WOENSDAG 19 DECEMBER 1934 DE LEIDSCHE COURANT TWEEDE BLAD. - PAG. 7 LETTEREN EN KUNST LAND- EN TUINBOUW BENARDE POSITIE DER KLEINE BOEREN. Het Eerste Kamerlid Ruyter bepleit het nemen, zoo noodig, van uitzonderlijke steunmaatregelen. In het „Boeren- en Tuindersblad" be spreekt het Eerste Kamerlid H. Ruyter, secretaris van den Aartsdiocesanen R. K. Boeren- en Tuindersbond, de positie der kleine boeren in een uitvoerig artikel, waar aan wij het volgende ontleenen: Het moet worden erkend, dat de toestand, waaronder de kleine boerenbedrijven ver- keeren, met den dag ongunstiger worden. De oorzaak is te vinden in het feit, dat de te bedingen prijzen voor melk en vleesch te laag zijn en dus de productie niet loo- nend is, aan den anderen kant, dat door de beperking der productie, de ondergrond waarop deze bedrijven rusten, te smal wordt. De vraag door menigen in kommer ver keerenden kleinen bedrijfsboer te stellen zal luiden: maar waarom komt er dan toch geen verbetering? Waarom houdt men dan toch bij de maatregelen niet meer met on zen benarden toestand rekening, want de toewijzing van biggenmerken, varkens en kalveren, waarbij men met onze kleine be drijven rekening hield, is niet voldoende gebleken. Op deze terecht te stellen vraag willen wij vandaag ronduit antwoorden. Dit komt voor een niet onbelangrijk deel hierdoor, dat de drie Centrale Landbouw organisaties het over het geven van een uit zonderingspositie van kleine bedrijven niet eens zijn. In ons blad van 23 November is door ons opgenomen een brief van de drie Centrale Landbouworganisaties aan den heer Ir. Louwes, Regeeringscommissaris voor den Akkerbouw en Veehouderij, houdende een gevraagd advies over de te volgen richt lijnen bij de beperking van den melksteun. Onder b. werd in dit adres het volgende opgemerkt. „De onder a genoemde richtlijnen, die bij de verdeeling van de totaal-hoe veelheid te steunen melk over de verschillende gewes ten moeten worden in acht genomen, be- hooren ook, door de provinciale organisa ties mutatis mutandis te worden gevolgd. De Prov. Organisaties zullen bij de na dere toepassing der beperking daarenboven rekening kunnen en moeten houden met alle bijzondere omstandigheden, waaronder de bedrijven werken. Een deel van de leden der Dag. Besturen sprak den wensch uit, dat bij de toewijzing, zoowel landelijk als gewestelijk, eeniger- mate rekening zal moeten worden gehou den met het meer of minder groot aantal kleine bedrijven, in bepaalde gewesten voorkomende, en met de positie dezer kleine bedrijven. Onder „kleine bedrijfjes" worden hier verstaan bedrijfjes, waarop ten hoogste drie koeien worden gehouden, zelf standige ondernemingen zijn en het karak ter van landbouwbedrijven hebben". Hieruit volgt dus, dat niet alleen geen eensluidend advies werd gegeven, doch dat slechts een deel der leden van de Dag. Be sturen der drie Centrale Landbouworga nisaties van meening was, dat eenigermate rekening moet worden gehouden met de kleine bedrijfjes, waarbij nog wel bepaald werd, dat hiertoe slechts bedrijven met hoogstens drie koeien werden gerekend. Hoewel het geen gewoonte is te publi- ceeren, welke organisaties voor of tegen een maatregel zijn, achten wij het thans noodig te verklaren, dat het deel der leden, dat met de belangen der kleine bedrijfjes wilde rekening houden, alleen bestond uit de vertegenwoordiger van onze katholieke boerenorganisatie. Het landbouwcomité en de Christelijke Boerenbond wilden zoodanig advies niet steunen. Wanneer onze kleine boeren dit lezen, helpt dit hun niet veel, dat geven wij toe doch de schuld ligt niet bij de eigen boerenorganisatie, doch