Nederlands grootste komisch talent veertigjaar bij een lach en een traan. BUZIAU, DE VERTOLKER VAN DEN MENSCHELIJKEN GEEST. Het succes der De gruwelen van het Bagno des Doods. zwijgzaamheid. Er is iets wonderlijks aan hem: zijn grove trekken hebben duizenden in stilte ontroerd. JOHAN BUZIAD. 1895 1935. Naar aanleiding van het feit, dat het binnenkort 40 jaar geleden zal zijn, dat de beroemde komiek Johan Buziau voor de eerste maal op de planken verscheen, wil len wij hieronder het een en ander vertel len over de artistieke loopbaan van dezen populairen acteur. Johan Buziau stamt uit een artistenfami- lie; hij werd geboren te Den Haag en ge voelde zich reeds als kleine jongen tot het tooneel aangetrokken. Zijn moeder was een lied eren-zangeres van internationale vermaardheid en zijn vader was een be kend musicus. Daar de jonge Johan al vroeg een groot muzikaal talent bezat en heel aardig viool speelde, wilde zijn vader hem naar een muziekschool zenden. Johan verzette zich echter hiertegen; hij wilde, wanneer hij van school kwam, veel liever naar een tooneel- school. Bij de schoolkinderen was het Buziau, die voor de vroolijke avondjes moest zor gen. Dan trad hij op als tooneeldirecteur, regisseur, souffleur en acteur. De jeugd mocht al vroeg genieten van Buziau's gees tig spel, voorgedragen op eenige wankele eierenkisten! Buziau kwam het eerst met „het tooneel" in aanraking, toen hij als 15-jarige knaap programma jongen werd in „Arena" en ver volgens in het theater „De Vereeniging" te Amsterdam. In zijn vrijen tijd ging hij aan het knut selen; hij maakte zijn eigen muziekinstru menten en eigen décors. Toen hij wat ouder was, kwam hij by Frits van Haarlem, toentertijd het grootste tooneelg?zeischap in Nederland en nadien ging hij naar de grootste lokalen in het buitenland. Bij Frits van Haarlem begon Buziau's tooneelsucces; vooral in zijn goochelparo- die werd hij bewonderd om zijn geestigheid en scherp vernuft. Door dit succes aange moedigd, ondernam hij een tournee door Europa en kwam zelfs ook in Tunis. Later werkte hij ook met andere num mers, zooals met „The Whilbey's Compa- ry", waarmede hij in alle groote Europee- sche variétézalen optrad. Hij trad o.m. op te Boedapest, te Parijs, te Londen en zelfs te Christiania. Uit dien tijd heeft Buziau nog vele herinneringen, welke hy met trots toont en welke ieder hun eigen geschiedenis hebben, die Bu ziau op zulk 'n geestige manier weet te verhalen. De uitbreking van den wereldoorlog maakte echter een plotseling eind aan Bu ziau's buitenlandsche reizen. Hij keerde terug naar Holland, waar Henri ter Hall hem engageerde om mee te spelen in zijn revue's, welke engagement door Buziau dadelijk werd geaccepteerd, omdat hij een groote sympathie had voor het revuetoo- neel. Bij ter Hall bleek Buziau volkomen op zijn plaats te zijn. Reeds zijn eerste nummer (hij trad op in „In het gedrang") werden een uitbundig succes, niettegen staande het feit, dat Buziau, doordat hem zeer weinig tijd werd gelaten, zijn rol slechts half van buiten had geleerd. Doch dit deed zijn komisch talent des te meer naar voren komen, omdat men toen inzag, dat Buziau als komiek, die zijn eigen rol len fabriceert, zich van zijn besten kant laat zier „Het publiek heeft my tot een komiek gemaakt", zoo zeide Buziau eens. Buziau is een man, die zijn publiek stuk voor stuk observeert, waardoor hij altijd zoo natuur lijk, zoo ongekunsteld is gebleven. Buziau behoeft voor een komiek als de beroemde. Grock niet onder te doen. Sedert 