26ste Jaargang
DAGBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN
Bureaux: PAPENGRACHT 32, LEIDEN
MAANDAG 14 JANUARI 1935
No. 8013
3)e £etubelu(2oii/fcci/tit
DE ABONNEMENTSPRIJS bedraagt bij vooruitbetaling:
Voor Leiden 19 cent per week2.50 per kwartaal
Bij onze Agenten 20 cent per week 2.60 per kwartaal
Franco per post 1 2.95 per kwartaal
Het Geïllustreerd Zondagsblad ia voor de Abonné's ver
krijgbaar tegen betaling van 50 cent per kwartaal, bij
vooruitbetaling. Afzonderlijke nummers 5 cent, met
Geïllustreerd Zondagsblad 9 cent.
TEL. INT. ADMINISTRATIE 935, REDACTIE 15 f
GIRONUMMER 103003, POSTBUS No. 11
DE ADVERTENTIEPRIJS BEDRAAGT: 1
Gewone Advertentiën 30 cent per regel
Voor Ingezonden Mededeelingen wordt
het dubbele van het tarief berekend.
TELEFOONTJES van ten hoogste 30 woorden, waarin be-
betrekkingen worden aangeboden of gevraagd, huur en
verhuur, koop en verkoop: f 0.50
Joannes, Dominicus, Joseph Aengenent,
DOOR DE GENADE GODS EN DE GUNST VAN DEN APOSTOLI-
SCHEN STOEL
BISSCHOP VAN HAARLEM
Aan de Geestelijkheid en de Geloovigen van ons Bisdomy
ZALIGHEID IN DEN HEERI
Reeds- ,-nkele jaren, beminde geloovigen,
zijt gij er aan gewend, dat telkenmale
wanneer een collecte wordt gehouden ten
bate van de noodlijdende kerken in Ons
Bisdom, een vreemde Priester U komt op
wekken om Uw offergaven met milde hand
toe te reiken. Vandaag komt niet een
vreemde Priester, maar Uw eigen Bisschop,
Uw aller eigen Herder tot U, niet met den
Bisschopsstaf maar met den bedelstaf in
de hand, ten einde U zoo dringend mogelijk
om een aalmoes te vragen ten bate van
onze noodlijdende parochies, niet alleen
voor het oogenblik maar ook voor de aan
staande jaren.
De nood is zoo buitengewoon hoog ge
stegen, en de zorgen, waaronder Uw Bis
schop dientengevolge gebukt gaat, zijn van
zóó ernstigen aard, dat alleen het vertrou
wen op God en op Uw aller edelmoedige
medewerking Ons troost en moed geeft.
Wij komen vandaag dan tot U, geliefde
Diocesanen, wetende, dat, wanneer gij Uw
Bisschop met den bedelstaf voor U ziet
staan, Uw edelmoedigheid zich. op treffen
de wijze zal willen toonen, en gij Ons door
ruime bijdragen zult willen steunen niet
alleen vandaag maar ook in de eerstvol
gende jaren, wanneer anderen weer in
Onzen naam voor hetzelfde doel een aal
moes komen vragen.
Wij zeiden, dat de nood buitengewoon
hoog is gestegen.
Dit zal U in eens duidelijk zijn, als Wij
U zeggen, dat de noodlijdende kerken van
Ons Bisdom te zamen een ongedekte schuld
hebben van ruim vier millioen gulden. De
gezamenlijke schuld is veel grooter, maar
er is een ongedekte schuld van ruim vier
millioen gulden, d. w. z. een schuld, voor
welke de kerken de rente en de aflossing
niet kunnen opbrengen. Meenden Wij een
jaar geleden, dat die ongedekte schuld
drie millioen bedroeg, thans, nu de finan-
cieele toestand van alle noodlijdende ker
ken Ons volledig is bekend geworden,
blijkt, dat die schuld boven vier millioen
gulden uitgaat.
Nu begrijpen Wij volkomen, dat door ve
len gezegd wordt: verschillende nieuwe
kerken en pastorieën zijn ook veel mooier
dan de oude, men had zuiniger kunnen
bouwen. En dan antwoorden Wij in alle
oprechtheid: zulks had ook, althans in ver
schillende gevallen, werkelijk gekund.