bij een andere. Niettegenstaande dit advies hebben wy ech ter vertrouwen in den Minister en hopen wij, dat h.ij het advies onzer organisatie zal volgen. PROV. STATEN VAN ZUID-HOLLAND. De heer Heukels (Ged. Staten), zijn rede vervolgend, protesteert tegen de uit lating van den heer Ter Laan, volgens wien Ged. Staten slechts de uitvoerders zijn van den distatorialen wil van den „calvinisti- schen" minister van Binnenlandsche Zaken, alsof het een schande zou zijn, indien men calvinist is. Bovendien, spr. zou zich niet kunnen voorstellen dat 's heeren Ter Laan's partijgenoot De Bruin ook nog maar één dag in het college van Ged. Staten zit ting zou willen hebben, indien dit college niet zeifstaandig zijn verantwoordelijkheid gevoelde. Dit college „administreert" niet onder een dictator, doch bestuurt volgens eigen verantwoordelijkheid; het behoedt tegen ineenstorting en ondergang en het brengt een salarispeil, dat elke critiek kan weer staan. Spr. ontkent, dat de opbrengst der belas tingen te laag is geraamd. Wat 1933/34 be treft, dit is inderdaad wat meegevallen ten opzichte van de raming, die 164.000 per opcent bedroeg, terwijl de vermoedelijke uitkomst op 174.200 zal zijn te stellen, maar dit is dan toch altijd nog 50.000 per opcent minder dan in het voorafgegane jaar. Tegenover den heer Ter Laan, die had aanbevolen een systeem van raming der belasting-opbrengst te volgen naar de uit komst en het afgeloopen jaar. Het ei van Columbus, doch het doet spr. rieken naar een minder gewenscht ei. Indien wij over de afgeloopen twee jaren dat systeem had den gevolgd, zouden we ƒ2.481.350 minder hebben ontvangen, en er zou dan een ge weldig gat in de provinciale kas zijn ont staan. De toekomst ziet spreker donker in; op het laatste oogenblik echter kan Gods hand uitkomst geven. Een lichtpunt ziet spreker: In de Rotter- damsche haven en daar klopt het hart van de provincie kwamen in 1931 meer dan 10.000 schepen binnen, in 1932 en '33 was dit telkens aanmerkelijk minder, doch 16 December, is weder het 10.000ste schip in 1934 binnengekomen. De heer Van Boejjen (Ged. St.) ant woordt op de opmerkingen inzake streek plannen en drinkwatervoorziening. Spr. wil ook de kleine drinkwaterleiding- bedrijven recht doen wedervaren en hij verheugt zich erover dat men het princi- pieele vraagstuk van de verplichte aanslui ting niet heeft aangeroerd. Wat de streekplannen aangaat, 95 pet. van de gemeentebesturen missen de be schikking over voldoende deskundigen om zelve hun uitbreidingsplannen vast te stel len. Het doel van de streekplannen is, orde te scheppen en een al te zeer verspreide be bouwing te vermijden. Ged. Staten zijn overtuigd, dat alles moet worden gedaan om het natuurschoon te behouden en om recreatie-oorden te beschermen of zoo mo gelijk aan te leggen. Ten opzichte van de veerverbindingen zijn Ged. Staten diligent. De muur tusschen dit college en de Rotterd. Tramweg-Mij., die de diensten op de eilanden onderhoudt, moet echter worden weggebroken, voordat van verdere medewerking van de zijde der provincie sprake kan zijn. Inmiddels zijn de onderhandelingen met de Rotterdamsche Tram hunnerzijds weder ingeleid. Spr. acht het volstrekt ontoelaatbaar, dit bedrijf, dat in financieele moeilijkheden verkeert, met nieuwe bijdragen te helpen, zoolang het niet bereid is tot reorganisatie van zijn diensten. In de namiddagzitting is het woord aan den heer Verbroek (Ged. St.). Spr. zet uiteen, dat ten opzichte van de subsidiee- ring der monumenten-restauratie geen vermindereng van reeds vroeger voor een zeker aantal jaren toegezegde subsidies kan worden verkregen. Wel kan