BUITENLAND BINNENLAND DONDERDAG 20 JUNI 1935 DE LEIDSCHE COURANT TWEEDE BLAD. - PAG. o UIT DE GESCHIEDENIS VAN LEID SCHEND AM. V. (Slot). De Veurenaars waren „niet mak". Doch welke der beide kapellen zou ten ondergaan? De pastoor van den Leödschendam wist dat maar al te goed, zijn statie groeide jaar lijks uit, terwijl in Veur geen merkbare verandering waar te nemen was. Dat wist ook, volgens zijn uitgebrachte advie- ïen, de landdeken van Rijnland; dat wisten de goedgezinde Katholieken, die te Veur en te Leidschendam woonachtig waren, doch zooals de aartspriester Cramer den 15en Februari 1813 schreef: „onder de Veure naars werden er gevonden die niet mak waren". Zij weigerden van hun uitgeleefd en versleten kapellteje afstand te doeen, ten gunste van den Leidschendam. Weer bleef alles bij het oude hangen. Maar onder die van den Dam brak een storm van ver ontwaardiging las, toen door die van Veur het denkbeeld geopperd werd him versleten bedehuis te restaureeren en zelfs met een torentje te verfraaien. Het was toen 1809; op de Republiek was het Koninkrijk Hol land gevolgd, met koning Lodewijk aan het hoofd. En zoo zonden de beide kerkmees ters van Leidschendam, Dirk Bohemen en Willem de Ruyter, een rekest aan koning Lodewijk „houdende grieven tegen eenige leden dier Gemeente, welke op een tweede overbodige parochiekerk hunner Gemeente, gelegen te Veur, een klein kwartier van den Leidschendam, een toren willen doen bouwen, hetgeen niet zonder groote kosten kan geschieden; verzoekende diensvolgens, dat het de koning behagen moge, de tweede kerk in Veur bij de aanstaande organisatie van al hetgeen tot den uditerlijken eere- dienst in dit Koningrijk betrekking heeft, geheel als overbodig en schadelijk te be schouwen, en inmiddels eenieder zonder uitzondering het bouwen van een toren op, en iedere verandering in en aan de kleine kerk in Veur te laten verbieden". Leidschendam behoorde destijds tot het departement van de Maasmonden; alzoo werd het rekest in handen gesteld van den landdrost „can overweging en advies", en de landdrost zand het ter nadere toelich ting tot het geestelijke hoofd van het kerk- district, tot Ten Hulscher, die zich op zijn beurt, als zijnde niet genoeg met de plaat selijke toestanden op de hoogte, zich wend de ter opheldering tot pastoor Oeke, den zgn. deken van Rijnland. Blijkens diens brieven van 3 en 9 Juni werd geadviseerd tot het opheffen der Veursche kapel. 3 Juni 1809. Het onderhoud der kapel was financieel onmogelijk. Mijns inziens zou de kerk van Veur kun nen gemist worden en hierdoor een groot struikelblok uit den weg geruimd zijn, waarover zoovele Dammers en Veurenaars reeds gevallen zijn en nog zullen vallen: ten andere zou een gezond pastoor die ge meente dan alleen kunnen waarnemen, daar anders hoe sterk hij ook wezen mag, de zes wintermaanden hem een kapelaan onontbeerlijk blijft. 9. Juni 1809. Ik heb den pastoor (E. J. A. Nitert) gera den, dat hij zich buiten die zaak zou hou den; intussahen is hij wederom bezig om beide partijen op te rokken; althans mij is gezegd en het valt in het karakter van dien man, dat hij aan een der Dammers zou ge zegd hebben: indien het mij gevraagd wordt, wil ik gaarne een verklaring geven, dat de kleine Veursche kerk niet alleen schadelijk is, maar zelfs verderfelijk voor de Gemeente". Hetgeen zeer wel overeen komt met zijn gezegde aan mij, „dat hij wenschte, dat die kerk afgebrand ware ge weest, toen voor een jaar of twee aldaar brand was". Intusschen zou zijneerw. aan die van Veur verzekerd hébben, dat hij, hoe oud ook, in die kleine kerk altijd met genoegen den dienst zal waarnemen. Eeni ge nadere aanmerkingen van de Dammers hebben mij nog meer overtuigd van de nut teloosheid van dat kerkje. Namelijk, dat alle boeren met hunne vrouwen in de kerk aan de Dam komen en het kleine kerkje niet bezocht wordt dan door boerenknechts en -meiden; dat het getal der huizen, boven dat kerkje