Maar wat baat het ons, de eenmaal be
gane vergissingen en fouten te blijven 'la
ken? Feit is, dat achter dien schijnbaren
welstand buitengewoon hooge nood
heerscht, die niet weinig vergroot wordt
door de ontzettende crisis, waarin wij ons
bevinden en waardoor de inkomsten der
kerken schrikbarend zijn gedaald. Feit is,
dat de verplichtingen eenmaal bestaan, en
dat een weg dient gevonden te worden,
om aan die verplichtingen te voldoen, voor
zoover het ons met vereende krachten mo
gelijk is. Aan den noodtoestand moet een
einde worden gemaakt. Anders zullen de
noodlijdende kerken de een na de ander
failliet gaan, waardoor vooreerst het pa
rochiale leven en de zielzorg in bittere
mate zouden ontredderd worden; waar
door vervolgens de goede menschen, die
hun geld aan de kerken geleend hebben,
maar zeer weinig van hun kapitaal zpuden
terug krijgen, en waardoor bovendien het
kerkelijk crediet voor langen tijd hopeloos
zou geschokt worden.
Derhalve: er moet geholpen worden.
Maar hoe?
Na lang en ernstig beraad en na de hulp
van God herhaaldelijk en met aandrang
te hebben afgesmeekt, hebben Wy ten
slotte, voorgelicht door deskundige raads
lieden en na met de grootste ernst ook de
andere voorstellen die Ons werden aan de
hand gedaan, te hebben overwogen, Onze
goedkeurig gehecht aan het volgende sa-
neeringsplan, dat Ons niet alleen het eenig
mogelijke lijkt, maar waardoor bovendien,
als allen maar krachtig meewerken, de
toestand binnen een betrekkelijk korten
tijd, hopelijk binnen twintig jaren, weer
gezond kan worden gemaakt.
Dit saneeringsplan komt hierop neer:
Vooreerst zijn er arme paroles, die aan
al bare verplichtingen kunnen voldoen, als
zij jaarlijks een matige subsidie van het
Bisdom ontvangen. Deze parochies zullen
cii:? bs. 'ie krijgen, en daarmede zijn zij
gered.
Vervoleens zijn er arme parochies, die
gered zijn als haar renteverplichtingen
van of 5 of 4 K worden verlaagd tot
4 Welnu, door de welwillende mede-
.werking van vele niet-n :'jdende kerk
besturen zyn verschillende parochies op
deze wijze geholpen; eenige van deze kun
nen nu, zelfs zond' hulp, aan al hun ver
plichtingen voldoen; andere kunnen nu uit
eigen middelen aan hun volledige rente-
verplichtingen voldoen en behoeven alleen
nog voor de eerst volgende jaren hulp voor
aflossing.
En ten slotte zijn er tal van arme pa
rochiën, die in zulk een nood verkeeren,
dat zij ook op d0'0 wijze niet zijn te red
den. De Commissie, w~M:e met Onze m-
stemmirg gevormd is door de natuurlijke
vertegenwoordigers der crediteuren (n.L
de emittenten der uitgegeven leeningen,
die. twee hunner hebben aangewezen) en
dcor een tweetal p*-iesterc AOns aan
gewezen, heeft daarvoor een plan moeten
aanbevelen, dat voor de schuldeiscnsrs
pijnlijk, maar, ook naar Onze overtuiging,
onvermijdelijk is.
Voor elk van deze parochies heeft n.l.
de Commisise, na een streng en consciën
tieus onderzoek van de draagkracht dier
parochies, blijkend uit de financieele re
sultaten der laatste jaren, vastgesteld, wat
na een zoo zuinig mogelijk beheer kan
worden beschikbaar gesteld voor de rente-
en aflossingsverplichtingen. Steunend op
die gegevens hebben Wij aan oarochies
verlof gegeven, aan haar schuldeischers
een voorstel te doen, waarvan Wij in ge
weten overtuigd zijn, dat dit voor de cre
diteuren het voordeeligste voorstel is, dat
gedaan kan worden.
Wij weten, dat deze "™rstellen voor de
crediteuren, helaas, een aanmerkelijke
schade brengen: immers de parochies, die
Wij hier bedoelen, zullen slechts een deel
van haar renteverplichtingen, wisselend
tusschen 70 en 30 kunnen betalen,
en dan voor aflossing weinig of niets over
houden.
Dat een aanmerkelijk deel van deze cre
diteuren bestaat uit edelmoedige men
schen, die niet ruim met aardsche goede
ren bedeeld, hun opgespaarde gelden in
goed vertrouwen aan de parochies hebben
geleend en dat voor dezen de geleden
schade dus van bijzonder groote beteeke-
nis en een droeve ontgoocheling is, maakt
èn voor Ons èn voor de noodlijdende be
sturen de genomen maatregelen nog pijn
lijker. Als er dan ook een andere uitweg
mogelijk was geweest, zouden Wij daaraan
zeker de voorkeur hebben gegeven. Slechts
harde noodzaak dwong de Commissie en
de Kerkbesturen deze voorstellen te doen
en Ons ze goed te keuren.