bezuinigd wor den door de uiterste soberheid bij de toe kenning van nieuwe subsidies te betrach ten. Inderdaad loopen vele van dergelijke subsidies over een te groot aantal jaren. Wat de restauratie der Groote kerk te Dordrecht betreft, spr. acht het niet moge lijk op dit oogenblik daarvoor een subsidie bedrag uit te trekken, doch hij hoopt aan DE OSS. ROM. LEEST HET „ARBEITERTUM" DE LES. Wij ontvingen aflevering no. 16 van „Ar- beitertum", het orgaan van de Nationaal- Socialistische Organisatie der individueele cellen, tevens officieel orgaan van het Duietsche arbeidsfront, aldus lezen wij in de Oss. Rom. Als motto vinden we aan den kop van het blad: „Het Duitsche arbeids front is de organisatie van alle Duitsche hoofd- en handarbeiders". (Adolf Hitler), alsmede: „Allen, die de slaafschheid naas tenliefde noemen, scharen zich rond Rome, allen, die smachten naar eer en zielsvrij- heid, scheiden zich af van de geestelijke wereld van Rome" (Rosenberg). Wij citeeren deze motto's, omdat zij staan aan den kop van het „officieel orgaan" van het Deutsche arbeidsfront, dat volgens de woorden van het Hoofd van den Staat, de organisatie is „van alle hoofd- en handar beiders in het Duitsche Rijk". Derhalve ook van de katholieke Duit- schers, ook van de burgers, die gehoorzame zonen willen zijn van Rome, die nog niet met hun geloof gebroken hebben en die de eer en de vrijheid van hun vaderland met eer hebben verdedigd. Wij vragen, hoe dergelijke woorden in een officieel orgaan te rijmen zijn met de plechtige verklaring van het concordaat, dat het Derde Rijk met Rome heeft gesloten. „Tijd" de voorjaarszitting te kunnen voorstellen, daarvoor alsnog een subsidie aan de be- grooting-1935 toe te voegen. Ten opzichte van herstel van het historische Statenzaal- tje (het Hof) te Dordrecht heeft Ged. Sta ten nog geen plan met aanvraag om subsi die bereikt. Daarna volgen replieken. Bij den desbetreffenden post zet de heer Hoejenbos (S.D.A.P.) de wenschelijk- heid van de uitzending van zwakke kinde ren uiteen. De heer Van Boeijen (Ged. St.) ant woordt, dat diverse koloniehuizen, waarin kapitaal is geïnvesteerd, tot conversie met renteverlaging zouden kunnen overgaan, terwijl ook de kosten van uitzending en verpleging per kind zijn gedaald. Verder kan meer controle worden uitge oefend op de financieele draagkracht der ouders. Dr. Horst (V.D.) dient een motie in om een onderzoek naar verbetering van de voorzorg inzake krankzinnigenverpleging te doen instellen. De heer Bolsius (Ged. St.) zegt, dat deze zaak de aandacht van het college heeft; zij moet worden bekeken in verband met de financieele mogelijkheid. Besloten wordt de motie om praeadvies in handen van Ged. Staten te stellen. De provinciale begrooting wordt z. h. st. goedgekeurd. De voorzitter sluit de vergadering en wenscht den leden een prettig Kerstfeest. NIEUWE VERVOERSOUTILLAGE BIJ DE NED. SPOORWEGEN. Na achtereenvolgens in verschillende lan den burgerrecht te hebben verkregen, kwam zooals bekend is de laadkist (container) ook in ons land. Dit waren groote kisten met een inhoud van ongeveer 7 m., bestemd om op open spoorwagens te worden geladen. Thans is men een schrede verder gegaan en is bij de Ned. spoorwegen ingevoerd een kleine (ijzeren) laadkist, ter grootte van M 1.08 bij 0.98 by 1.54, die, voor zoover in voor raad, op aanvraag aan de stations, aan den afzender in huur verstrekt, afgehaald, ver voerd en besteld wordt, zoodanig dat de kist, die 220 kg. weegt, bij berekening van de vracht enz. buiten beschouwing gelaten wordt. De kisten, waarvan er onlangs een hon derdtal besteld zijn, worden geleverd door de Noord-Nederlandsche Machinefabriek te Winschoten en zijn dus van Nederlandsch fabrikaat. M3n kan niet zeggen dat de spoorwegen tegenwoordig niet alles doen om vervoer te trekken. Uitgaven van de N.V. Boekdrukkerij „Helmond" te Helmond. a. Met de Uiver naar Melbourne, door Nor. Herkens. Niet alleen de jeugd, maar ook de oude ren zullen dit zeer boeiend reisverhaal van de K.L.M.