Tegen ongeval, ziekte, ouderdom,
invaliditeit.
DE HEER T. S. GOSLINGA OVER DEN RAAD VAN ARBEID
ZATERDAG 8 DECEMBER 1934
DE LE1DSCHE COURANT
VIERDE BLAD. - PAG. 13
ONZE EIGEN SLEUTELSTAD.
GEZAMENLIJK DRAGEN DER SOCIALE LASTEN
Het systeem der wettelijke
verzekering.
DE GEVAREN OP DEN WEG
VAN DEN ARBEID.
Tusschen de wieg en het graf ligt de'
lange weg van den arbeid.
De noodzaak van den arbeid drukt als
een doem op de menschheid sinds de toe
gang tot het Paradijs gesloten werd. Maar
gegeven eenmaal de noodzakelijkheid van
den arbeid om het leven in stand te hou
den, is het een geluk en een bevrediging
te kunnen arbeiden. Dat merkt de groote
massa der werkloozen in deze tijden ter
dege. Het is hard te moeten stil zitten,
wanneer de wil er is om te arbeiden en de
kracht er is in de spieren, maar de gele
genheid ontbreekt. Het is echter ook hard,
wanneer men werken wil en alle gelegen
heid ef voor heeft, doch de kracht er toe
mist.
Een ongeval breekt opeens het mecha
nisme van ons lichaam, een ziekte ver
lamt de spankracht onzer spieren en heeft
tijdelijke of permanente arbeidsonge
schiktheid ten gevolge. Bovendien vreet
de tijd langzaam maar zeker het sterkste
gestel aan en slijt het uit, totdat de ma
chine vanzelf verstijft tot stilstand.
Dat zijn de groote gevaren van den ar
beidenden mensch: ouderdom en invalidi
teit, ziekte en ongeval.
Op het terrein, waar deze spoken rond
waren, ligt het arbeidsveld-van de Raden
van Arbeid.
In vroeger jaren, toen de verhoudingen
tusschen werkgever en werknemer nog zoo
geheel anders waren, toen de strijd om het
bestaan nog niet de scherpe vormen van
tegenwoordig had aangenomen, dacht men
er niet aan zich te verzekeren tegen het
risico van den arbeid of tegen den naderen
den ouderdom. Naarmate echter de tijden
veranderden, steeg de nood dergenen, die
door ziekte, ongeval of ouderdom van het
productieproces werden uitgeschakeld en
luider werd de kreet om wettelijke voor
ziening.
Veranderd inzicht.
In de Memorie van Antwoord bij de
ontwerpen van Radenwet en Ziektewet
luidde het in 1909:
„Men kan beweren, dat een arbeider, die
gewerkt heeft en zijn loon heeft ontvan
gen, betaald is en niets meer te vorderen
heeft en deze bewering kan, waar het be
treft een bepaalden arbeider in zijn ver
houding tot een bepaalden werkgever, on
aangevochten en volledig zijn. Maar het is
in strijd met het rechtsbesef, wanneer een
arbeider, die gearbeid heeft zoolang hij
kon, op het oogenblik, dat hij niet meer
kan werken, aangewezen is op onder
stand van derden. De redelijke eisch, dat
het loon den arbeider in staat stelle om te
leven met zijn gezin, moge niet omgezet
kunnen worden in een rechtsbepaling;
waar het mogelijk is recht te vormen, dat
de verwezenlijking van den zedelijken
eisch bevordert, behoort dit niet nagelaten
te worden, wil men de juiste verhouding
tusschen zedelijkheid en recht handhaven.
En het behoeft geen betoog, dat wil het loon
strekken ook voor den tijd van ziekte, ook
voor den tijd dat hij hetzij door ouderdom,
hetzij door algemeene ongeschiktheid we
gens andere oorzaak, niet werken kan, een
opzettelijke regeling noodig is om dit te
verzekeren."
In die gedachtengang ontstonden in den
loop der laatste kwarteeuw de Ouderdoms
wet, de Invaliditeitswet, de Ongevallenwet
ten en de Ziektewet, zoo ontstonden ook
de Raden van Arbeid, aan wie een voor
naam deel van de uitvoering dier wetten
werd opgedragen.
Het huis op de Breestraat.
De Raad van Arbeid. Zouden er veel
stadgenooten zijn, die nimmer rechtstreeks
of zijdelings met deze instelling in aan
raking zijn gekomen.
