VRIJDAG 5 APRIL 1935 DE LEIDSCHE COURANT TWEEDE BLAD. - PAG. 6 Een merkwaardig Joannes Vi Joannes Van Banning is geboren 16 No vember 1766 te Amsterdam en werd pries ter gewijd 19 Maart 1791. Van 1791 tot 1800 was hij kapelaan te Middelburg, daar na tot 1807 hoogleer aar aan het seminarie te Warmond, waarna hij pastoor werd te Zoeterwoude. Na den dood van pastoor Bernardus Ocke te Leiden 11 Augustus 1816 werd hij tevens provisor van het Warmondsche seminarie. Hij volgde den Aartspriester Jacobus Joannes Cramer in 1824 op ift deze waar digheid. Op het einde van 1831 vroeg hij als zoodanig zijn ontslag, hetgeen hem ver leend werd op 3 Januari 1832. Als hoogleeraar heeft Van Banning met Lexius de moeilijke jaren doorgemaakt van het seminarie, toen de noodige geld middelen ontbraken om meer professoren aan te stellen en Van Banning met werk overladen was. Aan de opleiding van geestelijken in •en Missieland waren veel bezwaren ver bonden,- omdat er geen afgeronde bepalin gen bestonden omtrent tucht en practijk. Toch moesten zelfs de tegenstanders van het seminarie de verdiensten der hoog leeraren erkennen en werd zelfs aan Van Banning aangeboden lid te worden van het oud-kapittel van Haarlem, hetgeen door sommigen als een bijzondere onder scheiding beschouwd werd. Van Banning bedankte voor de eer, wat de heeren van genoemd kapittel hem zeer kwalijk na men. Berucht zijn de koninklijke besluiten van 14 Juni 1825, die zoowel in Noord- als in Zuid-Nederland hoogstens afgekeurd werden. De hoofdzaak luidde: Overwegen de dat er zonder koninklijke toestemming een groot getal scholen opgericht zijn, waarin de Latijnsche en de Grieksche taal wordt geleerd en waarin de jongelingen worden voorbereid tot den geestelijken staat of tot eenigen anderen geleerden staat, gezien art. 226 der grondwet, dat het openbaar onderwijs aan de zorg des konings toevertrouwt; overwegende dat het onderwijs van een groot getal jonge lingen niet mag blijven toevertrouwd aan onderwijzers, wier bekwaamheid niet door de regeering is gewaarborgd en wier on derwijs niet aan haar toezicht is onder worpen, bepaalt: dat niemand een Latijn sche school mag oprichten «zonder de uit drukkelijke vergunning van het Ministerie van Binnenlandsche Zaken. Er zal aan kinderen van meer dan een gezin geen on derwijs in de Latijnsche of Grieksche ta len mogen gegeven worden dan door iemand die aan een Rijks-Universiteit den graad van candidaat of doctor in de let teren heeft bekomen; alle collegiën en La tijnsche scholen worden geplaatst onder het bestuur van het Ministerie van Bin nenlandsche Zaken en de benoeming van alle onderwijzers daaraan zal door dat de partement geschieden; alle Latijnsche scho len en collegiën welke niet door vorige besluiten zijn bevestigd, zullen als heb bende geen wettig bestaan voor het eind van September 1825 gesloten worden, ten zij deze nog door de regeering erkend wor den; geen erkenning zal gegeven worden dan aan Latijnsche scholen of collegiën welker leeraars worden betaald door de burgerlijke administratie. In een tweede besluit werd bepaald dat: gelet op de vertoogen van sommige Roomsch Katholieke Kerkvoogden over het onvoldoende van het voorbereidend onderwijs van jongelieden die tot den geestelijken stand werden bestemd en ten einde het opleiden van bovengenoemde jongelieden tot bekwame geestelijken voor de Roomsch Katholieke kerk te begunsti gen en gemakkelijk te maken, er aan een der Hoogescholen in de Zuidelijke pro vincies van het Rijk zal worden opge richt een gesticht van voorbereidend on derwijs onder de benaming van Collegium Philosophicum, ten behoeve van Katholie ke jongelieden voor den geestelijken stand bestemd. Deze mogen met