-vogel lezen. Alle gebeurtenissen .tijdens deze wedstrijd-race zijn op aantrek kelijke wijze beschreven. Uit dit werkje, versierd met vele goedgeslaagde foto's, valt eveneens wat te leeren, zoodat we aanraden met deze uitgave kennis te maken. b. Een Tante die chauffeert, door Nellie Wesseling. Een reislustige tante koopt een Fordje en maakt met twee nichtjes een tochtje door Limburg. De auto „de Blauwe Tor" heeft ruogal kuren, maar het einddoel wordt bereikt en de gebeurtenissen in het een zame huis, de nacht op den hooiberg en het avontuur in het hotel beleefd, zullen de jeugdige lezeressen vol belangstelling lezen. c. Zwarte Oogen, door Piet v. d. Zanden. Documenten, die de aanwijzingen bevat ten, hoe een verborgen schat in Californië gevonden kan worden, zijn in het bezit ge komen van een hypnotiseur. De eigenaars van deze waardevolle papieren, doen al hun best, „de man met de zwarte oogen" vóór te zijn, hetgeen hun, na veel avontu ren, tenslotte gelukt. Aanbevolen! Uitste kende illustraties! Een echt jongensboek! J. G. T. Uitgaven van N. V. v. Holkema en Warendorf. Amsterdam. No. 1. Met de trekpot op Avontuur, door Onno Win. Met hun vijven en Loebas, de hond, gaan ze met „de Trekpot" op reis en al de avon turen, die ze beleven worden hier verteld. Loebas wordt door ciscuslui gestolen. Om den hond terug te krijgen, gaat Karei, één der vijf, bij 't circus in dienst. Karei ziet Loebas wordt door circuslui gestolen. Om hij hem opeischt, is Loebas verdwenen. Loebas wreekt zich later op den dief. Wim, een andere van 't stel, wordt bij den in tocht van een Indianenstam van 't paard geworpen, krijgt een hersenschudding en moet drie weken in een ziekenhuis ver pleegd worden. Nog andere avonturen spe len zich af. Dan wordt de terugreis aan vaard. Een jongensboek bij uitnemendheid. Rie Reinderhoff zorgde voor plaatjes, die ge zien mogen worden. No. 2. Katrijntje van Waterhoek, door J. P. Zoomers-Vermeer, geïllustreerd door Rie Reindershoff. Na moeders dood wordt Katrijntje bij Oma in de stad grootgebracht. Hier vindt ze het niets leuk. Ze wordt ziek en om op te knappen wordt ze in Waterhoek bij de 2de Oma gebracht, waar ze hersteld en zich dadelijk thuis voelt. Vooral Barend van Emmen, de beste zwemmer en roeier, vindt ze een aardige jongen en deze wordt door Katrijntje en Til Sant, die bij hen is komen logeeren, danig geplaagd. Barend is nog grooter in haar oog als hij een kind redt, dat in het water valt. Tot slot van dit aller aardigst meisjesboek vinden we verteld van de feestelijkheden ter eere van Groot jes honderdste verjaardag, een gebeurte nis in Katrijntjes oog van buitengewone beteekenis. Ieder meisje van 910 jaar zal Katrijntje met bijzondere voorliefde lezen. J. G. J. „Mijn Land" Drenthe, van Jb. Bussink, Deventer. Als achtste album in de prachtige serie uitgaven van „Mijn Land" verscheen nu Drenthe. Het blijkt telkens weer, welk 'n voor treffelijk werk de bekende firma Jb. Bus sink uit Deventer met deze prachtige uit gave heeft gedaan. Er moge dan in de AKKERBOUWPRODUCTEN GETEELD OP GESCHEURD LAND. Op de vragen van het Tweede-Kamerlid, den heer Van Rappard, betreffende vast stelling van regeer in gswege van een ga rantieprijs voor op gescheurd land geteel de akkerbouwproducten