisies van
het leger en de milizia onder de wapens.
Wanneer thans nog een vijfde divisie van
het leger, benevens een vijfde divisie zwart-
hemden zou worden gemobiliseerd, zou
eventueel tot operaties tegen Abessynië
kunnen worden overgegaan.
De „Corriere della Sera" meldt uit Wash
ington, dat de Amerikaansche regeering
met het oog op een mogelijk militair con
flict tusschen Italië en Abessynië heeft be
sloten, den Amerikaanschen diplom atieken
vertegenwoordiger in Abessynië terug te
roepen en tegelijkertijd verklaard heeft,
dat Amerika neutraal blijft.
STABILISATIE DER VALUTA'S.
In officieele kringen wordt verklaard,
dat de Vereenigde Staten steeds bereid zijn
tot een algemeene stabilisatie van den wis
selkoers op den basis van den gouden stan
daard, wanneer hiervoor internationaal
overeenstemming kan worden bereikt.
Hiervoor is echter ook de medewerking
van Groot-Brittannië noodig..
BUITENLANDSCHE ZEELIEDEN
WERKELOOS.
Het Amerikaansche Congres heeft de
z.g. „Copeland-wet" aangenomen, hetgeen
tot gevolg zal hebben, dat meer dan dertig
duizend buitenlandsche zeelieden, voorna
melijk Spanpaarden, Engelschen en Duit-
schers, hun betrekking zullen verliezen.
Genoemde wet bepaalt n.L, dat het dek
en machinepersoneel van Amerikaansche
schepen geheel uit Amerikaansche staats
burgers moet zijn samengesteld. De Cope
land-wet is het resultaat van een heftige
campagne in de pers, die de rampen van
de „Mohawk", „Morro Castle" en „Ha
vanna" toeschreef aan het feit, dat de be
manning dezer schepen voor een groot
deel uit vreemdelingen bestond, die meest
al in haast worden aangemonsterd en vaak
slecht betaald worden.
BUITENLANDSCHE BERICHTEN
BIJNA 150.000 DOODEN IN ééN JAAR.
Tengevolge van de malaria op Ceylon.
Het aantal aan de malaria gestorvenen,
op Ceylon geregistreerd van November
1934 tot en met Mei 1935, bedraagt 146.413,
hetgeen 81.404 meer is dan in dezelfde pe
riode van het voorafgaande jaar.
DE OVERSTROOMINGEN IN DE V.S.
Er zouden niet minder dan 175 dooden zijn.
Volgens niet-officieele opgaven bedraagt
het aantal dooden ten gevolge van de over-
stroomingen in het Midden-Westen in to
taal 175, waarvan 106 in Nebraska, 36 in
Texas en Oklahoma, 29 in Colorado, Wyo
ming en New Mexico.
De schade wordt in deze staten op 26 mil-
lioen dollar geraamd.
De schade, welke aan den oogst is aan
gericht kan nog niet worden geschat. Het
water trekt thans weer terug.
ZES KINDEREN LEVEND VERBRAND.
In de nabijheid van het dorp Opowe, in
het Zwabische koloniegebied tusschen
Theiss en Donau, had een boer, terwijl hij
op het veld werkte, evenals zijn vrouw, zijn
drie kinderen ondergebracht in een zomer
verblijf je, dat uit riet was opgetrokken.
Plotseling bemerkte hij, dat dit huisje in
lichterlaaie stond. Ondanks wanhopige red
dingspogingen is men er niet in geslaagd de
kinderen te redden.
In het dorp Neubanowitsj is een derge
lijk ongeluk gebeurd. Ook hier had een
boer zijn drie kinderen opgesloten in een
rieten hut, waar zij moesten slapen. Door
onbekende oorzaak is deze hut in brand
gevlogen, zoodat de kinderen levend ver
brandden.
