Wethouder v. d. Laan
om het leven gekomen
26ste Jaargang
ZATERDAG 2 FEBRUARI 1935
No. 8030
DAGBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN
DE ABONNEMENTSPRIJS bedraagt bij vooruitbetaling:
Voor Leiden 19 cent per week2.50 per kwartaal
Bij onze Agenten 20 cent per week 2.60 per kwartaal
Franco per post 2.95 per kwartaal
Het Geïllustreerd Zondagsblad is voor de Abonné's ver
krijgbaar tegen betaling van 50 cent per kwartaal, bij
vooruitbetaling. Afzonderlijke nummers 5 cent, met
Geïllustreerd Zondagsblad 9 cent.
Bureaux: PAPENGRACHT 32, LEIDEN
TEL. INT. ADMINISTRATIE 935, REDACTIE 15 tl
GIRONUMMER 103003, POSTBUS No. 11
DE ADVERTENTIEPRIJS BEDRAAGT:
Gewone Advertentiën 30 cent per regel
Voor Ingezonden Mededeelingen wordt
het dubbele van het tarief berekend.
TELEFOONTJES van ten hoogste 30 woorden, waarin be-
betrekkingen worden aangeboden of gevraagd, huur en
verhuur, koop en verkoop: f 0.50
DIT NUMMER BESTAAT UIT
VIJF BLADEN WAARONDER GE
ÏLLUSTREERD ZONDAGSBLAD.
Waren schoolartsen
noodig
Do artikelen van mr. Geise, betrekking
hebbende op verschillende instellingen in
de gemeente Leiden worden altijd met
groote belangstelling gelezen. Ze zijn pret
tig van stijl en, wat meer zegt, zeer inte
ressant.
Zoo gaf hij o.a. in onze courant van Za
terdag 26 Januari IJ. een verslag van een
onderhoud, dat hij gevoerd had met dr.
Horst, den directeur van den Gemeentelij
ken Geneeskundigen en Gezondheids
dienst. Bij dat onderhoud viel ook het ge
sprek op het geneeskundig schooltoezicht,
dat toevertrouwd is aan vier schoolartsen
en daarbij werd op het succes gewezen,
dat dit toezicht heeft mogen inoogsten.
„Zoo is bijv. de favus" aldus dr. Horst
„d.i. het hoofdzeer, ofwel de dusge
naamde „Leidsche kletskop" nagenoeg ge
heel verdwenen en is de zindelijkheid ten
zeerste toegenomen, wat o.a. blijkt uit het
verdwijnen der hoofdluizen".
Wat is dit geheel anders, dacht ik, toen
ik deze regels las, dan in 1889, toen ik als
hoofd van de toenmalige 4e klasse school
aan de Gortestraat alhier in functie trad.
t Was 'n kostelooze school, die- bezocht
werd door leerlingen uit de armste bevol
king der gemeente. Slecht gekleed en slecht
gevoed, zooals de meesten onder hen wa
ren, wekten ze meermalen mijn medelij
den op, maar ook heel dikwijls mijn mis
noegen en mijn ergernis over de verre
gaande vervuiling, waarvan menig kind
de kenteekenen met zich meedroeg. Daar
van zou ik u veel staaltjes kunnen ver
halen, doch om niet te veel van uw aan
dacht te vergen, moet ik ze achterwege
laten. Laat het genoeg zijn u te zeggen,
dat de meest meisjes behept waren met
hoofdonrein en dat besmettelijke huiduit
slag en oogontsteking herhaaldelijk voor
kwamen. De kinderen, die aan huiduitslag
leden, zond ik, in overleg met de betrok
ken ouders, zooveel mogelijk naar den dok
ter en dat wel op grond van Art. 12 der
toenmalige bestaande verordening van 12
Januari 1894 (Gemeenteblad van Leiden
1894 no. 51), waarin voorgeschreven was,
dat kinderen, die aan huidziekten leden,
slechts op school toegelaten mochten wor
den op vertoon van een bewijs, afgegeven
door een geneesheer, waarin deze verklaar
de, dat hij het kind onder behandeling had
en dat de aandoening niet van besmette-
lijken aard was. Zoo'n bewijs mocht niet
ouder zijn dan drie maanden.
Hieruit ziet men, dat het Gemeentebe
stuur toch nog wel iets deed om de leer
lingen van de scholen tegen besmetting
te beschermen. Maar volgens mijn idee
was dit niet genoeg en begon de meening
bij mij post te vatten, dat de leerlingen
zoo nu en dan eens door een geneesheer
op de school onderzocht moesten worden,
m.a.w., dat er een schoolarts diende aan
gesteld te worden.
