VRIJDAG 14 DECEMBER 1934 DE LEIDSCHE COURANT VIERDE BLAD. - PAG. I i CORRESPONDENTIE. Wira Vermeulen, IJsselstein. Ontvangen! Wordt met Kerstmis ge plaatst! In die buurt komen we weer met prijsraadsels. Dan verwacht ik je vast op 't appèl. Dag Wimke! Zie je geen kans een «tel anecdotes te vinden? Probeeren en.... lukt. Veel groeten thuL! Dick van Wouw, Voorhout Ik geloof! Ik geloof ook, dat je geen tijd had, om iets moois te leveren; ik geloof ook, dat het je na dit feest ernst is, en we iets kunnen verwachten, zoo fijn als „Kerst kransen"! Laten we blijven hopen. Dag Dick! Tot ziens in Leiden. Kom eens pra ten! G. S. te Z. Ik heb er nota van geno men. Ja, ik kan me best begrijpen, dat zoo'n datum herinneringen wekt. die het verlies ons weer dubbel zwaar maakt te dragen. Met hand en groet voor U allen! Loukie en Wiesje Sinnige, R'veen. Wat hebben jullie ons ver rast met die prachtzending! Oh, als jullie eens wist, hoeveel blijde gezichten jullie beidjes gemaakt hebt? Nu ben ik overtuigd, dat je ook voortaan iets kunt missen, van het vele, dat jullie aan spelletjes en kleer tjes te veel hebt. En als ik jullie dank breng dan is daar in de eerste plaats moeder bij ingesloten. Dag jongens! Veel dank en groeten ook aan Moeder! Kees Paardekooper, Z'woude. Wel Kees, is dat twee maanden geleden, dat ik dat versje ontving? Ik wil nog eens zoeken. Vind ik niets, dan is het wis en zeker geen plaats waard geweest, en is het terecht gekomen in de mand, waar heel wat in opgeborgen wordt. Dag Kees! Weet je hoe het bij ons gaat? Het beste gaat vóór, omdat we maar altijd plaats te kort komen. Maar eens een mooi vers over Nieuwjaar. Groet ook vader en moeder van me! Oo m W m. WIE ZIJN JARIG? Van 15 tot en met 21 December. 15 Dec.: Jacques Webbers, Lindestr. 18. 15 Dec.: Alie Kniest, Abspoelweg 5, Oegst- geest. 15 Dec.: Marietje Plasmeijer, Roomolen, Oud-Ade. 16 Dec.: Jopie Bronsgeest, Koninginnel. 7. 16 Dec. Kees Goddijn, Witte Singel 102. 16 Dec. Wim Hoogduin, Zoeterw. weg 45. 16 Dec. Marietje van Meurs Hazerswoude. 17 Dec. Marietje Hoogeboom, Hoogmade. 18 Dec. Dirk v. d. Meer, Noordbuurt E 163 Zoeterwoude. 18 Dec.: Bep Slats, Vinkelaan 35, Noord- wjjk-Binnen. 18 Dec. Annie Schoorl, Nieuwveen. 19 Dec.: Kees Paardekooper, Noordbuurt E. 137, Zoeterwoude. 21 Dec. Lusje Maat, Hoogewoerd 59, Lei den. Ik feliciteer de jarigen. Wie zijn of haar naam in deze lijsten wil opgenomen zien, schrijve me minstens 14 dagen vóór den verjaardag. Ik neem alleen op de namen van schoolgaande kinderen. Oom Wim. WOORDEN EN DADEN! door Gretha Haverkorn. In ons kleine Vaderlandje, Heerscht er crisis, werk'loosheid, Waardoor vele, vele menschen, Hebben overvloed van tijd. Werk'loosheid, een ramp voor ieder, Zjj brengt armoe en verval, Wanneer zal de tijd aanbreken, Dat er uitkomst komen zal? Holland, slaat de handen samen, Houdt het werk in eigen land! Waarom buitenlandsche krachten In ons land hier, wat een schand'! Waarom spijkers van een ander, Bouten uit een vreemde Staat; Laat toch zijn ons aller leuze: „Slechts het Hollands fabrikaat!