ZATERDAG 15 JUNI 1935
DE LEIDSCHE COURANT
DERDE BLAD. - PAG. 9
DE AFGELOOPEN WEEK
EEN ONTPLOFFING EN
SPREEKT LUIDE TAAL,
DOEN. JAPAN GAAT
DERNISSEN VAN DEN G
Ontploffing. Kruit is gevaarlijk
goedje. De staten willen het alle bezitten,
om elkaar ermee naar de andere wereld te
helpen. Maar van tijd tot tijd ontploft het
goedje zeer ontijdig en veroorzaakt de
grootste ongelukken juist voor hen, die het
voor een ander bestemd hadden.
Zoo is te Reinsdorf bij Wittenberg Don
derdagmiddag een springstoffabriek de
lucht in gevlogen, waarbij waarschijnlijk
een 50-tal dooden te betreuren zijn. Som
mige berichten spreken van 500 a 1500
slachtoffers, maar deze cijfers zullen wel
ingegeven zijn door een zekere zucht om
den omvang van de Duitsche springstof-
fabricage grooter voor te stellen dan zij in
werkelijkheid is; terwijl aan den anderen
kant de Duitsche berichtgeving alles doet
om de proporties van den ramp zooveel
mogelijk tot een minimum terug te bren
gen. Zoo schuilt er politiek zelfs in de be
richtgeving over een ongeluk. Omgekeerd
weet de propaganda dit ongeluk te benut
ten, want aan de slachtoffers zal een plech
tige begrafenis worden bereid, waarbij
partij- en rijksvertegenwoordigers aanwe
zig zullen zijn. Zij worden zoo gemaakt
tot de eerste martelaren van den algemee-
nen dienstplicht, om wier hoofd de aureool
straalt van de heroverde Duitsche eer.
Mussolinidondert. De massa
kan zich zelf heel wat wijs maken en laat
zich vaak nog veel meer wijs maken door
haar leiders. Vooral op het gebied van de
nationale eer wordt heel wat onbekookte
taal gesproken.
Zoo heeft Mussolini dezer dagen weer
eens een ouderwetsche donderrede gehou
den te Cagliari op Sardinië, toen hij tot de
zwarthemden sprak over de troepenver
schepingen naar Oost-Afrika.
Hij had het over het vereffenen van
oude en nieuwe rekeningen met Abessy-
nië en over het navolgen van de methodes
van hen, die thans over Italië willen zede-
meesteren. Dat laatste sloeg op Engeland,
dat in de vorige eeuw ook z'n koloniën
met geweld heeft veroverd.
De Duce vergat echter daarbij, dat de
tijden sindsdien wel eenigszins veranderd
zijn; dat er althans een beweging bezig is
baan te breken teneinde een principieele
verandering in de opvattingen te brengen
en het besef te doen doordringen, dat de
aanpassing van de behoeften en belangen
der volken voortaan behoort te geschieden
in vriendschappelijke samenwerking en
overleg, en volgens beginselen van recht
en billijkheid.
Sedert andere mogendheden wereldrij
ken stichtten, heeft de Volkenbondsge
dachte vasten vorm aangenomen en heeft
zich gekristalliseerd in het vredesinstituut
te Genève.
Maar Mussolini stoort zich blijkbaar
weinig aan Genève, als hem dat zoo in zijn
kraam te pas komt.
Intusschen is in den loop der jaren wel
komen vast te staan, dat Mussolini metter
daad niet zoo hard van stapel loopt als men
zou denken als men hem hoort praten.
Volgens berichten uit Engelsche bron
is in overleg met de Engelsche en Fran-
sche regeering een regeling voorgesteld van
IN HET BUITENLAND
EEN POLITIEK TINTJE. MUSSOLINI
MAAR ER IS NOG WEL WAT AAN TE?
KIJN EIGEN WEG. VREDE IN DE WEL-
RAN CHACO.
het Italiaansch-Abessynisch conflict, waar
Italië wel ooren naar heeft.
Volgens dit plan zou Italië zich definitief
verbinden, geen militaire actie te onderne
men en de grenskwestie door arbitrage te
regelen.
Abessynië zou Italië dan machtigen, een
spoorweg aan te leggen dwars door Ethio
pië van Massaoea, de Italiaansche haven
aan de Roode Zee, tot Mogadiscio, de Ita
liaansche haven in Somaliland.