In mijn verslag aan H.H. B. en W. van
Leiden over den toestand mijner school in
1894, schreef ik: „Ten gevolge van het
voorschrift van Art. 12 (bovengenoemd)
moesten verscheidene kinderen en wel 33
eenigen tijd van de school blijven, tenein
de zich onder behandeling van een genees
heer te stellen. Twee ervan verlieten de
school, vier zijn nu al 4 maanden thuis.
Van de 27 overige leerlingen waren ge
dwongen thuis te blijven: één 4 maanden,
één 9 weken, één 8 weken, vier 6 weken,
vijf 3 weken, vijf 2 weken, en negen min
der dan 2 weken".
In mijn verslag over 1902 komt het vol
gende voor. „Een oorzaak van veel school
verzuim, hoewel gewettigd, is de besmet
telijke huidziekte. Er zijn kinderen, die
hierdoor maanden achtereen thuis blijven
en dat zonder zich onder behan
deling van een geneesheer te
stellen, waartoe i k ze niet kan nood
zaken. Ik heb wel eens den indruk gekre
gen, dat eenige ouders opzettelijk hiertoe
niet overgaan om voor hun kinderen een
wettige reden van schoolverzuim te kun
nen opgeven. Zou ef geen kans op zijn, dat
een geneesheer, belast met de armenprac-
tijk, zoo nu en dan eens op school kwam
om de kinderen, die hieraan lijden te on
derzoeken? Deze zou dan kunnen uitma
ken, of de aandoening al of niet van be-
smettelijken aard was en, indien dit mo
gelijk was. zou hij de kinderen, van wie
men veronderstelde, dat de ouders niets
aan den huiduitslag lieten doen, onder be
handeling kunnen nemen".
In mijn verslagen over 1903 en 1904
richtte ik dezelfde vraag tot HJ1. B. en W.
en eindigde in dat van 1904 met de woor
den: „Nog beter ware het een school
arts aan te stellen.
In het laatstgenoemde jaar waren er niet
minder dan 50 leerlingen op mijn school
van ruim 500 kinderen, die aan favus le
den, zegge 50 en hieronder waren er, die
weken wegbleven, ja er was een kind on
der, dat langer dan een jaar wegbleef.
Of 't kwam door mijn herhaaldelijk aan
dringen bij H.H. B. en W., of door andere
oorzaken, weet ik niet, maar in 't begin
van 1904, ontving ik een schrijven van dat
College, inhoudende het verzoek hen te
willen berichten, of ik er van mijn kant
bezwaar tegen zou hebben, dat de stads-
geneesheeren Stigter en De Jong een on
derzoek zouden instellen naar den gezond
heidstoestand van de leerlingen mijner
school, zooals dat elders aan schoolartsen
opgedragen was.
Men kan licht bevroeden, dat mijn ant
woord luidde, kort en krachtig: „Geen be
zwaar. Integendeel, zeer gaarne".
Dit onderzoek had plaats van 119 Sept. i
van genoemd jaar en strekte zich voor j
mijn school uit over 468 leerlingen n.L 235
jongens en 233 meisjes. Ofschoon 't me heel 1
wat tijd kostte, ben ik, ter wille van de
goede zaak, bij dat onderzoek altijd tegen
woordig geweest en hield ik zoo nauw
keurig mogelijk aanteekening van de ge
constateerde ziektegevallen. Bij de leer
lingen werden onderzocht oogen en ooren.
neus en keel, het skelet en den voedings
toestand.
Alvorens in bijzonderheden te treden,
wil ik al dadelijk zeggen, dat van de 235
jongens er 75 en van de 233 meisjes er
maar 4 waren, die geen ziekteverschijnse
len vertoonden.
Hierbij dient nochtans in aanmerking
genomen te worden, dat het aanwezig zijn
op de schedelhuid van diertjes, die de ge
leerden pediculus capitis noemen, door den
geneesheer ook als iets abnormaals werd
beschouwd. Wenscht men zich te bepalen
tot merkelijke ziekteverschijnselen,
dan zouden 77 jongens en 44 meisjes, dit is
ruim 25 percent der leerlingen, volkomen
gezond kunnen genoemd worden, aangezien
er 2. jongens en 40 meisjes gevonden wer
den, die geen andere abnormaliteit dan de
pas genoemde vertoonden, zoodat 75 per
cent der onderzochte kinderen de eene of
andere ziekte onder de leden had.
En nu de uitslag van het toen gehouden
onderzoek.
Onderstaande tabel geeft er een over
zicht van.
