VRIJDAG 5 APRIL 1935
DE LEIDSCHE COURANT
TWEEDE BLAD. - PAG. 6
Een merkwaardig
Joannes Vi
Joannes Van Banning is geboren 16 No
vember 1766 te Amsterdam en werd pries
ter gewijd 19 Maart 1791. Van 1791 tot
1800 was hij kapelaan te Middelburg, daar
na tot 1807 hoogleer aar aan het seminarie
te Warmond, waarna hij pastoor werd te
Zoeterwoude. Na den dood van pastoor
Bernardus Ocke te Leiden 11 Augustus
1816 werd hij tevens provisor van het
Warmondsche seminarie.
Hij volgde den Aartspriester Jacobus
Joannes Cramer in 1824 op ift deze waar
digheid. Op het einde van 1831 vroeg hij
als zoodanig zijn ontslag, hetgeen hem ver
leend werd op 3 Januari 1832.
Als hoogleeraar heeft Van Banning met
Lexius de moeilijke jaren doorgemaakt
van het seminarie, toen de noodige geld
middelen ontbraken om meer professoren
aan te stellen en Van Banning met werk
overladen was.
Aan de opleiding van geestelijken in
•en Missieland waren veel bezwaren ver
bonden,- omdat er geen afgeronde bepalin
gen bestonden omtrent tucht en practijk.
Toch moesten zelfs de tegenstanders van
het seminarie de verdiensten der hoog
leeraren erkennen en werd zelfs aan Van
Banning aangeboden lid te worden van
het oud-kapittel van Haarlem, hetgeen
door sommigen als een bijzondere onder
scheiding beschouwd werd. Van Banning
bedankte voor de eer, wat de heeren van
genoemd kapittel hem zeer kwalijk na
men.
Berucht zijn de koninklijke besluiten
van 14 Juni 1825, die zoowel in Noord- als
in Zuid-Nederland hoogstens afgekeurd
werden. De hoofdzaak luidde: Overwegen
de dat er zonder koninklijke toestemming
een groot getal scholen opgericht zijn,
waarin de Latijnsche en de Grieksche taal
wordt geleerd en waarin de jongelingen
worden voorbereid tot den geestelijken
staat of tot eenigen anderen geleerden
staat, gezien art. 226 der grondwet, dat
het openbaar onderwijs aan de zorg des
konings toevertrouwt; overwegende dat
het onderwijs van een groot getal jonge
lingen niet mag blijven toevertrouwd aan
onderwijzers, wier bekwaamheid niet door
de regeering is gewaarborgd en wier on
derwijs niet aan haar toezicht is onder
worpen, bepaalt: dat niemand een Latijn
sche school mag oprichten «zonder de uit
drukkelijke vergunning van het Ministerie
van Binnenlandsche Zaken. Er zal aan
kinderen van meer dan een gezin geen on
derwijs in de Latijnsche of Grieksche ta
len mogen gegeven worden dan door
iemand die aan een Rijks-Universiteit den
graad van candidaat of doctor in de let
teren heeft bekomen; alle collegiën en La
tijnsche scholen worden geplaatst onder
het bestuur van het Ministerie van Bin
nenlandsche Zaken en de benoeming van
alle onderwijzers daaraan zal door dat de
partement geschieden; alle Latijnsche scho
len en collegiën welke niet door vorige
besluiten zijn bevestigd, zullen als heb
bende geen wettig bestaan voor het eind
van September 1825 gesloten worden, ten
zij deze nog door de regeering erkend wor
den; geen erkenning zal gegeven worden
dan aan Latijnsche scholen of collegiën
welker leeraars worden betaald door de
burgerlijke administratie.
In een tweede besluit werd bepaald dat:
gelet op de vertoogen van sommige
Roomsch Katholieke Kerkvoogden over
het onvoldoende van het voorbereidend
onderwijs van jongelieden die tot den
geestelijken stand werden bestemd en ten
einde het opleiden van bovengenoemde
jongelieden tot bekwame geestelijken voor
de Roomsch Katholieke kerk te begunsti
gen en gemakkelijk te maken, er aan een
der Hoogescholen in de Zuidelijke pro
vincies van het Rijk zal worden opge
richt een gesticht van voorbereidend on
derwijs onder de benaming van Collegium
Philosophicum, ten behoeve van Katholie
ke jongelieden voor den geestelijken stand
bestemd. Deze mogen met verlof het gees
telijk kleed dragen. Er zal onderwijs ge
geven worden in de verschillende vakken
der thans bestaande Latijnsche scholen en
kleine seminariën en in de kerkelijke ge
schiedenis en het kerkelijk recht.
