WOENSDAG 19 DECEMBER 1934
DE LEIDSCHE COURANT
TWEEDE BLAD. - PAG. 7
LETTEREN EN KUNST
LAND- EN TUINBOUW
BENARDE POSITIE DER KLEINE
BOEREN.
Het Eerste Kamerlid Ruyter bepleit het
nemen, zoo noodig, van uitzonderlijke
steunmaatregelen.
In het „Boeren- en Tuindersblad" be
spreekt het Eerste Kamerlid H. Ruyter,
secretaris van den Aartsdiocesanen R. K.
Boeren- en Tuindersbond, de positie der
kleine boeren in een uitvoerig artikel, waar
aan wij het volgende ontleenen:
Het moet worden erkend, dat de toestand,
waaronder de kleine boerenbedrijven ver-
keeren, met den dag ongunstiger worden.
De oorzaak is te vinden in het feit, dat de
te bedingen prijzen voor melk en vleesch
te laag zijn en dus de productie niet loo-
nend is, aan den anderen kant, dat door de
beperking der productie, de ondergrond
waarop deze bedrijven rusten, te smal
wordt.
De vraag door menigen in kommer ver
keerenden kleinen bedrijfsboer te stellen
zal luiden: maar waarom komt er dan toch
geen verbetering? Waarom houdt men dan
toch bij de maatregelen niet meer met on
zen benarden toestand rekening, want de
toewijzing van biggenmerken, varkens en
kalveren, waarbij men met onze kleine be
drijven rekening hield, is niet voldoende
gebleken.
Op deze terecht te stellen vraag willen
wij vandaag ronduit antwoorden.
Dit komt voor een niet onbelangrijk deel
hierdoor, dat de drie Centrale Landbouw
organisaties het over het geven van een uit
zonderingspositie van kleine bedrijven niet
eens zijn.
In ons blad van 23 November is door ons
opgenomen een brief van de drie Centrale
Landbouworganisaties aan den heer Ir.
Louwes, Regeeringscommissaris voor den
Akkerbouw en Veehouderij, houdende een
gevraagd advies over de te volgen richt
lijnen bij de beperking van den melksteun.
Onder b. werd in dit adres het volgende
opgemerkt.
„De onder a genoemde richtlijnen, die bij
de verdeeling van de totaal-hoe veelheid te
steunen melk over de verschillende gewes
ten moeten worden in acht genomen, be-
hooren ook, door de provinciale organisa
ties mutatis mutandis te worden gevolgd.
De Prov. Organisaties zullen bij de na
dere toepassing der beperking daarenboven
rekening kunnen en moeten houden met
alle bijzondere omstandigheden, waaronder
de bedrijven werken.
Een deel van de leden der Dag. Besturen
sprak den wensch uit, dat bij de toewijzing,
zoowel landelijk als gewestelijk, eeniger-
mate rekening zal moeten worden gehou
den met het meer of minder groot aantal
kleine bedrijven, in bepaalde gewesten
voorkomende, en met de positie dezer
kleine bedrijven. Onder „kleine bedrijfjes"
worden hier verstaan bedrijfjes, waarop ten
hoogste drie koeien worden gehouden, zelf
standige ondernemingen zijn en het karak
ter van landbouwbedrijven hebben".
Hieruit volgt dus, dat niet alleen geen
eensluidend advies werd gegeven, doch dat
slechts een deel der leden van de Dag. Be
sturen der drie Centrale Landbouworga
nisaties van meening was, dat eenigermate
rekening moet worden gehouden met de
kleine bedrijfjes, waarbij nog wel bepaald
werd, dat hiertoe slechts bedrijven met
hoogstens drie koeien werden gerekend.
Hoewel het geen gewoonte is te publi-
ceeren, welke organisaties voor of tegen
een maatregel zijn, achten wij het thans
noodig te verklaren, dat het deel der leden,
dat met de belangen der kleine bedrijfjes
wilde rekening houden, alleen bestond uit
de vertegenwoordiger van onze katholieke
boerenorganisatie.
Het landbouwcomité en de Christelijke
Boerenbond wilden zoodanig advies niet
steunen. Wanneer onze kleine boeren dit
lezen, helpt dit hun niet veel, dat geven wij
toe doch de schuld ligt niet bij de eigen
boerenorganisatie, doch bij een andere.