** Ja, geuiverd heeft heel Holland, Ieder deed dit met plezier; Grootsch was Nederland haar hulde Aan bemanning, „kloeke vier"! En de Uiver, de machine, Was perfect, zij hield zich goed; Veertien stuks gaat men bestellen In Amerika, met spoed! Kan dit alles heusch niet anders? Tc Denk wel eens, al ben ik klein; Weg met al die jammerklachten! Kome dra toch zonneschijn! Moeder, vaders, kind'ren lijden. Want hun nood, die is zeer groot, Werken willen slechts de werkers. Voor hun daag'lijksch stukje brood! DE OPLOSSINGEN VAN DE RAADSELS VAN VERLEDEN WEEK Ingestuurd door Wim Cornelissen waren: Opl. I: 12 Barneveld; 34 kat; 56 doren; 78 vaandel; 910 épilepsie; 1112 uitvoer; 1314 Odeon; 1516 els. (Voor de kleinen) Opl. n. eksteroogen. Opl. in: De helft van 12 in Romeinsche cijfers. Opl. IV: De huisjesslak. Zij draagt haar huis op den rug. Opl. V: O Beide producten zijn gelijk. NIEUWE RAADSELS ingestuurd door Albert Vreeburg. Raadsel I: Ik ben weg, ik blijf weg en toch ben ik niet weg. Ra, ra, wat is dat? Raadsel II: Welk werk kan men het best bij donker zien? Raadsel III: Aan welke ladder ontbreken de sporten? Raadsel IV: Hoe heet de bovenste steen van een huis? Raadsel V: Op welke reis komt men niet verder? Raadsel VI: Mijn le, 3e en 4e is een hoofddeksel. Mijn 2e en 3e zijn twee klinkers. Mijn geheel is een jongensnaam. Raadsel VII: Welke plaats kun je maken van: t r u e t c h? Raadsel Vin: Wis kruipt in een gat en houdt het oog er buiten? De oplossingen niet opsturen. Deze geef ik de volgende week zelf. Wie nog raadsels weet, sture ze op. O o m W i m. (Voor de grooten). „IK BEN DE ONBEVLEKTE ONTVANGENIS", door Oom Wim. Daar we de volgende weken beginnen met een serie artikelen over „Lourdes" en alles wat daarmee als „Mariaoord" samen hangt, zullen we vandag samen spreken, als inleiding, over dat groote feest, dat in in Rome plaats vond den 8sten Dec. van het jaar 1854. Dat feest, zoo overweldigend groot en zoo grootsch van opzet en zoo indrukwek kend voor de honderden, neen duizenden, die elkaar verdrongen in de kerk en op hst beroemde plein voor de St. Pieter, d at feest zette de kroon op het werk veler eeuwen. Het feest van Maria's Onbevlekte Ontvangenis toch, is zeker een feest even hoog bij de Kerk in aanzien, als Maria's Hemelvaart al is de viering niet algemeen meer verplichtend gesteld. In de kloosters, seminaries en studiehuizen echter, wordt deze dag zoo solemneel mogelijk gevierd. Geen wonder! De moeder Gods toch was het, die de eerste overwinning behaalde op de helsche slang. Niet alleen verplichtend gesteld, tenge volge van de misère en de ellende die alom geleden wordt en zuo zou een dag ver zuim een gemis tengevolge hebben van een bedrag, dat niet kan gemist worden. Ware de tijden anders en beter, dan zou ook van „die höchste Stelle" vast en zeker het ge bod weer komen, om verplichtend te stel len de viering van dien mooien dag van „De Onbevlekte Ontvangenis". Keeren we terug tot 8 Dec. 1854. Honderden kerkelijke Hoogwaardig- heids-bekleeders vullen het enorme Pries terkoor; 134 Bisschoppen en Aartsbis schoppen, 54 Kardinalen, en legio's pries ters van lagere orden zijn hier bijeen. Alle landen der wereld zijn vertegenwoordigd, van China tot Amerika en de eilanden van den Grooten Oceaan. Paus Pius IX zal het H. Misoffer opdra gen, ter eere van Maria, welk feest van de „Onbevlekte Ontvangenis" vandaag tot een voldongen feit zal worden