gelegen, niet meer bedraagt dan twintig, waaronder meest geringe wonin gen van dagwerkers; hetgeen alles over eenkomt met hetgeen de pastoor mij te vo ren gezegd heeft. Als de late dienst in de kleine kerk ge schiedt, staat de groote ledig; deze loopt des morgens vol, omdat de Dammers, zoo veel 'zij kunnen, van den vroegdienst ge bruik maken, om laat niet verder af te moeten gaan. Toeri echter de Katholieken van Veur bemerkten, dat hun kapelletje dreigde ten onder te gaan, omdat het bekend gewor den was, dat de onkosten, verbonden aan den bouw van het torentje, gedragen moes ten worden door de geheele Statie, haastten zij zich dit misverstand uit den weg te rui men en pastoor Oeke te verzekeren, dat de onkosten door hen alleen betaald zouden worden, en daar het ook bij de begrafenis sen zou luiden, konden uit dat inkomen de kosten voor het onderhoud gevonden worden. In die Statie waren enkele jaren geleden de rev. ideeën van vrijheid, gelijkheid en broederschap krachtig uitgesproken en toe gejuicht; zij leefden nog voort onder een zeer groot gedeelte der katholieke bevol king, en zoo wordt het begrijpelijk, dat eene deputatie zoowel van uit Veur als van den Leidschendam, zich naar pastoor Oeke begaf om „uit menschenliefde" te pleiten voor het voortbestaan van het Veursche kapelletje. Deze verandering van inzichten werd den lOen Juni 1809 door pastoor Oeke aan Ten Hulscher gemeld. „De toren, zoo schreef hij, zal dienen om bij begrafenissen op den St. Agatha-berg, niet verre van het kerkje, te luiden en deze inkomsten kun nen den onderhoud goedmaken. Deze morgen heb ik een deputatie ge had van twee personen, een van Veur en een van den Leidschendam, die voorgaven door menschenliefde te zijn gedreven. Nu het kerkje er eenmaal was, konden zij 't niet van zich verkrijgen, dat degenen, voor wie het gemakkelijk is, daarvan zouden beroofd worden". Inmiddels was de aartspriester schrifte lijk en mondeling op de hoogte gebracht. De grieven der Leidschendammers en de rechten der Veurenaars waren, door per soonlijk bezoek van beiden zijden, belicht en besproken, zoodat, toen hij advies uit bracht aan den landdrost van Maasland, als een wijs en voorzichtig regent door hem gehandeld werd. „Laat, zoo schreef hij, aan de Veurenaars voorloopig hun kerkje, doch verbied hen, het te vergrooten of te ver fraaien". En even eerlijk als objectief werd zijn oordeel ingeleid en aangeprezen. Zoo was dan de vrede in de Statie terug gekeerd, de gemoederen tot bedaren ge bracht. Doch wat was er weinig noodiig om den ouden strijd weer te doen ontbranden. Gelegenheid daartoe gaf de dood van pas toor, Nitert, den lOen December 1812, die door den oud-kapelaan van Leidschendam, Reinier Ruel, toen pastoor te Hoorn, werd opgevolgd. De Veurenaars gaven de strijd niet op! Door vroegere ervaring wist hij, hoe het welzijn der Statie zou bevorderd worden door de bijkerk te Veur op te heffen; bo vendien had Cramer, die Ten Hulscher als aartspriester was opgevolgd, hem mede gedeeld, dat in de „observations sur le pro jet d'organisation" de opheffing vermeld stond van het Veursche kerkje, en hem aangeraden haar als een voldongen feit te aanvaarden en zijne handeling daarnaar in te richten. En zoo ging Pastoor Ruel er toe over, om terstond de bijkerk te Veur te sluiten. „Dit verwekte bij sommigen van Veur zoo groo te ontevredenheid, dat zij den nieuwen pas toor, als oorzaak en bewerker der sluiting, met bitterheid bejegenden. Doch het bleef daar niet bij. In een breedvoerig schrijven beklaagden zij zich over deze willekeurige daad bij den Hertog van Plaisance; op welk rekest door Cramer, voorgelicht door Ruel, den 19en Januari 1813 voor de Veurenaars in ongunstigen zin geantwoord werd. De Katholieken van Veur, niet strijdens- moede, verzochten thans herstel van het aangedane onrecht bij den Franschen Kei zer. Welke redenen zij aanvoerden tot het voortbestaan van hun kerkje blijkt uit het antwoord