gedurende een be paald aantal jaren, heeft minister Steen- berghe geantwoordt, dat het geven van een toezegging in deze richting van te voren zou veronderstellen, dat de crisis organisaties gedurende het aantal te be palen jaren in stand zullen blijven, het geen nog geenszins vaststaat, voorts dat het garandeeren van een bepaalden prijs voor bedoelde producten zou moeten mee brengen een verbod van aanleg van nieuw grasland op de bedrijven, hetgeen bezwaar lijk is. Het vaststellen hoeveel ieder bedrijf op gescheurd grasland heeft geteeld ge durende de jaren, waarvoor de garantie geldt, is practisch moeilijk uitvoerbaar. Door bijzondere financieele voordeelen zou het scheuren van grasland kunnen worden aangemoedigd, b.v. door scheurpremies. Ook dan zou 't nieuw aanleggen van gras land in de bedrijven, die een scheurpremie hebben aanvaard voor een bepaald aantal jaren moeten worden verboden, wijl an ders de scheurpremie zou neerkomen op een premie op wisselbouw met invoeging van kunstweide en zou hierop controle dienen te worden uitgeoefend, al ware dan een speciaal in stand houden der crisis- organisatie voor dit doel niet noodzakelijk. Bezwaren tegen scheurpremies zijn: de moeilijkheden bij overgang van bedrijven of gronden, die van de scheurpremie heb ben geprofiteerd en de absoluut noodza kelijke controle op de kwaliteit der te scheuren gronden. De minister meent, dat geen speciale maatregelen om het scheuren van grasland te bevorderen, dienen te worden genomen, maar dat (het al dan niet scheuren van grasland een gevolg moet zijn van de mede onder den invloed der crisismaatregelen te verwachten economische verhoudingen in het landbouwbedrijf. Waar de crisismaatregelen thans beoogen een aan de veranderde verhoudingen aan gepast evenwicht in het landbouwbedrijf te zoeken, moet dit evenwicht het gevolg zijn van meer bijlvende oorzaken dan scheurpremies en dergelijke ooit zouden kunnen geven. Zoolang de vermelde bezwaren voor den minister niet voldoende uit den weg zullen zijn geruimd, meent hij tot de gevraagde maatregelen zijn medewerking niet te kun nen verleenen. eerste plaats uitgegaan worden van het standpunt: „reclame", deze wijze van re clame-maken kunnen wij niet anders dan toejuichen. De uitvoering van dit album is weder om op de bekende wijze verzorgd door de firma Enschede te Haarlem en be vat 100 kleine en 2 groote platen naar oor spronkelijke aquarellen. Drenthe is bij de meeste toeristen vry- wel onbekend. Zijn heerlijke heiden, welke jammer genoeg niet meer „oneindig" zijn, zijn veengebieden, maar ook zijn dik wijls zeer mooie bosschen, behooren tot de streken, waarheen maar weinig liefheb bers den weg hebben weten te vinden. Wij gelooven, dat dit album evenals zijn voorgangers een goed onthaal bij zijn tal rijke spaarders zal vinden en wij hopen, dat dit boekje er toe bijdragen moge om Drenthe een goede plaats te geven in de rij der Nederlandse he provincies. De ruilvoorwaarden blijven dezelfde, zoodat de plaatjes van de verschillende al bums tegen elkaar geruild kunnen worden. Dit is bij de meeste andere album-uitgaven niet het geval, doch hierdoor heeft iedere kooper van dit album de zekerheid dit vol te kunnen sparen. Wij twijfelen er niet aan, of bij kennis name zullen nog meerdere dan voorheen van deze „Allemansgading" willen profi teered Meerdere bijzonderheden worden dan ook gaarne door de firma en haar wc- derverkoopers verstrekt. Traditie en architectuur Bij Kropholler thuis. Even zoovele malen als ik Kropholler reeds om een interview gevraagd heb, even zoovele malen is dat op de hoffelijkste en vriendelijkste wijze, wel