1914 is Buziau steeds in zijn eigen land opgetreden, ondanks de talrijke vaak verlokkelijke aanbiedingen, welke hem in den loop der jaren van buitenlandsche too neel- en revuedirecties gewerden. Buziau houdt van zijn land en zyn landgenooten. Hij zou niet gaarne afscheid van hen ne men en zeker niet, zoolang hij nog dage lijks een reeks van sympathiebetuigingen allen kent. En in die raenschenken- nis van Buziau moet dan ook wel het geheim schuilen van zijn immer fonkelende originaliteit, van zijn al- Johan Buziau viert zijn veertig jarig tooneeljubileum. Onder de vele tooneeljubilea van den laatsten tijd is dit een jubileum van bijzondere beteekenis, omdat het hier betreft een artist, die èn zijn prachtige talenten altijd op de beste wijze wist aan te wenden èn omdat er weinig volwassenen in ons land zullen zijn, die niet eenmaal van Buziau's buitengewone talenten heb ben genoten. Er mogen actrices zijn en actenrs, hoe talentvol ook, er zullen toch al tijd nog velen zijn, die nog niet in de gelegenheid waren, hun spel te bewonderen. Van Buziau kan dit niet worden gezegd. Buziau kent iedereen, zooals ook Buziau hen in de revue's, trok zich hieruit te rug om zich, zooals zij zelf zeide geheel te kunnen wyden aan de op voeding van hun eenigst kind, eer. ongeveer 14-jarige boy, de trots var Buziau. Van de revue's, waarin Johan Bu ziau in den loop zyner 40-jarige too neelloopbaan is opgetreden, noemei wij slechts: de bekende revue var Bouwmeester „Wonder boven Won der", die door geheel het land ginj en byzonder veel succes had „Champagne", Bouwmeester's re vue, welke zooveel successen brach voor Buziau, „Dat is goed bekeken" welke revue in begin 1933 zyn pre mière beleefde, enz., enz. Ofschoon meermalen werd ge schreven en gesproken over he. feit, dat Buziau voornemens zijr zou het tooneel te verlaten, heel. de persoon in kwestie toch nog nim mer hiervan gewaagd. Buziau speelt graag en zoolang het Neder - landsch publiek hem weet te waar- deeren, zal hij blijven spelen. Buziau heeft het te kwaad met zijn jasje in de revue 1935. VERGANE „GLORIE" VAN CHATEAU D'IF. j tijd nieuwe frischheid, welke haast nog grootere waardeering verdient, dan zijn spel zelf. Buziau heeft in die veertig jaren de lach gekroond. Dit jubileum geve hem den kroon, dien hij ten volle verdiend heeft mag ontvangen van de zijde van het pu bliek dat den komiek ten volle weet te waardeeren. Buziau speelt graag en het verveelt hem niet ook niet wanneer hy drie k vier maanden achtereen in dezelfde scènes moet optreden. Hij is een vroolijk, gemoedelijk mensch met een zonnig humeur en zyn gulle lach werkt aanstekelijk. Buziau speelt het liefst in scènes, waar in hij weinig of niets behoeft te zeggen. Hy ziet het publiek aan, als het ware door een spiegel; hij imiteert (doch altijd op een decente wijze) zijn menschen en behoeft dan niet veel meer te doen om de zaal met een gulle schaterlach te vullen. En wat van Buziau ook nog dient te worden gezegd: zijn grappen en grollen zullen nimmer buiten de perken van het fatsoen gaan; hij is geestig, maar nooit op een wyze, welke niet door den beugel kan. Hiernaast is Buziau een man, die uitste kend met zijn collega's weet op te schie ten. Niets ziet hij liever, dan een goede verstandhouding tusschen de artisten on derling; dit kunnen vooral de leden van de Bouwmeesterrevue, waaraan Buziau werkzaam is, getuigen. Buziau is een man met origineele inval len. Hij maakt, in tegenstelling met de an dere artisten der revue, zijn eigen