verlof het gees telijk kleed dragen. Er zal onderwijs ge geven worden in de verschillende vakken der thans bestaande Latijnsche scholen en kleine seminariën en in de kerkelijke ge schiedenis en het kerkelijk recht. Deze besluiten werden in den loop van het jaar nog aangevuld door eenige an dere om mogelijke ontduikingen te voor komen. Het onmiddellijke gevolg zou dus zijn de sluiting der kleine seminaries en dat de opleiding der geestelijken gesteld werd in handen des konings in plaats van die der bisschoppen. De tegenstand was algemeen. Eenige dagen na het uitvaardigen van deze besluiten drong Van Banning in een schrijven aan den referendaris P. van Ghert er op aan, dat er een uitzondering gemaakt zou worden voor het seminarie Hageveld. Den 2 Juli antwoordde deze, dat van hem geen voorstel van exemptie kon verwacht worden, ofschoon hij na in gestelde inspectie wel wilde erkennen dat Hageveld voortreffelijk was. De besluiten waren niet genomen om Hageveld te tref fen, maar ze waren noodig om een einde te maken aan het onvoldoende onderwijs in de Zuidelijke provinciën. Hageveld ging wel te niet, maar zou herleven in de op voedingsgestichten, die de koning in zyn lofwaardige bezorgdheid voor de toekom stige geestelijkheid in het leven had ge roepen. Wanneer pastoor Tonres, die in hoog aanzien stond bij den koning, in over leg trad met den burgemeester van den Haag zou er gemakkelijk een der open bare gebouwen aldaar, voor dat doel aan te wijzen zijn. Verder deelde Van Ghert aan Vein Ban ning mede dat Josset zich als hoogleeraar aan het Collegium Philosophicum had aan geboden, maar zulke mannen wilde men niet; men verlangde mannen als Van Bom mel, Bongaerts en de Greuve. uit onze omgeving. a Banning. Van Banning antwoordde dat de konink lijke besluiten rechtstreeks indruischten tegen de verordeningen van het Concilie van Trente, waarin de opleiding der gees telijken uitsluitend opgedragen is aan de bisschoppen. De actie der aartspriesters onder leiding van den vice-superior Ciamberlani heeft er alleen toe bijgedragen om den koning nog meer tegen den laatste te verbitteren. In 1827 was het aantal theologanten te Warmond verminderd tot 21. Toen in 1829 het volgen der wijsgeerige lessen in het Collegium Philosophicum fa cultatief gesteld werd, was het aantal stu denten teruggeloopen tot negen. De president Chedeville en Van Wjjc- kerslooth hielden moedig vol het semina rie gaande te houden om bij de herleving in 1835 er hun beste krachten aan te ge ven. Intusschen was met groote moeite op 17 Juni 1827 een concordaat gesloten tus- schen Paus Leo XII en koning Willem I, waarbij overeengekomen was dat er in Noord-Nederland twee bisdommen zou den opgericht worden met eigen semina rie en kapittel n.l. te Amsterdam en te 's-Hertogenbosch. Op 5 October 1827 zond de regeering een vertrouwelijk schrijven van den minister van Binnenlandsche Za ken aan de gouverneurs der provinciën, waarin o.a. gezegd werd, dat de koning zijn hoop gesteld heeft op de oprechte en getrouwe medewerking van wijze en ver lichte bisschoppen, dat de uitvoering der overeenkomst zal uitgesteld worden tot na de benoeming voor de vacante bis schopszetels. Tot zoo lang zullen alle be staande beschikkingen betreffende het on derwijs in de seminariën en in het Colle gium Philosophicum gehandhaafd blijven. Door een „gelukkige onbescheidenheid" werd een Belgisch liberaal blad in de ge legenheid gesteld dat vertrouwelijk schrij ven openbaar te maken. De blijdschap over het sluiten van het concordaat en de oprichting der bisdom men maakte plaats voor het gevoel eener algemeene teleurstelling. Verder heeft Van Banning de „geneuch- ten" mogen genieten van het aartspries