VRIJDAG 15 FEBRUARI 1935
DE LEIDSCHE COURANT
DERDE BLAD. - PAG. 11
CORRESPONDENTIE.
Tonny v. d. Ploeg, Leiden. Zoo
Tonny, zou jij zoo graag bij de jarigen wil
len staan! Wel, dan doe ik dat! Zie vandaag
eens! Wie zoo vriendelijk het vraagt, kan
ik niet weigeren! Dag Tonny! Wederkeerig
veel groeten aan vader en moeder!
Antje en Gerard Keizer Klaas-
se n te Z. Dank voor bijdragen en aller
hartelijkst schrijven. Alles gaat patent! Dit
ook op Rijkenhage 30! Heerlijk! Alles wordt
geplaatst. Dag Vrienden! De hand ook voor
Japie van mij en Tante Marie! Het geluk
is niet met mijn Zutfensche vrienden!
Irma Schöpping, Maastricht.
Wel, wel, wat hoor ik me daar! Al zoo
lang ziek! Had ik dat geweten, daft had ik
je in het Ziekenhuis de krant toegezonden!
Zoo'n ziekte duurt zes weken! Ik wensch
je beterschap, lief Niohtje! Laat na herstel
eens wat van je hooren! Met hand en
groet en veel groeten aan je ouders! Met
dank voor vaders schrijven.
Mienta v. Elzen, Osgstgeest.
Kom met het horloge even naar het kan
toor, dan zal men je zeggen, hoe verder te
handelen. Maak veel groeten aan Vader en
Moeder en Lita. Dag Mienta! Ik was blij,
dat jij een prijsje won!
Johanna Steenvoorden, Noord-
w ij k B. Het doet me plezier te hooren,
dat je zoo graag ons Hoekje leest. Zooals
je ziet, heb ik je naamfeest genoteerd!
Blijven meedoen! Dag Johanna! Wensch
vader ook geluk in mijn plaats. Zoo'n feest
van vader en dochter gelijk, 4s lang niet
min!
Ni co Schram a, Voorschot en.
Wel Nico, dat opstelletje is voor een ziek
mannetje als jij bent, lang niet slecht en
als ik ruimte genoeg had, liet ik het hee-
lemaal met groote letters afdrukken. Dan
zou je eens wat zien! Nu is het wat kort!
Beterschap Nico! Lees maar trouw ons kin
derblaadje en als je groot bent en heele-
maal weer gezond, dan gaan wij samen eens
schrijven. Is dit afgesproken? Groet vader
en moeder van me!
BernarddeGrijs, Leiden. Wel
kom in ons midden! En met jou ook Wim
en Anton en Johan. Ons kringetje wordt
al grooter. Dat hebben jullie wel gezien,
toen ik den raadselwedstrijd uitschreef.
Alle stukjes, die geschikt zijn, laat ik plaat
sen. Probeer eens wat te maken!
Hierbij zullen we het laten! De volgende
week ga ik met de correspondentie door.
De hand voor u allen,
Oom Wim.
WIE GAAT MEE NAAR LOURDES?
door Oom Wim.
BERNADETTE.
IV.
Vandaag zullen we meer in 't bijzonder
gaan spreken over Bernadette, de onaf
scheidbare van de heilige plaats, waar Ma
ria verscheen.
Wie aan Lourdes denkt of over deze be
voorrechte plaats schrijft, ziet deze kleine
Heilige voor zich in al haar kleinheid en
grootheid; m al haar eenvoudigheid en
verhevenheid, en bovenal in haar bevoor
rechting en liefde van Maria, de Verheve
ne in den hemel en op aarde.
Bernadette was veertien jaar, doch was
zoo zwak en teer, dat ze voor elf door kon
gaan. Zij was de dochter van een daglooner,
Frans Soubirous, en van Louisa Casterot,
brave Christenen, met een oprecht leven
dig geloof, zooals het geloof der arme berg
bewoners is.
De kleine werd uitbesteed, omdat haar
ouders te arm waren om haar het noodige
te geven, zoo bracht zij haar kinderjaren
door te Bartrès. Hier hoedde zij de scha
pen, tot ze naar haar ouders werd terug
geroepen.