Iedere Leidenaar kent het statige hee
renhuis aan de Breestraat, waarin de Raad
van Arbeid is gehuisvest, en ontelbaren
zijn er naar binnen gestapt om informatie
over zegeltjesplakken of om inlichtingen
over gratis verpleging of iets dergelijks.
Met de Kamer van Koophandel, het
Hoogheemraadschap Rijnland, de Lichtfa
brieken enz. is ook de Raad van Arbeid een
instituut, dat Leiden maakt tot het cen
trum van de omgeving.
Toen de Raad van Arbeid werd opge
richt dat was in het jaar 1919 om
vatte het district Leiden de stad en 28
buitengemeenten. Sinds de opheffing van
den Raad van Arbeid te Gouda op 1 April
1925 strekt de werkingssfeer van den Leid-
schen R. v. A. zich uit over 37 gemeenten.
Wanneer ik in een serie artikelen de be-
teekenis van onze goede vaderstad wilde
schetsen, mocht ik een instelling als de
DE HEER T. S. GOSLINGA,
voorzitter van den Raad van Arbeid.
Raad van Arbeid niet voorbijgaan en daar
om klopte ik bij den voorzitter van dien
Raad, den heer T. S. Goslinga, aan, ten
einde hem te verzoeken iets omtrent de
werking er van te willen mededeelen.
De oude patriciërshuizen aan de Bree
straat houden natuurlijk geen rekening
met onze moderne begrippen van comfort
inzake binnenhuisarchitectuur, maar er is
iets, dat zij vóór hebben op de moderne
huizenbouw en dat zijn de prachtige rui
me kamers. Men moet ze evenwel goed
weten te meubileeren, anders kan men
zichzelf er niet meer in terug vinden In
een dergelijke zaal, wat donker, vooral
voor dezen tijd van het jaar, maar uiter
mate geschikt voor rustig werkvertrek,
ontving mij de heer Goslinga.
Hoe de R. v. A. begon.
Wij begonnen de geschiedenis op te ha
len vanaf de oprichting van de Raden van
Arbeid in 1919, de geschiedenis tevens van
een periode van sociale zorg, welke niet
altijd even goed begrepen en gewaardeerd
is, maar toch een zegen beteekent voor
duizenden.
„Aanvankelijk zag zich de Raad van Ar
beid de uitvoering opgedragen van de In
validiteitswet en de Ouderdomswet, dus
de zorg voor de rentekaarten, de zegel
tjes-plakker ij enz. Eenige jaren daarna, op
1 Januari 1923, kwam daarbij de gedeel
telijke uitvoering van de Ongevallenwet
en op 1 Mei van hetzelfde jaar van de
Land- en Tuinbouwongevallenwet. Het be
treft hier hoofdzakelijk de premie-invor
dering en het ongevalsonderzoek. Van ieder
ongeval, dat er gebeurt, wordt hier aan
gifte gedaan en er kan in welke industrie
ook geen ongeval plaats vinden, of aan
ons behoort het onderzoek. Dat geldt ook
voor die industrieën, waarvan de werkge
vers zijn aangesloten bij een particuliere
verzekering."
„Komen er veel ongevals-aangiften bin
nen?"
„Gemiddeld 12 per dag. De Rijksverze
keringsbank stelt het bedrag van de ver
goeding vast en verrekent het weer met
den werkgever of met de particuliere on
derneming.
De Land- en Tuinbouwongevallenwet
kent het instituut der z.g. bedrijfsvereni
gingen. Wie niet bij een particuliere be
drijfsvereniging is aangesloten, komt auto
matisch terecht bij den Raad van Arbeid.
Krachtens deze laatste wet komen alleen
die ongevallen in behandeling, welke ge
schied zijn bij werkgevers die bij de Rijks
verzekeringsbank zijn aangesloten."
„Zijn dat er veel?"
„Neen, de meeste land- en tuinbouwbe
drijven zijn aangesloten bij een bedrijfs
vereniging. Toch is ook hier de rol van
den Raad van Arbeid van groot belang.
Wij houden hier n.l. een werkgeversregis-
ter bij van het geheele district, om te we
ten, bij wie de werkgevers zijn aangeslo
ten. Zooals te begrijpen is, is het natuur
lijk van groote beteekenis, om direct te
kunnen vaststellen, wie bij een bepaald
ongeval het risico draagt.