terschap, een waardigheid waarvan de rechten en verplichtingen niet omschreven waren. Er waren pastoors, die zekere be velen en beslissingen van den Aartspries ter, van den Vice-Superior, van de Con gregatie te Rome, niet als verplichtend aanzagen. „Dat kan hier zóó niet", zeiden ze dan. Dat bevel is in de wereld geko men, omdat die pastoor of die professor of die Aartspriester dat gewild hebben. De Vice-Superior kent onze zaken niet, te Rome kennen ze die nog minder. En ze gingen hun gang, alsof er geen bevel of beslissing gekomen was. Overal in een stad, waar meerdere bedehuizen waren, werden de H. Missen op hetzelfde uur ge lezen. Alleen een zeer vroege Mis voor reizigers, die vroeg vertrekken moesten, werd nu in deze, dan in gene kerk gehou den. Het catechismus-onderwijs was aan de willekeur van den pastoor overgele verd. Allerlei catechismussen waren in gebruik. Sommigen gebruikten er in het geheel geen, waardoor alle waarborg voor de gezondheid der leer ontbrak. Ouders konden hun kinderen niet helpen, zelfs oudere broers of zusters niet, als de pas toor intusschen veranderde. De ondervin ding leerde dat de Katholieken zeer on voldoende in den godsdienst onderwezen waren. Dames met voiles voor en heeren met zwarte rokken wisten minder dan een Duitsche pottenkramer en zijn vrouw. Er werd veel gepreekt, maar ondoelma tig. Men hield redevoeringen of als men meende ijverig te zijn, gebruikte men ge stadig wederkeerende invedieven of men hield algemeen nuttige moraalvoordrach- ten, waarbij de hoorders in slaap vielen. Men deed nu en dan een uitval tegen de ketters, maar kernachtig onderricht over geloofswaarheden of plichten waren zeld zaam. Hield een pastoor veel kerk, dan heette het, alweer lof, hij lokt de men- schen naar zich toe. Men hield expositie van het Allerheiligste zonder waskaarsen, gaf den zegen zonder wierook, na de Mis, na de Vespers, na het Lof. Te Westerblok ker hield men veertiguren gebed, dat drie weken duurde. In Amsterdam werden kin deren gedoopt, niet in de kerk, maar thuis. Een nuntius voelde weinig neiging om krachtig op te treden, omdat hij van zijn „nieuwigheden" meer verdriet dan genoe gen verwachtte. Zijn zending was slechts tijdelijk, hoe rustiger en vreedzamer zijn bestuur was, des te eerder was de promo tie te verwachten, die op hun zending placht te volgen. De verhouding tusschen seculieren en regulieren maande tot voor zichtigheid, daar zij finantieel afhankelijk waren van aartspriesters en pastoors. Voeg daarbij het geharrewar met de kapittel- heeren en men zal inzien, dat de toestand er een was als in een huis, waar de „baas" afwezig was. Van Banning wenschte meer samenwerking tusschen de aartspriesters, maar G. Van Nooy, uit het Utrechtsche was de man niet om iets tot stand te bren gen. Soms werd op den preekstoel meege deeld, dat aan die en die de H. Communie zou geweigerd worden, o.a. aan degenen, die in een draaimolen hadden gezeten. In Zuid-Holland moesten op veel dorpen de vrouwen een regenkleed dragen, een doek van drie bij twee el groot, bij het commu- niceeren en bij begrafenissen, in Noord- Holland was de „kaper" in gebruik. Het regenkleed kwam in het gedrang, toen de mode van de dameshoeden een veeren- nest of een bloementuin maakte. Hoewel in dien tijd vrijheid van gods dienst door de grondwet voorgeschreven was, hadden de dienaren van koning Wil lem I daaraan een uitlegging gegeven, die DE MECHANISATIE IN DE SI GARENINDUSTRIE. GEZAMENLIJK ADRES VAN VOOR- EN TEGENSTANDERS. Aan de ministers Colijn, Oud, Slotemaker de Bruine en Steenberghe is door het Co mité voor beperking der mechanisatie in de sigarenindustrie een adres gericht, waar in de bezwaren tegen mechanisatie uitvoe rig