De Italianen stellen zich voor, dat de
veiligheid van den spoorweg wordt gega
randeerd als in Noord-China, d.w.z. dat aan
beide zijden een gedemilitariseerde zone
wordt geschapen, waar Italianen de admi
nistratieve en politiediensten uitoefenen.
De meening van Abessynië is nog niet
bekend, zoodat men niet weet, of het plan
eenige kans van slagen heeft. Het heeft
veel weg van den toestand in Noord-China,
zooals trouwens de geheele houding van
Italië tegenover Abessynië veel weg
heeft van de houding van Japan tegenover
China.
Voorwaarts Japan. Japan
heeft de laatste weken weer eens een
staaltje van zijn tactiek laten zien. Het
stelt de wereld telkens voor een voldongen
feit. Zoo ook thans weer door een uitge
strekt Chineesch gebied te annexeeren.
Want daarop komt neer wat in de Chi-
neesche provincie Hoepei, waarin de oude
hoofdstad Peking en de belangrijke han
delsstad Tientsjin gelegen zijn, thans ge
beurt.
Na Korea, Mandsjoerije en Jehol, volgen
thans Hoepei en Tsjahar als voorbereiding
tot een uitbreiding van het door Japan
„gecontroleerde" gebied tot de Gele Rivier
en Mongolië.
Welken vorm deze Japansche beheer-
sching tenslotte zal aannemen, is nog niet
duidelijk (wellicht een schijn-keizerrijk
onder den „keizer van Mandsjoekwo"
Kang-Teh). Doet er ook minder toe: het
feit, waarop het aankomt is, dat Japan, als
onderdeel van den grooten politieken op
zet: Azië voor de Aziaten of liever gezegd,
voor Japan, de hand heeft gelegd op vrij
wel geheel Noord-China.
Vrede in den Chaco. Terwijl in
Noord-China deze „vreedzame" oorlog,
die officieel geen oorlog heet, voortgaat,
wordt in Zuid-Amerika een oorlog geli
quideerd. Ook daar vochten aanvankelijk
Bolivia en Paraguay zonder dat ooit de
oorlog verklaard was; later gaf men open
lijk toe, dat het meen ens was. Over dezen
strijd, die jaren geduurd heeft, geeft het
„Hbld." het volgende overzicht.
Na een jarenlange niet-officieele gueril
la om het bezit van het „Chaco"-gebied,
waarvan de grens niet bepaald is, brak in
Mei '33 eindelijk de officieele oorlog uit,
hetgeen Genève aanleiding gaf, om tus-
schen de twee bondsstaten te bemiddelen.
Men herinnert zich met hoe weinig succes.
Genève immers was ver verwijderd en de
in conflict liggende bondsbroeders trokken
zich niets aan van al die goedbedoelde po
gingen van het hun in wezen geheel
vreemd zijnde vredesinstituut. De Raad
liet het daarom gaarne over aan eenige
Zuid-Amerikaansche Staten en Washing
ton om op hun beurt hun krachten te be
proeven. Intusschen met hetzelfde negatie
ve resultaat.
Bolivia, dat oorspronkelijk den strijd be
gonnen was, teneinde via het Chacogebied
een uitweg voor zijn handelsproducten
naar zee te vinden (nadat dit land als ge
volg van den oorlog met Chili in 1879 van
de Pacifichavens was afgesneden), wilde
aanvankelijk, toen het dank zij zijn mo
dern uitgerust en goed geoefend leger aan
de winnende hand was, niet weten van
bemiddeling. Toen het krijgsgeluk keerde
en de Paragyanen, militair weliswaar
zwakker, maar beter gewend aan het kli
maat in het oorlogsgebied, de Bolivianen
telkens verder terugwierpen, -was het de
beurt aan Paraguay om bemiddeling te
weigeren en succes slechts van wapenge
weld te verwachten. De strijd, ingezet
door Bolivia om een uitweg van zijn pro
ducten naar zee, veranderde in een ver
woeden oorlog om het bezit van de Boli-
viaansche olievelden, waarbij de twee par
tijen, zoolang zij nog iets konden praestee-
ren, niet wilden toegeven en elke inmen
ging, van welke zijde ook, afwezen.
Hierin is thans verandering gekomen.