uitgesproken. Aller oogen zijn gericht op de groote figuur die hoog opgerezen daar staat voor het „Heiligste der Heiligste" en is de plaats vervanger hier op aarde van den almach- tigen God, die Maria uitverkoos tot Zijne Moeder, waardoor zij werd de Moeder van God in den hemel. En zie! Daar treedt de Kardinaal-deken, vergezeld van den Patriarch van Alexan- drië, van een Grieksche Aartsbisschop; een Latijnschen Aartsbisschop en Bisschop, en hij begeeft zich tot den pauselijken troon en leest het volgend verzoekschrift voor: „Heiligste Vader! De katholieke kerk wenscht met vurig verlangen en sedert lang, met onophoude lijk smeeken, dat U hoogverheven en on feilbaar oordeel over de Onbevlekte Ontvan genis der allerzaligste Maagd Maria, de Moeder Gods een uitspraak doe, gelijk zij tot vermeerdering van haar lof, haar glo rie en haar vereering moge strekken. In naam van het heilig College, de Kardina len, de Bisschoppen van de katholieke we reld, en van alle geloovigen smeeken wij, ootmoedig en dringend, dat de wenschen der gansche wereld op dezen feestdag der Ontvangenis van de Allerheiligste Maagd vervuld worden. Moogt Gij u dus, terwijl het hoogheilig offer op de altaren van de zen, aan den Vorst der Apostelen gewijden tempel gebracht worden in het midden de zer hoogst plechtige Vergadering, ge- waardigen, heiligsten Vader, Uw aposto lische stem te verheffen en het leerstellig decreet der Onbevlekte Ontvangenis van Maria te verkondigen, dat een ontwerp van vreugde voor den hemel en van de levendigste blijdschap voor de aarde zijn zal." En toen kwam het grootsche moment aan. waarop het „Veni Creator" door honderden priesters en duizenden leeken dat matig gebed tot den Gc».st der waarheid als één smeekbede ten hemel opsteeg, waarop de Heilige Vader zich -erhief en.... (Wordt vervolgd.) TURK door Betsy Post Er was eens 'n familie, die naar Ame rika zou gaan. Ze hadden een hond, Turk genaamd, en ook een zoontje Piet. Hij was hun oogappel en vijf jaar oud. Ze reisden met de trein naar Rotterdam en zouden daar op de boot gaan. Maar toen ze aan de haven kwamen, zei vader tegen Turk: „M'n beste hond, je hebt ons altijd trouw ge diend en het spijt ons ook erg maar we kunnen je niet meenemen, het zou te kost baar worden, „we moeten je dus hier la ten." Het leek wel of Turk begreep, wat zijn meester zeide, want hij liet zijn ooren han gen er. kwispelstaartte niet zoo vroolijk meer. Moeder pleitte nog voor hem, maar vader was onverbiddellijk. Plotseling hoorde men een schel gefluit, dat was het teeken, dat de menschen die nog aan wal waren op het S9hip moesten komen. Kleine Piet omhelsde Turk nog eens en sloeg z'n armpjes om de hals van dt hond. Turk likte hem ten teeken van dankbaarheid in z'n gezichtje. Toen gingen ze op de boot. Alle menschen waren op het dek. Piet en z'n ouders ook. Hij zwaaide met zijn zakdoekje naar TurL. Plotseling noorde men een plons en nie mand wist hoe het gebeurde, maarPiet was in water gevallen. Even daarna weer een plons, 't was Turk. Die had het gezien en was direct in 't water gesprongen. Het gel -kte de hond n^g net kleine Piet bij z'n buisje te grijpen. Hij bracht het bewuste- looze knaapje naar het schip. Dadelijk waren wel dertig handen gereed om hem van