PAUS PIUS XI VRIJDAG 15 FtbRUAKl 1935 DE LEIDSCHE COURANT TWEEDE BLAD. - PAG. 6 AAN DEN RAND VAN DE' De Paus is de laatste jaren vergrijsd en ook in het gelaat iets verouderd maar de veerkrachtige stap van den getxainden sportsman heeft Z. H. behouden. Er ligt oogenschijnlijk iets wonderlijks in, dat deze geleerde onderzoeker van dor re documenten, dat deze priester, die in het onderricht van kleine kinderen zijn grootste vreugde vond noemde hij de eerste communicantjes niet „mijn oogap pel en mijn teersten hartslag"? zijn ont spanning zocht in een sport, die van de beoefenaars eischt enorme krachtsinspan ning en bijna overmoedige moed: de berg sport. De Paus was, tot zijn weg naar Rome voerde, een hartstochtelijk Alpenklimmer. Wanneer de vacantie was aangebroken trok dr. Ratti weg, de hooge zware schoe nen aan, een militaire jas dragend, zijn soutane in zijn rugzak! Alleen oogenschijnlijk is deze hartstocht van den toekomstigen Paus voor zulk een gewaagde, levensgevaarlijke sport iets wonderlijks en buitenissigs. Herleest men, hoe de Paus over het beklimmen van ber gen oordeelde, dan voelt men aan, dat juist zijn nuchter-overwegende, maar na over weging ook zéér besliste en doortastende natuur zich tot deze „waaghalzerij" aange trokken voelde. De Paus ontkent met veel nadruk in een van zijn boekjes over het bergbeklimmen, dat de bergsport onver antwoord zou zijn: „Het Alpinisme is geen waaghalze rij. Integendeel, het is geheel en al een kwestie van voorzichtigheid en een beetje moed, kracht, uithoudingsver mogen, gevoel voor de natuur en haar meest verborgen schoonheden, die nu eens schrikaanjagend, dan weer bui tengewoon verheven en uiterst vrucht baar voor den geest zijn". Tot de beroemdste bestijgingen behoo- ren die van de twee hoogste toppen van Europa, de Monte Rosa en de Mont Blanc. De laatste werd door hem langs een ge heel nieuwe route bestegen, welke thans onder de berggidsen nog het „Ratti-traject" genoemd wordt. Misschien verdenkt men er ons van de sportieve prestaties van dr. Ratti uit vereering voor den H. Vader te hoog aan te slaan. Doch dit is geenszins het ge val Na zijn stoutmoedige beklimmingen werd dr. Ratti door de Italiaansche Alpen- lcub gehuldigd, die ook een viertal be schrijvingen van zijn verschillende tochten in boekvorm uitgaf. Bij zijn verheffing op de hoogste, sneeuwwitte top van alle menschel ij ke waardigheden, zond de Alpenclub den nieu wen Paus een hulde-telegram. Evenzoo deed de Parijsche Alpinisten-club. Een der toppen van de Gran Sasso d'Italia (de hoog ste berg van de Apenijnen) werd naar hem genoemd. Toen de Mount Ever est-expeditie van haar onderzoekingen terugkeerde, werd een stukje rots van de hoogste piek afge broken en dit als „presse-papier" door den Engelschen gezant aan den H. Vader aan geboden, die van deze attentie buitenge wone voldoening had. Ook als Paus bleef het hart van den hartstoohtelijken bergbeklimmer uitgaan naar de witte majesteit van het Hoogge bergte: in het eerste jaar van zijn ponti ficaat verscheen een breve, waarbij de H. Bernaxdus tot schutspatroon verklaard werd voor hen, die in de bergen wonen en reizen, maar ook voor allen „die hun ge noegen vinden in het beklimmen der ber gen". De eenvoudige, geharde berggidsen, aan wie de H. Vader zoo dikwijls zijn leven had toevertrouwd, kwamen eenige jaren geleden den „Papa Alpinista" bezoeken. De Paus begroette hen in een toespraak, „als mijn vrienden, die, evenals Wij, de Alpen toppen liefhebben en daar in de Alpen de grootheid en verhevenheid van Gods schepping hebben erkend". Met vreugde herinnerde de Paus zich, hoe vaak zijn oude berggids hem bij het passeeren van een bizonder moeilijke plaats gezegd had: „hier moeten wij ons aan onzen Engelbewaarder aanbevelen", of: „hier moet u Eerwaarde, omdat u priester bent, eerst om goddelijke