VRIJDAG 10 MEI 1935 DE LEIDSCHE COURANT VIERDE BLAD. PAG. IS
CORRESPONDENTIE.
Nelly Huyts, O udevest 119a,
Leiden. Jij hebt zeker al eens uitge
keken, of nog niet een briefje kwam en het
opstel. Maar weet wel, dat ik nu pas be
gin aan de bijdrage van verleden keer. Dus
nog even geduld! Dag Nelly! Groet je
Ouders van me!
A1 i, Jan en Rie Nieuwenhoven.
Zeker vond ik dat leuk, dat ik mijn oude
vriendjes terugzag, Voortaan weer van de
partij zijn, want de prijzen zullen weer
schitterend zijn. Het opstel van Jan wil ik
nog eens met aandacht lezen en dan zullen
we zien of we het plaatsen. Wederkeerig
de beste groeten voor jullie Ouders en
voor uw drietjes de hand.
Tonia Spruyt, Dekkerswald,
Groesbeek. Hoe gaat het nu Tonia?
Toch zeker hersteld! Schrijf eens een op
stel over die inrichting en die mooie om
geving. Wil je? Dag Tonny! Veel groetjes
ook aan Vader en Moeder!
Plonia Kortekaas, Oude Wete
ring. Ik vind het altijd fijn een briefje
van jou te krijgen. Jij hebt wel lang op het
antwoord moeten wachten hè, maar er was
ook zoo'n stapel voor, net ails van de bij
dragen. En waar blijft het verhaal van
„Het vrouwtje van Stavoren?"- Over het
versje zul je nog hooren! Daag!
Theo Voorburg. Die teekenimg
was voor jouw doen lang niet slecht. Als je
nu eens voor den a.s. wedstrijd wat meer
tijd hebt, dan komt zeker een lang verhaal
met een teeKening, die klinkt als een klok.
Uit het voorbeeldje blijkt, dat je kunt. Dag
Theo!
Voor vandaag moet ik met het oog op de
Voor vandaag moet ik tot mijn spijt m,et
het oog or de ruimte de correspondentie
afbreken. De volgende week ga ik door en
weet dan ook te vertellen, wanneer de raad
selwedstrijd beginnen zal. Tot Zaterdag.
Jullie OomWim.
WIE ZIJN JARIG?
Van 11 Mei tot en met 17 Mei.
11 Mei: Keesje Tuynman, Seringenstr. 65a.
11 Mei: Bep Dévilé, Louise de Coligny-
straat 4.
11 Mei: Wim Cuppen, Lammerschansw. 21.
11 Mei: Theo van Reizen, Heerensteeg.
11 Mei: Anna Rodewjjk, Langeweg B 523,
R'Veen.
12 Mei: Jar. Krol, Breestr. 149.
13 Mei: Jan van Steijn, Pioenstr. 16.
13 Mei: Nico Warmerdam, Loosterweg,
Voorhout.
13 Mei: Alie van Velzen, K. Galgewater 19.
13 Mei: Nellie v. d. Meer, Oude Wete
ring A 4.
14 Mei: Toosje v. d. Salm, Z.Woude.
14 Mei: Nico Langeizaai, Zuidsingel 14.
14 Mei: Keesje Kraan, Koudekerk.
14 Mei: Hubert van Mil, Hooge Rijndijk 163
15 Mei: Jopie Heuzen, Willemstr. 32.
15 Mei: Eugène van Tuyn, NJtijn 59.
16 Mei: Jan Weber, Langebrug 25a.
16 Mei: Bertha Jeuster, Tulpenstr. 4.
17 Mei: Anrie Krol, Breestr. 149.
17 Mei: Jacques van Berge-Henegouwen,
Aalmarkt 12.
17 Mei: Henkie Walter, Waldeck Pyrmont-
straat 21.
17 Mei: Wim Zoet, A 34 Oud-Ade.
Ik feliciteer de jarigen.
Wie zijn of haar naam in deze lijsten wil
opgenomen zien, schrijve me minstens 14
dagen vóór den verjaardag. Ik bedoel na
men van schoolgaande kinderen.