Deze besluiten werden in den loop van
het jaar nog aangevuld door eenige an
dere om mogelijke ontduikingen te voor
komen.
Het onmiddellijke gevolg zou dus zijn
de sluiting der kleine seminaries en dat de
opleiding der geestelijken gesteld werd in
handen des konings in plaats van die der
bisschoppen.
De tegenstand was algemeen.
Eenige dagen na het uitvaardigen van
deze besluiten drong Van Banning in een
schrijven aan den referendaris P. van
Ghert er op aan, dat er een uitzondering
gemaakt zou worden voor het seminarie
Hageveld. Den 2 Juli antwoordde deze,
dat van hem geen voorstel van exemptie
kon verwacht worden, ofschoon hij na in
gestelde inspectie wel wilde erkennen dat
Hageveld voortreffelijk was. De besluiten
waren niet genomen om Hageveld te tref
fen, maar ze waren noodig om een einde
te maken aan het onvoldoende onderwijs
in de Zuidelijke provinciën. Hageveld ging
wel te niet, maar zou herleven in de op
voedingsgestichten, die de koning in zyn
lofwaardige bezorgdheid voor de toekom
stige geestelijkheid in het leven had ge
roepen. Wanneer pastoor Tonres, die in
hoog aanzien stond bij den koning, in over
leg trad met den burgemeester van den
Haag zou er gemakkelijk een der open
bare gebouwen aldaar, voor dat doel aan
te wijzen zijn.
Verder deelde Van Ghert aan Vein Ban
ning mede dat Josset zich als hoogleeraar
aan het Collegium Philosophicum had aan
geboden, maar zulke mannen wilde men
niet; men verlangde mannen als Van Bom
mel, Bongaerts en de Greuve.
uit onze omgeving.
a Banning.
Van Banning antwoordde dat de konink
lijke besluiten rechtstreeks indruischten
tegen de verordeningen van het Concilie
van Trente, waarin de opleiding der gees
telijken uitsluitend opgedragen is aan de
bisschoppen.
De actie der aartspriesters onder leiding
van den vice-superior Ciamberlani heeft
er alleen toe bijgedragen om den koning
nog meer tegen den laatste te verbitteren.
In 1827 was het aantal theologanten te
Warmond verminderd tot 21.
Toen in 1829 het volgen der wijsgeerige
lessen in het Collegium Philosophicum fa
cultatief gesteld werd, was het aantal stu
denten teruggeloopen tot negen.
De president Chedeville en Van Wjjc-
kerslooth hielden moedig vol het semina
rie gaande te houden om bij de herleving
in 1835 er hun beste krachten aan te ge
ven.
Intusschen was met groote moeite op
17 Juni 1827 een concordaat gesloten tus-
schen Paus Leo XII en koning Willem I,
waarbij overeengekomen was dat er in
Noord-Nederland twee bisdommen zou
den opgericht worden met eigen semina
rie en kapittel n.l. te Amsterdam en te
's-Hertogenbosch. Op 5 October 1827 zond
de regeering een vertrouwelijk schrijven
van den minister van Binnenlandsche Za
ken aan de gouverneurs der provinciën,
waarin o.a. gezegd werd, dat de koning
zijn hoop gesteld heeft op de oprechte en
getrouwe medewerking van wijze en ver
lichte bisschoppen, dat de uitvoering der
overeenkomst zal uitgesteld worden tot
na de benoeming voor de vacante bis
schopszetels. Tot zoo lang zullen alle be
staande beschikkingen betreffende het on
derwijs in de seminariën en in het Colle
gium Philosophicum gehandhaafd blijven.
Door een „gelukkige onbescheidenheid"
werd een Belgisch liberaal blad in de ge
legenheid gesteld dat vertrouwelijk schrij
ven openbaar te maken.
De blijdschap over het sluiten van het
concordaat en de oprichting der bisdom
men maakte plaats voor het gevoel eener
algemeene teleurstelling.