Zacht als haar schapen was ze, even
goed en even .onschuldig. Met de recht
schapenheid van een schoone ziel, paarde
zij de schranderheid van een helder ver
stand. Maar school was ze by na niet ge
gaan; ze kende dan ook heel weinig en
van haar geloof wist ze ook een klein
schijntje af. Zoo kende ze het Onze Vader
en het Wees Gegroet; het Gloria Patri en
het Symbolum. En dat bad ze telkens en
telkens weer, terwijl ze de schaapjes hoed
de; terwijl ze den strakken Zuidelijken
hemel, die zich boven haar koepelde, be
wonderde, terwijl ze de vogels hoorde zin
gen, vliegende over de hellingen der ber
gen en over de grasvlakten, die zich aan
haar voeten uitstrekten; dat bad ze, terwijl
ze speelde met de kabbelende golfjes in de
beekjes aan haar voeten.
Dat meisje nu, in al haar eenvoud en
reinheid, was het, dat de H. Maagd uit
koos, om er aan te verschijnen en door
haar aan de gansche wereld.
Achttien maal verscheen Zij aan dat
kind der Pyreneeën en die verschijningen
zijn zonder twijfel de vermaardste van al
degene, welke Maria gedaan heeft sedert
haar glorierijke Hemelvaart.
Wat was toch het geval? Pius IX had het
dogma der „Onbevlekte Ontvangen®" af
gekondigd en zie? Maria komt en spreekt
en bevestigt Pius' geloofsleer. „Ik ben de
Onbevlekte Ontvangenis" en 't is tot de
arme, tot de*nederige Bernadette, dat de
H. Maagd zich gaat wenden, 't Is een
kleine herderin, waaraan de Hemelkonin
gin haar luister gaat openbaren.
Wat gebeurde?
't Was op den llen Februari 1858, dat
Bernadette door haar moeder voor het mid
dagmaal, gestuurd werd met haar zuster
Maria en Jeanne Abadie, haar buurmeisje,
om droge.houttakken te gaan zoeken. Ber
nadette kwam aan den voet van den berg,
dicht bij den oever van de Gave en bevond
zich voor ae Massabielerots.
In die rots was een soort nis, zoo groot
als een venster, een waar kunstgewrocht
der natuur. De twee houtraapsters, gezel
linnen van Bernadette, waren reeds bloots
voets de kleine rivier overgestoken. Berna
dette maakte zich ook gereed er over te
gaan en begon haar kousen uit te trekken,
toen ze eensklaps een rukwind boven haar
hoorde, die zich met een wonderbare kracht
verhief. Onwillekeurig keek ze naar boven,
doch er was niets bijzonders te zien. De
populieren stonden stil. „Neen, zei ze bij
zich zelf, ik heb me vergist". Enbegon
weer haar kousen uit te trekken. Doch wat
was dat? Nog heviger klapperden de bla
deren der populieren en onwillekeurig zag
ze naar boven.
(Wordt vervolgd).
ONZE RAADSELWEDSTRIJD.
III.
Vandaag zal ik de oplossingen zelf geven,
zooals wij dat beloofden en telken jare na
iederen wedstrijd doen. Verleden Zaterdag
heeft Anny van Diest de opl. van afd. C. ;n
versvorm gegeven, ofschoon ik de opl. van
raadsel V door haar niet berijmd vind. Ik
zal no. 5 dan zelf geven.
OPLOSSINGEN.
Afd. A.
Opl. I: 1 kg. 1 kw. 1 dubb. 2 st.
Opl. II: sjirpt sjilpt
klettert knettert.
OpL III: 63 jaar.
Opl. IV: Donderdag.
Afd. B.
Opl. I: slang (s - sla - slang - Ans - g).
Opl. H: rood Door.
Opl. III: Sinterklaas.
Opl. IV: Is hetzelfde.
OpL V: Maas maan.
Afd. C.
Opl. I, II, III en IV zie verleden week.
Opl. V:
Afd. D.
OpL I: Klaproos. De woorden zijn:
Kampen Leiden Antoon poppen
roeien openen Oosten schoen.
Opl. H:
De volgende week vertel ik iets van de
Teekeningen en wie in het bijzonder een
pluimpje verdienden.
Oom Wim.
DANKBETUIGINGEN KWAMEN IN VAN:
1 Joke Post, Oude Singel 96
2 Pierre v. d. Lelie, Mare 100.
3 Mienta van Eisen, Emmal. 3, Oegstgeest
4 Mien v. Koppen, Leidschew. 106, Voor
schoten.