Oom Wim.
SPROKKELINGEN
door Gretha Haverkorn.
Hoe U ook moog5 heeten,
Hoe uw naam mag zijn;
Daden moet U stellen:
Groot zoowel als klein.
Wat er ook gebeure
Wat er ook geschiedt,
Heusch dan helpt geen zeuren
Bij een groot verdriet.
Hoe de weg moog5 wezen,
Lange of wel kort;
Er is slechts één einddoel,
Kom geen tijd te kort!
Hoe de storm zal woeden
Hoe de wind ook waait,
Kalmte zal er heerschen
Als de wind weer draait.
Hoe U ook moog* denken,
Hoe gedachten zijn,
Denkt voor gij gaat spreken
Zuig uit niets venijn.
Wat U zij beschore
Wat zal zijn uw lot,
Steeds moet gij vertrouwen
Op uw Meester.... God!l
(Voor de grooten)
a. Nieuwe Raadsels*
Ingesiuurd door Piet Reizevoort.
Raadsel X:
1-2-5-3 is een kleur.
4-2-5-7 part.
10-8-7 diepte.
6-5-2-1 verleden tijd van rijgen.
9-;2-7 verkorte meisjesnaam.
Raadsel H:
7
Plaats in de vierkantjes 3-4-5-6-7-8-9-10-
11 zoo, dat de som der cijfers horizontaal, j
verticaal en in de diagonalen steeds 21 be
draagt.
Raadsel IH:
Mijn geaeel is een plaats in Noord-Bra
bant.
x een medeklinker
xxx een erts van Banca en
Billiton.
x x x x x n achtroofvogel,
xxxxxxxde gevraagde plaats,
x x x x x een safe.
xxx een eiland in de Zuiderzee,
x medeklinker.
(Voor de kleinen).
b. Raadsels ingestuurd door
Piet Groenewegen.
Raadsel I:
Mijn geheel is iets, dat veel op kinder
feesten gebruik wordt.
's Avonas moet men een 7-8-9-10-11-12-
13-14 op de fiets hebben.
Op een kasteel vindt men een 1-2-6-5-14.
1-2-7-7-5-14 is een kindervermaak.
Raadsel II
Met d ben ik 12.
Met r ben ik een vrucht.
Met k ben ik aan 't raam.
Wie ben ik?
Raadsel IÏT:
Eerst word ik gemalen
Dan voei 'k hete waterstralen
Eindelijk giet men er melk bij
Wie kent mij?
Raadsel IV:
Wat heeft geen einde?
Raadsel V:
In welke maand eten de mensen het
minst?
Raadsel VI:
Welk schip vaart nooit op zee?
Raadsel Vil:
Wat heeft geen mond en wel tanden?
De oplossingen niet opsturen. Deze
worden de volgende week geplaatst. Wie
nog een stel weet, of maken kan, sture
ze op.
Oom Wim.
Oplossingen der raadsels van verleden week
van Dora Kniest,
I.
hoog, veel, Vianen, dom, wim, been, oog,
in. Mijn geheel is: Hooge boomen vangen
veel wind.
n.
b
urk
bred a
ede
a
m.
Come, pond, den, ster, correspondentie.
rv.
b
Urk
Brest
Breslau
dalen
kat
u
V.
ar, ei, Alie, ber, de Bilt. Mijn geheel is:
Arbeid adelt.
VI.
ram, ham, lam, kam.
vn.
Rie, roer, duur, ver, deur, bier, oor, Jo,
giek. Mijn geheel is: Rubriek voor de jeugd.
VIII.
Eindhoven, Grave, Breda, Tilburg, Box
tel, Geldrop, Gemert, Veghel, Ravestein,
Heusden, Helmond.
IX.
t
bok
tolen
hen
X.
Goes, Vere, Axel, Hulst, Sluis, Middel
burg, Tolen Bxeskens, lerseke-Domburg.
OP DE ZIEKENZAAL
II. (Slot).
Afscheid.