Verder heeft Van Banning de „geneuch-
ten" mogen genieten van het aartspries
terschap, een waardigheid waarvan de
rechten en verplichtingen niet omschreven
waren. Er waren pastoors, die zekere be
velen en beslissingen van den Aartspries
ter, van den Vice-Superior, van de Con
gregatie te Rome, niet als verplichtend
aanzagen. „Dat kan hier zóó niet", zeiden
ze dan. Dat bevel is in de wereld geko
men, omdat die pastoor of die professor
of die Aartspriester dat gewild hebben. De
Vice-Superior kent onze zaken niet, te
Rome kennen ze die nog minder. En ze
gingen hun gang, alsof er geen bevel of
beslissing gekomen was. Overal in een
stad, waar meerdere bedehuizen waren,
werden de H. Missen op hetzelfde uur ge
lezen. Alleen een zeer vroege Mis voor
reizigers, die vroeg vertrekken moesten,
werd nu in deze, dan in gene kerk gehou
den. Het catechismus-onderwijs was aan
de willekeur van den pastoor overgele
verd. Allerlei catechismussen waren in
gebruik. Sommigen gebruikten er in het
geheel geen, waardoor alle waarborg voor
de gezondheid der leer ontbrak. Ouders
konden hun kinderen niet helpen, zelfs
oudere broers of zusters niet, als de pas
toor intusschen veranderde. De ondervin
ding leerde dat de Katholieken zeer on
voldoende in den godsdienst onderwezen
waren. Dames met voiles voor en heeren
met zwarte rokken wisten minder dan
een Duitsche pottenkramer en zijn vrouw.
Er werd veel gepreekt, maar ondoelma
tig. Men hield redevoeringen of als men
meende ijverig te zijn, gebruikte men ge
stadig wederkeerende invedieven of men
hield algemeen nuttige moraalvoordrach-
ten, waarbij de hoorders in slaap vielen.
Men deed nu en dan een uitval tegen de
ketters, maar kernachtig onderricht over
geloofswaarheden of plichten waren zeld
zaam. Hield een pastoor veel kerk, dan
heette het, alweer lof, hij lokt de men-
schen naar zich toe. Men hield expositie
van het Allerheiligste zonder waskaarsen,
gaf den zegen zonder wierook, na de Mis,
na de Vespers, na het Lof. Te Westerblok
ker hield men veertiguren gebed, dat drie
weken duurde. In Amsterdam werden kin
deren gedoopt, niet in de kerk, maar thuis.
Een nuntius voelde weinig neiging om
krachtig op te treden, omdat hij van zijn
„nieuwigheden" meer verdriet dan genoe
gen verwachtte. Zijn zending was slechts
tijdelijk, hoe rustiger en vreedzamer zijn
bestuur was, des te eerder was de promo
tie te verwachten, die op hun zending
placht te volgen. De verhouding tusschen
seculieren en regulieren maande tot voor
zichtigheid, daar zij finantieel afhankelijk
waren van aartspriesters en pastoors. Voeg
daarbij het geharrewar met de kapittel-
heeren en men zal inzien, dat de toestand
er een was als in een huis, waar de „baas"
afwezig was. Van Banning wenschte meer
samenwerking tusschen de aartspriesters,
maar G. Van Nooy, uit het Utrechtsche
was de man niet om iets tot stand te bren
gen.
Soms werd op den preekstoel meege
deeld, dat aan die en die de H. Communie
zou geweigerd worden, o.a. aan degenen,
die in een draaimolen hadden gezeten. In
Zuid-Holland moesten op veel dorpen de
vrouwen een regenkleed dragen, een doek
van drie bij twee el groot, bij het commu-
niceeren en bij begrafenissen, in Noord-
Holland was de „kaper" in gebruik. Het
regenkleed kwam in het gedrang, toen de
mode van de dameshoeden een veeren-
nest of een bloementuin maakte.
Hoewel in dien tijd vrijheid van gods
dienst door de grondwet voorgeschreven
was, hadden de dienaren van koning Wil
lem I daaraan een uitlegging gegeven, die
DE MECHANISATIE IN DE
SI GARENINDUSTRIE.
GEZAMENLIJK ADRES VAN VOOR- EN
TEGENSTANDERS.
Aan de ministers Colijn, Oud, Slotemaker
de Bruine en Steenberghe is door het Co
mité voor beperking der mechanisatie in
de sigarenindustrie een adres gericht, waar
in de bezwaren tegen mechanisatie uitvoe
rig zijn omschreven, terwijl daarnaast, ten
behoeve van een duidelijk overzicht, de
Commissie tegen beperking der mechanisa
tie in de sigarenindustrie haar standpunt in
deze kwestie kenbaar maakt.