Bij beide ongelukken hebben de ouders
ernstige brandwonden bekomen. De vrouw
van den eerstgenoemden boer is zoo ernstig
gewond, dat voor haar leven gevreesd
wordt. In haar wanhoop wierp zij zich in
den vuurgloed, die van de rieten hut was
overgebleven. -
TUCHTHUIS-OPROER IN KANSAS.
347 muiters geven zich over.
Drie honderd zeven en veertig muiten
de gevangenen in de steenkolenmijn te Lan
sing hebben zich overgegeven, na een aan
val van de bewakers.
De directeur van de gevangenis gaf last,
de luchtkokers af te sluiten, waardoor de
muiters gedwongen werden, den rook van
het houtwerk, dat zij in brand hadden ge
stoken, in te ademen.
De bewakers rukten op achter dit rook
gordijn.
BETERE VLIEGVELDEN IN INDIE.
Snelle Douglas-machines ondervinden
moeilijkheden.
Naarmate er meer moderne vliegtuigen
op de Indië-route worden gebruikt, doet
zich het bezwaar van de gebreken der In
dische vliegvelden duidelijker voelen. Een
paar maal is het al voorgekomen, dat een
Douglas-vldegtuig bij zijn landing oon de
as draaide. In den Volksraad zal de verbe
tering van de vliegvelden dan ook worden
besproken.
De velden te Medan, Pak an Baroe, Djam-
bi, Palembang en Semarang zijn thans niet
meer geschikt voor landing van moderne
vliegtuigen. De begrootingspost, waarbij al
leen verbetering van het vliegveld te Soera-
baja was beoogd, zal daarom verhoogd wor
den.
In verband met de grondsgesteldheid in
Indië hebben de vliegvelden er niet den
vierkanten vorm, dien wij in Nederland
kennen; het zijn lange strooken, waarin
men slechts in twee richtingen kan stijgen
of dalen. Een vliegtuig nu kan alleen goed
opstijgen of landen tegen den wind in. Op
een Indisch vliegveld is dit echter niet
steeds mogelijk. Dikwijls moet er geland en
opgestegen worden met zijwind. Met de
Fokker leverde dit reeds moeilijkheden op,
doch met de veel snellere Douglas-machi
nes werd het eerst met recht lastig. Deze
vliegtuigen verdragen den zijwind, vooral
bij landing, slecht. Vandaar het voorstel om.
de vliegvelden afdoende te verbeteren.
DEMONSTRATIE VAN HET
AMBULANCE-VLIEGTUIG DER K. L. M.
Uitreiking door Prinses Juliana van de
Florence Nightingale Medaille
aan Zuster Westerhof.
Sedert korten tijd heeft de K. L. M. een
meer doorgevoerde specialiseering van haar
bedrijf op het gebied der ziekentransport
doorgevoerd, o.a. door toevoeging van een
medischen dienst en volledige aanpassing
van haar materiaal aan de eischen des
tijds. Met het oog op de toekomstmogelijk
heden van ziekentransport door de lucht
zal binnenkort een demonstratie voor de
medici plaats vinden op Schiphol.
Hieraan is heden in de luchthaven van
Amsterdam een uitzonderlijke demonstra
tie voor het hoofdbestuur van het Roode
Kruis voorafgegaan, welke werd bijge
woond door Prinses Juliana.
Persoonlijk heeft H. K. H. vooraf aan
Zuster Westerhof de Florence Nigthingale
medaille uitgereikt.
Te kwartier voor eenen verscheen het
hoofdbestuur van het Nederlandsche Roo
de Kruis op Schiphol.
In de serre van het hotel had de koffie
maaltijd plaats. Voor de gemeente Amster
dam waren daarbij tegenwoordig de direc
teur van den Dienst der Gemeentelijke
Handelsinrichtingen, ir. L. Boogerd; de
havenmeester van Schiphol, de heer U. F.
M. Dellaert.
Van de K. L. M. waren aanwezig de hee-
ren Wurfbain, van Hoogenhuyze, Thom
son, Slotboom en van der Pauw en van de
Luchtvaartafdeeling dr. Brouwer en lt. van
Ommeren.