*t Was gekomen als een donderslag bij
held'ren hemel, Thea, de leuke, woelige
onweerstaanbare Thea zou vertrekken.
Niemand, zelfs de Zusters en doktoren kon
den zich de zaal niet indenken zonder Thea.
Zij, die altijd voor iedereen klaar stond,
altijd graag hielp, waar haar iets gevraagd
werd, zij, die zoo vele malen de zaal deed
daveren van 't vroolijk gelach om haar
luimige uitvallen, die door haar zonnige
natuur zoo menige neerslachtige stemming
als sneeuw voor de zon deed verdwijnen,
zij kon niet gemist worden. En tóch, voor
't kind was 't veel beter. En was 't op slot
van zake hier dan ook niet een tijdelijk
verblijf. Een half jaar was ze nu hier ge
weest; ze zou nu vertrekken om in bosch-
en heidelucht meer aan te sterken; om daar
verder flink eri gezond te worden. Nog
maar' twee dagen scheidden van 't vertrek.
Zelf kon ze. 't toch ook niet indenken dat
ze zou heengaan van allen die ze in die
maanden had leeren kennen en waar ze
van was gaan houden. Vertrekken hier uit
die zaal, afscheid nemen van die goede
Zusters, die zoo goed voor haar waren en
haar zoo uitstekend hadden verzorgd. Wat
gingen die dagen gauw voorbij. De morgen
van 't vertrek was aangebroken. Om negen
uur zou ze gehaald worden; de trein ging
om tien uur. Ontroerend was 't afscheid
van allen; Zuster Salesia bracht haar tot
den buitendeur. Stil en bedrukt bleven de
patiënten achter; zelfs de vroolnkheid van
Zuster Salesia vermocht dien dag niet de
neerslachtig stemming te verdrijven. Och,
Zuster liet hen dien dag maar; ze be,greep
zoo goed wat hen deerde. Ook zuster had
er hinder van; ook voor haar was het nu
eenmaal niet anders, 't was steeds, zij het
dan ook met lange tusschenpoozen een ko
men en gaan; eenige maanden, een jaar,
soms langer, soms korter bleven die „rust-
patïövit.Qn" no haar raai- riqn o-ïncrr»-, 7Ji we»r
en kwamen er weer anderen. Maar die
Thea. dat levenslustig kind, had ook haar
zoo tot zich getrokken, dat zuster haar ook
maar noode kon missen. Nog lang daarna
misten de patiënten haar lieve vriendin; "ook
zij zouden door den tijd de zaal weer verla
ten. maar de lege olaats die Thea achter
gelaten had, kon niet gemakkelijk worden
vergeten.
De vacantie-verrassing
door Elia Rietmeijer.
Het was 20 April, dus de Paaschvacantie
was begonnen. Het was bij de familie Klein
reeds de gewoonte geworden om iedere
vacantie bij oom en tante op Beukenstijn
te gaan logeeren. De kinderen Klein had
den al groote plannen gemaakt, om met de
neefjes en nichtjes roovertje te spelen in
het mooie bosch, en het oude verlaten ja
gershuisje voor roovershol te houden. Guus
had zich al rooverhoofdman voorgesteld.
Het was dan ook een groote tegenslag ge
weest, toen er een brief van tante Loes
kwam, dat Jetty plotseling ziek was gewor
den en dat ze dus nu geen logé's kon heb
ben. De kinderen waren er erg bedroefd
om. „Kom, kom", troostte moeder, „wie
weet hoe erg het met Jetty is, jullie hebben
niets te klagen, jullie vacantie kan nog
best prettig worden. Oom Jan, die reiziger
was, en nogal dikwijls bij de Familie
Klein kwam, had de teleurstelling al gauw
gehoord. Hij probeerde de kinderen wat op
te vroolijken. Toen hij een paar dagen later
weer kwam zag hij, dat de kinderen nog zoo
triest waren. „Nog zoo bedroefd?" vroeg
hij met een glunder gezicht. „Nou.... be
droefdaarzelden ze. „Kom eens hier
jongens", zei hij, „ik heb gehoord, dat
aardrijkskunde niet je allerbeste vak is.