zijn omschreven, terwijl daarnaast, ten behoeve van een duidelijk overzicht, de Commissie tegen beperking der mechanisa tie in de sigarenindustrie haar standpunt in deze kwestie kenbaar maakt. Op verschillende punten kan het pro en contra nu gemakkelijk worden vergeleken. Achtereenvolgens worden de onderling afwijkende meeningen tegenover elkaar ge steld wat betreft het standpunt van den Bedrijfsraad voor de sigarenindustrie. het standpunt der werkgevers, het standpunt der werknemers, het standpunt der winke liers en grossiers en het belang voor de ta- baksmarkt. Het Comité voor beperking der mechani satie voert vervolgens enkele algemeene ar gumenten aan, die voor beperking pleiten, waartegen de Commissie tegen beperking haar opvatting stelt. De te volgen weg. Ten slotte komt het uitvoerige adres tot behandeling van de vraag, welken weg zal moeten worden gevolgd. Het comité voc beperking schrijft dienaangaande: Wij begrijpen, dat de regeering bereid zal zijn over den te kiezen weg met ons overleg te plegen. Wij willen echter niet nalaten thans reeds een weg aan te geven die ons voorkomt een redelijke en een doel matige te zijn 0.1. zou de regeling het est kunnen wo '- den opgenomen in de Tabakswet. In de me morie van antwoord op het wetsontwerp tot verhooging van den Tabaksaccijns, neem* de minister van Financiën het stand punt in, dat de sigaren zooveel mogelijk moeten worden gespaard, -mdat in den prijs daarvan de loonfactor zoo'n beduiden de rol speelt en omdat de werkgelegenheid behouden dient te blijven, terwijl de ciga- rillos hooger kunnen worden belast omdat die toch veelal geheel of gedeeltelijk machi naal vervaardigd worden. Hierdoor is te vens het bewijs geleverd, dat ook de regee ring reeds vroeger van meening was, dat van een differentieele heffing een besche*" ming van het handmatig product uitgaat. Ondergeteekenden stellen voor de volgen de wijzigingen in de Tabakswet aan te brengen: 1. De bestaande onderscheidingen tus schen cigarillos, sigaren etc. kunnen ver vallen. 2. Daarvoor kunnen in de plaats komen 3 andere categorieën, n.l.: a) geheel handmatig vervaardigde siga ren; b) half-machinaal vervaardigde sigaren; c) geheel machinaal vervaardigde siga ren. 3. Tusschen elk van de sub 2 genoemde categorieën zal een verschil in accijnshef fing dienen te bestaan van 7% pet., zoodat de heffing zal zijn voor de categorie sub a) 12 H pet., voor die sub b) 20 pet. en voor die van sub c) 27>/s pet. Dit verschil zou eventueel voldoende zijn om zoowel de bosjes- als de sigarenmachi- ne overbodig te maken. Geen enkele fa brikant tenzij misschien iemand die het allergoedkoopste product vervaardigt zal ontaardde in een verregaande bemoeizucht met kerkelijke zaken. Een aantal pastoors hadden van den ko ning een geldelijke toelage aangenomen, onder voorwaarde, dat bij de benoeming van een opvolger deze de agreatie des ko nings moest aanvragen. Dit was indertijd noch door den aartspriester Cramer, noch door den Nuntius, noch door Rome goed gekeurd, maar door den koning ingevoerd en gehandhaafd. De katholieke minister De Pulichy en zijn secretaris Van der Horst gingen den zelfden weg op. De Josephistische geest bleek uit een schrijven van 10 Maart 1826 over het ko ninklijk placet op zuiver kerkelijke zaken door de regeering gevorderd. Het ging over de bulle van het jubeljaar. Nadat Van Banning medegedeeld had, dat in deze bulle alleen bekend gemaakt werd dat de geloovigen een vollen aflaat kon den verdienen, vroeg hij spottend of voor eiken vollen aflaat, dien hij bekend maak te, de goedkeuring des konings moest ge vraagd worden. In 1822 ging van de regeering een schrij ven uit om het aantal katholieke bede huizen te