5 Jan Nieuwenhoven, Janvossenst. 29.
6 Bertha Jeuster, Tulpenstraat 4.
7 Jo Hop, Rijndijkstraat 71.
8 Annie Fangemann, Oude Wetering A42
9 Corrie van Haaster, Stomp wijk.
10 Dirk v. dk. Meer, Noordb. Zoeterwoude.
11 Pietje v. d. Salm, Noord A 29 Z'woude.
12. Paul Verbruggen, Meloenstraat 41.
13 Hnnry Grimbergen, Vondellaan 13.
14 Kees Goddijn, Witte Singel 102.
15 Riet Bokern, Hoogewoerd.
16 Marie Hoogeboom.
17 Piet v. d. Boog, Leiden.
18 Jeroen Need, Kooihof 5.
19 Nelly van Zwieten, Langeraar A 214.
20 Willem Hölscher, Roelofarendsveen.
21 Annie v. Kempen, Garenmarkt 30.
22. Reinier v. d. Steen, Levendaal.
Zooals uit dit lijstje blijkt, zijn er nog
heel wat achter, die me niet verwittigden
of de prijs ongeschonden gearriveerd is,
laat staan of ze er schik mee hadden, en
om er een woord van dank by te voegen.
NIEUWE RAADSELS
ingestuurd door Theo Reekers.
Raadsel I:
Over welken weg heeft nog nooit een
mensch geloopen?
Raadsel II:
Weet ge 't al, of weet ge 't niet,
Waar ge alles omgekeerd ziet?
Raadsel III:
Op welk ijs kan men niet rijden?
Raadsel IV:
Welke bloem is altijd wit,
die nooit in een ruiker zit?
Raadsel V:
Wie heeft steeds het laatste woord?
Raadsel VI:
Wie kan er zonder weven zichzelf de
kost niet geven?
Raadsel VII:
Bij welke wolken, groot en zwaar, is toch
voor regen geen gevaar?
Raadsel VIII:
Wie heeft tanden en kauwt niet?
Raadsel IX:
Wie heeft in alle landen geen kiezen,
maar wel tanden?
Raadsel X:
Door welk oog kan men niet zien?
Raadsel XI.
Wie' is by zon- of maneschijn
Bij ons als we buiter. zyn?
Raadsel XII:
Wie is een ijzervreter?
WIE ZIJN JARIG?
Van 16 tot en met 22 Febr.
16 Febr.: Theodora v. d. Werf D141 Ha-
zerswoude.
16 Febr.: Dora Kerkvliet, idem (dorp).
16 Febr.: Jef Gussenhoven, Voorstr. Voor
schoten.
16 Febr.: Bernard de Vogel, Rijndijk 142a,
Hazerswoude.
16 Febr.: Harry Brugman, Hooigracht 38.
17 Febr.: Marietje v. d. Meer, R'veen 195.
17 Febr.: Bernard van Kampen, 's Graven-
damsche weg 7, Noordwijkerhout.
17 Febr. Martha Straver, Bodegraven.
17 Febr.: Anna van Tongeren, Heerenweg
46a, Warmond.
17 Febr.: Reinier v. d. Steen, Levendaal 139
17 Febr. Joop Goovaart, Plantsoen 79.
18 Febr. Henk Rijkelijkhuizen, P.Kerkkoor
steeg 20.
18 Febr.: Catharina Nieuwenhuizen, Schim
melstraat 22a.
18 Febr.: Rie van Koppen, Leidscheweg 106
Voorschoten.
18 Febr.: Henk Lek, Langeraar TerAar 29.
20 Febr. Willy Vermin, Veurseweg 36,
Voorschoten.
20 Febr.: Jansje van Mil, Hooge Rijndijk
163, Zoeterwoude.
20 Febr.: Martha van Mil, idem.
20 Febr.: Corrie v. d. Voorn, (Dorpsstraat,
Hoogmade.
20 Febr.: Jootje Hoogervorst, Wijtenbach-
weg 9. Oegstgeest.
20 Febr.: Marietje de Jeu, Nieuwe Wete
ring C 39.
21 Febr.: Bernard Wilmink, Cobethstr. 32.
22 Febr.: Karei van Tuijn, N. Rijn 59.
22 Febr.: Frans Luijkx, Leiden.
Ik feliciteer de jarigen. Wie zyn of haar
naam in deze lijsten wil opgenomen zien,
schrijve me minstens 14 dagen voor den
verjaardag. Ik noem alleen op de namen
van schoolgaande kinderen.
Oom Wim.
OSCARS LUCHTREIS
door Cor van Diest.