kleeren; hij ontwerpt ze en zendt de modellen naar zijn kleermaker, die een wassen pop van zijn postuur heeft. Hoeden, schoenen, jas sen, requisieten, dat alles is het ontwerp van Buziau, het resultaat van een paar geestige invallen, soms op straat, soms in zijn atelier, soms zelfs onder het gesprek, opgedaan. Buziau heeft in zijn woning te Rijswijk een eigen atelier'tje, waar hij graag knut selt. Met behulp van een hamer, een beitel én een figuurzaag maakte hij reeds menig kostelijk stuk, dat op het tooneel in „Scala" te Den Haag verscheen. Buziau in zijn jubileum-revue. Tegen den tijd, dat het gezelschap van Bouwmeester een nieuwe revue aankondigt, gaat Buziau aan het werk; hij sluit zich op in een werkhokje en timmert en hamert, dat het een lust is. Hij is een onvermoeid, levenslustig werker. Zelfs in de dagen, dat hij des avonds laat nog op het tooneel moet staan om het publiek bezig te houden, werkt hy voort, zijn dagtaak indeelend met het repeteeren zijner rollen om het tim-: meren zijner tooneeldécors. En het moet worden gezegd, dat Buziau's tooneelrequi- sieten verreweg het meest succes hebben. Naast een rasartist is Buziau een goed echtgenoot en huisvader. Zijn vrouw, die nog enkele jaren geleden geregeld optrad HET BAGNO VAN CHATEAU D'IF TE HUUR GEZET! Het beruchte kasteel van Iff, waar man nen als Mirabeau, de graaf van Moote- Christo en „De man met het ijzeren mas ker" en zoo vele andere grootheden ge kerkerd lagen, is thans door de Franse he regeering verhuurd. Het eiland Chateau d'If ligt ver buiten de Middellandsche Zee en is de laatste uit- looper van het vaste land, drie mijlen van Marseille verwijderd. Men kan het berei ken in barkassen (groote sloepen). Hier was wel het beruchtste bagno. Eerst in de Revolutiejaren werd het opgeheven en thans vormt het nog slechts een der mooi ste en meest omvattende uitzich/tspunten over de Golf van Marseille. Het waren de trotsche adel, de zwendelaars van het oude regime en de trouwelooze minnaars, die in duister gemaakte staats- sloepen den tocht naar de kale rotsen van het bagno maakten. Talrijk zijn de verha len, welke de burgerij om deze menschen heenspon, hetgeen niet te verwonderen was, want als men als vreemdeling een dergelijke stoet voorbij zag gaan, dan kreeg men ook inderdaad den indruk met een soort duivelsgroep te doen te hebben. De meesten van hen droegen ijzeren maskers, hetgeen natuurlijk de fantasie der legende nog meer stof gaf. Men verhaalde elkaar fluisterend van de ongelukkigen, die meestentijds nimmer meer terugkeerden. Velen van hen ver schrompelden tusschen de brooze, alles ver zengende kalk tot een geraamte; anderen werden na een wanhopige poging tot vluch ten in een zak genaaid en in zee geworpen, waarna zy in de eindelooze diepte zonken. Om het eiland heen straalde de prach tigste en meest ongerepte natuur en door de smalle luchtopeningen, welke bij wijze van vensters in de dikke kalkmuren waren gebeiteld, vingen de gevangenen een glimp op van het tintelend leven aan de MarseJ- laansche havens, van waaruit de staats- sloepen geregeld heen en weer voeren. De matrozen zongen het lied op den maat hun ner slagriemen en voerden iedere keer op nieuw weer nieuwe gevangenen aan Onzichtbaar, maar verrassend voelbaar zyn de gewelven van het beruchte bagno nog heden ten dage gevuld met de gesu blimeerde fantasiëen van een adel, die zich den tijd met vele avonturen verdreef en tot wiens eenige verontschuldiging kon gel- I den, dat het slachtoffer in een onberispe