te verstaan! weggewuifd. Want individualist is onze groote katho lieke bouwmeester wel allerminst, hij voelt zich dienaar van de gemeenschap, hij be oefent gemeenschapskunst en zoover gaat die gemeenschapszin, dat hij u met werke lijke verbazing antwoordt: „Maar waar over zoudt u mij interviewen, het werk der traditie in nationale architectuur is nu een maal ons werk". Doch u is toch de meest bekende (had ik „beroemde" gezegd, ik v/are de deur gewezen) van die groep, die den vaan en de strijdkreet van het R.K. Bouwblad geheven heeft? „Wat een kunst", weerde Kropholler af, „mijn vrienden van Moorsel, Koldewey en de hunnen zijn nu eenmaal wat jonger, ik heb dus een voorsprong gehad van wat jaren om zoogenaamd meer bekend te wor den". Geen interview dus. Doch de rust en de gezelligheid en de eenvoudige weelde van het kleine, in het groen weggedoken huis je van den meester, achter op de Wasse- naarsche Zydeweg wordt door meer be zoekers opgezocht dan alleen door naar interviews jagende journalisten. Is de thee er niet voortreffelijk, zijn er niet sigaren van een lengte, die aan pijlers in miniatuur doen denken en is er niet als gastheer Kropholler tout-simple, in een stoffen werkjasje en op leeren pantoffels, voortdu rend heen en weer loopend, of de han den in de jaszakken begravend in de ont wikkeling van een argument, of zoekend tusschen boeken en papieren naar plannen en foto's ter illustratie van een betoog. Op een dier middagen trof ik er 's hee ren Kropholler's collega Koldewey, en tij dens de geanimeerde discussie, opgestoken over ik weet niet meer wat misschien wel over een onhandige opmerking van mij zelf kon ik een paar aanteekeningen maken welke duidelijker nog dan inter views de gedachten van mijn gastheer en de zijnen weergeeft. „Je vraagt je af, voor wie wordt er ge bouwd, voor de leeken of voor de archi tecten? Het publiek zoekt weliswaar uiter lijke dingen, doch het verwacht, althans ten onzent, een eenvoudige stijl, het heeft zich hier te lande steeds tegen de zottig heden van net moment verzet". De smaak moet hier als hoeder krijgen menschen van cultuur, van leeken net zoo goed als van architecten. Doch bij ons wordt schoonheid nog al eens met wel stand verward. En dan krijgt men de krankzinnigheden van een O.W.'ers cultuur, inplaats van de eenvoud en de natuurlijk heid onzer dorpen en kleine stadjes". Een zekere brooddronkenheid? „Precies, onze volksaard is aan het ver- O.W.-en! Doch laat men daardoor in de eerste plaats de representatieve Openbare en Kerkelijke gebouwen sparen. Particu lieren mogen zelf weten welke eigen smaak zij willen experimenteeren, doch onze na tionale karakteristiek eischt de terugkeer tot de gewone typische vormen. Wat is dan de bijdrage van de nieuwe kunst? heb ik gevraagd. „Nu stelt u de kwestie zoo", werd mij verweten. ..alsof er noodzakelijkerwijze elke 50 jaar een nieuwe bouwkunst moet ontstaan. Met groote fanfares wordt thans een nieuwe bouwkunst rondgebazuind als het bewijs van een nieuw geloof, van een nieuwe levensopvattingen. Doch het is een dwaasheid bouwmethodes die eeuwen zijn beproefd gebleken zoo maar ter zijde te schuiven. Als men werkelijk wil beant woorden aan de opgaven van de praktijk, dan blijkt drie kwart der oude bouwwijze het beste. De menschen van 1800 kenden reeds zoo goed de materialen, hadden reeds zoo diep de constructie wijze overdacht, dat de grens ervan bereikt is, van doelmatig heid en schoonheid en eenvoud". Beteekent dit dan niet voortdurend copieeren? „Integendeel! De boeren, die hun mooie boerderijen bouwden, vele honderden jaren achtereen, copieerden niet, zij schiepen! Nog