Op verschillende punten kan het pro en
contra nu gemakkelijk worden vergeleken.
Achtereenvolgens worden de onderling
afwijkende meeningen tegenover elkaar ge
steld wat betreft het standpunt van den
Bedrijfsraad voor de sigarenindustrie. het
standpunt der werkgevers, het standpunt
der werknemers, het standpunt der winke
liers en grossiers en het belang voor de ta-
baksmarkt.
Het Comité voor beperking der mechani
satie voert vervolgens enkele algemeene ar
gumenten aan, die voor beperking pleiten,
waartegen de Commissie tegen beperking
haar opvatting stelt.
De te volgen weg.
Ten slotte komt het uitvoerige adres tot
behandeling van de vraag, welken weg
zal moeten worden gevolgd.
Het comité voc beperking
schrijft dienaangaande:
Wij begrijpen, dat de regeering bereid
zal zijn over den te kiezen weg met ons
overleg te plegen. Wij willen echter niet
nalaten thans reeds een weg aan te geven
die ons voorkomt een redelijke en een doel
matige te zijn
0.1. zou de regeling het est kunnen wo '-
den opgenomen in de Tabakswet. In de me
morie van antwoord op het wetsontwerp
tot verhooging van den Tabaksaccijns,
neem* de minister van Financiën het stand
punt in, dat de sigaren zooveel mogelijk
moeten worden gespaard, -mdat in den
prijs daarvan de loonfactor zoo'n beduiden
de rol speelt en omdat de werkgelegenheid
behouden dient te blijven, terwijl de ciga-
rillos hooger kunnen worden belast omdat
die toch veelal geheel of gedeeltelijk machi
naal vervaardigd worden. Hierdoor is te
vens het bewijs geleverd, dat ook de regee
ring reeds vroeger van meening was, dat
van een differentieele heffing een besche*"
ming van het handmatig product uitgaat.
Ondergeteekenden stellen voor de volgen
de wijzigingen in de Tabakswet aan te
brengen:
1. De bestaande onderscheidingen tus
schen cigarillos, sigaren etc. kunnen ver
vallen.
2. Daarvoor kunnen in de plaats komen
3 andere categorieën, n.l.:
a) geheel handmatig vervaardigde siga
ren;
b) half-machinaal vervaardigde sigaren;
c) geheel machinaal vervaardigde siga
ren.
3. Tusschen elk van de sub 2 genoemde
categorieën zal een verschil in accijnshef
fing dienen te bestaan van 7% pet., zoodat
de heffing zal zijn voor de categorie sub
a) 12 H pet., voor die sub b) 20 pet. en voor
die van sub c) 27>/s pet.
Dit verschil zou eventueel voldoende zijn
om zoowel de bosjes- als de sigarenmachi-
ne overbodig te maken. Geen enkele fa
brikant tenzij misschien iemand die het
allergoedkoopste product vervaardigt zal
ontaardde in een verregaande bemoeizucht
met kerkelijke zaken.
Een aantal pastoors hadden van den ko
ning een geldelijke toelage aangenomen,
onder voorwaarde, dat bij de benoeming
van een opvolger deze de agreatie des ko
nings moest aanvragen. Dit was indertijd
noch door den aartspriester Cramer, noch
door den Nuntius, noch door Rome goed
gekeurd, maar door den koning ingevoerd
en gehandhaafd. De katholieke minister
De Pulichy en zijn secretaris Van der
Horst gingen den zelfden weg op.
De Josephistische geest bleek uit een
schrijven van 10 Maart 1826 over het ko
ninklijk placet op zuiver kerkelijke zaken
door de regeering gevorderd. Het ging
over de bulle van het jubeljaar. Nadat
Van Banning medegedeeld had, dat in
deze bulle alleen bekend gemaakt werd
dat de geloovigen een vollen aflaat kon
den verdienen, vroeg hij spottend of voor
eiken vollen aflaat, dien hij bekend maak
te, de goedkeuring des konings moest ge
vraagd worden.
In 1822 ging van de regeering een schrij
ven uit om het aantal katholieke bede
huizen te verminderen, omdat vele ervan
bouwvallig waren en de herstelling groote
kosten zou meebrengen. Ook zou de fin an
ti eel e toestand der pastoors daardoor ver
beterd worden.