Oog: Bijziendheid kwam voor 22 maal
Verziendheid 42
Ziekte der oogleden 94
Andere stoornissen 13
Z. D. H. Mgr.
U. J. M. Taskin
Totaal der oogziekten 171 maal
of 37 pet.
Oor: Verminderd gehoor 49 maal
Andere gebreken' 4
Totaal der oorziekten
53 maal
of 11 pet.
Neus en keel: Vergroote
amandelen 83 maal
Adenoide vegetatie 43
Andere keelziekten 17
Totaal 143 maal
of 30 pet.
Skelet: Ruggegraatsverkromming werd
gevonden bij 21 leerlingen, d.i. 4,5 pet.
Schedelhuid: Uitslag 45 maal
Favus 10
Totaal 55 maal
is ruim 11 pet.
Verder werd hoofdonrein geconstateerd
bij 7 jongens en 118 meisjes. Dat de meis
jes hiermede zooveel meer behept waren
dan de jongens was toe te schrijven aan
het dragen van Icing haar, zooals toenmaals
algemeen de mode was. Ik herinner me nog
heel goed, dat ik," als ik aan de moeders
den raad gaf, het haar van hun dochtertjes
af te laten knippen bijna altijd ten ant
woord kreeg: „Ik wil mijn kind niet laten
rondloopen als „een apie".
Ook de voedingstoestand der leerlingen
was niet al te best. Deze was
Tamelijk 12 maal
Onvoldoende 31
Slecht 5
Anaemie of bloedarmoede 42
Totaal 40 of on
geveer 10 pet.
Telt men de hierboven gegeven cijfers
samen, dan komt men op de 468 leerlin
gen 659 ziektegevallen of 140 pet., waaron
der niet minder dan 180 gevallen of 38,5
pet. van ziekten van de schedelhuid.
Zoo was de toestand op mijn school in
het najaar van 1904, doch dank zij het be
zoek van den schoolarts verbeterde die
langzamerhand en ging met rasse-schre
den vooruit, toen ook de „schoolzuster"
in functie trad en met de ouders der kin
deren overleg kon plegen met betrekking
de hoofdadministratie te voeren van het
Seminarie".
Zoo krachtig staat de Praeses nog mid
den in zijn arbeid! En daarom is, God
dank, niet vermetel ons vertrouwen, dat
dezen krachtige mensch nog vele jaren van
levenslustigen arbeid zullen worden ge
schonken velen tot zegen!
Praeses Taskin is een man van groote
gestrengheid, maar van een gestrengheid,
die karakter-vastheid is. Door prof. Groe
nen, in diens reeds door ons geciteerd ar
tikel, werd die gestrengheid van den Prae
ses zoo juist getypeerd door op hem toe te
passen Vondels verzen op Jdhan de With:
„Bekoord door niemands gunst,
Verschrikt voor niemands haat".
Die gestrengheid wordt gedragen door
goedheid zichzelf gevende goedheid
zooals ook zijn hooge waardigheid door
eenvoud wordt omstraald.
Zijne Doorluchtige Hoogwaardigheid
Monseigneur H. J. M. Taskin, Protonóta-
rius apostolicus, Proost van het Kathedraal
Kapittel, Ridder in de Orde van den Ne-
derlandschen Leeuw, President van het
Theologicum kent een ieder eenvoudig
als „de Praeses".
God geve den Praeses nog vele jaren!
VOORNAAMSTE NIEUWS.
De zeventigste verjaardag van bekende
persoonlijkheden, leiders op een of ander
terrein van den menschelijken geestes
arbeid wordt gewoonlijk eenige weken of
eenige maanden te voren aangekondigd.
Wij zouden den zeventigsten verjaardag
van den hoogwaardigen prelaat, den pre
sident van het Theologicum te Warmond,
die a.s. Maandag dezen bijzonderen her
denkingsdag viert, niet langen tijd vóór den
eigenlijke dag hebben durven vermelden.,
't Zou in strijd zijn geweest met zijn immer
streng-doorgevoerden wensch, om zoo veel
mogelijk eenvoudig en zonder vertoon, de
dagelijksche plichten te kunnen volbren
gen, en, wanneer er huiselijke feesten zijn,
deze uitsluitend huiselijk te gedenken. Zijn
zeventigste verjaardag zal dan ook gevierd
worden, zooals andere verjaardagen.
Maar nu op den vooravond van dien
zeventigsten verjaardag, nu meenen wij,
als het Katholieke dagblad in het gewest,
waarin hij ruim veertig jaar heeft geleefd
en gewerkt, niet te mogen zwijgen.