Turk over te nemen. Piet werd naar de kajuit gebracht en toen naar bed en onder de wol gestopt. Langzamerhand kwam hij bij en toen -as was tijd om .e kijker waar Turk was. En daar zat hij parmantig aan het voeteneind van 't bed. „Turk", sprak vader ontroerd, omdat je getoond hebt hoeveel je van ons houdt en ons zoo'n groote dienst hebt bewezen mag je ook mee naar Amsrika". Turk kwisoelstaarte vroolijk en de heele weg was hij een trouw gezelschap voor onze kleine Piet. Ook in Amerika bleef hij 'n trouwe vriend van hem. HET PAARD door Rie Fennes. *t Paard was steeds een nuttig dier, 't Werkte altijd met pleizier. 't Liep ook heel het dorp rond Waar auto's snorren tot 's avonds stond. Het paard was weleer van meer belang, 't Stond ondermeer voor de paardetram, Het trok toen ook de Koningin, En het ging ieder naar den zin. Zoo ging het dan, dag in, dag uit, Met de tram en met de schuit, En was dan weer de dag voorbij Dan was 't paardje blij, als wij. Maar nu is 't uit met ons fiere paard, Staat naast den werkman werk'loos op aard', De motor vervangt het goeie dier. Zoo zachtkens aan, maar zeker hier! mee, jongens. Jullie worden 't er tóch niet over eens. (Weltspiegel)» DE VONDELING door Nellie. VII. Met matelooze angst en ontzetting zag zy hoe Fred dagen en nachten weg bleef en hoe hij dan plotseling op een onbewaakt oogenblil weer voor hacT stond. Vol bela den met gestolen goederen, die hij dan zoo goed en zoo kwaad als het ging, van de hand trachtte te doen om er geld voor te ontvangen. Geld, geld dat was thans zijn ideaal. Hij zag in een visioen zich reeds op een schitterend kasteel met een staf be dienden en lakeien m ich heen. Geld dat was zijn streven. Werken deden Fred zoo wel als Bumby niet meer. Thans verdien den zij hun onderhoud met rooven. Zoo waren zij ook nu weer op weg om weder om een inbraak te plegen. Maar deze was zooveel gewaagder als al ie andere bij- elkaar. Heel ver en diep in een groot bosch stond een reusachtige villa, heelemaal :n h^t hout en volkomen zichtbaar voor een nieuwsgierige voorbijganger. Bumby was zeer goed op de hoogte omtrent de ligging van de buitenplaats, daar hij er als hulp voor de tuinman er menigmaal was ge weest. Zoo reden zij voort in de stikdon kere nacht. Bumby haalde van onder zijn jas iets te voorschijn en zeide: „Zie eer.s Fred". Fred die achter het stuur der ge huurde auto zat, een practisch hulpmiddel voor zulk een gelegenheid keek om en blik te in de glimmende loop van een revolver. Hij werd krijtwit en stamelde: „Maar Bumby. nooit zal je daar gebruik van ma ken." Een spottend schouderophalen was het antwoordt. „Als het moet Fred, denk je dat ik m'n leven op de waagschaal zet door dat ding thuis te laten?" Een huive ring voer door de leden van Fred Bilasch. En een harde trek gleed over zijn verhit gelaat. Dat hij daar nu juist niet aan ge dacht had. Bumby Woolens ging uiterst omzichtig te werk in zulke gewaagde on dernemingen. Als een bliksemflits schoot hem thans een gedachte door het hoofd. Duidelijk hoorde hij een stem in zijn bin nenste, „één ding verlang ik van u mijn kind, blijf altijd eerlijk, braaf en oprecht." Helder stond hem het gelaat van de heer weer voor den geest. (Wordt vervolgd). VRAGENBUS. Vraag 398. Ik las