verminderen, omdat vele ervan bouwvallig waren en de herstelling groote kosten zou meebrengen. Ook zou de fin an ti eel e toestand der pastoors daardoor ver beterd worden. Van Banning meende het best te doen er geen antwoord op te geven. Tien jaar later kwam nogmaals een dergelijk schrij ven, dat evenmin iets uitwerkte. Na zijn ontslag als Aartspriester wijdde Van Banning zich geheel aan zijn parochie. Reeds in 1817 had hij een R. K. kerkhof aangelegd, het eerste in Rijnland. Hij zag zich genoodzaakt nog al wat te herstellen aan zijn kerkhuis; verder spaarde hij op zooveel hij kon, zoodat zijn opvolger bij zijn komst de middelen aanwezig vond een nieuw godshuis te bouwen, het schoon ste van geheel Rijnland. Verder deed hij veel voor het kathechis- mus-onderwijs. Zijn drie en dertig jarig pastoraat is voor de parochie Zoeterwoude een zegen geweest. W. W. er voordeel in zien bij een dergelijke ac cijnsheffing nog een machine te houden. Deze maatregel biedt verscheidene voor- deelen. Ie. Zij geeft den betrokken minister de volle vrijheid om aan ondernemingen, die bereid zijn zich langzamerhand aan te pas sen, een tijdlang vrijstelling te geven van het verhoogde recht 2e. Bovendien vindt de minister in deze vrijstelling een behoorlijke grondslag voor compensatie, en voor onderhandelingen met de betrokken ondernemingen. Daardoor worden groote kosten vermeden. De overgangstijd kan afwijkend zijn voor de verschillende ondernemingen en zal af hankelijk gesteld moeten worden van de mate waarin aanpassing mogelijk is. In deze spelen vanzelf fabrieksruimte. arbeids reserve ter plaatse e.d. een rol. Ook over een eventueele schadevergoeding zal over leg dienen te worden gepleegd. Ondergeteekenden zouden het gewenscht vinden wanneer over de vaststelling van dien overgangstijd telkens overleg met den Bedrijfsraad zou plaats hebben. Het comité schrijft verder: Wij staan op het standpunt, dat het de regeering iets waard is om de lasten van de werkeloosheid op deze wijze belangrijk verminderd te zien en al zou de opbrengst van den tabaksaccijns door de voorgestelde heffing ook al iets verminderen (n.l. door de gelijkstelling van sigaren en cigarillos) dan nog zou hét voordeel groot zijn. Trou wens wij twijfelen er ernstig aan of de ac cijnsopbrengst wel lager zal worden. Ter voorkoming van misverstand willen wij gaarne nog eens onderstrepen, dat ons voorstel om den machinalen arbeid te be perken via de Tabakswet, geen doel is, maar slechts middel. Wil de regeering een ander midd*d, een rechtstreeksche beperking, wij zullen het met vreugde begroeten. Hoe men in het algemeen ook moge staan tegenover het vraagstuk van het gébruik van machines, hier betreft het een uitzon derlijk geval. Het geldt hier een bedrijf, dat nog niet geheel gemechaniseerd is. Deze mechanisatie bevindt zich nog in een be ginstadium en hier bestaat nog de mogelijk heid door spoedig ingrijpen werkgelegen heid te behouden. Er is een omstandigheid waarop wij zeer bijzonder uwe aandacht vestigen. Wij spreken hier namens tientallen on dernemers, die hun bedrijven in de perfec tie hebben ingericht met de modernste ma chines en die uitsluitend uit overwegingen, ontleend aan het algemeen belang, hun stem aan onze actie gaver. Noemt het vaderlandsche, sociale of mo- reele overwegingen, het is in elk geval een daad onbaatzuchtig en zeldzaam genoeg om door de overheid gunstig te worden beoor deeld. De commissie tegen beperking stelt hier tegenover: Daar de ondergeteekenden het streven van het comité moeten stempelen als een reactionair streven, dat alleen rekening houdt met de grootendeels nog vermeende belangen van zekere begrensde groepen, moeten zij toch bovenal verwerpen het wei nig