hulp bidden". De Paus zeide de Voorzienigheid steeds weer te danken voor het geluk van zijn Alpinistentijd, welke zoo'n invloed op zijn leven had gehad. Met een citaat uit een van de boekjes van dr. Ratti, uitgegeven door de Alpinis tenclub, veroorloven wij deze korte, onvol ledige schets van 's Pausen sportieve IV AFGROND prestaties te beëindigen. De toekomstige Paus schildert hier in al zijn verschrikke lijke schoonheid een nacht, die hij op den Monte Rosa op een hoogte van 4600 M. doorbracht: „De plaats, die wij ons uitkozen, was, dat moet gezegd zijn, niet direct geriefelijk. Toch was zjj voor ieder eenigszins geoefen de veilig, ondanks haar zeer geringe breedte. Men kon in geen enkele richting een stap zetten. Wilde men gaan zitten, dan moest men de voeten in de lucht laten hangen. Toch kon men nog met de voeten op den grond stampen, wanneer men maar oppaste, het evenwicht niet te verliezen. En deze elementaire vorm van gymnas tiek was zoo dringend noodig, want het was uiterst koud. Zonder de temperatuur juist te kunnen aangeven, herinner ik mij alleen nog, dat onze koffie bevroor en dat de wijn en de eieren, die wij bij ons had den, ongenietbaar werden. Dus moesten wij ons met chocolade en kirsch tevreden stellen. Met het oog op onzen toestand en de lage temperatuur ware het zeker on verstandig geweest, ons door den slaap te laten overmeesteren. Maar wie zou er heb ben kunnen slapen in deze onbeschrijfelijk zuivere lucht, die door onze poriën heen drong en bij dit grootsche uitzicht! Op deze hoogte, in deze reine en transparante at mosfeer, onder dezen hemel van diep blauw saphier, die enkel door een smalle maan streep verlicht werd èn waarin men tot in onmetelijke verten het fonkelend licht der sterren zag. Neen, ik zal niet trachten het onbeschrijfelijke te beschrijven. Prof. Grasselli en ik waren beiden vast over tuigd, dat we nooit in ons leven een zoo grootsch schouwspel der natuur zouden aanschouwen. Wij bogen voor wat ons een nieuwe en allesoverweldigende openbaring van Gods almacht en majesteit scheen. Hoe hadden wij onze moeheid kunnen ge voelen, laat staan beklagen! Er zijn vele alpinisten, dat weet ik uit hun geschrif ten en persoonlijke verhalen, die juist als wij op dit oogenblik, de diepe waarheid der H. Schrift gevoeld hebben, die zegt: Jehova heeft de hoogten der wereld ge zegend. Wij stonden daar in gedachten verzon ken toen plotseling een gekraak als de don der de diepe stilte verbrak. Het was een lawine, die zich onder ons, ver genoeg, om geen gevaar meer voor ons op te leveren, losmaakte en aan het rollen ging. Verrast en vol verbazing volgden wij het vxeese- lijk vernielingswerk, dat een steeds groo teren omvang aannam, meer met het oor dan met de oogen. Het lawaai groeide aan als een .geruisch vol schrikbarende klan ken", om met Dante te spreken („un fra- casso d'un suon pien di spa ven to") totdat de lawine op den ondersten gletscher te rechtkwam. Toen de rust terugkeerde, scheen ze ons nog dieper en heiliger dan tevoren. Zoo brachten wij, verzonken in gedachten, die enkel van tijd tot tijd door een kreet van verrukking onderbroken werden, dezen heerlijken nacht door, dien wij nooit zullen vergeten. De zonsopgang, op dezen nacht volgen de, was „boven alles schoon". „Het was", besluit de Paus, „een beeld, welks schoon heid een schilder gek gemaakt zou heb ben voor ons was het 't teeken, onzen weg naar boven voort te zetten". GRIEP-EPIDEMIE TE MADRID. Gevolg van de felle koude. De ongewoon strenge winter, waarvan Spanje te lijden heeft en het feit, dat de woningen over het algemeen niet voor een dergelijke koude zijn ingericht, hebben te Madrid tot een griep-epidemie geleid, die vooral onder de schoolkinderen sterk heerscht. Er zijn klassen, waarvan de 50 leerlingen slechts vier de school bezoeken. Gemiddeld is 30 pet. van