„Toe Oom", vleide Oscar, „vertelt u nog
eens iets over uw vliegtochten en over
vlieghavens en zoo". „Niets ervan, voor
kleine jongens heeft 't klokje van gehoor
zaamheid weer geslagen en maken we een
••''"ïgtocht naar droomenland", plaagde
Oom. Oscar werd boos. Wat drommel, hy
was toch al 14 jaar en dan ben je warempel
geen kleine jongen meer Maar juist,
daarom plaagde Oom hem er altyd mee;
Oscar meende al evenveel rechten te heb
ben als de grooteren. Graag zou Oscar eens
een vliegmachine van binnen willen zien
en nog liever een tochtje mee willen ma
ken. -om, die piloot was, had hem beloofd
dat hij in de groote vacantie eens mee zou
mogen, wanneer hij tenminste een mooi
rapport zou hebben. Nu, hij zou er wel voor
zorgen, maar de groote vacantie, dat duur
de nog een paar maanden. Zoo ging hij dien
avond naar boven vol gedachten en plan
nen aan de beloofde vliegtocht die hem te
wachten stond. O, hy was er zeker van dat
die tocht wel door zou gaan; hy blokte uit
alle macht, hoewel hij zich niet veel moei
te behoefde te geven voor zyn lessen, want
hy leerde erg gemakkelijk. Even lag hij in
bed nog te woelen; hij kon dien avond niet
vlug in slaap komen, maar eindelijk sliep
hij dan toch in. Niet lang had hy gesla
pen, toen de deur van zyn slaapkamer open
ging en iemand vroeg of hij mee ging een
vliegtocht maken. Ha, dat was wat, maar.
zou hy morgenochtend wel vroeg genoeg
terug zijn wanneer Moeder hem kwam
wekken. „Maak je maar niet ongerust",
antwoordde de piloot, „je Moeder behoeft
het niet te weten, we zijn vroeg genoeg
weer terug en dan kruip je weer onder de
wol, alsof er vannacht niets gebeurd is.
Haastig kleedde Oscar zich aan en stapte
in de cabine, 't Was maar een kleine ma
chine, veel kleiner dan de gewone vliegma
chines; maar wat schitterde hij in het felle
zonlicht. Prachtige tapijten en kleeden, al
len met fraaie afbeeldingen en landschap
pen beschilderd, bedekten de wanden. De
meubelen waren van metaal, maar verder
maakten groote ruiten dat hij overal een
fijn uitzicht had.
(Slot volgt).
DE VONDELING
door .Nellie.
X.
En daarop vertelde hij in het kort, hoe
zy door resoluut optreden van den bosch
wachter deze inbraak verijdeld hadden. De
heer Milardy pakte de hand van den inspec
teur en drukte deze hartelyk. Daarop wen
de hy zich tot de twee geboeiden. Mis
schien, zoo sprak hij tot den inspecteur,
wilt u deze boeien afdoen, dat duld ik niet
in mijn woning. Haastig voldeden de
agenten aan zijn verzoek. De heer des
huizes draaide het licht aan om de zaak
eens nader te onderzoeken. Doch een door
dringende kreet ontsnapte aan zijn lippen.
Hij had den eenen jongeman aangezien
wiens blonde krullen verward om zijn
voorhoofd hingen en twee blauwe oogen
blikten hem tegen. Hij herinnerde zich
eensklaps dien kouden morgen, toen hij dat
bedelkind, waar hij nimmer meer van ge
hoord had, had ontmoet. Hij herinnerde den
drang, dien hij gevoeld had, die nu weer
heftig bij hem oplaaide naar dat kind. De
millionair scheen plotseling jaren ouder te
zijn geworden. Versuft en totaal gebroken
was hij neergevallen in één der fauteuils.
En de jeugdige inbreker Fred Bilasch had
ook zijn vroeg eren beschermer herkend. Hij
was naar hem toegesneld en had zich aan
zijn voeten geworpen en korte droge snik
ken klonken angstwekkend in de stilte
van den nacht. Bumby Woole's alsmede
de boschwachter en de agenten staarden
verbaasd naar dit wonderlijke schouw
spel. Jongen, zoo sprak de heer met ge
smoorde stem, zijt ge vergeten wat ik
eens tegen je gezegd hebt; je hebt je woord
gebroken, maar ik vergeef je. En evenals
voorheen in lang vervlogen dragen streek
hij over de dikke blonde krullen van den
jongeling. Mijnheer, sprak deze met een
stem, die trilde van smart en berouw, nooit
zal ik meer naar uw oogen durven zien, ik
zal gaan en mijn leven beteren. Geld dat
was mijn streven, ik vergat God en mijn
pleegmoeder, ik rampzalige. „Neen, je
blijft hier mijn kind", sprak de heer met
ontroerde stem.
(Wordt vervolgd).
OPSTELLEN VAN PUKKIE
Naverteld door Hendrik Barneveld.
Ik heb een briefje gevonden op de kamer
van mijn broer; het luidde aldus:
„De Rijn ontspringt in de Noordzee en
loopt met een verval van 50 meter naar
Nijmegen, bij Heer Hugo waard vormt hy
een Waterval.