Daarom vooral achten Wij het Ons een
ernstigen plicht te zorgen, zooveel dit in
Ons vermogen is, dat het deel der schuld,
waarop geen rente kan worden uitgekeerd,
zoo spoedig mogelijk uit andere middelen
wordt afgelost.
Tot Onze groote voldoening hebben Wij
vernomen, dat over het algemeen in de
verschillende onderdeel en van het sanee
ringsplan met groote edelmoedigheid is
berust, en Wij achten het een plicht, waar
van Wij Ons bij deze gaarne kwijten, daar
voor onrech+on dank uit te spreken zoowel
voor Ons-zelf als in naam der Kerkbestu
ren, die in him welwillende crediteuren
nu nog des te meer ware weldoeners van
hun kerk zullen eeren.
Op dit hoogst-lofwaardige voorbeeld mo
gen Wij Ons met recht beroepen, nu Wij
met bijzonderen aandrang een zeer edel
moedige en krachtige hulp van onze ge
liefde diocesanen komen vragen.
Maar kan het U verwonderen, beminde
geloovigen, dat de zorgen van Uw Bis
schop ten gevolge van dezen noodtoestand
zóó groot zijn, dat alleen het vertrouwen
op God en op Uw aller edelmoedige me
dewerking hem troost en moed kunnen
geven?
Wij zijn in zorgen allereerst om het leed,
dat ten gevolge der rentevermindering
door velen geleden wordt.
Niemand kent dat leed zoo goed als Uw
Bisschop, en er is niemand, die er zooveel
onder lijdt als hij. Want niemand weet zoo
goed als hij, hoeveel teleurstellingen er
zijn veroorzaakt bij hen, die in goed ver
trouwen hun geld voor den bouw van ker
ken beschikbaar stelden. Niemand ont
vangt zooveel klachten naar aanleiding van
de rentevermindering, waartoe verschil
lende kerkbesturen zijn moeten komen.
Men wil zijn hart by den Bisschop uit
storten. En dikwijls werden Wij dan ook
vervuld met de grootste droefheid, omdat
Wij zeer goed weten, dat het veelal kleine
bezitters zijn, die hun geld in kerkelijke
leeningen belegden en die nu in hun ver
wachtingen moeten worden teleurgesteld.
Wij overdrijven niet in het minst, wanneer
Wij zeggen, dat zulks Ons diep heeft aan
gegrepen.
Wij zijn ln zorgen, ook omdat zich zoo
dikwijls de benauwende vraag opdringt:
zult gij wel in staat zijn, om die ongedek
te schuld van ruim vier millioen gulden
binnen een afzienbaar aantal jaren te doen
verdwijnen? Een aflossing binnen een tijd
vak van twintig jaren, zooals Wij ons voor
stellen, eischt jaarlijks de kapitale som van
twee honderdduizend gulden.
Doch Wij scheppen troost en moed door
Ons vertrouwen op God en door Ons ver
trouwen op Uw aller edelmoedige mede
werking. Allereerst vertrouwen Wij op
God, van Wien Wij zeker weten, dat Hy
niemand verlaat, die alles doet wat in zijn
vermogen is, om moeilijkheden te boven
te komen. Welnu, Wij van onzen kant zijn
bereid om alles te doen, wat Ons maar
eenigszins mogelijk is. Persoonlijk willen
Wij in het brengen van offers, en zelfs van
zeer groote offers, voorgaan. Wij willen
jaarlijks uit de middelen, die Oris ten dien
ste staan, persoonlijk afzonderen, zooveel
Wij redelijkerwijze vermogen, zoodat daar
door alleen reeds een niet onbelangrijk
gedeelte van de benoodigde f 200.000.
zal worden gedekt. Dientengevolge ver
trouwen Wij in alle nederigheid, dat God
Ons Zijn hulp niet zal laten ontbreken,
maar dat Hij Zijn hulp in ruime mate zal
schenken.
En wanneer Wij aldus persoonlijk voor
gaan, meenen Wij verder troost en moed
te mogen scheppen door te vertrouwen op
Uw aller edelmoedige medewerking. Mo
gen Wij onomwonden zeggen, wat Wij ver
hopen en waarop Wij meenen te mogen
rekenen?