faire voorstel om door middel van een verhooging van accijns, speciaal voor ge maakte sigaren, den vooruitgang in dit vak tegen te houden. Het comité wil hier den fiscus een onver vulbare en slecht loonende taak opleggen; onvervulbaar wijl een goede controle in de fabrieken niet mogelijk zou zijn, en niet loonend omdat de achteruitgang van het sigarendebiet een meerdere accijns-op brengst volkomen illusoir zou maken. Ondergeteekende willen dan nog met eens spreken van de moreele zijde, zoowel wat den opzet aangaat als de gevolge daar van, aangezien de fraude tegen de tabaks wet, die tot nu toe vaak in het klein-bedrijf bestreden moest worden, als het ware op gedrongen zou worden aan het grootbe drijf, waarop de overheid tot nu toe met de uitvoering der accijns wet kon rekenen. Tenslotte is de bedoeling van de voorge stelde willekeurige accijnsverhooging toch ook al te doorzichtig wanneer men reali seert, dat tegelijkertijd wordt beweerd, dat deze verhooging voldoende zou zijn om de machines overbodig te maken, aangezien geen enkele fabrikant er meer voordeel in zou zien bij een dergelyken accijns nog een machine te behouden. Het meest ongerijmde in dit voorstel is dan nog wel dat alleen iemand, die het al lergoedkoopste product vervaardigt, dat geen enkelen hoogeren last meer kan dra gen, den allerhoogsten accijns zou moeten opbrengen. Hier wordt niet alleen gespeeld met het belang der industrie doch ook vooral met dat van den minst koopkrach- tigen consument. Uit het bovenstaande kan blijken, dat ons comité geen voordeelen, doch uitslui tend nadeelen ziet. Onze groep staat op het standpunt, dat het door het comité gevraagde ingrijpen van overheidswege niet tot vermindering van de werkeloosheid zou leiden: a. Aangezien verschillende groote bedrij ven geheel zouden worden ontwricht, wel licht stilgelegd, daar zij nimmer door over gangsmaatregelen zouden zijn gebaat b. Aangezien de markt in de goedkoo- pere prijsklassen voor de aan wettelijke eischen voldoende industrie verloren gaat indien deze niet met behulp van machines kunnen worden gemaakt. c. Aangezien vele der in de betrokken bedrijven werkzame jeugdige arbeidskrach ten in het gezins-onderhoud voorzien en bij werkeloosheid het gezinshoofd ten laste van den steun komt. Het is absoluut onjuist, dat er bij de te genstanders van mechanisatie fabrieken zijn die in de perfectie met moderne machines zijn ingericht. Het is wel juist, dat er onder zijn die wel eenige machines hebben, maar verhoudingsgewijs is dit van geen beteeke- nis. Bovendien zijn er nog velen, die de machines hebben opgeruimd omdat ze er niet mee overweg konden. Deze nu zouden niets liever willen dan dat ook anderen, die meer succes hadden, de machines werden ontnomen, terwijl zij dan zelf vergoeding zouden ontvangen voor machines die voor hen minder bruikbaar zijn gebleken. Het wil voorts onze commissie voorko men, dat de sigarenindustrie niet behoort tot de meest getroffen bedrijven. Het gebruik neemt, dank zij billijker prij zen der sigaren toe, ook de accijns-in komsten zijn stijgende, terwijl de werke loosheid vrijwel is gestabiliseerd. Deze zou zelfs grootendeels zijn opgeheven, wanneer de buitenlandsche werkkrachten werkzaam in de verschillende fabrieken der door het comité vertegenwoordigde fabrikanten zouden worden vervangen door Nederland- sche arbeiders. Ieder ingrijpen tot meer of minder duur maken van het fabrikaat, kan de boven genoemde voordeelen direct in gevaar bren gen. „Vad." LAND- EN TUINBOUW Bocrenvakbond L.T.B. De Boerenvakbond van den L.T.B. houdt een algemeene vergadering op Donderdag 11 April des morgens half 11 in het St. Bavo-gebouw te Haarlem. Op deze ver gadering zullen