van den aartspriester, dat den 27en September 1813 aan „le Baron d'Em- pire, Maitre des requètes" werd opgezon den. In blijkbaar geprikkelde stemming werd dat antwoord door Cramer opgesteld; bij wijlen is hij historisch onjuist en in zijn oordeel over de rechten der Veurenaars niet altijd billijk. Naar de meening alzoo van den aarts priester ging te Veur het geheele verzet uit van een onwillege, van een stokebrand, terwijl de overige katholieken een ander inzicht waren toegedaan. Was het kapel letje afgebroken, zijn inboedel naar Leidschendam overgebracht, dan zouden eendracht en onderlinge liefde in de Statie spoedig herleven. Doch Cramer vergiste zich. Door hunne daden zou den de Veurenaars den aartspriester toonen, dat zij inderdaad „niet mak waren". Wat zij deden om hun verzet staande te houden weet ik niet. Uit een schrijven van Cramer, gedagteekend 14 Februari 1815 en gericht tot zijne „goede vrienden te Veur" blijkt, dat de burgelijke overheid over hunne halsstarrigheid gebelgd was en dat aan hun wettigen pastoor het noodige le vensonderhoud onthouden werd en er niets heilzamer was dan om gezamenlijk het oude gebouw te sloopen. „Dat oude gebouw gaan sloopen", dat ware voor Cramer het teeken hunner on derwerping en kinderlijke onderdanigheid. Doch de Veurenaars weigerden aan him lief kapelletje ed sloopende hand te slaan, noch van den Leidenschendam durfde, om erger te voorkomen, er iemand toe over gaan, Eerst in den nazomer van 1829 werd de kerk aan den Leidschendam verbouwd cn vergroot. De oude kerkramen maakten plaats voor nieuwe. Waar vroeger het al taar stond, kwam thans de toren, waar vroeger de ingang was, verrees thans het altaar. Het Veursche kapelletje werd afgebro ken, ging ten onder; het terrein werd in tuingrond herschapen. Verzet en tegen spraak bleven uit. L. Wra. B. VOLKENBOND. DE 40-URIGE ARBEIDSWEEK. De internationale arbeids-conferentie heeft gisteren tal van resoluties aangeno men over de toekomstige taak van de inter nationale arbeidsorganisatie. De conferentie heeft den raad van be heer uitgenoodigd, op de agenda van de internationale arbeidsconferentie van 1936 te plaatsen de regeling van de 40-urige ar beidsweek in de grafische nijverheid, in de textielnijverheid en in de chemische in dustrie in den ruimsten zin van het woord. Dit laatste is besloten op voorstel van den Nederlandsohen arbeidersgedelegeerde, Ku- pers, wiens resolutie met 73 tegen 19 stem men werd aangenomen. „Msb." ENGELAND. DE VLOOTBESPREKINGEN TE LONDEN. Uitnoodigingen aan Frankrijk, Italië en Rusland. Naar verluidt is de Fransahe regeering uitgenoodigd vlootdeskundiigen naar Lon den af te vaardigen voor het houden van voorbereidende besprekingen voor de as. vlootconferentie. In aansluiting daarop zul len dergelijke besprekingen eveneens wor den gehouden met Italiaansche en Russische deskundigen. Naar officieel verluidt, zal de Britsche minister voor volkenbondsaangelegenheden, Anthony Eden, zich naar Parijs begeven, om daar besprekingen met de Fransehe re geering te voeren. Deze zullen Vrijdag beginnen en tot on derwerp hebben: het vlootvraagstuk en de algemeene Europeesche toestand. Het accoord met Duitschland. Het Britsoh-Duitsdhe vloot-accoord is door de Fransehe bladen koel ontvangen terwijl tevens het totstandkomen wordt be treurd. Dit avontuur bewijst vooral, schrijift het „Journal", dat Frankrijk op zichzelf moet rekenen. Indien Engeland „cavalier seuT' speelt, aldus de „Matin", wordt Lavai's bondge- nootschapspolitdek niet vergemakkelijkt. Het blad vraagt zich af, wat men in de toe komst moet verwachten van het eenheids front der ex-geallieerden, dat de beste vre- deswaarborg was. De „Echo de Paris" ziet het einde van de Engelsch-Fransche politiek, zooals die in de verklaring van 3 Februari was aange kondigd en door de toetreding van Italië op de conferentie van Stresa was verstrekt. De gewisselde nota's zijn buitengewoon aan moedigend voor