Men krijgt n.l. sterk den indruk, dat
de strijd eindigde wegens gebrek aan
strijders. De oorlogvoerenden zijn nu bei
den voldoende murw geslagen, om het oor
te kunnen leenen aan de bemiddelaars,
wier voorstellen de wederzijdsche gedele
geerden ter wapenstilstandsconferentie te
Buenos Aires reeds hebben aanvaard.
Deze wapenstilstand volgt in hoofdlijnen
de regeling, in November voorgesteld door
de adviseerende commissie van den Vol
kenbond welke echter, door (het terrein-
verliezende) Bolivia toentertijd aanvaard,
door Paraguay werd afgewezen. Men zal
zich herinneren hoe in Maart daarop te
Genève de noodzaak werd besproken van
toepassing van sancties tegen het obstinate
Paraguay, dat de „aanbevelingen" van den
Raad negeerde. Een uitweg werd toen ech
ter gevonden door aanvaarding van het
voorstel van Brazilië, Argentinië, Chili,
Peru, Uruguay en de Vereenigde Staten,
om alsnog een bemiddelingspoging te be
proeven.
Worden de wapenstilstandsvoorwaarden
thans geratificeerd door Bolivia en Para
guay, dan worden de vijandelijkheden ge
staakt voor twaalf dagen, gedurende wel
ken termijn een militaire missie uit de be
middelende staten de door de twee legers
in te nemen stellingen zal vaststellen.
Hierop moeten dan rechtstreeksche onder
handelingen volgen, als inleiding tot een
definitieve vredesconferentie. Mislukken
deze, dan zou het conflict voor het Haag-
sche Hof worden gebracht.
Duurzame beëindiging van den strijd
kan echter alleen verkregen worden door
oplossing van het probleem der, sinds een
einde kwam aan de Spaansche overheer-
sching nimmer vastgestelde grenzen tus-
sching, nimmer vastgestelde grenzen tus-
oorsprong van alle kwaad en hier zal een
principieele beslissing moeten worden ge
troffen, wil men een herhaling voorkomen
van den waarschijnlijk meest bloedigen
strijd, welken Zuid-Amerika ooit gekend
heeft.
LEEST DE ADVERTENTIES
IN UW DAGBLAD.
De sluizen kort en
Het deel van Leidschendam dat ligt
op Stompwijks grond,
Bij 't welk ter Go u d e, als D o r t, besten
dig voordeel vond,
Is door gansch Nederland beroemd,
En wordt, een hoofd juweel in Leiden's
kroon genoemd.
Afgezien van de afgezaagde juweel-ver
gelijking, geeft dit gedicht van de „Stads
en Dorpsbeschrijver" in enkele regels een
juiste kijk op de kwestie, die ons reeds in
een vorig artikel bezig hield: de oorsprong
en de groei van de Leidschendam.
Wanneer de dam in de gracht van Cor-
bulo is gelegd, is onbekend. In 1434 reeds
werd een overeenkomst gesloten tusschen
de regeering van de stad Leiden en den
Heer van Naaldwijk en Capelle, waaruit
blijkt wat aan deze dam voor overtocht
van goederen moest worden betaald. Alles
wat draagbaar was en onder den arm kon
gehouden worden, was van betaling vrij.
De aanleg van den Leidschendam schijnt
op de eerste plaats te zijn geschied om aan
Gouda en Dordrecht (en daarop zinspeelt
bovengenoemd gedicht) een voordeeltje
te bezorgen. Door met een dam de vrije
vaart en de Vliet af te sluiten, werden het
stapelrecht van Dordrecht en de tollen van
Gouda begunstigd.
Kleine schepen konden worden „over
gehaald" (vandaar ook de oude benaming
„Overtogt"), maar groote schepen moes
ten een omweg maken via de Gouwe enz.
Het lag dus voor de hand, dat Gouda en
Dordt telkens in het geweer kwamen,
wanneer er sprake was in de Leidschen
dam een sluis of verlaat te maken. In
1491 waagde men het voor de eerste maal
een sluis aan te leggen. In broederlijke
eensgezindheid dienden Gouda en Dordt
een klacht in bij de Rekenkamer te den
Haag, maar de heeren kregen nul op re
quest. Toen papieren aandrang niet ge
lukte, grepen de Goudsche heeren naar
doeltreffender middelen om hun zin door
te drijven: het varen door de nieuwe sluis
werd met geweld gestuit en het - geheele
werk kort en klein geslagen.