inleidingen worden gehou den door mr. H. van Haastert over het al gemeen crisisbeleid, door J. C. de Wit te Achthuizen over *De Akkerbouw", na de pauze een inleiding over „Het Landbouw onderwijs' vervolgens spreekt de heer J. van Kampen uit Spierdijk over de veehou derij en de heer A. J. de Goey uit Montfoort over melk en ziuvel. Na al deze inleidingen is er gelegenheid tot discussie en tot be spreking van ingekomen voorstellen. Ten aanzien van het algemeen crisisbe leid heeft de afd. Langeraar de wen- schelijkheid te kennen gegeven, dat de or ganisaties meer gehoord dienen te worden. Bij de bespreking melk en zuivel heeft de afd. Hoogmade een voorstel inge diend de heffing op boter te verlagen van 1.10 tot b.v. 90 ct. Bovendien wil de af- deeling afschaffing van de margarine. De afd. Langeraar stelt zich tevreden met meerdere beperking der margarine-fabri- cage. De afd. Noorden stelt voor: In de win ter het kwantum-consumptiemelk bij de consumptiemelkers lager te stellen. Het ge deelte, dat deze taxe lager wordt gesteld, moet geleverd kunnen worden door niet- consumptiemelkers. De afd. Nootdorp stelt voor: Alsnog te verkrijgen, dat in den winter 20 pet. melk minder mag geleverd worden, omdat het anders toch onmogelijk is, dit bij de melk- slijters te verkrijgen. Verder in het vervolg de melk-contracten op te maken met behulp van de hoofdbesturen der organisaties. De afd. No orden stelt bovendien voor: Het melkrecht aan den persoon te brengen en niet, zooals nu, aan het bedrijf. Evenzoo biggen, mestmerken en fokkalveren. R.-K. Tuinbouwwinterschool te Beverwijk. Bfj het einde van den cursus 19341935 der R.-K. Tuinbouwwinterschool te Bever wijk zjjn bevorderd van de 1ste naar de 2e klasse: P. v. Arum, Spaarndam-Zuid, M. Beentjes, Heemskerk, C. v. d. Berg, Sant poort, J. Groen, Zuid-Scharwoude. H. Hes- lenfeld, Treebeek (L.), C. Hoppe, Delft, P. Jonker, Alkmaar, F. Lindner, Haarlem, W. Vendel, Heemskerk, W. F. Vendel,e Wijk a. Duin, H. Vlek, Delft Van de 2de klasse ontvingen het diplo ma: R. Leber, Eiereland, Texel, D. Mieze- rus, Haarlem, G. Nijssen, Santpoort, met aanteekening voor machineschrijven, J. Zieren, Haarlem, met aanteekening voor Engelsche, Fransche en Duitsche taal en correspondentie. KERKNIEUWS 199. Hoe u ons in uw testament moet zetten? Dat is heel eenvoudig. Kijk, ik zal het u even voordoen: Ik vermaak aan de Stich ting „Het Sint Bonifacius Missiehuis te Hoorn" vrij van lasten en rechten de som van Sjonge, stel je eens voor dat iemand, die er nógal goed bij zit en graag zijn geld na zijn dood ook voor goede werken besteed zag, mij eens verlof gaf om zelf achter die een cijfer in te vullen, 't Ware om je heele leven niet te vergeten. Zou ik wel kunnen schrijven van zenuwachtigheid? Ik moet aan zoo'n mogelijkheid niet den ken. Ik zou mij nu bijna al verslikken. Ja, en nu hebt u mooi lachen en zeggen: Die Pater Liefhebber heeft het alsmaar over centen; maar eerstens is dit niet waar, want ik vraag heel vaak om uw gebed, en danHoud maar eens 130 menschen in het leven zonder geld en be taal maar eens rente en aflossing zonder geld, zonder veel geld. Ik behoef toch niet te herhalen dat wij er van het kostgeld der studenten op geen stukken na, op geen zeer groote stukken na, kunnen komen. Ja, stel je eens voor. Het lijkt wel een sprookje: Er was er eens iemand, die veel van de Missie hield. Op een dag schreef hij (zij) aan een zekeren Pater Liefhebber Jandoppie, ik word er koud van. FATHER LEFEBER. St. Bonifacius-Missiehuis. Hoorn, postrek. 120937. Onder Gods zegen zullen wij nooit een door ons geschikt bevonden jongen om een gebrek aan geld weigeren.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1935 | | pagina 6