Wij rekenen op het volgende:
Ten eerste: Onze geestelijkheid heeft voor
de eerstvolgende jaren een deel van haar
honorarium beschikbaar gesteld, en Ons
daardoor een hulp van ongeveer 30.000
aangeboden. Wij vermelden dit met groote
dankbaarheid, en Onze priesters ken
nende ook met de overtuiging, dat zij
voor Ons zullen blijven een voortdurende
steun bij deze Onze groote zorgen. De gees
telijkheid geeft dus ook hierin aan de ge
loovigen een navolgenswaardig en prikke
lend voorbeeld.
Ten tweede. Aan de Besturen van kerken
en stichtingen, die niet noodlijdend zijn,
hebben Wij gevraagd jaarlijks, uit hun
overschot een bedrag naar vermogen be
schikbaar te stellen. Aan dit verzoek
wordt door velen met prijzenswaardige be
reidvaardigheid gehoor gegeven, en Wij
durven vertrouwen, dat ook dit Ons her
derlijk schrijven zal medewerken de voort
zetting van dezen steun te verzekeren.
Ten derde: Vóór twee jaren is door Ons
opnieuw georganiseerd het Liefdewerk der
Arme Parochiën van Ons Bisdom, met de
bedoeling van Onze diocesanen, die iets
meer kunnen missen, een j aarlij ksche con
tributie van 4.voor Ons steunfonds te
vragen. Om de belangstelling van de le
den levendig te houden, ontvangen zij het
diocesaan godsdienstig tijdschrift „Sint
Bavo". Sinds die reorganisatie is de steun,
welke Wij op deze wijze ontvangen, reeds
stijgende; deze zal gemakkelijk een zeer
belangrijk bedrag bereiken, indien aan
Onzen wensch wordt voldaan, en in elke
parochie door de geestelijkheid en eenige
ijvervolle leeken ernstig gewerkt wordt,
om vele leden aan te werven en te behou
den. Hoe talrijk toch zijn ook in deze be
narde tijden degenen, die als zy willen
zonder groot bezwaar om wille van de
groote zorgen, waarin vele parochies en
daardoor ook Wij verkeeren, een dergelijke
contributie kunnen missen. Wij durven dan
ook vertrouwen, dat deze aansporing een
algemeene verspreiding van het Liefde
werk tot zegenrijk gevolg zal hebben.
Ten slotte is Onze hoop gevestigd op de
halfjaarlij ksche collecten voor de Arme
kerken, die door het geheele Diocees ge
houden worden. Deze collecten zijn de
voornaamste grondslag van Ons ondersteu
ningsplan. En nu begrijpt U wel, van hoe
veel belang het is, dat die collecten op peil
blijven en zooveel mogelijk opbrengen.
Laat niemand denken: och, wat baat mijn
dubbeltje, mijn kwartje, mijn gulden. Zeer
en zeer veel! Wanneer duizenden door het
geheele Bisdom in plaats van een dubbeltje
voortaan een kwartje, in plaats van een
kwartje voortaan een gulden, in plaats van
een gulden voortaan een rijksdaalder ge
ven, dan maakt dat een geweldig verschil.
Ja, dan zouden Wij zelfs durven verho
pen, dat de ongedekte schuld van ruim
vier millioen gulden in een korter tijdsbe
stek dan twintig jaren zal verdwenen zijn.
Wij doen daarom nogmaals met den mees
ten aandrang en met het volste vertrouwen
een oproep tot Onze priesters en Onze
leeken.
De aanhankelijkheid mijner priesters
kennende, weet ik zeker, dat zij hun Bis
schop niet alleen willen laten staan, maar
dat zij tot groote offers bereid zijn, om
hem te helpen thans en in de volgende ja
ren. Ik ben bovendien overtuigd, dat hun
solidariteitsgevoel ten opzichte van hun
medebroeders, de pastoors der noodlijdende
parochies, zóó'groot is, dat zy ook daarin
een machtigen prikkel vinden, om hun Bis
schop in zijn saneerinspogingen krachtig
te blijven steunen.
En wat U betreft, geliefde diocesanen,
reeds zoo dikwijls heb ik Uw groote edel
moedigheid leeren kennen, dat ik er niet
aan twijfel, of gij zult met vreugde Uw
Bisschop helpen, zooveel gij maar kunt,
zijn zorgen verlichten.