de kinderen ziek. Ook onder de ambtenaren, het kantoorper soneel en in de werkplaatsen zijn vele zie ken. In de stad Reinosa in Noord-Spanje, welke sedert eenige dagen door den bui tengewoon zwaren sneeuwval geen verbin ding meer heeft met de buitenwereld, wordt de toestand critiek. Bij een tempera tuur van 16 graden onder nul beginnen de levensmiddelen en de kolen op te raken. Ook het vee heeft geen voedsel «meer en sneeuw, dat boven vuren gesmolten wordt, wordt gebruikt als drinkwater. Men heeft den Spaanschen minister van Openbare Werken verzocht onmiddellijk maatregelen te treffen. Tweede Kamer Dc toestand in Oost-Indië Over ééne zaak zijn alle sprekers bij de Begrooting van Oost-Indië het eens ge weest; hierover nam. dat de toestand der inheemsche bevolking slecht is. De eene spreker zei het wat harder dan de andere; maar tot de Minister toe erkende, dat de bevolking het „bekrompen" had en zelfs, dat hier en daar wel eens voedselschaarsch- te voorkwam. Toch was de heer J o e k e s (v.d.) van oordeel, dat het zgn. rijstinvoer- verbod niet alleen aan de handelaars en de rijstpellerij en doch ook aan de bevol king was ten goede gekomen. Imperiale zelfvoorziening achtte de heer Joekes on uitvoerbaar; en hij had nog dit speciale bezwaar, dat, naar hij meende, de heer van Poll in zijne nota voor de kapitaal- verstrekking door Nederland een vergoe ding door Indië bepleitte, terwijl toch het in Indië belegde kapitaal in den vorm van dividend in de goede tijden reeds zijne be looning ontving. Wèl wilde ook de heer Joekes nauwere samenwerking, bijv. wat aangaat de suiker en de thee. Het rubberuitvoerrecht vond ook in hem een verdediger; doch ten aan zien van de besparingen had hij bezwaar tegen de meening van den heer Rutgers, dat op Defensie niet verder bezuinigd zou mogen worden. Op het kantoor voor Ar beid wordt te veel bezuinigd. De vrijz. dem. spreker was van oordeel, dat Nederland thans niet in staat is Indië financieel bij te springen; wel echter be hoorde deze gedachte vastgehouden te wor den. Met een pleidooi voor den Volksraad besloot hij zijne ietwat matte rede. Nadat de heer K. ter Laan (s.d.a.p.) critiek had uitgeoefend op de aantasting der salarissen, waarbij de hooge salarissen te veel werden ontzien en de heer Ku- pers (s.d.a.p.) had gepleit voor het ge bruik van rietsuiker hier te lande, voor meer vrijheid aan de Indische volksbewe ging en tegen het in beslag nemen of op houden van sociaal-democratische bladen ontspon zich een debat in grooten stijl tus- schen den heer Van Poll (r.ks.p.) en den minister van koloniën over het vraagstuk der „imperiale zelfvoorzie ning" De Katholieke afgevaardigde had n.l. bij deze begrooting een uitvoerige nota in gediend, waarop de Minister een bijna even uitvoerig antwoord had gegeven, en waarin deze kwestie werd behandeld. De gedachte van den heer van Poll komt hierop neer: Nederland heeft kapitaal, dat het in eigen land niet voldoende kan aan wenden; Indië mist kapitaal, doch biedt uitgebreide gelegenheid om kapitaal nuttig te besteden, met name aan de verhooging van de welvaart der Indièche bevolking. De loop der wereldgebeurtenissen is van dien aard, dat door de afsluiting, welke alle landen in toenemende mate tegen de Ne- derlandsche producten toepassen, Neder land, tegen zijn wil in, steeds meer op eigen krachten wordt aangewezen. Hetzelf de, ofschoon in mindere mate, geldt ook voor Indië, waar de bevolking onder aan moediging van de regeering, zich meer en meer terugtrekt op den verbouw van ge wassen voor eigen gebruik. Beide gebieds- deelen ondervinden daarvan groote nadee- len. Laat nu Nederland kapitaaldiensten bewijzen aan Indië ten behoeve van meer dere welvaart der 60 millioen daar leven de menschen. Deze kunnen dan weer als koopers optreden van Nederlandsche pro ducten, met name van