Niettegenstaande dit advies hebben wy ech
ter vertrouwen in den Minister en hopen
wij, dat h.ij het advies onzer organisatie zal
volgen.
PROV. STATEN VAN ZUID-HOLLAND.
De heer Heukels (Ged. Staten), zijn
rede vervolgend, protesteert tegen de uit
lating van den heer Ter Laan, volgens wien
Ged. Staten slechts de uitvoerders zijn van
den distatorialen wil van den „calvinisti-
schen" minister van Binnenlandsche Zaken,
alsof het een schande zou zijn, indien men
calvinist is. Bovendien, spr. zou zich niet
kunnen voorstellen dat 's heeren Ter
Laan's partijgenoot De Bruin ook nog maar
één dag in het college van Ged. Staten zit
ting zou willen hebben, indien dit college
niet zeifstaandig zijn verantwoordelijkheid
gevoelde.
Dit college „administreert" niet onder
een dictator, doch bestuurt volgens eigen
verantwoordelijkheid; het behoedt tegen
ineenstorting en ondergang en het brengt
een salarispeil, dat elke critiek kan weer
staan.
Spr. ontkent, dat de opbrengst der belas
tingen te laag is geraamd. Wat 1933/34 be
treft, dit is inderdaad wat meegevallen ten
opzichte van de raming, die 164.000 per
opcent bedroeg, terwijl de vermoedelijke
uitkomst op 174.200 zal zijn te stellen,
maar dit is dan toch altijd nog 50.000 per
opcent minder dan in het voorafgegane
jaar.
Tegenover den heer Ter Laan, die had
aanbevolen een systeem van raming der
belasting-opbrengst te volgen naar de uit
komst en het afgeloopen jaar. Het ei van
Columbus, doch het doet spr. rieken naar
een minder gewenscht ei. Indien wij over
de afgeloopen twee jaren dat systeem had
den gevolgd, zouden we ƒ2.481.350 minder
hebben ontvangen, en er zou dan een ge
weldig gat in de provinciale kas zijn ont
staan.
De toekomst ziet spreker donker in; op
het laatste oogenblik echter kan Gods
hand uitkomst geven.
Een lichtpunt ziet spreker: In de Rotter-
damsche haven en daar klopt het hart
van de provincie kwamen in 1931 meer
dan 10.000 schepen binnen, in 1932 en '33
was dit telkens aanmerkelijk minder, doch
16 December, is weder het 10.000ste schip
in 1934 binnengekomen.
De heer Van Boejjen (Ged. St.) ant
woordt op de opmerkingen inzake streek
plannen en drinkwatervoorziening.
Spr. wil ook de kleine drinkwaterleiding-
bedrijven recht doen wedervaren en hij
verheugt zich erover dat men het princi-
pieele vraagstuk van de verplichte aanslui
ting niet heeft aangeroerd.
Wat de streekplannen aangaat, 95 pet.
van de gemeentebesturen missen de be
schikking over voldoende deskundigen om
zelve hun uitbreidingsplannen vast te stel
len. Het doel van de streekplannen is, orde
te scheppen en een al te zeer verspreide be
bouwing te vermijden. Ged. Staten zijn
overtuigd, dat alles moet worden gedaan
om het natuurschoon te behouden en om
recreatie-oorden te beschermen of zoo mo
gelijk aan te leggen.
Ten opzichte van de veerverbindingen
zijn Ged. Staten diligent. De muur tusschen
dit college en de Rotterd. Tramweg-Mij.,
die de diensten op de eilanden onderhoudt,
moet echter worden weggebroken, voordat
van verdere medewerking van de zijde der
provincie sprake kan zijn. Inmiddels zijn
de onderhandelingen met de Rotterdamsche
Tram hunnerzijds weder ingeleid. Spr. acht
het volstrekt ontoelaatbaar, dit bedrijf, dat
in financieele moeilijkheden verkeert, met
nieuwe bijdragen te helpen, zoolang het
niet bereid is tot reorganisatie van zijn
diensten.
In de namiddagzitting is het woord aan
den heer Verbroek (Ged. St.). Spr. zet
uiteen, dat ten opzichte van de subsidiee-
ring der monumenten-restauratie geen
vermindereng van reeds vroeger voor een
zeker aantal jaren toegezegde subsidies kan
worden verkregen. Wel kan bezuinigd wor
den door de uiterste soberheid bij de toe
kenning van nieuwe subsidies te betrach
ten. Inderdaad loopen vele van dergelijke
subsidies over een te groot aantal jaren.