De velen onzer lezers, die min of meer
van nabij den hoogwaardigen President
van het Theologicum kennen, willen gaar
ne in ons zien hun aller tolk, als wij Zijn-
hoogeerw. onze gelukwenschen aanbieden,
hem nog vele jaren van priesterlijken ar
beid toewenschen, in oprechte gevoelens
van eerbied en dankbaarheid voor wat hij
heeft tot stand gebracht voor de Kerk in
het Bisdom Haarlem.
Bij het 40-jarig priesterfeest van Mgr.
Taskin, 15 Aug. 1928, noemde de Bisschop
van Haarlem, Mgr. Aengenent, in een ar
tikel in onze courant de verdiensten van
den Jubilaris voor het Bisdom „onbereken
baar" en de wijze, waarop Hij de opleiding
en vorming van Haarlems toekomstige
priesters heeft verzorgd „boven allen lof"
verheven.
Ter gelegenheid van het zilveren presi-
dents-feest van Mgr. Taskin op 28 April
1931 schreef Mgr. Groenen in een artikel
in onze courant o.m.:
„Wie weet niet op wat voortreffelijke
wijze Praeses Taskin al die vijf en twintig
jaren zijn taak vervuld heeft? Hoe hij met
inspanning van al zijn krachten door woord
en voorbeeld gewerkt heeft aan de vor
ming van het grootste deel der Haarlem-
sche Geestelijkheid. En wat zoo typeerend
is voor dezen jubilaris: met denzelfden
ijver en het zelfde vuur, met de nauwge
zetheid en stiptheid, waarmede hij voor
vijf en twintig jaar zijn taak begon, ver
vult hij die nog op den dag van heden. Op
'n leeftijd, waarop 'n ander, ja, ik mag
gerust zeggen zoo goed. als ieder, er aan
denkt, om wat rust te nemen en een ge
deelte van zijn werk aan jongeren over te
dragen, denkt hij er nog niet aan om maar
iets, hoe gering ook, door anderen te laten
doen."*Iederen morgén is hij, nu dan toch in
zijn 48ste priesterjaar, om 6 uur in de ka
pel; geen der professoren, die zooveel uren
college geeft, als hij, terwijl het bovendien
tot de taak juist van den Praeses behoort
tot de te nemen maatregelen ter bestrijding
van de een of andere kwaal.
Ik ben al jaren uit de school, maar toen
ik het vraaggesprek van mr. Geise met dr.
Horst las en diens verheugende mededee-
ling. dat het medisch schooltoezicht met
zooveel succes bekroond wordt, kon ik niet
nalaten ter vergelijking van den toestand
op de scholen nu en vroeger dit arti
kel te schrijven. Ik eindig met het op
schrift of nog beter met de vraag boven
dit artikel: „Waren schoolartsen noodig?"
BUITENLAND.
De mijnwerkersstaking in België gaat
niet door. (2de blad).
De Londensche besprekingen. (2de blad).
De sinaasappeloogst in Spanje vernield.
(Buitenl. Ber. 2e blad).
BINNENLAND.
Bejaard echtpaar te Hantnmer-Uitboren
(Fr.) verdronken. (1ste blad).
Drie arbeiders onder het puin van neer
stortenden muur te Nieuwkuik bedolven.
(lste blad).
UIT DE OMGEVING.
De heer W. v. d. Laan te Voorhout is bij
een auto-ongeluk te Heer-Hugowaard
overleden, (lste Blad).
Leiden, 31-1-35.
P. G. HOCKS.
Bij een auto-ongeval te Heer-Hugowaard
Auto in den nacht tegen een boom gereden.
In den afgeloopen nacht heeft onder de
gemeente Heer Hugowaard een droevig on
geluk plaats gehad, waarbij de 52-jarige
heer W. van der Laan, wethouder te Voor
hout op noodlottige wijze om het leven is
gekomen.
De heer Van. der Laan had gisteravond
te Wognum in een vergadering van bloem
bollenkweekers een lezing gehaudon,
waarbij de film van Holland's Bloembol-
lenhuis „Holland's Glorie" werd vertoond.
Omstreeks 1 uur hedennacht reed de heer
Van der Laan, op den terugweg naar zijn
woonplaats op den Hondenweg onder de
gemeente Heer Hugowaard. De auto, waar
in hij reisde, werd bestuurd door den heer
J. van der Kroft uit Leiden, die bij film-
vertooningen den heer Van der Laan steeds
vergezelde.
Zeer waarschijnlijk door onbekendheid
met den weg de straat splitst zich op
het punt waar het ongeluk plaats had in
drieën en maakt bovendien een scherpe
bocht is de chauffeur tegen een boom
gebotst. De auto werd daarbij zeer zwaar
beschadigd. De chauffeur liep wanden aan
het gelaat op en een sp ier verre king aan
het linkerdijbeen.