Hitler, die triomfeert over het 'beginsel van den onverdeelibaren vrede, zooals door de Engelsche en Fransehe mi nisters werd verkondigd. De „Oeuvre" spreekt van een zwaren slag, die aan de internationale samenwerking is toegebracht, terwijl de „Excelsior" zich af vraagt, hoe men dit aocoord kan voegen in het kader van den Volkenbond. RUSLAND. NIEUW BEZIT VOOR DEN BOER. Het Russisch volkscommissariaat voor landbouw maakt volgens telegrafisch be richt een decreet bekend, dat voor de ver schillende streken van de Sovjet-Unie, in het bijzonder voor de republieken Toerk- menistan, Oezbekistan, Armenië, Azer beidzjan en Kazakstan, evenals voor de verschillende streken van Siberië, de op pervlakte van den in cultuur te brengen grond en het aantal stuks vee vaststelt, waarover iedere kolchoznik zal kunnen be schikken, d.w.z. elk lid der coöperatieve boerderijen voor zijn persoonlijk gebruik. Officieele acten zullen, wanneer de ver deeling der gronden een keer is geschied, het recht van iederen kolchoznik op het duurzaam bezit van de aldus verdeelde gronden wettigen tegelijk met de vast stelling van de uitgestrektheid en de juiste grenzen van elk perceel. Deze maatregel is in zooverre geen no vum, als iedere kolchoznik voor zichzelf reeds zijn lap grond en enkele stuks vee bezit, maar opmerkelijk wordt geacht, dat het thans gepubliceerde decreet in het meerendeel der gevallen het persoonlijk toegewezen deel voor iederen kolchoznik verhoogt. Eveneens verwacht men, dat het ter hand stellen van officieele acten, die de rechten wettigen van den kolchoznik op het bezit van den grond hem door hem het gevoel van zekerheid te geven wat betreft zijn rechten, zal aanmoedigen hoe langer hoe meer zorg te besteden aan het culti veer en van den bodem. Bovengenoemde maatregel kan gelden als nieuw bewijs van de wending in de po litiek der dictatuur tegenover de boeren, die hoe langer hoe meer op het eerste plan komen. „Hbld." AFRIKA. DE ITALIAANSCH—ABESSYNISCHE SPANNING. Italië's expeditie-leger bijna compleet. Voor den dienst in Italiaansch Oost-Afri- ka bevinden zich thans vier divisies van het leger en de milizia onder de wapens. Wanneer thans nog een vijfde divisie van het leger, benevens een vijfde divisie zwart- hemden zou worden gemobiliseerd, zou eventueel tot operaties tegen Abessynië kunnen worden overgegaan. De „Corriere della Sera" meldt uit Wash ington, dat de Amerikaansche regeering met het oog op een mogelijk militair con flict tusschen Italië en Abessynië heeft be sloten, den Amerikaanschen diplom atieken vertegenwoordiger in Abessynië terug te roepen en tegelijkertijd verklaard heeft, dat Amerika neutraal blijft. STABILISATIE DER VALUTA'S. In officieele kringen wordt verklaard, dat de Vereenigde Staten steeds bereid zijn tot een algemeene stabilisatie van den wis selkoers op den basis van den gouden stan daard, wanneer hiervoor internationaal overeenstemming kan worden bereikt. Hiervoor is echter ook de medewerking van Groot-Brittannië noodig.. BUITENLANDSCHE ZEELIEDEN WERKELOOS. Het Amerikaansche Congres heeft de z.g. „Copeland-wet" aangenomen, hetgeen tot gevolg zal hebben, dat meer dan dertig duizend buitenlandsche zeelieden, voorna melijk Spanpaarden, Engelschen en Duit- schers, hun betrekking zullen verliezen. Genoemde wet bepaalt n.L, dat het dek en machinepersoneel van Amerikaansche schepen geheel uit Amerikaansche staats burgers moet zijn samengesteld. De Cope land-wet is het resultaat van een heftige campagne in de pers, die de rampen van de „Mohawk", „Morro Castle" en „Ha vanna" toeschreef aan het feit, dat de be manning dezer schepen voor een groot deel uit vreemdelingen bestond, die meest al in haast worden aangemonsterd en vaak slecht betaald worden. BUITENLANDSCHE BERICHTEN BIJNA 150.000 DOODEN IN ééN JAAR. Tengevolge van de malaria op Ceylon. Het aantal aan de malaria gestorvenen, op Ceylon geregistreerd van November 1934 tot en met Mei 