Als je je in de vacantie nou eens wat ging
bekwamen, en Nederland eens een beetje
leerde kennen."
„Hè bah, oom, als u niets beters weet,
dan ons den heelen dag over eenatlas te
laten zitten suffen, dan wordt het zeker
een prettige vacantie", ?eiden Joke en Guus
tegelijk. Maar oom liet de moed niet zak
ken. „Zouden jullie niet samen de heele
week iedere dag op reis gaan, en de voor
Lfeve Tante, omdat ik
niets te doen heb, schrijf
ik o een brief en omdat
ik niets weet te vertel
len, hou ik er nu maar
weer mee op. Uw lief
hebbende» Dora,
(Humorist).
naamste plaatsen van Nederland eens be
zoeken?" vroeg oom Jan lachend. „Dol
graag, oom, maar dat kost meer dan onze
heele spaarpotten bij elkaar!" riepen Joke
en Guus verbaasd. Maar oom haalde twee
kaarten uit zijn zak, waarmee je een „heele
week gratis kon reizen. „Zoo", zei hij
lachend, „die zijn voor jullie, nou gaan
jullie morgen maar meteen op stap, maar
voorzichtig hoor?"
Joke en Guus waren dol van blijdschap.
En moeder zei: „Nou oom U behoeft niet
bang te zijn, want vader heeft ook een week
vacantie en als ik en vader dan ook een
reiskaart koopen gaan we ook mee". Zoo
gezegd, zoo gedaan. Vader ging meteen
maar de kaarten koopen, dan hadden ze
daar geen zorg meer over. Joke en Guus
mochten nog even helpen alles voor de vol
gende dag klaar te maken, maar toen moes
ten ze gauw naar bed, want ze moesten de
andere dag vroeg op. 's Morgens waren ze
dan ook vroeg uit de veeren. Na het ontbijt
gingen ze gauw op stap. De reis was deze
dag vanuit Amsterdam over Enk/huizen met
de boot naar Stavoren en over Zwolle
terug. Ook gingen ze een dag naar Den
Haag. En ook naar Limburg waar ze de
Katacomben gingen bezichtigen. Ook een
dag naar Nijmegen naar de H. Landstich
ting. Zoo vloog de week om eer ze het
wisten. Nu was door oom Jan de vacantie
toch nog buiten verwachting erg prettig
geworden. En nu de vacantie om was rie
pen Joke en Guus tegelijk: „Leve Oom
Jan, en leve de vacantie!"
O N G E HOORZ AAMHEID
GESTRAFT,
door Sjaan Bontje.
Hennie was de heele voormiddag lastig
en vervelend geweest. Moe had gezegd,
als hij niet heel zoet was, tot twaalf uur,
dan mocht hij vanmiddag mee boodschap
pen gaan doen. Hij was tot twaalf uur zoet
geweest; hij werd door het dienstmeisje
netjes gewasschen en hij kreeg zijn Zon-
dagsche k leer en aan. Moeder was intus-
schen ook klaar en samen gingen zij op
stap. Na een kwartier geloopen te hebben
waren zij er. Hij vond het heerlijk zoo met
zijn moeder door de stad te wandelen. Zij
gingen een fruitwinkel binnen en kochten
twee sinaasappelen, twee bananen en twee
perziken voor een ziek vriendje van Hen
nie. Moe kocht nog een banaan voor hem:
die mocht Hennie nu opeten, als hij dan
de schillen maar over de brugleuning
gooide. Want moeder was bang, dat de
menschen uitglijden zouden en dan, kon er
wel eens een ongeluk gebeuren. Maar Hen
nie was ongehoorzaam en gooide ze toch op
de straat. Zoo kwam hij bij zijn vriendje
Hennie, gaf het fruit over. Wat was Adrie,
zoo heette het jongetje, blij met zijn perzi
ken, bananen en sinaasappelen. Hij be
dankte hem dan ook vriendelijk. Samen
hadden zij een poosje gepraat. Moeder
met de moeder van Adrie. Toen zij weer
opstonden om weg te gaan werden zij
vriendelijk bedankt voor het bezoek aan
den zieke jongen. Moeder ging nu de bood
schappen doen. Eindelijk waren ze klaar
en stapten weer op huis aan. Maar Hennie
was door al dat loopen in de stad moe ge
worden. Hij mocht'een krentenbroodje
koopen en onderweg opeten. Hij had het
goed en wel op, toen hij ineens uitgleed en
roerloos bleef liggen. Hij was uitgegleden
over de schil die hij zelf daar had neerge
gooid. Moeder pakte haar kind op en
droeg het zoo naar de dokter in de stad.