Van Banning meende het best te doen
er geen antwoord op te geven. Tien jaar
later kwam nogmaals een dergelijk schrij
ven, dat evenmin iets uitwerkte.
Na zijn ontslag als Aartspriester wijdde
Van Banning zich geheel aan zijn parochie.
Reeds in 1817 had hij een R. K. kerkhof
aangelegd, het eerste in Rijnland. Hij zag
zich genoodzaakt nog al wat te herstellen
aan zijn kerkhuis; verder spaarde hij op
zooveel hij kon, zoodat zijn opvolger bij
zijn komst de middelen aanwezig vond
een nieuw godshuis te bouwen, het schoon
ste van geheel Rijnland.
Verder deed hij veel voor het kathechis-
mus-onderwijs. Zijn drie en dertig jarig
pastoraat is voor de parochie Zoeterwoude
een zegen geweest.
W. W.
er voordeel in zien bij een dergelijke ac
cijnsheffing nog een machine te houden.
Deze maatregel biedt verscheidene voor-
deelen.
Ie. Zij geeft den betrokken minister de
volle vrijheid om aan ondernemingen, die
bereid zijn zich langzamerhand aan te pas
sen, een tijdlang vrijstelling te geven van
het verhoogde recht
2e. Bovendien vindt de minister in deze
vrijstelling een behoorlijke grondslag voor
compensatie, en voor onderhandelingen
met de betrokken ondernemingen. Daardoor
worden groote kosten vermeden.
De overgangstijd kan afwijkend zijn voor
de verschillende ondernemingen en zal af
hankelijk gesteld moeten worden van de
mate waarin aanpassing mogelijk is. In
deze spelen vanzelf fabrieksruimte. arbeids
reserve ter plaatse e.d. een rol. Ook over
een eventueele schadevergoeding zal over
leg dienen te worden gepleegd.
Ondergeteekenden zouden het gewenscht
vinden wanneer over de vaststelling van
dien overgangstijd telkens overleg met den
Bedrijfsraad zou plaats hebben.
Het comité schrijft verder:
Wij staan op het standpunt, dat het de
regeering iets waard is om de lasten van
de werkeloosheid op deze wijze belangrijk
verminderd te zien en al zou de opbrengst
van den tabaksaccijns door de voorgestelde
heffing ook al iets verminderen (n.l. door
de gelijkstelling van sigaren en cigarillos)
dan nog zou hét voordeel groot zijn. Trou
wens wij twijfelen er ernstig aan of de ac
cijnsopbrengst wel lager zal worden.
Ter voorkoming van misverstand willen
wij gaarne nog eens onderstrepen, dat ons
voorstel om den machinalen arbeid te be
perken via de Tabakswet, geen doel is, maar
slechts middel.
Wil de regeering een ander midd*d, een
rechtstreeksche beperking, wij zullen het
met vreugde begroeten.
Hoe men in het algemeen ook moge staan
tegenover het vraagstuk van het gébruik
van machines, hier betreft het een uitzon
derlijk geval. Het geldt hier een bedrijf, dat
nog niet geheel gemechaniseerd is. Deze
mechanisatie bevindt zich nog in een be
ginstadium en hier bestaat nog de mogelijk
heid door spoedig ingrijpen werkgelegen
heid te behouden.
Er is een omstandigheid waarop wij zeer
bijzonder uwe aandacht vestigen.
Wij spreken hier namens tientallen on
dernemers, die hun bedrijven in de perfec
tie hebben ingericht met de modernste ma
chines en die uitsluitend uit overwegingen,
ontleend aan het algemeen belang, hun
stem aan onze actie gaver.
Noemt het vaderlandsche, sociale of mo-
reele overwegingen, het is in elk geval een
daad onbaatzuchtig en zeldzaam genoeg om
door de overheid gunstig te worden beoor
deeld.
De commissie tegen beperking
stelt hier tegenover:
Daar de ondergeteekenden het streven
van het comité moeten stempelen als een
reactionair streven, dat alleen rekening
houdt met de grootendeels nog vermeende
belangen van zekere begrensde groepen,
moeten zij toch bovenal verwerpen het wei
nig faire voorstel om door middel van een
verhooging van accijns, speciaal voor ge
maakte sigaren, den vooruitgang in dit vak
tegen te houden.