Het ..Gerechte der Stede van der
G o u d e" had namelijk de geheele vroed
schap van de stad bijeengeroepen, waarbij
een resolutie in dien geest was aangeno
men. Bovendien werd iedereen, die aan de
vernieling van de sluis deelnam door de
stad in haar hooge bescherming genomen.
Ter uitvoering van deze resolutie verza
melde zich in de maand Januari 1492 ,een
seker getal van persoonen, die by consent
als vooren uytreysden ende sloegen alle
de voorz. Spoeyen en de verlaten aan
stucken, ende deedense of ende te niet".
Maar al gebeurde deze rechtspleging
met consent van Gouda en Dordrecht,
Keizer Karei V nam er toch geen genoe
gen mede. Bij ordonnantie Van het Hof van
Holland van den 4 November 1514 werd
besloten, ten gerieve van de waterloozing
van Rijnland door den Leidschendam een
duiker of sluis te mogen leggen.
In het jaar 1578 werden, volgens een
octrooi van Keizer Karei, door de stad
Delft twee verlaten in de dam gestoken.
Bij beschikking van 8 November 1675
werd door de Regeering van Leiden ver
gund, om eene brug te leggen over de Vliet
aan den Leidschendam, „om met canonnen
te kunnen bereden worden". (Door aan
koop waren in 1610 Stompwijk, Zoeter-
woude, Wilsveen en Tedingerbroek am
bachtsheerlijkheid geworden van Leiden).
De oude sluizen hadden geen deuren,
doch bestonden uit zware schuiven, die in
den grond werden neergelaten. Op de
bruggen, die bij ieder der sluizen behoor
den, stond een houten gebouwtje, waarin
de knechts door middel van windassen de
sluizen omhoog en omlaag draaiden.
Buitengewoon actief waren in dien tijd
UIT DE GESCHIEDENIS
VAN LEIDSCHENDAM.
n.
geslagfcnl
detrekschuiten. Daar de haastige trek
schuit-reizigers niet konden wachten, tot
hun boot aan de beurt was om geschut te
worden, hadden de reeders in de Leid
schendam twee schuiten gemeerd, zoodat
de passagiers van Leiden naar den Haag,
vice versa, konden overloopen en met be
kwame spoed hun reis konden vervolgen.
Na het kabaal, dat de Gouwenaars er
gemaakt hebben, bleef de Leidschendam
voor verdere wederwaardigheden gespaard.
Rond de sluizen vestigden zich jaar op
jaar meer personen, die bij handel en
scheepvaart geïnteresseerd waren. Leid
schendam werd een welvarend dorp en
begon langzamerhand, ofschoon uit twee
gemeenten samengesteld, tot 'n éénheid te
versmelten. W. B.
Op welke lijst?
De a.s. Gemeenteraadsver
kiezingen
In de maand Juni worden in alle ge
meenten van dit gewest de gemeente
raadsverkiezingen gehouden. Hieronder
volgen de data, waarop in de verschillende
gemeenten de verkiezing wordt gehouden,
met daarnaast het nümmer van de lijst
der R. K. Staatspartij in ieder dier ge
meenten:
17 Juni: NIEUWVEEN
lijst no. 2
19 Juni: HAZERSWOUDE
lijst no. 1
ALPHEN a. d. RIJN
lijst no. 1
WASSENAAR
lijst no. 7
ZEVENHOVEN
lijst no. 2
BODEGRAVEN
lijst no. 9
ZWAMMERDAM
lijst no. 3
KOUDEKERK
lijst no. 1
NOOTDORP
lijst no. 2
LEIDERDORP
lijst no. 1
WOUBRUGGE
lijst no. 1
20 Juni: ZOETERWOUDE
lijst no. 2
21 Juni: WOERDEN
lijst no. 3
25 Juni: VOORSCHOTEN
lijst no. 1
26 Juni: LEIDEN
lijst no. 1
BOSKOOP
lijst no. 2
KATWIJK
lijst no. 5
HELLEGOM
lijst no. 8
FEUILLETON.
DE DIEF,
DIE EEN DIEF VING
WYNDHAM MARTYN.
Naar het Engelsch van
(Nadruk verboden).
38)
Ze bracht hen naar de bibliotheek.
„Dit is de eenige kamer, waar gestookt
wordt", legde ze uit. „Morgen komt er per
soneel, en de werkvrouw is net wegge
gaan."