Ik ben dan ook zóó overtuigd van het
daadwerkelijk medeleven van mijn pries
ters en van het mij toevertrouwde geloo-
vige volk, dat ik reeds bij voorbaat allen
voor hun mildheid durf danken.
Maar de dank van God, Wij behoeven
het U niet te zeggen, zal nog veel grooter
zijn. In vergelijking van de dankbaarheid,
die gij van God moogt verwachten, is de
dankbaarheid van Uw Bisschop uiterst ge
ring. God immers, die de kleinste aalmoes,
om Zijnen Naam gegeven, niet onbeloond
laat, zal U duizendvoudig vergelden dat
gene, wat gij doet voor de instandhouding
van de kerkgebouwen, die Zijn eigen wo
ningen zijn. God zegende reeds tijdens hun
leven de drie Koningen uit het Oosten,
door hen, nadat zij hun gaven bij de kribbe
hadden neergelegd, te waarschuwen tegen
de gevaren, die hen dreigden, zoodat zij
langs een anderen weg veilig naar hun va
derland konden terugkeeren. Zoo zal Hij
ook U zegenen reeds hier in dit leven, wan
neer gij Hem Uw offers naar best vermo
gen hebt gebracht, en veilig zal Hij U ge
leiden naar het hemelsch vaderland.
En zal dit Ons herderlijk schrijven in
alle kerken en kapellen van Ons Bisdom,
waarover een Rector is aangesteld, onder
alle vastgestelde H.H. Missen worden voor
gelezen op Zondag 13 Januari 1935.
Gegeven te Haarlem, 25 Dec. 1934.
t J. D. J. AENGENENT,
Bisschop van Haarlem.
Op last van Zijn Hoogw. Excellentie,
H. W. AGTEROF,
Secretaris.
MINISTER J. A. KALFFt
Na een kortstondige ongesteldheid is
gisteren ten zijnen huize in Wassenaar
overleden de minister van Waterstaat, ir.
J. A. Kalff.
Minister Kalff is slechts enkele dagen
ziek geweest. Aanvankelijk dacht men,
dat het een gevatte koude was, welke hem
eenige dagen aan het bed zou binden.
Toen werden de berichten al pessimisti
scher en vooral de voortdurend hooge
temperatuur van ir. Kalff was een bron
van ongerustheid voor de medici en voor
zijn omgeving. En niet zonder reden, want
Vrijdag j.l. bleek, dat de minister lijdende
was aan longontsteking. Toch achtte men
nog geen levensgevaar aanwezig, maar
Zaterdag werd de toestand bedenkelijker.
De dokter constateerde toen, dat de long
ontsteking verergerd was en dat beide
longen aangedaan waren.
Hoewel de heer Kalff een krachtig man
was, is zijn weerstandsvermogen daar niet
tegen opgewassen gebleken. De hooge
koortsen hebben zijn lichaam gesloopt en
afgemat, totdat gisteren het einde geko
men is.
Met minister Kalff is een man heenge
gaan, die op velerlei gebied zijn land heeft
gediend en in verschillende functiën aan
de gemeenschap belangrijke diensten heeft
bewezen. Hij was 64 jaar oud en sinds
Mei 1933 belast met het beheer van het
Ministerie van Waterstaat. Voordien was
hij voorzitter van den Ondernemersraad
van Ned. Indië. Deze functie heeft hy
slechts enkele jaren bekleed want toen
verzocht minister Colijn hem zitting te
nemen in het door hem gevormde crisis-
kabinet.
Ir. Kalff stond bekend als een even
krachtig als humaan man. In den dage-
lijkschen omvang was hij een beminnelijk
en hoffelijk mensch, die toch echter met
groote energie en voortvarendheid de za
ken, zijn Departement rakende, wist door
te zetten.
Het grootste deel van zijn loopbaan heeft
minister Kalff doorgebracht bij de Spoor
wegen. Begonnen als adspirant-adjunct-
inspecteur bij dit bedrijf heeft hij alle
rangen doorloopen, tot hij in 1917 benoemd
werd to directeur. Zijn ingenieursstudie
deed hij aan de Polytechnische School te
Delft. Daar studeerde hy in 1894 af en
verkeeg toen het diploma van civiel-inge-
nieur. In hetzelfde jaar trad hij in dienst
bij de H.IJ.S.M. als adspirant adj.-inspec-
teur voor het vervoer. Bij deze maatschap
pij doorliep hy in een tijdbestek van 15
jaar de onderscheidene rangen, waarna hij
in 1909 werd benoemd tot lid van den
Raad van Administratie en korten tijd
daarna werd opgenomen in de directie. Na
de vereeniging van de Hollandsche Spoor
DIT NUMMER BESTAAT UIT
VIER BLADEN.