Het comité wil hier den fiscus een onver
vulbare en slecht loonende taak opleggen;
onvervulbaar wijl een goede controle in de
fabrieken niet mogelijk zou zijn, en niet
loonend omdat de achteruitgang van het
sigarendebiet een meerdere accijns-op
brengst volkomen illusoir zou maken.
Ondergeteekende willen dan nog met eens
spreken van de moreele zijde, zoowel wat
den opzet aangaat als de gevolge daar
van, aangezien de fraude tegen de tabaks
wet, die tot nu toe vaak in het klein-bedrijf
bestreden moest worden, als het ware op
gedrongen zou worden aan het grootbe
drijf, waarop de overheid tot nu toe met
de uitvoering der accijns wet kon rekenen.
Tenslotte is de bedoeling van de voorge
stelde willekeurige accijnsverhooging toch
ook al te doorzichtig wanneer men reali
seert, dat tegelijkertijd wordt beweerd, dat
deze verhooging voldoende zou zijn om de
machines overbodig te maken, aangezien
geen enkele fabrikant er meer voordeel in
zou zien bij een dergelyken accijns nog
een machine te behouden.
Het meest ongerijmde in dit voorstel is
dan nog wel dat alleen iemand, die het al
lergoedkoopste product vervaardigt, dat
geen enkelen hoogeren last meer kan dra
gen, den allerhoogsten accijns zou moeten
opbrengen. Hier wordt niet alleen gespeeld
met het belang der industrie doch ook
vooral met dat van den minst koopkrach-
tigen consument.
Uit het bovenstaande kan blijken, dat
ons comité geen voordeelen, doch uitslui
tend nadeelen ziet.
Onze groep staat op het standpunt, dat
het door het comité gevraagde ingrijpen
van overheidswege niet tot vermindering
van de werkeloosheid zou leiden:
a. Aangezien verschillende groote bedrij
ven geheel zouden worden ontwricht, wel
licht stilgelegd, daar zij nimmer door over
gangsmaatregelen zouden zijn gebaat
b. Aangezien de markt in de goedkoo-
pere prijsklassen voor de aan wettelijke
eischen voldoende industrie verloren gaat
indien deze niet met behulp van machines
kunnen worden gemaakt.
c. Aangezien vele der in de betrokken
bedrijven werkzame jeugdige arbeidskrach
ten in het gezins-onderhoud voorzien en bij
werkeloosheid het gezinshoofd ten laste van
den steun komt.
Het is absoluut onjuist, dat er bij de te
genstanders van mechanisatie fabrieken zijn
die in de perfectie met moderne machines
zijn ingericht. Het is wel juist, dat er onder
zijn die wel eenige machines hebben, maar
verhoudingsgewijs is dit van geen beteeke-
nis. Bovendien zijn er nog velen, die de
machines hebben opgeruimd omdat ze er
niet mee overweg konden. Deze nu zouden
niets liever willen dan dat ook anderen, die
meer succes hadden, de machines werden
ontnomen, terwijl zij dan zelf vergoeding
zouden ontvangen voor machines die voor
hen minder bruikbaar zijn gebleken.
Het wil voorts onze commissie voorko
men, dat de sigarenindustrie niet behoort
tot de meest getroffen bedrijven.
Het gebruik neemt, dank zij billijker prij
zen der sigaren toe, ook de accijns-in
komsten zijn stijgende, terwijl de werke
loosheid vrijwel is gestabiliseerd. Deze zou
zelfs grootendeels zijn opgeheven, wanneer
de buitenlandsche werkkrachten werkzaam
in de verschillende fabrieken der door het
comité vertegenwoordigde fabrikanten
zouden worden vervangen door Nederland-
sche arbeiders.
Ieder ingrijpen tot meer of minder duur
maken van het fabrikaat, kan de boven
genoemde voordeelen direct in gevaar bren
gen. „Vad."
LAND- EN TUINBOUW
Bocrenvakbond L.T.B.
De Boerenvakbond van den L.T.B. houdt
een algemeene vergadering op Donderdag
11 April des morgens half 11 in het St.
Bavo-gebouw te Haarlem. Op deze ver
gadering zullen inleidingen worden gehou
den door mr. H. van Haastert over het al
gemeen crisisbeleid, door J. C. de Wit te
Achthuizen over *De Akkerbouw", na de
pauze een inleiding over „Het Landbouw
onderwijs' vervolgens spreekt de heer J.
van Kampen uit Spierdijk over de veehou
derij en de heer A. J. de Goey uit Montfoort
over melk en ziuvel. Na al deze inleidingen
is er gelegenheid tot discussie en tot be
spreking van ingekomen voorstellen.