in de krant, dat men in Amerika bosschen gaat aanplanten en zoo las ik ook, dat het zoo nuttig is de bergen met bosschen te beplanten. Waarom moet dat zoo? Antwoord: Ik zal het laatste stukje van de vraag 't eerst beantwoorden. De bebossching van het gebergte is noodig, nuttig en noodzakelijk. De begroeide bodem houdt het water langer vast, zoodat de onmatige hoeveelheid van 't hemelwater niet onmiddellijk als breede rivieren naar beneden stroomt. Wat dat betreft, doet de boschgrond dus dienst als een groote ver gaarbak, die het water min of meer gelei delijk loslaat. Bovendien werken de meeste boomsoor ten het condensatie-proces in de hand. (condenseeren is samenpakken, dicht wor den). De met waterdamp verzadigde lucht kan over een naakten bodem heenstrijken zonder het tot neerslag (regen) komt, ter wijl de spitse, fijne plantendeelen de re gendruppeltjes als 't ware te voorschijn tooveren. Dit weet men in Amerika ook vandaar de maatregelen tegen de overmatige droogte, om bosschen aan te planten en zoodoende den regenval te bevorderen. Maar er is meer waarom boschaanplant noodig is. Een bosch houdt de verweering van den grond tegen. Openliggende grond wordt door de groote hitte en door de inwerking van het hemelwater na eenige jaren totaal onvruchtbaar. Met dien grond worden alle zouten vooral weggenomen, die zoo noodig zijn voor het voedingsproces. Het bosch treedt beschermend op, tem pert de zonnestralen; en vermindert de schadelijke inwerking van den regen op het kale veld. En tenslotte moeten we niet vergeten de vorming van de humuslaag, die ontétaat door plantaardig afval, tengevolge van den plantengroei De planten immers groeien, bloeien, sterven en wat overblijft, blijft ter plaatse liggen en dient tot voeding van nieuwe plant en vorming van de worden de humuslaag. Humus is teelaarde; de bovenste planten- dragende aardlaag; ook aarde ontstaan door vergane plantendeelen. In aansluiting hieraan wil ik nog het een en ander zeggen wat ik in een onzer bladen las en wonderlijk past bij het ant woord van deze vraag. Boschaanplanting in de Vereenigde Staten. President Roosevelt heeft zijn goedkeu ring gehecht aan het ontwerp van een dui zend mijl lang en honderd mijl diep bosch, dat van de Canadeesche grens tot den staat WALEWEIN Een verhaal uit den Riddertijd door Ant Olde-Kalter. LXXL Een later sprak Isabele tot den slotkape- laan: „Het is onnoodlg Tantarius, dat gij hier den geheelen avond vertoeft Wellicht nopen u nog eenige andere werkzaamheden. Gij kunt wel heengaan; mocht ik uw hulp alsnog noodig oordeelen, dan zal Adelbrecht u roepen. De monnik verliet na den ridder geze gend te hebben, het vertrek, Isabele met de schildknaap achterlatende. Een uur verliep zonder dat zich bij den gewonden ridder de minste verandering vertoonde. Adelbrecht sprak nu: „Zeg mij, edele jonkvrouw", twijfelt gij aan het le ven van mijn heer?" „Zijn ademhaling, Adelbrecht, is nog eenigszins onregelmatig, doch niet zoo, dat wij ons op den dood van den ridder behoeven voor te bereiden." „Ai, jonkvrouw, ware het geweest dat Koning Arthur hem geen opdracht had gegeven, nimmer had mijn heer op deze legerstede gerust." „Zekerlijk Adelbrecht doch wees niet droevig, zijn dood is immers wel zeer on