Op 1 Maart 1930 is ten slotte de Ziekte
wet in werking getreden. Ook deze wet
erkent particulier bedrijfsverenigingen
en een groot gedeelte der werkgevers is wat
de ziekteverzekering van hun arbeiders be
treft, aangesloten bij zoo'n bedrijfsvereeni-
ging. Evenals voor de Land- en Tuin-
bouwongevallenverzekering wordt ook
voor de ziekteverzekering een werkgevers-
register bijgehouden, wat van nog grooter
belang is dan bij de genoemde ongevallen
verzekering, omdat het aantal bedrijfs-
vereenigingen hier veel grooter is, n.L 59."
De premie.
„De premies loopen nogal uiteen, niet
waar, bij den R. v. A. en deze bedrijfsver-
eenigingen?"
„De Raad van Arbeid heeft een vaste
premie, bij K. B. vastgesteld, n.l. 2.3 van
het verzekeringsplichtig loon. Pe bedrijfs-
vereenigingen doen natuurlijk hun best,
om daar onder te blijven, hetgeen hun niet
altijd gelukt. Aan den minister is thans
voorgesteld om de premie van den R. v. A.
te verlagen tot 2
„In verband met de uitbreiding van
werkkring van den R. v. A. is het perso
neel natuurlijk ook iets gestegen maar
toch niet noemenswaard. Eind December
1921 hadden wij hier een personeel van
62 man. Daarna is het wat ingekrompen,
doordat de machine door de langzamer
hand verkregen routine wat was ingeloo-
pen, en ook doordat verbeterde methodes
werden ingevoerd, kantoormachines wer
den aangeschaft en dergelijke. Einde 1924
bijv. hadden wij slechts 51 man in dienst.
Op dit niveau konden wij ons echter niet
handhaven door de toeneming van werk
zaamheden en thans staan wij weer op 62.
Het aantal verzekerden neemt nog gesta
dig toe. In 1919 begonnen wij met 50.000
verzekerden krachtens de Invaliditeitswet,
op 1 Januari 1934 was dit getal gegroeid
tot 82.560".
Ziekenhuisverpleging.
„De Rijksverzekeringsbank zorgt behal
ve voor uitkeering bij invaliditeit ook
voor ziekenhuisverpleging".
„Ja, dan maken wij gebruik van art. 99
der Invaliditeitswet. Wanneer blijvende
invaliditeit dreigt kunnen wij een verze
kerde doen opnemen in een der Leidsche
ziekenhuizen of in een sanatorium, waar
bij rekening wordt gehouden met een even-
tueele voox-keur van den patiënt voor een
bepaalde inrichting. Dat gedeelte van onze
taak is zeer mooi, maar ook zeer moeilijk.
Er zijn n.l. twee criteria, waarop wy te
letten hebben: lo. moet er een blijvende
invaliditeit dreigen, en 2o. moet de kans
bestaan, dat die invaliditeit door de ge
neeskundige behandeling kan worden af
gewend. Hier loopen de belangen van het
invaliditeitsfonds en van den verzekerde
op een merkwaardige en gelukkige wijze
parallel. Het fonds is gebaat bij een spoe
dig en volkomen herstel van den patiënt
en de patiënt zelf ook. Vandaar dat de
Rijksverzekeringsbank alle hulp biedt om
den patiënt er weer zoo goed mogelijk bo
ven op te helpen en daarbij is de Bank
werkelijk niet krenterig. Maar er moet
een redelijke kans op herstel zijn. Royale
hulp te kunnen bieden, wanneer de men-
schen door ziekte of ongeval voor hun le
ven ongelukkig dreigen te worden, is een
taak, welke groote voldoening geeft, maar
het moeilijke zit 'm in de beoordeeling of
er een redelijke kans op herstel is. Dikwijls
komen er aanvragen om verpleging of op
neming in een sanatorium by mij binnen
en dan blijkt uit het ingewonnen medisch
advies, dat de zaak hopeloos is en geen
medische hulp meer kan baten. Dan moet
ik een dergelijke aanvrage afwijzen en
wilt u wel gelooven, dat het mij dan soms
te moede is, of ik een doodvonnis teeken".
„Bestaan er nog andere beperkende be
palingen voor deze ziekenhuisverpleging,
byv. wanneer men sinds kort verzekerd
is?"