Zooals Trent al verondersteld had, was
Garland op den avond van den dag, dat
hij kapitein Hammond had ontmoet, ver
dwenen. Maar zijn manier van doen was
ongewoon geweest. Hij was zonder drei-
gemeenten of beschuldigingen weggegaan.
Hij had heelemaal niet over Hammond ge
sproken. Lora gaf toe, dat ze voor de een
of andere uitbarsting van woede had ge
vreesd, toen ze alleen met hem was. Hij
had zelfs het menu van het diner bespro
ken, dat hij zijn ongewonen gast wou aan
bieden, ofschoon hij Hammond's naam niet
genoemd had. Maar door zijn vriendelijke
woorden schemerde een beheerschte, maar
ontzaggelijke woede.
Om 4 uur had hij haar gevraagd iets voor
hem te doen, dat volgens zijn bewering
van het grootste belang was. Het was een
bezoek aan Hampstead. Zij moest ergens
een briefje afgeven en op antwoord wach
ten. Ze zou met de auto gaan, maar op het
laaste oogenblik haperde er iets aan het
stuur. Achteraf beschouwd geloofde het
meisje, dat hij dat met opzet had gedaan.
Zij ging toen per trein en gedeeltelijk met
de bus. Het adres was moeilijk te vin
den en toen bleek, dat er niemand van
dien naam woonde. Zij begreep nu, dat hij
haar expres had weggezonden om voor
bereidselen voor zijn vlucht te kunnen tref
fen.
„En de bedienden?" vroeg Trent.
„Om zes uur waren ze allemaal vertrok
ken. Zoodra ik weg was, ontsloeg hij hen
allen en gaf hun twee maanden loon. Na
tuurlijk maakten ze geen bezwaren. Ik zou
het nooit geweten -hebben, als de keuken
meid haar parapluie niet had vergeten. Zij
zei, dat hij hun verteld had, dat hij we
gens het overlijden van een familielid op
reis moest."
„Heeft hij alles meegenomen?" vroeg
Wadham.
„Alles, wat hij heeft meegebracht", gaf
ze ten antwoord. „En sommige trommels
waren zoo zwaar, dat twee man ze nauwe
lijks konden dragen."
„Hij kon ze wel tillen", zei Trent. „Dat
deed hij ook. Maar hij kon niet zonder arg
waan te wekken met die dingen op zijn
sterke schouders door Hampton Wick wan
delen. Hij moet langs de rivier zijn ont
snapt."
„De boot is weg", deelde Lora mede, „ik
kon zijn voetstappen naar het bootenhuis
volgen."
„Was er een groote boot?" vroeg Wad
ham.
„Ja, maar daar kon hij die zware trom
mels niet mee vervoeren."
„Is de auto er nog?" vroeg Trent.
„Ja", klonk het. „maar geen chauffeur.
Hij werd ontslagen net als de anderen."
„Was het mistig toen hij wegging?"
„Er hing een dikke mist, toen ik thuis
kwam."
„Hoe laat was dat?"
„Mijn trein kwam om half elf aan. Ik liep
uren door Hampstead".
„Ik kan het me precies voorstellen",
sprak Trent langzaam.
„Hij had het heele huis voor zich, en trof
dus kalm zijn voorbereidselen. Hij had
zonder twijfel al vastgesteld, dat zijn ba
gage in de kleine boot kon, dus laadde hij
die vol en droef toen langzaam de stroom
af naar een van te voren reeds uitgeko
zen landingsplaats. We weten, dat het mis
tig was, dus bleef hij onopgemerkt. Mis
schien ging hij in den eenen of anderen
tuin aan wal en wurgde den trouwen
waakhond. De tuinlui lagen in bed en de
geheele wereld lag voor hem open."
Trent zuchtte. „Als ik maar bijtijds ge
waarschuwd was. Kun je je niet de span
ning voorstellen, waarin hij verkeerd
heeft? Hij moest al die zware dingen zon
der hulp versjouwen, terwijl hij wist, dat
het veel tijd zou vergen en toch was hij
vastbesloten niets achter te laten. Ieder
takje, dat kraakte, kon wel een politie-sig-
naal zijn. Toch was het een van zijn „groo
te nachten", want hij verdween spoor
loos".
Hammond zweeg. Zijn geluk, dat hij met
Lora samen was, werd getemperd door het
feit, dat Garland door zijn ongeduld ont
komen was. Hij herinnerde zich, dat
Trent hem had aangeraden in de stad te
wachten, tot de komst van het telegram.