waarschijnlijk." „Waarlijk ook, jonkvrouw, zal bij onze terugreis, gerekend dat heer Walewein het leven behoudt. Koning Wonder vertoorn zijn, dat een zijner ridders is gedood. Wel licht zelfs trekt hij zijn belofte in". „Gij spreekt van een belofte, Adelbrecht Voor dat Walewein met zijnen vijand in het krijt trad, sprak hij in mijn vaders ridderzaal over opdrachten en voorwaarden, doch van beloften sprak hij niet. Bovendien zeide hij over de oorzaak van Boudewijns komst tot over eenigen tijd te moeten zwij gen. Het kwam mij voor dat hij in raadse len sprak." „Ook ik, jonkvrouw, ben verplicht hier over het stilzwijgen te bewaren. Iets wil ik u echter verraden. Gij zjjt de eerste aan wien mijn heer zijn woorden zal open baren." „Waarom ik Adelbrecht? Ik ben slechts Assentijns dochter". „Toch zult gij het zijn, edele jonk vrouw' „Nu spreekt ook gij in raadselen, heer schildknaap." „Niettemin zullen mijn woorden be waarheid worden jonkvrouw!" Hierop verzonk het meisje in een lang durig gepeins. Wat kon het geheim bevat ten. Tegen haar zou hij het eerste spreken. Waarover? Waarom? Dan vestigde zij haar blik wederom op den ridder. En waarlijk, hij, Walewein, was schoon. Zijn donkerblonde haren golden langs zijn zuiver gevormd gelaat, dat een geringen glimlach vertoonde. De ridder was nog zeer jong, de dag waarop hij werd geboren, was nog geen vijf en twintig jaren gele den. .Plots haalde de gewonde zwaar adem en sloeg een oogenblik later de oogen op. Hij was uit den langdurigen bewusteloozen toestand ontwaakt. Onrustig liet hij zijn blik door het vertrek gaan en sprak bijna onhoorbaar toen hij Isabele en zijn schild knaap bemerkte: „Zeg mij, edele vrouwe waar ik ben. Voor eenigen tijd terug toch, bevond ik mij op Assentijns burcht. Heeft men mij gevangen genomen?" „Wees kalm heer ridder, en spreek niet te veel", zeide Isabele, terwijl ze weer voorzichtig begon hem het hoofd te ver koelen. „Nogmaals, vrouwe", hervatte de rid der echter, „zeg mij wie mij gevangen ge nomen heeft en wat het beteekent, dat gij aldus met mij handelt." Daar de schildknaap tot dusverre ter zijde had gestaan, herkende Walewein hem niet. Nu echter trad hij naar voren en sprak zacht: „Kent gij mij, heer?" „De Maagd Maria zij dank!", riep de rid der met moeite uit. Gij, mijn schildknaap, zijt het. Kom hier, opdat ik je zie! Geroerd trad de schildknaap nader, zeg gende: „Heer Walewein, herinnert gij u niet, dat ge gestreden hebt met ridder Bou de wijn?" „Bilo, mijn geheugen had mij verlaten! Hoe is het den snoodaard vergaan?" (Wordt vervolgd). Oklahoma aangelegd zal worden. Naald en loofboomen zullen geplant worden. De ze boschstrook zal niet één stuk zijn maar bestaan uit honderd rechthoeken, die een onderlingen afstand van een mijl hebben. De kosten van dezen aanleg worden op 75 millioen dollar geschat. Men beoogt hier mede een bestrijding van de stormen en de winden die momenteel vruchtbare land streken in woestijnen dreigen te verande ren. Dergelijke bebosschingen zijn ook reeds in Rusland en Hongarije toegepast en heb ben bewezen zeer nuttig te zijn. Het nieu we Amerikaansche ontwerp is zeer zeker het grootste, dat ooit uitgevoerd is.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1934 | | pagina 16