1935, bedraagt 146.413, hetgeen 81.404 meer is dan in dezelfde pe riode van het voorafgaande jaar. DE OVERSTROOMINGEN IN DE V.S. Er zouden niet minder dan 175 dooden zijn. Volgens niet-officieele opgaven bedraagt het aantal dooden ten gevolge van de over- stroomingen in het Midden-Westen in to taal 175, waarvan 106 in Nebraska, 36 in Texas en Oklahoma, 29 in Colorado, Wyo ming en New Mexico. De schade wordt in deze staten op 26 mil- lioen dollar geraamd. De schade, welke aan den oogst is aan gericht kan nog niet worden geschat. Het water trekt thans weer terug. ZES KINDEREN LEVEND VERBRAND. In de nabijheid van het dorp Opowe, in het Zwabische koloniegebied tusschen Theiss en Donau, had een boer, terwijl hij op het veld werkte, evenals zijn vrouw, zijn drie kinderen ondergebracht in een zomer verblijf je, dat uit riet was opgetrokken. Plotseling bemerkte hij, dat dit huisje in lichterlaaie stond. Ondanks wanhopige red dingspogingen is men er niet in geslaagd de kinderen te redden. In het dorp Neubanowitsj is een derge lijk ongeluk gebeurd. Ook hier had een boer zijn drie kinderen opgesloten in een rieten hut, waar zij moesten slapen. Door onbekende oorzaak is deze hut in brand gevlogen, zoodat de kinderen levend ver brandden. Bij beide ongelukken hebben de ouders ernstige brandwonden bekomen. De vrouw van den eerstgenoemden boer is zoo ernstig gewond, dat voor haar leven gevreesd wordt. In haar wanhoop wierp zij zich in den vuurgloed, die van de rieten hut was overgebleven. - TUCHTHUIS-OPROER IN KANSAS. 347 muiters geven zich over. Drie honderd zeven en veertig muiten de gevangenen in de steenkolenmijn te Lan sing hebben zich overgegeven, na een aan val van de bewakers. De directeur van de gevangenis gaf last, de luchtkokers af te sluiten, waardoor de muiters gedwongen werden, den rook van het houtwerk, dat zij in brand hadden ge stoken, in te ademen. De bewakers rukten op achter dit rook gordijn. BETERE VLIEGVELDEN IN INDIE. Snelle Douglas-machines ondervinden moeilijkheden. Naarmate er meer moderne vliegtuigen op de Indië-route worden gebruikt, doet zich het bezwaar van de gebreken der In dische vliegvelden duidelijker voelen. Een paar maal is het al voorgekomen, dat een Douglas-vldegtuig bij zijn landing oon de as draaide. In den Volksraad zal de verbe tering van de vliegvelden dan ook worden besproken. De velden te Medan, Pak an Baroe, Djam- bi, Palembang en Semarang zijn thans niet meer geschikt voor landing van moderne vliegtuigen. De begrootingspost, waarbij al leen verbetering van het vliegveld te Soera- baja was beoogd, zal daarom verhoogd wor den. In verband met de grondsgesteldheid in Indië hebben de vliegvelden er niet den vierkanten vorm, dien wij in Nederland kennen; het zijn lange strooken, waarin men slechts in twee richtingen kan stijgen of dalen. Een vliegtuig nu kan alleen goed opstijgen of landen tegen den wind in. Op een Indisch vliegveld is dit echter niet steeds mogelijk. Dikwijls moet er geland en opgestegen worden met zijwind. Met de Fokker leverde dit reeds moeilijkheden op, doch met de veel snellere Douglas-machi nes werd het eerst met recht lastig. Deze vliegtuigen verdragen den zijwind, vooral bij landing, slecht. Vandaar het voorstel om. de vliegvelden afdoende te verbeteren. DEMONSTRATIE VAN HET AMBULANCE-VLIEGTUIG DER K. L. M. Uitreiking door Prinses Juliana van de Florence Nightingale Medaille aan Zuster Westerhof. Sedert korten tijd heeft de K. L. M. een meer doorgevoerde specialiseering van haar bedrijf op het gebied der ziekentransport doorgevoerd, o.a. door toevoeging van een medischen dienst en volledige aanpassing van haar materiaal aan de eischen des tijds. Met het oog op de toekomstmogelijk heden van ziekentransport door de lucht zal binnenkort een demonstratie voor de medici plaats vinden op Schiphol. Hieraan is heden in de luchthaven van Amsterdam een uitzonderlijke demonstra tie voor het hoofdbestuur van het