Bij Nijmegen slaat hij rechtsaf en gaat
langs een douanekantoor de grens over
naar Keulen.
Van de Noordzee tot Nijmegen is hy druk
bevaren, maar van Nijmegen tot Keulen
niet, dat komt door de ijsbergen van het
Scandinavisch diluvium.
6 km. voorbij Keulen vormt zich weer
een waterval, die de eigenschap heeft dat
hij iederen dag achteruitgaat. Vroeger lag
hij bij Peking in de Murrag. Dit kan men
wel zien aan de tripang die er in zwemt. De
plaatsen die tot hiertoe aan de rivier gele
gen hebben, zijn van weinig belang, behalve
natuurlyk Zwolle, dat aan een der bron-
rivieren genaamd de IJsel ligt. Van deze
stad gaan wegen naar Kampen en Deventer.
Verder veel doorvoer van petroleum en
windeieren. Maar laten we naar de water
val terugkeeren. Eenige kilometers verder
komt hij aan de Hünsrück. Wat nu? Geen
angst, de Simplontunnel is niet voor niets
gebouwd. Hij gaat er met woest geweld
doorheen en komt dan in de Bovenrijnsche
laagvlakte, vroeger een meer. Hij gaat
voorbij het stadje Oppau, beroemd door
zyn ontploffingen. Nu wordt de Rijn zeer
smal, dat komt, omdat de Main er bijna
alles uithaalt. In de vlakte stroomt hij langs
„die Lorelei" waar „die schone Jüngfrau"
op „die Felsenriffe" zit te breien, maar hij
wordt niet door haar gezang bekoord. Kalm
stroomt hij verder tot Bazel, daar verlaat
hy het land. Bazel is berucht door de uit
barstingen van de Krakatau. Door zoo'n
uitbarsting is er eens een ruit totaal kapot
geslagen. Nu komt er voor de Rijn een
moeilijk werk. Hij moet de bergen op.
Meestal geschiedt dit per tandradbaan. Na
veel moeite verdwijnt hy in de geopende
krater van „St. Gothard". Dat stond er
Vind je dat nou mooi? Niks aan! Volgende
keer vertel ik iets echt moois. Van dit op
stel deugde nou letterlijk geen letter. Het
is vreemd!
IK DROOMDE
door Gerard Keizer.
Ik droomde, dat 'k een pakje kreeg.
Het pakje kwam uitLeiden!
'k Maakte 't openen hoezéé!
Toen kon ik mij verblijden.
In 't pakje zat? je raadt het nooit,
Maar.... het zou iedereen bekoren,
Een fijnhorloge kwam er uit,
Niets kon mijn vreugd' verstoren.
Ik draaide 't horloge schielijk op!
Och, och, wat liep het prachtig!
Ik kon in 't donker er op zien,
't Was in één woord wel.„reusachtig".
Toentrok mij iemand aan de mouw
En die zei: zeg is even?
Zou jij niet gauw eens op gaan staan?
Het is al: kwart voor zeven!
SNEEUW, REINHEID EN DEUGD
door Gretha Haverkora.
Vele vlokjes vallen neder,
Kleine, groote zonder tal,
Dekken spoedig straten, pleinen
Met een kleed van wit kristal.
En de jeugd, zoolang al wachtend
Op wat sneeuw en winterpret,
Kan genieten, zich vermaken:
Sneeuw brengt vreugde en verzet.
Ziet de jeugd is uitgelaten,
Weg is de Jan-Salie-geest;
Voor wat koude, natte handen
Is ze nu niet meer bevreesd.
Sneeuw, gevormd tot groote ballen,
Wordt gebruikt thans voor hun sport,
Maar zoo'n bal, treft hij een groote,
Feit is dat die groote knort!
Sneeuw, waar kan zij al voor dienen?
Voor een fort en voor een pop,
Voor een groote, gladde glijbaan,
Voor een prik en sledebob.
Voor een ar dan flinke paarden,
Hoort de bel, die luide klinkt;
Sneeuw, gij brengt heel veel vermaken,
Witte glans, die alom blinkt.
Wit is ook de kleur der reinheid,
Reinheid is een groote deugd;
En het mooie blanke sneeuwkleed
Schenkt veel vreugde aan de jeugd.
O, het kind, nog zoo onschuldig.
Met zyn hartje dat is rein;
Mocht het hart van alle menschen
Wit als sneeuw, zóó deugdzaam zijn!
Het te-goeïer-trouwe-hondje, dat eventjea een luchtje kwam scheppen, oftewel het Pascha der lantaarnpalen,