De heer van der Laan, die naast den
chauffeur was gezeten, sloeg met het hoofd
tegen de (onbreekbare) voorruit en bleef
bewusteloos liggen.
Ter hulp gesnelden brachten den zwaar
gewonde naar de pastorie der kath. kerk,
waar de heer Van der Laan kort daarop,
zonder tot bewustzijn gekomen te zijn, aan
de gevolgen van schedelbreuk is overleden.
Door den pastoor was hem nog het H.
Oliesel toegediend.
De politie stelde onmiddellijk een onder
zoek in. Op last van den Officier van Jus
titie werd de auto in beslag genomen. Het
lijk van den verongelukte werd in café
Wester opgebaard en is hedenmorgen door
de Justitie vrijgegeven.
De heer Van der Kroft is per auto van
garage De Groot naar Leiden overge
bracht en daar in een ziekenhuis opgeno
men. Zijn toestand is niet zorgwekkend.
De auto, eigendom van de „Hobaho", is
geheel vernield.
Met den heer Van der Laan is een be
gaafd en verdienstelijk man uit zijn werk
kring weggerukt. Voor zijn huisgezin, maar
ook voor de gemeente Voorhout, voor Hol
land's Bloembollenhuis te Lisse en voor
het bloembollenvak in het algemeen is Zijn
heengaan een zware slag.
De overledene was wethouder van Voor
hout, lid van de Kamer van Koophandel
en Fabrieken te Leiden, redacteur van het
weekblad „Hobaho" en mededirecteur van
het Holland's Bloembollenhuis te Lisse.
Op 29 Januari 1914 deed de heer van der
Laan Voorhouter van geboorte zijn
intrede in den Raad dier gemeente. Op 2
September 1919 werd hij tot wethouder ge
kozen welke functie hij onafgebroken is
blijven waarnemen.
Hij heeft zich als een uitstekend wethou
der doen kennen. Van de waardeering der
gemeentenaren is hem bij zijn koperen
wethoudersjubileum ondubbelzinnig blijk
gegeven.
In het bloembollen vak was de heer Van
der Laan een zeer bekend en gezien figuur.
Zijn vakkennis bleek niet alleen in de da
gen, dat hij de practische vakken doceerde
aan tuinbouw-win tercursussen, maar is
vooral op sprekende wijze aan den dag ge
treden in de vele paren dat hij op zoo kun
dige wijze het vakorgaan van het Holl.
Bloembollenkweekersgenootschap redigeer
de en aan het bestuur dezer vereeniging
deelnam.
In latere jaren is de heer Van der Laan
de even kundige redacteur van „Hobaho"
geworden, en tot mede-directeur benoemd
van de bekende Veiling-instelling „Hol
lands Bloembollenhuis" te Lisse.
Ook was de heer Van der Laan eenige
jaren secretaris van de vereeniging „De
Narcis".
Als wethouder heeft de heer Van der
Laan zijn onbaatzuchtige belangstelling ge
wijd aan den bloei van de gemeente Voor
hout Zijn weloverwogen, met kalmte,
maar goed geedocumenteerd voorgedragen
adviezen, werden zeer gewaardeerd. In
den vooruitgang, welke Voorhout de laat
ste kwarteeuw doormaakte, heeft hij een
groot aandeel gehad.
De secretaris der Kamer van Koophan
del schrijft ons nog:
De heer van der Laan was een der meest
bekende en meest gewaardeerde persoon
lijkheden. Ondanks dat hij ryet tot de
groote kweekers behoorde was zijn invloed
zeer groot. Zijn onbaatzuchtigheid, zijn
werkkracht, zijn nuchter en gezond oor
deel, zijn oorspronkelijke en frissche be
toogtrant, maakten dat overal met belang
stelling naar hem werd geluisterd.
Zijn flinkheid en bescheidenheid waren
in zeldzame harmonie.
Als vertegenwoordiger van deze streek
had hij van den aanvang af zitting in de
Kamer van Koophandel. Ook daar was hij
een der meest gewaardeerde leden en had
hij steeds het oor der vergadering. Langen
tijd was hij lid van belangrijke commissies
der Kamer, zoo bijv. van de Commissie
voor het Handelsregister en van de Com
missie voor Vervoer. Het verlies voor de
Kamer wordt dan ook als zeer ernstig ge
voeld. Bij alles overweegt echter de zware
slag welke de familie hierdoor heeft ge
troffen-