kapitaalgoederen, de Nederlandsche scheepvaart kan die pro ducten vervoeren, en de inheemsche be volking kan, door het gebruik van de ver schafte kapitaalgoederen, tot grootere wel stand geraken. In zijn antwoord op deze gedachten gang stelde de minister zich op het stand punt, dat er voor den goederenruil tusschen Indië en Nederland slechts zeer beperkte mogelijkheden waren; dat de productie van Indische artikelen niet behoorde te wor den uitgebreid, maar juist moest worden in gekrompen; dat het bewijzen van kapitaal diensten om deze redenen ook al aan zeer beperkte grengen was gebonden, en dat het niet was in te zien, dat de autarkie, welke de heer van Poll voor ieder gebieds deel afzonderlijk zoo verderfelijk achtte, plotseling nuttig zou worden, als ze voor beide gebiedsdeelen worden bevorderd; maar zelfs dit dienae met de uiterste voor zichtigheid te geschieden, omdat rekening moest worden gehouden met een zoo spoe dig mogelijke herinschakeling in het vrije wereldruilverkeer. Over beide standpunten is gisteren ge debatteerd. Dinsdag worden de debatten voortgezet. Eerste Kamer Buitenlandsche Zaken. De stem tegen de toetreding van Rusland tot den Volkenbond, aldus de heer Kra nenburg (v.b.), was een sentimentali teit van de Nederlandsche Regeering, die ons misschien nog wel eens duur te staan zal komen in onze handelsbetrekkingen. Met veel vuur bestreed de heer Steger (r.ks.p.) deze bewering. Dit was politiek van het gezonde verstand, een politiek, die de meerderheid van het Nederlandsche volk" achter zich heeft, immers hier waren geen binnenlandsche Russische aangele genheden in het spel, maar het ging om waarden, die boven de nationale staan. Daarom is het zoo jammer, dat de Volke renbond Rusland toegelaten heeft. Ook de heer van Lanschot (r.ks.p.) en de heer Anema (a.r.) betoogden de tegen strijdigheid van het aan den Volkeren bond ten grondslag liggende pact en het streven naar de wereldrevolutie met schen ding van alle in evengenoemd pact verde digde waarden door Sovjet-Rusland. Laatst genoemde afgevaardigde noemde de toe lating van Rusland naar de woorden van Thorbecke: „een offerfeest van beginse len", formeel voor Rusland zelf, materieel helaas voor den Volkerenbond. Met dit al les was de heer Polak (s.d.a.p.) het vol strekt niet eens. Deze poogde een parallel te trekken tusschen de gedragingen van Rusland en die van Duitschland: beiden betalen hun schulden niet, beiden maken zich schuldig aan executies zonder proces, beiden vervolgen den godsdienst, van geen van beiden kan men meer verwachten, dat ze aan de Volkerenbondsverplichtingen zulleh voldoen. Als men een maatstaf aan gaat leggen, zooals de bestrijders van Rus land, dan zou geen Volkerenbond mogelijk zijn. Terecht wees de heer Anema erop, dat het hier gaat om een land, dat princi pieel de Volkenbondsgedachte verwerpt, hetgeen iets anders is dan feitelijkheden, die niet met onze opvattingen in overeen stemming zijn. Ook over de zending naar het Saargebied waren de meeningen verschillend. De hee- ren van Lanschot (r.k.s.p.), de S a- vornin-Lohman (c.h.), Knotten belt (lib.) en Anema (a.r.) verklaarden zich eens met de gevolgde politiek. Eerst genoemde afgevaardigde wees voorname lijk op de waarde, die de Volkenbond bij deze kwestie getoond had te hebben. De heer Anema bestreed het betoog van den heer Briët (a.r.), die wilde, dat wij ons bui ten iedere aangelegenheid zouden houden, die onze neutraliteit in gevaar zou kunnen brengen. Neen, zeide de heer Anema, als wij alles op de groote mogendheden af schuiven, dan zullen deze ons bij andere gelegenheden terecht als quantité negli- geable beschouwen; wij hebben ook belang bij de internationale orde, zooals Leeuwar den er belang by heeft, dat in Maastricht orde heerscht. Verder zijn onze geografische ligging en onze roep van onpartijdigheid