Roode Kruis voorafgegaan, welke werd bijge woond door Prinses Juliana. Persoonlijk heeft H. K. H. vooraf aan Zuster Westerhof de Florence Nigthingale medaille uitgereikt. Te kwartier voor eenen verscheen het hoofdbestuur van het Nederlandsche Roo de Kruis op Schiphol. In de serre van het hotel had de koffie maaltijd plaats. Voor de gemeente Amster dam waren daarbij tegenwoordig de direc teur van den Dienst der Gemeentelijke Handelsinrichtingen, ir. L. Boogerd; de havenmeester van Schiphol, de heer U. F. M. Dellaert. Van de K. L. M. waren aanwezig de hee- ren Wurfbain, van Hoogenhuyze, Thom son, Slotboom en van der Pauw en van de Luchtvaartafdeeling dr. Brouwer en lt. van Ommeren. Te drie uur kwam de Prinses aan. H. K. H: begaf zich door hangar A langs de daar opgestelde vliegtuigen naar lokaal T. B. in hangar B. waar ter ontvangst aanwezig waren de heeren Wurfbajn, Boogerd, Van Hoogenhuyze en jhr. Roëll van het Roode Kruis. In het leslokaal wachtte het hoofd bestuur van het Roode Kruis de Prinses op. Het was hier, dat de plechtige uitrei king der Florence Nightingale Medaille plaats vond. De Prinses sprak Zuster Westerhof als volgt toe: „Een zeer bijzonder genoegen is het mij, U, Zuster Wester hof, heden de hooge on derscheiding te kunnen uitreiken, die het Comité International U op 12 Mei j.l. heeft toegekend. Ik wensch u daarmede van gan- scher harte geluk. Deze toekenning ge schiedt eenmaal in de twee jaren, zooals men weet. Twintig andere verpleegsters, tot 20 ver schillende landen behoorend, zijn met U, dat eereteeken waardig geoordeeld en het was een bijzonder voldoening op de lijst ook Nederland vermeld te mogen zien. So ber, in enkele regels, werden in het offi cieele document eenige data en plaatsna men genoemd maar wanneer men weet met hoe grooten ernst en hoe bijzondere nauw gezetheid het Internationale Roode Kruis zich met de taak der toewijzing kwijt, waardoor zorgvuldig wordt gewaakt, dat het hooge waardepeil der Florence Nigh tingale Medaille blijft gehandhaafd, dan beseft men ook, dat men zich te Genève van de werkelijke diensten der uitverko renen onder de voorgestelde candidaten wel ter deze rekenschap pleegt te geven. In de eer van zulk een onderscheiding deelt dus het land, waarin zulke verpleegsters zijn opgegroeid. Zuster Westerhof! Het lig geenszins in mijn bedoeling, na hetgeen reeds in ver schillende artikelen over uw persoon en uw werk werd gepubliceerd, een beschrij ving te geven, van wat door U, in het bij zonder tusschen de jaren 1912 en 1919 is verricht. Het relaas daarvan zou in hooge mate belangwekkend zijn en alle hier aanwe zigen ongetwijfeld boeien, doch het zou, onvermijdelijk, te lang worden en naar ik meen, niet in overeenstemming zijn met uw eigen wenschen. Want het is mij be kend, dat juist de aantrekkelijke eenvoud, die de werkelijk groote karakters ken merkt, de kroon zet op uwen offerzin, uwen moed, uwe bekwaamheid, uwe on vermoeide toewijding aan het verheven doel, dat u steeds voor oogen stond, staat en staan zal: het dienen van den lijdenden medemensch. Moge het u gegeven zijn, dat nog vele jaren te kunnen doen met vollen inzet van de u in zoo bijzonder rijke mate geschon ken gaven! Ik verzoek u thans nader te willen tre den, ten einde bij de vele eervolle onder scheidingen, die u reeds sieren, nog de medaille in ontvangst te nemen, die zoo terecht den naam draagt van haar, van wie zoo groote, zoo edele, zoo onverganke lijke bezieling is uitgegaan." Na afloop van deze plechtigheid is het ambulance-vliegtuig gedemonstreerd, waar na in het leslokaal de thee is geserveerd. Te 4 uur 30 vertrok de Prinses weder van Schiphol. De Prinses. De Prinses, die de doopplechtigheid van den zoon van den Prins von Wied te Dier- dorf zal bijwonen, vertrekt Maandag per auto derwaarts en zal de gast zijn van den Vorst en de Vorstin von Wied te Neuwied.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1935 | | pagina 6