Wat de restauratie der Groote kerk te
Dordrecht betreft, spr. acht het niet moge
lijk op dit oogenblik daarvoor een subsidie
bedrag uit te trekken, doch hij hoopt aan
DE OSS. ROM. LEEST HET
„ARBEITERTUM" DE LES.
Wij ontvingen aflevering no. 16 van „Ar-
beitertum", het orgaan van de Nationaal-
Socialistische Organisatie der individueele
cellen, tevens officieel orgaan van het
Duietsche arbeidsfront, aldus lezen wij in
de Oss. Rom. Als motto vinden we aan den
kop van het blad: „Het Duitsche arbeids
front is de organisatie van alle Duitsche
hoofd- en handarbeiders". (Adolf Hitler),
alsmede: „Allen, die de slaafschheid naas
tenliefde noemen, scharen zich rond Rome,
allen, die smachten naar eer en zielsvrij-
heid, scheiden zich af van de geestelijke
wereld van Rome" (Rosenberg).
Wij citeeren deze motto's, omdat zij staan
aan den kop van het „officieel orgaan" van
het Deutsche arbeidsfront, dat volgens de
woorden van het Hoofd van den Staat, de
organisatie is „van alle hoofd- en handar
beiders in het Duitsche Rijk".
Derhalve ook van de katholieke Duit-
schers, ook van de burgers, die gehoorzame
zonen willen zijn van Rome, die nog niet
met hun geloof gebroken hebben en die de
eer en de vrijheid van hun vaderland met
eer hebben verdedigd. Wij vragen, hoe
dergelijke woorden in een officieel orgaan
te rijmen zijn met de plechtige verklaring
van het concordaat, dat het Derde Rijk met
Rome heeft gesloten. „Tijd"
de voorjaarszitting te kunnen voorstellen,
daarvoor alsnog een subsidie aan de be-
grooting-1935 toe te voegen. Ten opzichte
van herstel van het historische Statenzaal-
tje (het Hof) te Dordrecht heeft Ged. Sta
ten nog geen plan met aanvraag om subsi
die bereikt.
Daarna volgen replieken.
Bij den desbetreffenden post zet de heer
Hoejenbos (S.D.A.P.) de wenschelijk-
heid van de uitzending van zwakke kinde
ren uiteen.
De heer Van Boeijen (Ged. St.) ant
woordt, dat diverse koloniehuizen, waarin
kapitaal is geïnvesteerd, tot conversie met
renteverlaging zouden kunnen overgaan,
terwijl ook de kosten van uitzending en
verpleging per kind zijn gedaald.
Verder kan meer controle worden uitge
oefend op de financieele draagkracht der
ouders.
Dr. Horst (V.D.) dient een motie in om
een onderzoek naar verbetering van de
voorzorg inzake krankzinnigenverpleging
te doen instellen.
De heer Bolsius (Ged. St.) zegt, dat
deze zaak de aandacht van het college
heeft; zij moet worden bekeken in verband
met de financieele mogelijkheid.
Besloten wordt de motie om praeadvies
in handen van Ged. Staten te stellen.
De provinciale begrooting wordt z. h. st.
goedgekeurd.
De voorzitter sluit de vergadering en
wenscht den leden een prettig Kerstfeest.
NIEUWE VERVOERSOUTILLAGE BIJ DE
NED. SPOORWEGEN.
Na achtereenvolgens in verschillende lan
den burgerrecht te hebben verkregen,
kwam zooals bekend is de laadkist
(container) ook in ons land.
Dit waren groote kisten met een inhoud
van ongeveer 7 m., bestemd om op open
spoorwagens te worden geladen. Thans is
men een schrede verder gegaan en is bij de
Ned. spoorwegen ingevoerd een kleine
(ijzeren) laadkist, ter grootte van M 1.08
bij 0.98 by 1.54, die, voor zoover in voor
raad, op aanvraag aan de stations, aan den
afzender in huur verstrekt, afgehaald, ver
voerd en besteld wordt, zoodanig dat de
kist, die 220 kg. weegt, bij berekening van
de vracht enz. buiten beschouwing gelaten
wordt.