„Neen, regelmatig zegeltjes plakken is
de eenige vereischte. Is er een hiaat in de
premieplakkerij, dan wordt er nog wel
eens wat door de vingers gezien, wanneer
dat hiaat het gevolg is van een periode
van ziekte of werkloosheid. Is het eenvou
dig slordigheid en nalatigheid geweest,
dan wordt geen clementie gebruikt. Wan
neer evenwel langer dan twee jaren niet
geplakt is, is het zeer moeilijk om een uit
zondering te maken"
„Wordt er geen gelegenheid gegeven
om terug te storten?"
„Terugstorting van achterstallige pre
mies is wel mogelijk, maar nooit langer
dan over één jaar".
De zware sociale lasten.
Uit dit alles blijkt wel, hoe heilzaam de
sociale wetgeving is en welk een ontzag
lijk groot goed ons volk, als geheel geno
men, daarin heeft verkregen, een zegen,
waartegen de geldelijke nadeelen in den
vorm van premie-betalingen eigenlijk
wegvallen.
„Er wordt, aldus vervolgde de heer
Goslinga zijn uiteenzetting, vooral den
laatsten tijd vaak geklaagd over de zware
sociale lasten. Men roept om afschaffing
ervan, ze „nekken" de bedrijven, zegt men.
Maar men vergete toch niet, en daarop zou
ik wel zeer zwaar den nadruk willen la
ten vallen, dat de eigenlijke „sociale las
ten" zijn: het invaliditeitsgevaar, de ouder
dom, de dood. De sociale verzekering doet
niets anders dan de geldelijke gevolgen
van deze rampen verzachten, door ze om
te slaan over allen. Wie de sociale lasten
(ik bedoel hier nu weer de sociale verze
keringslasten) wil afschaffen, wil de ge
volgen van bovengenoemde rampen af
wentelen op de schouders van de arbei
ders, wil ze dus uitsluitend leggen op hen,
die ze het minst kunnen dragen. Zelfs in
de armste landen houdt men nog de z.g.
sociale lasten in stand. Ook Duitschland,
dat na den oorlog onder een zwaren fi-
nancieelen last gebukt gaat, denkt er niet
over om ze af te schaffen".
„Hoe gaat het onderzoek, waarvan u
zooeven sprak, in z'n werk?".
„Het onderzoek geschiedt door een me
dicus. Ook de Raad v. Arbeid hier heeft
een medische dienst. Daarnaast staat een
controleerend geneesheer, welke namens
de Rijksverzekeringsbank controle uit
oefent, geheel buiten den Raad van Arbeid
om. In de toekomst is een nauwere samen
werking tusschen den medischen dienst
van den R. v. A. en den controleerenden
geneesheer m.i. zeer wenschelijk. Op het
medisch advies beslist de Rijksverzeke
ringsbank, met open staand beriep op
den Raad van Beroep en verder op den
Centralen Raad van Beroep."
Belangrijke bedragen.
Dat het hier dikwyls gaat om belang
rijke bedragen, zal u duidelijk worden,
wanneer ik u een paar voorbeelden laat
zien. U herinnert zich het ongeval bij den
overweg aan de Vink, toen de overweg-
wachter verzuimde de boomen neer te la
ten en een wagen door een electrische
trein werd gegrepen, waarbij één man om
het leven kwam en een ander werd ge- i
wond. Dat ongeluk kostte de Rijksverze
keringsbank alles tezamen 18.000. Eenige
jaren geleden had op de Electriciteitsfa-
briek alhier een ongeluk .plaats, waarbij
twee arbeiders met den hoogspannings-
stroom in aanraking kwamen en doodge
slagen werden. Dat kwam de Bank te staan
op 42.000. Dat zyn geen peuleschilletjes!
Bij dergelijke en andere ongevallen, straat-
ongevallen, voornamelijk, die ook zeer
talrijk zijn, komt vaak de kwestie naar
voren, op wien de aansprakelijkheid van
het ongeval rust. Is het ongeval te wijten
aan de schuld van een ander, dan wordt
er vaak geprocedeerd door de Rijksverze
keringsbank. De Raad van Arbeid is dan
het aangewezen lichaam om alle feitelijke
gegevens over dit ongeval te verschaffen,
waartoe vaak een onderzoek in loco moet
plaats vinden, hetgeen een tijdroovende ge
schiedenis is". I
Het bestuur van den R. v. A.
Ten slotte vroeg ik den heer Goslinga
mij iets te willen meedeelen over het be
stuur van den Raad van Arbeid.