Daar werd hij nauwkeurig onderzocht en
nu bleek het een gebroken been te zijn. Hij
werd in de ziekenauto gedaan en naar het
ziekenhuis gereden, daar werd het been
goed verbonden. Moeder ging droevig naar
huis. En vertelde 's avonds de gebeurtenis
aan haar man die vond het verschrikkelijk
De anderen dag ging vader hein gauw op
zoeken. Zijn zieke vriendje Adrie had het
de eerste dag de beste al gehoord, schreef
dikwijls een briefje. Na vier weken was hij
hersteld en sedert dien is hij voorzichtiger
en werpt nooit meer achteloos de bananen
schillen op straat.
VAN ALLES WAT!
De volgende anecdote wordt verhaald
omtrent koning Albert van België.
De koning was tijdens een zijner uitstap
jes een hoeve binnengegaan en vroeg er
een glas melk.
Onder het drinken sprak hij Engelsdh
met de personen, die hem vergezelden.
De vrouw zeide in 't Vlaamsch tot haren
man:
„Ik ben nieuwsgierig wat die Engelsch-
man met zijn langen neus ons zal betalen".
„Wel", antwoordde de koning, „die En-
gelschman met zijn langen neus zal u zijn
portret aanbieden".
En hij reikte den man een vijffrancstuk
over met zijn beeltenis.
In een normaal bevolkten bijenkorf leven
in de maand April 4050.000 bijen en in de
maand Mei 7080.000. Dit zijn alle werk
bijen. Reeds m Februari begint de koningin
haar massa's eieren te leggen,
In den eersten tijd legt zij dagelijks 200
WALEWEIN
EEN RIDDERVERHAAL
door Anton Olde Kal ter.
LXXXVI.
Ridder Reinout sprak nu: „Gij, heer Wa-
lewein, zult nu geen bezwaren meer ont
moeten. Gij kunt jonkvrouw Isabele behou
den en het wonderzwaard met de twee rin
gen zal u worden geschonken. Toont ons de
jonkvrouw en gaat dan met ons mede naar
de ridderzaal, opdat wij feest vieren heden
avond."
Walewein keerde zich verheugd om en
zich tot zijn bruid wendende, zeide hij:
„Vanaf heden is alles goed. Voortaan leven
we in stil geluk. Koning Amoraen is gestor
ven en het wonderzwaard zal ik nu zonder
verdere voorwaarden ontvangen. Kom,
mijn bruid, laten wij den burcht betreden
en aanzitten^et de aanwezige edelen".
„Nu mag ik u voortaan mijn held en ge
maal noemen", fluisterde het meisje over
gelukkig.
Zoodra het gezelschap de voor hen ge
lukkige tijding had vernomen, ontstaken zij
in een luid „heil" geroep.
De paarden werden dadelijk afgegeven
aan krijgslieden, die hen zouden stallen. De
wapenbenden, die Walewein vergezelden
voegden zich bij die van den overleden Ko
ning Amoraen. Het overige deel van het
gezelschap betrad daarop met de twee rid
ders het kasteel.
Onder luid gejuich werden allen in de rid
derzaal door de edelen ontvangen.