De kisten, waarvan er onlangs een hon
derdtal besteld zijn, worden geleverd door
de Noord-Nederlandsche Machinefabriek
te Winschoten en zijn dus van Nederlandsch
fabrikaat.
M3n kan niet zeggen dat de spoorwegen
tegenwoordig niet alles doen om vervoer
te trekken.
Uitgaven van de N.V. Boekdrukkerij
„Helmond" te Helmond.
a. Met de Uiver naar Melbourne, door
Nor. Herkens.
Niet alleen de jeugd, maar ook de oude
ren zullen dit zeer boeiend reisverhaal van
de K.L.M.-vogel lezen. Alle gebeurtenissen
.tijdens deze wedstrijd-race zijn op aantrek
kelijke wijze beschreven. Uit dit werkje,
versierd met vele goedgeslaagde foto's, valt
eveneens wat te leeren, zoodat we aanraden
met deze uitgave kennis te maken.
b. Een Tante die chauffeert, door Nellie
Wesseling.
Een reislustige tante koopt een Fordje
en maakt met twee nichtjes een tochtje
door Limburg. De auto „de Blauwe Tor"
heeft ruogal kuren, maar het einddoel wordt
bereikt en de gebeurtenissen in het een
zame huis, de nacht op den hooiberg en
het avontuur in het hotel beleefd, zullen
de jeugdige lezeressen vol belangstelling
lezen.
c. Zwarte Oogen, door Piet v. d. Zanden.
Documenten, die de aanwijzingen bevat
ten, hoe een verborgen schat in Californië
gevonden kan worden, zijn in het bezit ge
komen van een hypnotiseur. De eigenaars
van deze waardevolle papieren, doen al
hun best, „de man met de zwarte oogen"
vóór te zijn, hetgeen hun, na veel avontu
ren, tenslotte gelukt. Aanbevolen! Uitste
kende illustraties! Een echt jongensboek!
J. G. T.
Uitgaven van N. V. v. Holkema
en Warendorf. Amsterdam.
No. 1. Met de trekpot op Avontuur, door
Onno Win.
Met hun vijven en Loebas, de hond, gaan
ze met „de Trekpot" op reis en al de avon
turen, die ze beleven worden hier verteld.
Loebas wordt door ciscuslui gestolen. Om
den hond terug te krijgen, gaat Karei, één
der vijf, bij 't circus in dienst. Karei ziet
Loebas wordt door circuslui gestolen. Om
hij hem opeischt, is Loebas verdwenen.
Loebas wreekt zich later op den dief. Wim,
een andere van 't stel, wordt bij den in
tocht van een Indianenstam van 't paard
geworpen, krijgt een hersenschudding en
moet drie weken in een ziekenhuis ver
pleegd worden. Nog andere avonturen spe
len zich af. Dan wordt de terugreis aan
vaard.
Een jongensboek bij uitnemendheid. Rie
Reinderhoff zorgde voor plaatjes, die ge
zien mogen worden.
No. 2. Katrijntje van Waterhoek, door J.
P. Zoomers-Vermeer, geïllustreerd
door Rie Reindershoff.
Na moeders dood wordt Katrijntje bij
Oma in de stad grootgebracht. Hier vindt
ze het niets leuk. Ze wordt ziek en om op
te knappen wordt ze in Waterhoek bij de
2de Oma gebracht, waar ze hersteld en zich
dadelijk thuis voelt. Vooral Barend van
Emmen, de beste zwemmer en roeier, vindt
ze een aardige jongen en deze wordt door
Katrijntje en Til Sant, die bij hen is komen
logeeren, danig geplaagd. Barend is nog
grooter in haar oog als hij een kind redt,
dat in het water valt. Tot slot van dit aller
aardigst meisjesboek vinden we verteld
van de feestelijkheden ter eere van Groot
jes honderdste verjaardag, een gebeurte
nis in Katrijntjes oog van buitengewone
beteekenis.
Ieder meisje van 910 jaar zal Katrijntje
met bijzondere voorliefde lezen.
J. G. J.
„Mijn Land" Drenthe, van Jb.
Bussink, Deventer.
Als achtste album in de prachtige serie
uitgaven van „Mijn Land" verscheen nu
Drenthe.
Het blijkt telkens weer, welk 'n voor
treffelijk werk de bekende firma Jb. Bus
sink uit Deventer met deze prachtige uit
gave heeft gedaan. Er moge dan in de
AKKERBOUWPRODUCTEN GETEELD
OP GESCHEURD LAND.