lijke houding er voor wist te sterven. Vele namen van zeer verschillenden rang verleenden aan het Bagno van Chateau d'If een bijzonder accent. Hier was het o.a., dat de Graaf van Monte Christo, de held uit den roman van Alxander Dumas, zijn fantastische vlucht waagde. Toont men den wachter van het oude bagno 'n geldstuk, dan zal hij U gaarne in den gang voorgaan, welken de graaf met opoffering van de huid zijner adellijke han den in jarenlang werken naar die cel boor de, waar hij het in een zak genaaid lijk van zijn buurgevangene vond, dit in zijn eigen cel stopte en zich zelf in den zak stopte. Den volgenden morgen wierp men den zak in zee en de Graaf was gered! Deze coquette graaf bezat in werkelijk heid de allures zijner eeuw, voor welke de dood van den buurman tot eigen leven goed genoeg was. Wil men den tabel aan den ingang van het bagno gelooven, dan moeten hier op het eiland heele boeven kolonies zijn uitge teerd. Typeerend voor deze plaats is het Lot van den wachter, die met een stompje kalk in de hand, de bloedige woorden der schrikwekkende geschiedenis des graven verhaalt. Hy ratelt als een automaat en zijn fantasie-uniform zwiert om hem heen. Op ie binnenplaats staat zijn vrouw en ver koopt briefkaarten aan de bezoekers. Deze vrouw is zeer gebogen, gerimpeld, maar in het geheel niet oud. De gruwelijke eento nigheid van het weerzinwekkend eiland schijnt niet nagelaten te hebben zyn sporen op deze vereenzaamde menschen te druk- Jteiu ui ditzelfde bagno liep ook Graaf Mira- bo in de engte van zijn cel gedurende 18 maanden heen en weer. Het grauwe ge welf, hetwelk dezen geweldigen rhetoricus der beginnende revolutie omsloot, schijnt zich aan den vorm van zijn hoofd te heb ben aangepast. De nieuwe gedachten van dezen Graaf Mirabeau ontsproten in een tyd, waarvan hij wist, dat deze rijp was voor den onder gang, maar zyn geest was scherp genoeg, de schrede van een komenden tijd te ver staan. Graaf Mirabeau was een der verme telste zonen van het oude Fransche regime, i maar hij adopteerde de Revolutie, welke wel niet de zaak van zijn stand, doch die van zijn volk was. Hij stond tusschen twee tijdperken, maar hij had den moed, de kracht en het cynisme beiden te overzien. Hy had de koningin kunnen bezitten, als hij de monarchie had gered, doch hem be koorde niet het bezit, alleen de perspectie ven. Hij zag de ontwikkeling van Europa, hoewel hy nauwelijks met diplomaten, bijna alleen met heit volk omging. Graaf Mirabeau kwam door een speel schuld of misschien wel door een liefdes avontuur in het Bagno van Chateau d'If. Na 18 maanden bevrijdde hem de Revo lutie van een burgerij, welke toentertijd nog streed. Hij verliet hert bagno zonder wrok, bijna glimlachend, doch reeds langzaam gedra gen door hert „5a ira", hetwelk door Mar seille trommelde. Hij ging naar Parijs en maakte zich daar tot een dringenden spre ker van een stand, wiens geschiedkundig werk hij erkende en bevestigde terwijl zijn lichaam langzaam ten onder ging aan de gebreken van den tijd, dien hij besLreed. Dit maakte zijn lot zoo vreeselijk, dat in hem twee tijden zich kruisten. Zijn hoop op de toekomst, op Frankryk's beter lot, streed met het verval van zijn lichamelijke krach ten. De dood bekroop hem gluiperig en af schuwelijk en hij voelde hem naderen.,.. De verbittering en de martelingen, door staan tijdens zijn verblijf op het Bagno droegen er het hunne toe by en maakten hem tevens tot een verstorven wezen, dat staarde in een toekomst, welke hy nimmer zou mogen