VOORNAAMSTE NIEUWS.
BUITENLAND.
De volksstemming in het Saargebied
heeft gisteren een zeer ordelijk verloop
gehad. Morgenochtend worden d« uitslagen
bekend gemaakt (4de blad).
Het aftreden van den Vlaamschen mi
nister van Cauwelaert (4de blad).
Een Britsch plan voor rechtsgelijkheid
voor Duitschland (4de blad).
Gevechten in Mexico-City (4de blad).
BINNENLAND.
Overleden is de Minister van Waterstaat
ir. J. A. Kalff. (1ste blad).
Groote brand in een schoenwinkel te
Breda, waarbij twee oude mensólien met
moeite werden gered (Gem. Ber., 3de bl.)«
Ter hoogte van Wolfheeze sprong een
Duitsch gevangene uit den trein. Hij over
leed aan de gevolgen (Gem. Ber., 3e blad).
Te Heerhugowaard reed een auto met
acht inzittenden te water. Een hunner
ernstig gewond (Laatste Ber.).
Weer een slachtoffer van den onbewaak-
ten overweg (Gem. Ber., 3de blad).
SPORT EN WEDSTRIJDEN.
VOETBAL: De regen grootend eels spel
breker in de competities (2de blad).
ZWEMMEN: Wereldrecord van Rio
Mastenbroek erkend (2de blad).
WIELRENNEN: Swlft wint weer een
kampioenschap van Zuid-Holland; Ver
schoor legt beslag op twee titels (2de bl.).
BILJARTEN: Gabriels nog steeds de
beste in het Europeesch toumooi te Den
Haag (2de blad).
met de Staatsspoor is ir. Kalff van 1917 tot
1.929 directeur geweest van de Nederland-
sche Spoorwegen.
In al die jaren heeft hij zich zeer bemind
gemaakt, niet in de laatste plaats bij het
personeel, ondanks de groote verschillen
welke de directie vaak gescheiden heeft
gehouden van de personeels-organisaties.
De sympathie, welke zijn persoon genoot,
bleek wel duidelijk bij zyn aftreden als
directeur der Spoorwegen. Van alle kan
ten, niet in de laatste plaats van de zijde
van het personeel, is hem toen hulde ge
bracht.
Na zijn hoogst eervolle loopbaan by de
Spoorwegen, zocht en vond ir. Kalff ander
werk, waaraan hij zich kon wijden. Ge
durende eenige jaren was hij algemeen
voorzitter van het Verbond van Nederland-
sche Werkgevers en in 1931 volgde hij
mr. Trip op als voorzitter van den Onder
nemersraad.
Minister Kalff heeft voorts als commis
saris een belangrijke plaats ingenomen bij
verschillende maatschappijen en bedrijven
op het gebied van industrie, scheepvaart
verkeer e.d. O.m. was de thans ontslapene
commissaris van Heemaf, Werkspoor, Hoog
ovens, Associatie Cassa, Kon. Ned. Stoom
bootmaatschappij, Holland-Amerika-lyn,
Hollandsche Stoombootmaatschappij, Stoom
vaartmaatschappij Zeeland, Ned. Buurtij
spoorwegmaatschappij, Ijzergieterij Vul-
canus, Centrale Werkgevers Risicobank e.a
Ook is de heer Kalff lid geweest van
den Hoogen Raad van Arbeid en van den
Raad van bestuur der K.L.M., alsmede
curator van de Technische Hoogeschool.
Minister Kalff was ook lid van het
Hoofdbestuur van de Liberale Staatspartij
„De Vrijheidsbond", waartoe hy in 1931
benoemd werd op de vergadering te De
venter, waar hij een rede had gehouden
over de verhouding tusschen werkgever en
werknemer. Als lid van de programcom
missie uit het Hoofdbestuur heeft hij een
zeer werkzaam aandeel gehad in de herzie
ning van het beginselprogram en werk
program en in de opstelling van het ver
kiezingsmanifest.
Als minister van Waterstaat stond ir.
Kalff voor een bijzonder moeilijke taak.
ln de eerste plaats moet hier genoemd
worden de moeilijke toestand van de Ne-
derlandsche Spoorwegen en de steeds
grooter wordende spoorweg-tekorten. Een
probleem, dat niet in een handomdraai op