„Het is allemaal mijn schuld", zei hij
somber.
„Ik geef -juffrouw Craig de schuld",
praatte Trent vroolijk. „Zij oefende die
aantrekkingskracht op je uit."
Het meisje keek hem verwijtend aan.
„Het was mijn schuld", erkende ze. „Ik
had niet moeten gaan. Ik ging, omdat ik
graag uit zijn buurt wilde zijn om hem
niet de gelegenheid te geven me over ka
pitein Hammond uit te hooren". Het
scheen haar toe, dat ze nooit de gedachte
zou kunnen afschudden, dat geeA van die
mannen, die haar zoo graag wilden hel
pen, tegen Charles Garland opgewassen
„Komaan, houdt goeden moed", beval
Trent. Deze algeheele begrafenisstemming
is een te groote eer, zelfs voor dien aarts
oom. Kijk eens naar Hamond. Hij zet een
lang gezicht, terwijl hij dol blij moest zijn,
dat je voor goed van Garland bevrijd bent.
Hij heeft in het geheel geen reden om te
zuchten."
„Ben ik", vroeg ze, „werkelijk vrij?"
„Ja. Ik ben de eenige, die een echte so
lide grief heeft. Ik ben degeen, die voor de
gek is gehouden. Ik ben niet zoo beschei
den als jullie. Ik heb wel degelijk een hoo
ge dunk van mezelf. Ik dacht o.a., dat ik
tegen Garland was opgewassen. Ik was niet
alleen van plan hem zelf te pakken te krij
gen, maar ook die schatten, en hier sta ik
nu schaakmat gezet door een nachtelij
ken tocht in een bootje!
Mijn eenige onmiddellijke wraak zal zijn,
wat van zijn wijn op te drinken. Ik hoop,
dat hij de wijnkelder niet leeg heeft ge
haald."
„Dat heeft hij wel gedaan", zei het meis
je onverwachts, „hij heeft niet alleen den
wijn, maar ook alle blikjes, drie pond thee
en een heele Edammer kaas meegenomen."
„Hij denkt ook overal aan", merkte
Trent op. „Hij weet, dat het verstandiger
is niet direct te gaan winkelen, dus neemt
hij zijn voorraad mee. Ik hoop, dat hij nog
iets heeft overgelaten. We zijn van plan
hier te dineeren, juffrouw Craig".
„Ik heb boter, eieren en spek, en wat an
dere kaas".
„Schitterend!" zei Trent. „Nu zal ik
Wadham eens de loef afsteken. Hij heeft
me eens heel statig medegedeeld, dat het
maken van lekkere hapjes een van zijn
kleinere begaafdheden uitmaakte. Ik ben
een specialiteit in ommelettes, vooral met
rum, waarin blink jij uit?"
„Nergens in", antwoordde Hammond, nog
steeds somber gestemd.
„Zij, die den kok helpen, zijn ook nuttig.
Ga jij de kachels aanleggen en het oude
huis vroolijk en gezellig maken. Op naar de
kolen-bergplaats! Lora, wil jij hem den
weg wijzen? Jij niet, Wadham", voegde hij
er aan toe, toen Wadham aanstalten maak
te hen te volgen.
„Laat die lieve kinderen in 's hemels
naam een paar seconden alleen. Bezit een
conservator dan geen greintje romantisch
gevoel?"
„Daar dacht ik geen oogenblik aan", gaf
Wadham toe.
Buiten de deur nam Hammond het
meisje in zijn armen
„Lieveling", fluisterde hij. „Trent zegt,
dat alles in orde komt. O, Lora, wat zie
je er lief uit!"
„Juist niet", lachte ze, „door al die emo
ties lijk ik wel vijftig."
„Dat is nu allemaal voorbij. Laten we
alles vergeten, behalve dat we elkaar lief
hebben."
In de biblotheek wilde Wadham zich
niet laten opvroolijken. Trent lachte, toen
Wadham opsprong, bij het rinkelen van een
kopje, dat op den grond viel.
„Dat beteekent een zoen", verklaarde hij.
..Als ze nu eens al het gehuurde porcelein
van Woodlawn breken? Begrijp je dan niet,
dat deze aardige jongelui verliefd zijn en
vol hoop en droomen voor de toekomst?"
„Daar kan wel eens iets tuschen beide ko
men", antwoordde Wadham. „Hun toe
komst.
(Wordt vervolgd).