Te drie uur kwam de Prinses aan. H. K.
H: begaf zich door hangar A langs de daar
opgestelde vliegtuigen naar lokaal T. B.
in hangar B. waar ter ontvangst aanwezig
waren de heeren Wurfbajn, Boogerd, Van
Hoogenhuyze en jhr. Roëll van het Roode
Kruis. In het leslokaal wachtte het hoofd
bestuur van het Roode Kruis de Prinses
op. Het was hier, dat de plechtige uitrei
king der Florence Nightingale Medaille
plaats vond.
De Prinses sprak Zuster Westerhof als
volgt toe:
„Een zeer bijzonder genoegen is het mij,
U, Zuster Wester hof, heden de hooge on
derscheiding te kunnen uitreiken, die het
Comité International U op 12 Mei j.l. heeft
toegekend. Ik wensch u daarmede van gan-
scher harte geluk. Deze toekenning ge
schiedt eenmaal in de twee jaren, zooals
men weet.
Twintig andere verpleegsters, tot 20 ver
schillende landen behoorend, zijn met U,
dat eereteeken waardig geoordeeld en het
was een bijzonder voldoening op de lijst
ook Nederland vermeld te mogen zien. So
ber, in enkele regels, werden in het offi
cieele document eenige data en plaatsna
men genoemd maar wanneer men weet met
hoe grooten ernst en hoe bijzondere nauw
gezetheid het Internationale Roode Kruis
zich met de taak der toewijzing kwijt,
waardoor zorgvuldig wordt gewaakt, dat
het hooge waardepeil der Florence Nigh
tingale Medaille blijft gehandhaafd, dan
beseft men ook, dat men zich te Genève
van de werkelijke diensten der uitverko
renen onder de voorgestelde candidaten
wel ter deze rekenschap pleegt te geven.
In de eer van zulk een onderscheiding deelt
dus het land, waarin zulke verpleegsters
zijn opgegroeid.
Zuster Westerhof! Het lig geenszins in
mijn bedoeling, na hetgeen reeds in ver
schillende artikelen over uw persoon en
uw werk werd gepubliceerd, een beschrij
ving te geven, van wat door U, in het bij
zonder tusschen de jaren 1912 en 1919 is
verricht.
Het relaas daarvan zou in hooge mate
belangwekkend zijn en alle hier aanwe
zigen ongetwijfeld boeien, doch het zou,
onvermijdelijk, te lang worden en naar
ik meen, niet in overeenstemming zijn met
uw eigen wenschen. Want het is mij be
kend, dat juist de aantrekkelijke eenvoud,
die de werkelijk groote karakters ken
merkt, de kroon zet op uwen offerzin,
uwen moed, uwe bekwaamheid, uwe on
vermoeide toewijding aan het verheven
doel, dat u steeds voor oogen stond, staat
en staan zal: het dienen van den lijdenden
medemensch.
Moge het u gegeven zijn, dat nog vele
jaren te kunnen doen met vollen inzet van
de u in zoo bijzonder rijke mate geschon
ken gaven!
Ik verzoek u thans nader te willen tre
den, ten einde bij de vele eervolle onder
scheidingen, die u reeds sieren, nog de
medaille in ontvangst te nemen, die zoo
terecht den naam draagt van haar, van
wie zoo groote, zoo edele, zoo onverganke
lijke bezieling is uitgegaan."
Na afloop van deze plechtigheid is het
ambulance-vliegtuig gedemonstreerd, waar
na in het leslokaal de thee is geserveerd.
Te 4 uur 30 vertrok de Prinses weder
van Schiphol.
De Prinses.
De Prinses, die de doopplechtigheid van
den zoon van den Prins von Wied te Dier-
dorf zal bijwonen, vertrekt Maandag per
auto derwaarts en zal de gast zijn van den
Vorst en de Vorstin von Wied te Neuwied.