Op de vragen van het Tweede-Kamerlid,
den heer Van Rappard, betreffende vast
stelling van regeer in gswege van een ga
rantieprijs voor op gescheurd land geteel
de akkerbouwproducten gedurende een be
paald aantal jaren, heeft minister Steen-
berghe geantwoordt, dat het geven van
een toezegging in deze richting van te
voren zou veronderstellen, dat de crisis
organisaties gedurende het aantal te be
palen jaren in stand zullen blijven, het
geen nog geenszins vaststaat, voorts dat
het garandeeren van een bepaalden prijs
voor bedoelde producten zou moeten mee
brengen een verbod van aanleg van nieuw
grasland op de bedrijven, hetgeen bezwaar
lijk is. Het vaststellen hoeveel ieder bedrijf
op gescheurd grasland heeft geteeld ge
durende de jaren, waarvoor de garantie
geldt, is practisch moeilijk uitvoerbaar.
Door bijzondere financieele voordeelen zou
het scheuren van grasland kunnen worden
aangemoedigd, b.v. door scheurpremies.
Ook dan zou 't nieuw aanleggen van gras
land in de bedrijven, die een scheurpremie
hebben aanvaard voor een bepaald aantal
jaren moeten worden verboden, wijl an
ders de scheurpremie zou neerkomen op
een premie op wisselbouw met invoeging
van kunstweide en zou hierop controle
dienen te worden uitgeoefend, al ware dan
een speciaal in stand houden der crisis-
organisatie voor dit doel niet noodzakelijk.
Bezwaren tegen scheurpremies zijn: de
moeilijkheden bij overgang van bedrijven
of gronden, die van de scheurpremie heb
ben geprofiteerd en de absoluut noodza
kelijke controle op de kwaliteit der te
scheuren gronden.
De minister meent, dat geen speciale
maatregelen om het scheuren van grasland
te bevorderen, dienen te worden genomen,
maar dat (het al dan niet scheuren van
grasland een gevolg moet zijn van de mede
onder den invloed der crisismaatregelen te
verwachten economische verhoudingen in
het landbouwbedrijf.
Waar de crisismaatregelen thans beoogen
een aan de veranderde verhoudingen aan
gepast evenwicht in het landbouwbedrijf
te zoeken, moet dit evenwicht het gevolg
zijn van meer bijlvende oorzaken dan
scheurpremies en dergelijke ooit zouden
kunnen geven.
Zoolang de vermelde bezwaren voor den
minister niet voldoende uit den weg zullen
zijn geruimd, meent hij tot de gevraagde
maatregelen zijn medewerking niet te kun
nen verleenen.
eerste plaats uitgegaan worden van het
standpunt: „reclame", deze wijze van re
clame-maken kunnen wij niet anders dan
toejuichen.
De uitvoering van dit album is weder
om op de bekende wijze verzorgd
door de firma Enschede te Haarlem en be
vat 100 kleine en 2 groote platen naar oor
spronkelijke aquarellen.
Drenthe is bij de meeste toeristen vry-
wel onbekend. Zijn heerlijke heiden, welke
jammer genoeg niet meer „oneindig" zijn,
zijn veengebieden, maar ook zijn dik
wijls zeer mooie bosschen, behooren tot
de streken, waarheen maar weinig liefheb
bers den weg hebben weten te vinden.
Wij gelooven, dat dit album evenals zijn
voorgangers een goed onthaal bij zijn tal
rijke spaarders zal vinden en wij hopen,
dat dit boekje er toe bijdragen moge om
Drenthe een goede plaats te geven in de
rij der Nederlandse he provincies.
De ruilvoorwaarden blijven dezelfde,
zoodat de plaatjes van de verschillende al
bums tegen elkaar geruild kunnen worden.
Dit is bij de meeste andere album-uitgaven
niet het geval, doch hierdoor heeft iedere
kooper van dit album de zekerheid dit vol
te kunnen sparen.
Wij twijfelen er niet aan, of bij kennis
name zullen nog meerdere dan voorheen
van deze „Allemansgading" willen profi
teered Meerdere bijzonderheden worden
dan ook gaarne door de firma en haar wc-
derverkoopers verstrekt.
Traditie en architectuur
Bij Kropholler thuis.