„Sinds 1 Maart 1934 wordt de Raad van
Arbeid bestuurd door een college, bestaan
de uit twee vertegenwoordigers der werk
gevers en twee vertegenwoordigers der
werknemers (met plaatsvervangende leden
van beide groepen). Vroeger waren er vier
van iedere groep. Aan hen wordt toege
voegd een door het Rijk benoemden voor
zitter.
In 't algemeen doet de voorzitter alle
loopende zaken af; rijzen er bezwaren en
moeilijkheden, dan wordt de zaak in den
raad gebracht.
Verder heeft de raad het begrootings-
recht, het tuchtrecht van ambtenaren en
het benoemingsrecht. En ten slotte een al
gemeen toezicht over den gang van zaken.
Behoudens in spoedeischende gevallen,
wanneer tusschentijds vergaderd wordt,
is er éénmaal in de maand een vaste ver
gadering, welke plaats vindt in deze ka
mer en aan dezelfde tafel als waaraan wij
thans zitten".
„Gaat het er ook even gemoedelijk naar
toe?"
„O, ja zeker. Wij kunnen heel goed sa
men werken. Er is dan ook geen enkele
reden, waarom het principe van de zelf
standige Raden verlaten zou moeten wor
den en een meer gecentraliseerd stelsel
moet worden ingevoerd. Werd de wensch
van de Rijksverzekeringsbank gevolgd,
dan zouden alle Raden worden omgezet
in bijkantoren van de Bank. Ik voor my
ben daar geen voorstander van; beslissin
gen als hier te nemen zijn, kunnen het
beste gedecentraliseerd geschieden, waar
bij rekening kan worden gehouden met
de speciale behoeften van ieder district".
Wij namen afscheid, dankbaar, dat de
heer Goslinga zijn drukke werkzaamheden
even had willen onderbreken om voor onze
lezers de beteekenis te schetsen van het
instituut, waarvan hij sinds de oprichting
voorzitter is.
Mr. H. F. A. GEISE.
CULTUREEL WERK VOOR
WERKLOOZEN
Een uitnoodiging van den minister van
Sociale Zaken aan de gemeentebesturen om
voorstellen met begrooting van kosten bij
hem in te dienen
De minister van Sociale Zaken heeft een
mededeeling gezonden aan de gemeente
besturen betreffende cultureel werk voor
werkloozen.
Naar het inzicht der regeering, aldus de
minister, maakt de voortdurende omvang
rijke werkloosheid het ook in 1935 zeer
gewenscht, het cultureele werk voor werk
loozen voort te zetten en daar, waar op
dit gebied tot nu toe nog niets geschiedde,
de organisatie ervan ter hand te nemen.
Wanneer de Staten-Generaal de voorstel
len, welke de regeering ter zake heeft ge
daan, aanvaarden, zal ook in het volgend
jaar de ontwikkelingsarbeid voor werkloo
zen vanwege het departement van Sociale
Zaken gesubsidieerd kunnen worden.
De minister noodigt de gemeentebestu
ren uit, voorstellen met begrooting van
kosten, ten spoedigste bij hem in te die
nen. Geen subsidie zal worden verleend,
indien de plannen niet vooraf door den
minister zijn goedgekeurd.
Aan de besturen der gemeenten, waar
deze arbeid tot nu toe niet is ter hand
genomen, geeft de minister in overweging,
de meewerking in te roepen van plaatse-
HET WEER OP ZONDAG.
HET ZACHTE WEER ZAL VOORLOOPIG
AANHOUDEN.
Sedert het begin der week is het weer
voor den tijd van het jaar ongewoon zacht
en wel zoo zacht, dat de temperatuur onge
veer gelijk is aan de hoogste temperaturen,
die sedert een groot aantal jaren om dezen
tyd zijn voorgekomen. Het zachte weer be
gon zich 1.1. Zondagavond te ontwikkelen
toen een krachtige Westelijke luchtstroom
doorkwam en nadat de vrij koude lucht,
welke tevoren uit het Zuiden toevloeide,
verdreven was.
De warme luchtstroom, hoewel hier uit
Westelyke richting aankomende, vond zijn
oorsprong in Het verre Zuidwesten. Hij
bleef de geheele week waaien.
Te oordeelen naar de thans heerschende
luchtdrukverdeeling over Europa en den
Atlantischen Oceaan is het heel waarschijn
lijk, dat zij ten minste tot het einde der
week zal aanhouden.
Deze warm-vochtige luchtstroom voert
een reeks van diepe depressies mede, welke
in Noordoostelijke richting over West-
Europa trekken en wel in het bijzonder
over de Britsche Eilanden en de Noordzee.