minder deden dat de kerkenbouwers der oudheid, zij volgden een bepaalden weg, doch dat sloot het .scheppen" niet uit. De modernelingen daarentegen stellen de zaak veel te „grof", die meenen dat alleen iets „niet dagewesenes" scheppen betee kent en dat dit moeilijk is! Het is veel moeilijker om binnen een stramien te scheppen". „Er is een Nederlandsche traditie, die van het raadhuis in Naarden, van de Vleeschhal in Haarlem, van de oude dorps kerken. De negentiende eeuw met zijn fa- brieksopkomst heeft rommel en overlading gebracht. Cuypers, op 't voetspoor van Viollet le Due, had de instructieve blik hoe er uit te komen. Hij greep terug tot den tijd vóór de Renaissance. Hij was niet de eenige die zoo dacht. Zijn tijdgenooten, de pre-Raphaëlieten Crane en Morris hebben 't Engelsche landhuis hervormd, niet door iets nieuws te scheppen, doch door terug te grijpen tot de zuivere gaafheid, die toe vallig middeleeuwsch was. Berlage heeft de ideeën van Cuypers overgenomen en met nog grootere gestrengheid „doorgevoerd". Deze tv/ee waarlijk verlichte geesten hebben ons den weg geëffend. Ze hebben ons om. geleerd het stucadoorswerk af te schaffen en onze mooie baksteen, onze eigendommelijke nationale trots, in eere te herstellen, ook voor het binnenwerk onzer gebouwen". Eenige weken later had ik het voor recht architect Kropholler in Amsterdam te mogen ontmoeten. En wandelende door de stad illustreerde hij zijn betoog aan de hand der sprekendste voorbeelden. Wij dwaalden over de plavuizen en langs de gaanderijen der trotsche beurs, wijdsch en grootsch en zuiver. We keken naar de een voud en schoonheid in de constructie der Vondelkerk, Cuypers baanbrekend werk, dat zoo slecht begrepen nageaapt is in het halfslachtige postkantoor. En tegenover Berlage's juweel van het diamantarbeiders gebouw stelde hij de protserig nageaapte patronas-bondsgebouwen aan het Wees per plein. Dien middag heb ik nog het Rita- klooster over 't IJ bezocht en de Linaeus- hof in de Watergraafsmeer. Welk een ver schil tusschen deze typisch Kropholler-sche complexen en bijvoorbeeld.het Scheep vaarthuis. Dit laatste een geparfumeerde en ge-permanent-wave-de poedel, de eerste als de frissche koonen van een jonge Hol- larudsche vrouw. En wie, die de kerk in de Watergraafsmeer bezoekt, kan ontkomen aan den luister en de majesteit Gods, die er even zoo sterk in spreekt als de rust en de nood tot een gebed, ook al staat er geen toren op met een spits, die inviteert er in te knijpen verwachtende dat het ding „poef" zegt, zooals dat monstrum tusschen Haarlem en Amsterdam, dat er in de verte uitziet als een Zeppelinloods inplaats van God's Huis. Tegen de moderne uitwassen, Legen de zucht naar het sensationeele, naar persoon lijke record-breekerij, hebben reeds tal van figuren gewaarschuwd. Wijlen mr. Treub verhief destijds in de „Groene" reeds zijn stem tegen de vaderlandsche aberraties op de Parijsche Tentoonstelling van 1925; dr. Zimmerman, Werumeus-Buning en Corne lls Veth, volgden hem in „De Telegraaf", Henri Polak waarschuwde in „Het Volk", mr. Westerman in het „Haagsch Maand blad". Kropholler en zijn vrienden zien de strijd als een van den ernst tegen de op pervlakkigheid. Het is beter een ernstig mensch te blijven dan in handen te vallen van oppervlakkige spotters. En inplaats van het individueele experiment en den jacht naar eigen eer en roem, hebben zij, steeds sterker gesteund door de élite uit alle partyen en van eike overtuiging, fier en doelbewust den vaan geheven van tradi tie en gemeenschapskunst. KEES VAN HOEK.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1934 | | pagina 7