Even zoovele malen als ik Kropholler
reeds om een interview gevraagd heb, even
zoovele malen is dat op de hoffelijkste
en vriendelijkste wijze, wel te verstaan!
weggewuifd.
Want individualist is onze groote katho
lieke bouwmeester wel allerminst, hij voelt
zich dienaar van de gemeenschap, hij be
oefent gemeenschapskunst en zoover gaat
die gemeenschapszin, dat hij u met werke
lijke verbazing antwoordt: „Maar waar
over zoudt u mij interviewen, het werk der
traditie in nationale architectuur is nu een
maal ons werk". Doch u is toch de meest
bekende (had ik „beroemde" gezegd, ik
v/are de deur gewezen) van die groep, die
den vaan en de strijdkreet van het R.K.
Bouwblad geheven heeft?
„Wat een kunst", weerde Kropholler af,
„mijn vrienden van Moorsel, Koldewey en
de hunnen zijn nu eenmaal wat jonger, ik
heb dus een voorsprong gehad van wat
jaren om zoogenaamd meer bekend te wor
den".
Geen interview dus. Doch de rust en de
gezelligheid en de eenvoudige weelde van
het kleine, in het groen weggedoken huis
je van den meester, achter op de Wasse-
naarsche Zydeweg wordt door meer be
zoekers opgezocht dan alleen door naar
interviews jagende journalisten. Is de thee
er niet voortreffelijk, zijn er niet sigaren
van een lengte, die aan pijlers in miniatuur
doen denken en is er niet als gastheer
Kropholler tout-simple, in een stoffen
werkjasje en op leeren pantoffels, voortdu
rend heen en weer loopend, of de han
den in de jaszakken begravend in de ont
wikkeling van een argument, of zoekend
tusschen boeken en papieren naar plannen
en foto's ter illustratie van een betoog.
Op een dier middagen trof ik er 's hee
ren Kropholler's collega Koldewey, en tij
dens de geanimeerde discussie, opgestoken
over ik weet niet meer wat misschien
wel over een onhandige opmerking van mij
zelf kon ik een paar aanteekeningen
maken welke duidelijker nog dan inter
views de gedachten van mijn gastheer en
de zijnen weergeeft.
„Je vraagt je af, voor wie wordt er ge
bouwd, voor de leeken of voor de archi
tecten? Het publiek zoekt weliswaar uiter
lijke dingen, doch het verwacht, althans
ten onzent, een eenvoudige stijl, het heeft
zich hier te lande steeds tegen de zottig
heden van net moment verzet".
De smaak moet hier als hoeder krijgen
menschen van cultuur, van leeken net zoo
goed als van architecten. Doch bij ons
wordt schoonheid nog al eens met wel
stand verward. En dan krijgt men de
krankzinnigheden van een O.W.'ers cultuur,
inplaats van de eenvoud en de natuurlijk
heid onzer dorpen en kleine stadjes".
Een zekere brooddronkenheid?
„Precies, onze volksaard is aan het ver-
O.W.-en! Doch laat men daardoor in de
eerste plaats de representatieve Openbare
en Kerkelijke gebouwen sparen. Particu
lieren mogen zelf weten welke eigen smaak
zij willen experimenteeren, doch onze na
tionale karakteristiek eischt de terugkeer
tot de gewone typische vormen.
Wat is dan de bijdrage van de nieuwe
kunst? heb ik gevraagd.
„Nu stelt u de kwestie zoo", werd mij
verweten. ..alsof er noodzakelijkerwijze
elke 50 jaar een nieuwe bouwkunst moet
ontstaan. Met groote fanfares wordt thans
een nieuwe bouwkunst rondgebazuind als
het bewijs van een nieuw geloof, van een
nieuwe levensopvattingen. Doch het is een
dwaasheid bouwmethodes die eeuwen zijn
beproefd gebleken zoo maar ter zijde te
schuiven. Als men werkelijk wil beant
woorden aan de opgaven van de praktijk,
dan blijkt drie kwart der oude bouwwijze
het beste. De menschen van 1800 kenden
reeds zoo goed de materialen, hadden reeds
zoo diep de constructie wijze overdacht, dat
de grens ervan bereikt is, van doelmatig
heid en schoonheid en eenvoud".
Beteekent dit dan niet voortdurend
copieeren?