twee factoren, die onze zending naar de Saar rechtvaardigden. Een idee van den heer Briët om zelfstan dig non-agressie verdragen te gaan sluiten o.a. met Duitschland, werd bestreden door den heer van Lanschot (r.k.s.p.)zij zouden onze neutraliteit in groot gevaar kunnen brengen. In dit verband weer de heer Anema (a.r.) ook op het gevaar voor onze neutraliteit, dat in het Luchtpact- in-de-maak is gelegen. Als Engeland of Duitschland aan zou vallen, is het bijna zeker, dat wij niet neutraal blijven kunnen.' Deze dreiging zou mettertijd een koersver andering in onze buitenlandsche politiek mee kunnen brengen. Laat de Regeering dan tijdig met het Parlement overleggen, opdat dit zijn rechtmatige invloed zal kun nen uitoefenen alvorens voor een fait ac compli gesteld te worden. Onze verhouding met België moet ge richt zijn op het onderhouden en vermeer deren der vriendschapsbanden, aldus de heer van Lanschot. Laat men echter bij een eventueele hervatting van de on derhandelingen niet een. andere houding, de eenig juiste houding, van de Belgische Regeering, koopen voor allerlei concessies, b.v. w.b. het Maaswater, zoo voegde de heer de Savornin-Lohman er waarschu wend aan toe. Speciaal vroeg de heer Heerken s-T h ij s s e n (r.k.s.p.) aan dacht voor de Belgische enclaves in Bra bant, die een onmogelijke toestand vormen, waaraan met een beetje bereidwilligheid een eind kan worden gemaakt. Ook werd door den heer van Lan schot (r.ks.p.), waarbij zich de heer Knottenbelt in deze aansloot, aangedron gen op tijdige tegenspraak van geruchten omtrent wapentfabricage in de wereldpers enz. voorzoover ons land daarin wordt be trokken. Een onderzoek van deze zaak is zeer gewenscht. Uitbreiding van den consulairen dienst ten bate van den handel was het onder werp van een rede van den heer d e J o n g (r-ks.p). Heden is het antwoord van den Minister van Buitenlandsche Zaken op al deze rede voeringen te wachten. BUITENLAND VOLKENBOND. COMMISSIE VOOR WAPENCONTROLE BIJEEN. Groot verschil van meening. Terwijl de ontwapeningsconferentie voor onbepaalde tijd verdaagd blijft, hebben, in overeenstemming met het besluit van het bureau van de conferentie, drie speciale commissies haar werkzaamheden te Ge- nève hervat, en wel de commissie voor de controle van de wapenfabricage en van den wapenhandel, de commissie voor de instelling van een permanente ontwape ningscommissie, en de commissie voor de publiceering van de bewapeningsuitgaven der staten. De belangrijkste taak heeft de commis- missie voor de controle van de wapenfabri cage en den wapenhandel, die gistermid dag onder voorzitterschap van den verte genwoordiger van Denemarken, Scavenius, bijeenkwam. In deze commissie zijn de na volgende staten vertegenwoordigd: Groot- Brittannië, de Vereénigde Staten, Frank rijk, Italië, België, Japan, Polen, Tsjecho- Slowakije, Zweden, Zwitserland, Denemar ken, Canada, China, Spanje, Sovjet-Rus land, Turkije, Perzië, de Zuid-Afrikaansche Unie, Venezuela en Afghanistan. Er heerschte evenwel reeds dadelijk na opening der discussies zoo'n groot verschil van meening, dat de vooruitzichten niet bepaald gunstig zijn. DUITSCHLAND. BELIJN'S ANTWOORD OP DE LONDENSCHE PLANNEN. Het zon gunstig luiden. De Duitse he minister van buitenland sche zaken, von Neurath, heeft gistermid dag om half vijf den Engelschen en vervol gens den Franschen gezant ontvangen en het Duitsche standpunt inzake de Londen- sche voorstellen van 3 Februari uiteen gezet. Vervolgens overhandigde, hij den gezan ten een verbale nota. Van een diplomatieke nota kon geen sprake zijn, aangezien ook de Londensche voorstellen in den vorm van een perscommuniqué zijn meegedeeld. Naar verluidt, is het Duitsche antwoord gunstig, zoodat het begin van diplomatieke besprekingen kan worden verwacht. De tekst is terstond naar Parijs en