Zij passeeren ons land dus op korten af
stand. Het schijnt, dat de laatste depressie
nog niet voorbij is maar dat er tenminste
nog een zal volgen.
Onder deze omstandigheden is het zeer
waarschijnlijk, dat het weer voorloopig nog
zacht en regenachtig zal bly ven en dat koe
ler weer op het einde der week niet te ver
wachten is, afgezien van geringe tempe
ratuurschommelingen. Uit den aard der
zaak kunnen wij tegelijk meest betrokken
weer verwachten. Of daarbij door de ont
wikkeling van secundaire depressies ver
rassende wendingen in den weerstoestand
zijn te verwachten of dat stormachtig weer
zal kunnen optreden is niet met zekerheid
te zeggen.
De ontwikkeling van een gebied van
strenge vorst en hoogen luchtdruk over
West-Rusland en Oost-Europa kan voor
loopig geen invloed hebben op den weers
toestand bij ons.
lijke vereenigingen, werkgevers- en werk
nemersorganisaties, kerkelijke colleges,
jeugdvereenigingen, enz.
Vervolgens vestigt de minister de aan
dacht op het geschrift dat de landelijke
commissie ter bestrijding van de gevolgen
van de jeugdwerkloosheid heeft samenge
steld. Ook de afdeeling werkverschaffing
en steunverleening van het departement
van Sociale Zaken is te allen tijde bereid
hier voorlichting te geven.
Het werk kan ten eerste bestaan in het
houden van cursussen op onderscheiden
gebied, terwijl het organiseeren van zoo
genaamde vakcursussen ten zeerste aan
beveling verdient.
Ten tweede kan naast het ontwikkelings
werk in de begrooting een niet te groot
bedrag voor ontspanning worden uitge
trokken. Ook op dit gebied wordt groote
soberheid vereischt. Zooveel mogelijk moet
dan ook een beroep worden gedaan op be-
langlooze medewerking.
Wanneer honoraria betaald moeten wor
den, is het wenschelijk, dat in de eerste
plaats werkloozen als onderwijzer en
leeraar optreden. De eventueele belooning
zij eveneens bescheiden.
Van Rijkswege kan alleen subsidie wor
den verleend in de kosten, welke ten laste
van de gemeente komen. Hieruit vloeit
voort, dat hoewel de organisatie van het
werk zonder bezwaar aan een commissie
kan worden opgedragen, de verantwoor
delijkheid uiteindelijk bij B. en W. bly ft
berusten.
Aan de werkloozen, die aan het culturee
le werk deelnemen, mag voor rekening
van de overheid geen vergoeding worden
gegeven.
Aangezien de opzet van het geheel is om
het nietsdoen op den dag tegen te gaan,
kan geen steun worden gegeven aan cur
sussen, welke in de avonduren worden ge
houden.
De practijk heeft aangetoond, dat in vele
gevallen het cultureele werk alleen niet
meer een voldoend wapen is tegen den
nederdrukkenden lediggang. In volkomen
samenwerking met den minister hebben
daarom verschillende gemeentebesturen bij
zondere werkverschaffingen voor jonge
werkloozen beneden 24 jaar georganiseerd.
Ook in 1935 zullen dergelijke werkverschaf
fingen vanwege het departement van So
ciale Zaken gesubsidieerd kunnen worden.
Het verdient aanbeveling, slechts die
objecten voor te stellen, waarvan in rede
lijkheid vaststaat, dat zij niet aan de vrije
werkgelegenheid noch aan de werkver
schaffing voor ouderen worden onttrok
ken.
In de begrooting mag een bedrag wor
den opgenomen om de tewerk te stellen
jonge werkloozen wekelijks een kleine te
gemoetkoming te geven voor slijtage van
kleeding enz. Dezt tegemoetkoming be
hoeft niet in mindering te worden ge
bracht op het eventueele steunbedrag, dat
het hoofd van het gezin, waartoe de jonge
werklooze behoort, ingevolge de steunre
geling ontvangt.
Indien het mogelijk is de organisatie van
het werk zoo op te zetten, dat de te werk
te stellen jonge arbeiders een gedeelte van
den dag ook cursussen blijven bezoeken,
dan juicht de minister deze oplossing van
ganscher harte toe.
RAADPLEEGT
vóór Uw inkoopen
de advertenties
IN U W DAGBLAD