beleven. Hier was het ook, dat ten tijde van Lode- wijk XIV zat opgesloten „de man met het j ijzeren masker", over wiens naam, stand en misdaad altijd een dichte sfeer van ge heimzinnigheid hing en wiens mysterie tot op heden ten dage nog steeds niet opge lost is. Marazin, de alvermogende Minister van Frankrijk en opvolger van Richelieu, werd door laatstgenoemde in een staatsgeheim ingewijd en hem werd tevens een gevan gene overgegeven, van wien niemand wist wie hij was. Dit geschiedde in het jaar 1642, en toen was de gevangene een kind van nog geen vier jaar oud. Toen Marazin in 1661 stierf, werd de 23-jarige gevangene naar het bagno overgebracht, waar hij zeer streng werd bewaakt. De gevangene, die steeds een ijzeren masker droeg, werd be waakt door een officier, die het uitdruk kelijk bevel had gekregen om den gevan gene bij de eerste poging tot ontvluchting of om zijn masker af te zetten, te dooden. De weinigen, die den onge lukkige hadden gezien, be schreven hem als een wel gebouwd men met een zachte innemende stem. Niemand, behalve eenige zeer vertrouwden, wist van het staatsgeheim af. Wij noemen van deze enkelen Richelieu, Marazin, Chamilland en Saint-Mare. Eens had de gevangene eenige letters gekrast op een tinnen bord en het bord werd in zee gewor pen. Een visscher, die het bord had gevonden en het aan den commandant van het eiland bracht, werd het leven gespaard, toen men tot de ontdekking kwam, dat hij niet kon lezen. De commandant van het eiland bediende den ge vangene zelf, bracht zyn eten en sloot zelf zyn ka mer. Zelfs Minister Lou- vois sprak niet tot den ge vangene dan met ongedekt hoofd. Uit alles blijkt, dat de gevangene een persoon van hoogen rang moet zyn geweest en dat een schan delijke intrige hem van zijn geboorte af van zyn vrijheid had beroofd. Eindelijk stierf de onbekende in het jaar 1704. Hij werd des nachts begraven op het kerkhof St. Paul te Parijs. Tevergeefs heb ben geschiedschrijvers getracht den sluier, welke over dezen gevangene hing, op te lichten. Zelfs de bestorming van de Bastille heeft in deze zaak geen klaarheid kunnen brengen. Wat men nu met vrij groote zekerheid weet, is, dat de gevangene geen buiten landsche prins is geweest of een lid van een der hooge addellijke geslachten van Frankrijk. Er werd wel hert vermoeden uitgesproken, dat de gevangene een twee lingbroeder van Lodewijk XIV zou zyn ge weest, wellicht de eerstgeborene. Meer dan een vermoeden is dit echter niet. Zeker is, dat de gevangene in hetzelfde jaar als Lode wijk XIV het levenslicht aanschouwde. Ook in de toekomst zal het wel niet meer mo gelijk zijn om eenige klaarheid in deze zaak te brengen. Echter moeten wij diep medelijden heb ben met den ongelukkige, die door schan delijke intriges 66 jaar is opgesloten ge weest en van zijn geboorte af van zyn vrij heid beroofd, zonder dat hiervoor eenig mo tief is opgegeven, terwyl zelfs alle docu menten op den ongelukkige betrekking hebbend, werden vernietigd. Als men hert afschuwelijk bagno mert zijn berucht verleden verlaat, dan snakt men naar adem. Men is blij weer een heerlijk blauwe lucht en de ruischende zee te zien en onder het gerammel zijner kranen en het gefluit zijner scheepssirenen doemt Marseille op en mèt haar handeldrijvende wereld, welke met een hautain gebaar en een lachje op de lippen op het verlaten eiland wijst, zonder aan zijn wezen te den ken.... H. P. B. De gevangenishof van Chateau d'If.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1935 | | pagina 13