Toen de oude ridder Lartholm, die nu
Amoraens plaatsvervanger was, hoorde dat
Isabele Waleweins bruid was, sprak de
grijsaard: „Ik heet U, heer ridder en Uwe
edele bruid, hartelijk welkom, en ook hen,
die met U zijn. Wij hadden U reeds eerder
verwacht. Keiaas is ons in den tijd dat Gij
op Koning Assentij ns burcht vertoefde on
zen geliefden heer ontvallen. Hij was een
edel vorst. Op zijn sterfbed beval hij, dat
indien Gij terugkeerde, ik U zijn zwaard
moest schenken, zonder daarbij te denken
aan de voorwaarde, welke hij eerstens stel
de. Nog dezen avond dan zult Ge het won-
derwapen ontvangen. Nogmaals roep ik U
en Uw lieftallige bruid een welgemeend
heil toe!"
„Heil hen!" riepen de overige edelen.
Als bewijs van eer schoof men voor Wa
lewein en Isabele twee bijzondere zetels
aan, waarop de ridder en zijn bruid dank
baar plaats namen.
Lartholm verliet na eenigen tijd zijn
plaats en ging naar het wapenrek toe. Met
bevende handen nam hij het wonderwapen
van het rek en. bood het Walewein aan.
Oogenschijniijk zag het wapen er uit als
een gewone strijdzwaard, behoudens dat
aan het kuis twee gouden ringen bengelden.
Hierin zat volgens Lartholms zeggen de
kracht van het wapen.
Walewein stond op $n zag den ouden
riidder dankbaar aan, toen deze hem nader
de, Zelf omgordde Lartholm hem het
zwaard en sprak daarna: ,3ehoud het
vriend opdat Ge zoodoende Uwe andere op
drachten kunt vervullen. Het bezit mate-
looze kracht. Een ridder kan met het wa
pen een geheel leger verslaan. Laat het nu
Uw eigendom zijn".
Ontroerd zeide Walewein: „Ik dank U,
heer Lartholm, Mocht Ge ooit moeilijk
heden ontmoeten, werp U dan op Uw ros
opdat het U naar mij drage".
Heer Jan van Berden riep nu: „Vriend
Walewein, verhaal ons hoe het U gevaren
is op Assenstij ns kasteel. Zeer nieuwsgie
rig zijn wij allen naar de avonturen, wel
ke Gij hebt beleefd. Ik wed dat ook Uw
lieftallige bruid zulks op prijs stelt".
„Met genoegen, heer Jan, zal ik aan Uwe
woorden gevolg geven, antwoordde Wale
wein. „Toen ik op den burcht van Assen-
tijn, die nu mijnen vader is, kwam, was
het geluk met mij, daar de Koning meende,
dat ik van verre was gekomen, om deel te
nemen aar. de jachtpartij, die den volgen
den dag p:aats zou vinden. Ge begrijpt al
len wel, da+ ik toen zweeg over het eigen
lijke doel van mijn komt. Tijdens de jacht
geraakte ik in gevecht met ridder Boude-
wijn van Koning Wonder, die mij reeds
meedere malen had gedwarsboomd. Met
een ge heele ruiterbende was hij uitgetrok
ken om mijn bruid, jonkvrouw Isabele, te
ontvoeren. Het gelukte den snoodaard niet.
Bijtijds werden hij en zijn medehelpers ge
vat en naar Assentijns kasteel gevoerd. Wijl
hij mijn vija'nd was, trad ik met hem in
het krijt er. doodde hem. Ik zelf echter
werd zoodanig gewond dat ik mij geruimen
tijd op de legerstede moest uitstrekken.
Boudewijns medehelpers werden veilig in
den kerker geborgen. Binnen korten tijd
echter zal hun de vrijheid worden herge
ven.
(Wordt vervolgd).
tot 300 eieren, welk aantal voortdurend
meer stijgt, zoodat zij tenslotte 4 tot 5000
eieren per dag legt. Deze ontzaglijke pro
ductie, die meer dan driemaal'het gewicht
van de bij bedraagt, maakt een evenredige
voeding noodzakelijk. Daarom wordt de
koningin in den legtijd met honing gevoed.