Londen ge zonden en zal Zaterdagmorgen, nadat hij door de betrokken regeeringen ontvangen is, bekend gemaakt worden. Naar verluidt, wijst het antwoord in zake het Oostelijke pact op de loopende onderhandelingen, zoodat Duitschland zijn standpunt in dit opzicht nog niet definitief kan vaststellen. Wat de kwestie van de onafhankelijkheid van Oostenrijk betreft, vraagt het ant woord nadere toelichting, in hoeverre de onderteekenaars van dit pact verplichtin gen op zich nemen. Wat de kwestie der ontwapening betreft, wijst de nota er op, dat het Duitsche stand punt bekend is. Zoodra het beginsel van gelijke rechten erkend wordt, is Duitsch land bereid aan de onderhandelingen voor een vermindering van de bewapening deel te nemen. De wenschelijkheid van een luchtcon- ven tie wordt erkend, zoodat er voor Duitschland geen aanleiding bestaat om dit denkbeeld af te wijzen. Vermoedelijk zal dus de luchtconventie het eerste punt zijn, waaromtrent overeenstemming zal worden verkregen. In het Duitsche antwoord wordt ook nog op de wenschelijkheid van Engelsche be middeling bij eventueele onderhandelingen gewezen. Duitschland gaf duidelijk te kennen, dat het bezoek der Engelsche staatslieden in Duitschland voor het overhandigen van concrete voorstellen voor een overeen stemming buitengewoon bevorderlijk zou zijn. DE SCHOOLSTRIJD IN BEIEREN. De Katholieken verliezen terrein. Bij de stemming der ouders in Beieren of ze hun kinderen al dan niet naar de bij zondere of openbare school willen zenden, hebben de katholieken, tengevolge van de ongewoon sterke propaganda voor de ge meenschapsschool door de nationaal-socia- listische partij, veel stemmen verloren. Van de 55.707 stemmen spraken zich 36.464 voor de bijzondere school uit en 19.243 voor de gemeenschapsschool Het percentage, dat zich vorig jaar voor de gemeenschapsschool uitsprak bedroeg 15.7, tegen dit jaar 34.5. De katholieken scholen zulen dus in overeenstemming met deze cijfers van 63 tot 48 worden gereduceerd, terwijl de openbare scholen in gelijke verhouding zullen worden vermeerderd. SAARGEBIED. MAANDAG VERSCHUIFT DE DOUANE- GRENS. De Fransche staatscourant deelt mede, dat met ingang van 18 Februari het Saar gebied geen deel meer zal uitmaken van het Fransche douane-gebied en zal worden gevoegd bij het Duitsche douanegebied. De Fransche douane zal dus op dien datum worden verplaatst naar de grens van Frankrijk en het Saargebied. KATHOLIEKE DIGNITARISSEN VER LATEN HET SAARGEBIED. Tien katholieke seculiere en verscheide ne reguliere geestelijken hebben gisteren het Saargebied verlaten. Dit is het begin van den uittocht van een aanzienlijk getal katholieke dignitarissen, die opgekomen zijn voor den status quo. Naar de „United Press" verneemt, heeft de aartsbisschop van Salzburg, Z. H. E. mgr. Rieder, den emigreerenden priesters een toevluchtsoord aangeboden. CHINA. MUITERIJ ONDER MANDSJOERIJSCHE MILITAIREN? Uit Sjanghai wordt gemeld, dat de Chi- neesche bladen berichten publiceeren over een muiterij van 2000 Mandsjoerijsche mi litairen in het district Tsitsjau. De insur- genten hebben hun kampementen verwoest en hebben zich in volmaakte orde terug getrokken in de bergen bij de grens der provincie Moekden. 4000 man Japansche en Mandsjoerijsche troepen zijn, gesteund door vliegtuigen, uit gezonden tegen de opstandelingen. In ver band met deze muiterij is te Tsjentsjau den staat van beleg afgekondigd. Shishi Sin Pau meldt, dat 600 militai ren, die deel uitmaakten van de strafex peditie zijn overgeloopen naar de zijde der muiters. B:i de gevechten zijn verscheidene Japansche officieren gedood en een groot aantal Japansche en Mandsjoerijsche min deren. De muiters zouden zich hebben meester gemaakt van 20 mitrailleurs en vijf stukken licht geschut.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1935 | | pagina 6