„Integendeel! De boeren, die hun mooie
boerderijen bouwden, vele honderden jaren
achtereen, copieerden niet, zij schiepen!
Nog minder deden dat de kerkenbouwers
der oudheid, zij volgden een bepaalden
weg, doch dat sloot het .scheppen" niet uit.
De modernelingen daarentegen stellen de
zaak veel te „grof", die meenen dat alleen
iets „niet dagewesenes" scheppen betee
kent en dat dit moeilijk is! Het is veel
moeilijker om binnen een stramien te
scheppen".
„Er is een Nederlandsche traditie, die
van het raadhuis in Naarden, van de
Vleeschhal in Haarlem, van de oude dorps
kerken. De negentiende eeuw met zijn fa-
brieksopkomst heeft rommel en overlading
gebracht. Cuypers, op 't voetspoor van
Viollet le Due, had de instructieve blik hoe
er uit te komen. Hij greep terug tot den
tijd vóór de Renaissance. Hij was niet de
eenige die zoo dacht. Zijn tijdgenooten, de
pre-Raphaëlieten Crane en Morris hebben
't Engelsche landhuis hervormd, niet door
iets nieuws te scheppen, doch door terug te
grijpen tot de zuivere gaafheid, die toe
vallig middeleeuwsch was. Berlage heeft
de ideeën van Cuypers overgenomen en met
nog grootere gestrengheid „doorgevoerd".
Deze tv/ee waarlijk verlichte geesten
hebben ons den weg geëffend. Ze hebben
ons om. geleerd het stucadoorswerk af te
schaffen en onze mooie baksteen, onze
eigendommelijke nationale trots, in eere te
herstellen, ook voor het binnenwerk onzer
gebouwen".
Eenige weken later had ik het voor
recht architect Kropholler in Amsterdam
te mogen ontmoeten. En wandelende door
de stad illustreerde hij zijn betoog aan de
hand der sprekendste voorbeelden. Wij
dwaalden over de plavuizen en langs de
gaanderijen der trotsche beurs, wijdsch en
grootsch en zuiver. We keken naar de een
voud en schoonheid in de constructie der
Vondelkerk, Cuypers baanbrekend werk,
dat zoo slecht begrepen nageaapt is in het
halfslachtige postkantoor. En tegenover
Berlage's juweel van het diamantarbeiders
gebouw stelde hij de protserig nageaapte
patronas-bondsgebouwen aan het Wees per
plein. Dien middag heb ik nog het Rita-
klooster over 't IJ bezocht en de Linaeus-
hof in de Watergraafsmeer. Welk een ver
schil tusschen deze typisch Kropholler-sche
complexen en bijvoorbeeld.het Scheep
vaarthuis. Dit laatste een geparfumeerde
en ge-permanent-wave-de poedel, de eerste
als de frissche koonen van een jonge Hol-
larudsche vrouw. En wie, die de kerk in de
Watergraafsmeer bezoekt, kan ontkomen
aan den luister en de majesteit Gods, die
er even zoo sterk in spreekt als de rust en
de nood tot een gebed, ook al staat er geen
toren op met een spits, die inviteert er in
te knijpen verwachtende dat het ding
„poef" zegt, zooals dat monstrum tusschen
Haarlem en Amsterdam, dat er in de verte
uitziet als een Zeppelinloods inplaats van
God's Huis.
Tegen de moderne uitwassen, Legen de
zucht naar het sensationeele, naar persoon
lijke record-breekerij, hebben reeds tal van
figuren gewaarschuwd. Wijlen mr. Treub
verhief destijds in de „Groene" reeds zijn
stem tegen de vaderlandsche aberraties op
de Parijsche Tentoonstelling van 1925; dr.
Zimmerman, Werumeus-Buning en Corne
lls Veth, volgden hem in „De Telegraaf",
Henri Polak waarschuwde in „Het Volk",
mr. Westerman in het „Haagsch Maand
blad".
Kropholler en zijn vrienden zien de
strijd als een van den ernst tegen de op
pervlakkigheid. Het is beter een ernstig
mensch te blijven dan in handen te vallen
van oppervlakkige spotters. En inplaats
van het individueele experiment en den
jacht naar eigen eer en roem, hebben zij,
steeds sterker gesteund door de élite uit
alle partyen en van eike overtuiging, fier
en doelbewust den vaan geheven van tradi
tie en gemeenschapskunst.
KEES VAN HOEK.