Ten aanzien van het algemeen crisisbe
leid heeft de afd. Langeraar de wen-
schelijkheid te kennen gegeven, dat de or
ganisaties meer gehoord dienen te worden.
Bij de bespreking melk en zuivel heeft
de afd. Hoogmade een voorstel inge
diend de heffing op boter te verlagen van
1.10 tot b.v. 90 ct. Bovendien wil de af-
deeling afschaffing van de margarine. De
afd. Langeraar stelt zich tevreden met
meerdere beperking der margarine-fabri-
cage.
De afd. Noorden stelt voor: In de win
ter het kwantum-consumptiemelk bij de
consumptiemelkers lager te stellen. Het ge
deelte, dat deze taxe lager wordt gesteld,
moet geleverd kunnen worden door niet-
consumptiemelkers.
De afd. Nootdorp stelt voor: Alsnog
te verkrijgen, dat in den winter 20 pet. melk
minder mag geleverd worden, omdat het
anders toch onmogelijk is, dit bij de melk-
slijters te verkrijgen. Verder in het vervolg
de melk-contracten op te maken met behulp
van de hoofdbesturen der organisaties.
De afd. No orden stelt bovendien voor:
Het melkrecht aan den persoon te brengen
en niet, zooals nu, aan het bedrijf. Evenzoo
biggen, mestmerken en fokkalveren.
R.-K. Tuinbouwwinterschool te Beverwijk.
Bfj het einde van den cursus 19341935
der R.-K. Tuinbouwwinterschool te Bever
wijk zjjn bevorderd van de 1ste naar de 2e
klasse: P. v. Arum, Spaarndam-Zuid, M.
Beentjes, Heemskerk, C. v. d. Berg, Sant
poort, J. Groen, Zuid-Scharwoude. H. Hes-
lenfeld, Treebeek (L.), C. Hoppe, Delft, P.
Jonker, Alkmaar, F. Lindner, Haarlem, W.
Vendel, Heemskerk, W. F. Vendel,e Wijk a.
Duin, H. Vlek, Delft
Van de 2de klasse ontvingen het diplo
ma: R. Leber, Eiereland, Texel, D. Mieze-
rus, Haarlem, G. Nijssen, Santpoort, met
aanteekening voor machineschrijven, J.
Zieren, Haarlem, met aanteekening voor
Engelsche, Fransche en Duitsche taal en
correspondentie.
KERKNIEUWS
199.
Hoe u ons in uw testament moet zetten?
Dat is heel eenvoudig. Kijk, ik zal het u
even voordoen: Ik vermaak aan de Stich
ting „Het Sint Bonifacius Missiehuis te
Hoorn" vrij van lasten en rechten de som
van
Sjonge, stel je eens voor dat iemand, die
er nógal goed bij zit en graag zijn geld na
zijn dood ook voor goede werken besteed
zag, mij eens verlof gaf om zelf achter die
een cijfer in te vullen, 't Ware om je
heele leven niet te vergeten. Zou ik wel
kunnen schrijven van zenuwachtigheid?
Ik moet aan zoo'n mogelijkheid niet den
ken. Ik zou mij nu bijna al verslikken.
Ja, en nu hebt u mooi lachen en zeggen:
Die Pater Liefhebber heeft het alsmaar
over centen; maar eerstens is dit niet
waar, want ik vraag heel vaak om uw
gebed, en danHoud maar eens 130
menschen in het leven zonder geld en be
taal maar eens rente en aflossing zonder
geld, zonder veel geld. Ik behoef toch niet
te herhalen dat wij er van het kostgeld der
studenten op geen stukken na, op geen
zeer groote stukken na, kunnen komen.
Ja, stel je eens voor. Het lijkt wel een
sprookje: Er was er eens iemand, die veel
van de Missie hield. Op een dag schreef hij
(zij) aan een zekeren Pater Liefhebber
Jandoppie, ik word er koud van.
FATHER LEFEBER.
St. Bonifacius-Missiehuis.
Hoorn, postrek. 120937.
Onder Gods zegen zullen wij nooit een
door ons geschikt bevonden jongen om een
gebrek aan geld weigeren.