De H. Nicolaas in de Folklore
De Sint verdwaalde
Lederhandel A. Verhoog
St. Nicolaas-Geschenken
DONDERDAG 22 NOVEMBER 1934
DE LEIDSCHE COURANT
VIERDE BLAD. - PAG. 13
Het Sinterklaasfeest in de loop der tijden
door M. P. v. VALCENBORGH.
Ten tijde van Constantijn den Grooten
was te My ra in Klein-Azië een zekere Ni
colaas bisschop, aan wiens nagedachtenis
den zesden December gewijd is en die al
gemeen bekend staat als de „Kinder-Hei-
lige". Dat vooral ook in ons land de er
aan voorafgaande avond zoo feestelijk ge
vierd wordt, vindt zijn oorzaak in het feit,
diat het Nederlandsche volk van ouds een
volk van zeevaarders is en dat St. Nico
laas als beschermer van de zeelieden be
kend staat. Dit naar aanleiding van de
overlevering, dat hij eens door gebed een
storm tot bedaren bracht. In tal van zee
steden stichtte men dan ook kerken, die
naar hem genoemd werden en aan hem
gewijd werden. Een van deze kerken is de
„Oude Kerk" te Amsterdam, waarin een
zilveren beeld van den Heilige stond, dat
ruim 25 pond woog. Tijdens de hongers
nood in 1578 besloot men het beeld te ver
smelten en er geld van te laten slaan. En
kele van die oude munten kan men nog
bewonderen in het museum „Amstelkring"
aan de Oude Zijds Voorburgwal. Een an
der beeld van den goeden Sint stond op
den hoek van de Dam en het Damrak, te
gen het huis, dat in de wandeling „De Bis
schop" wordt genoemd. Dit beeld houdt 3
kleine ballen in de hand, hetwelk in ver
band staat met het verhaal, dat de H.
Nicolaas op zekeren dag iets vernam van
een zeker edelman in de stad, die zoo arm
was geworden, dat hij en zijn drie dochters
in de grootste nood verkeerden. Drie avon
den achtereen, toen het gezin sliep, wierp
de goede Sint een in doeken gewikkelde
gouden bal naar binnen, zoodat de armoe
de van vader en kinderen voorbij was.
Sommigen meenen, dat het „strooien" op
Sinterklaasavond met het werpen van die
ballen in verband staat, maar dat is een
verkeerde zienswijze. Want reeds op 11
November, het feest van Sint Maarten,
spreekt men van „Schuddekorfdag" en
wordt er op verschillende manieren „ge
strooid". In vele streken is St. Maarten en
St. Nicolaas gekomen inplaats van het
oude, heidensche feest ter eere van den.
Germaanschen God Wodan, van wien men
geloofde, dat hij op een schimmel reed en
omstreeks den kortsten dag van het jaar
rondging om de braven te beloonen en de
slechten te straffen. Bemerkt ge de over
eenkomst met de Sinterklaas-figuur?
Van Heidenschen oorsprong zijn Wcdan,
de God der Winden, de voorrijder der Wil
de Jacht, de God der Vruchtbaarheid en
naast hem treft men in zuiver-Germaan-
sche landen Hruodperaht aan, een huis
geest of kobold, die in Duitschland nog
steeds de naam Ruprecht draagt en als
knecht van Sinterklaas wordt voorgesteld.
Hij neemt deel aan de Wilde Jacht ge
durende den Joeltijd drijven de geesten
immers hun spel en is, evenals zijn ka
bouter-collega's nu eens vrijgevig en goe
dig, dan weer boosaardig en streng! In
Oost-Friesland zien wij de St. Nicolaas-
figuur niet als bisschop gekleed, maar ais
een grijsaard met een witten baard en een
pelsmantel. Te Quedlinburg waarschuwt
men de kinderen voor den Nikelmann;
ieder jaar haalt deze zich een offer. Der
gelijke sombere eigenschappen dankt de
Heilige öf aan Ruprecht in diens hoedanig
heid van boozen huisgeest, öf aan het feit,
«dat naderhand Wodan met den duivel op
één lijn werd gesteld. Hruodperaht treedt
meestal op, in een dienstbare positie ten
opzichte van den hoofdfiguur, in ons land
dus als Pieterman, in de Rijnprovincie als
Hans Muff, in den Elzas als Hans Trapp,
anders elders. Ruprecht wordt voorgesteld
als een min of meer gedrochtelijk kerel
tje, gewapend met zak en roede en zijn
gezicht is zwart van het roet! De zak is
dan ook een roetzak. „Schmutsbartel"
noemt men hem ook wel om zijn vuile ge
zicht. In vele streken treedt Ruprecht meer
als Kerstmannetje op, dan als bijfiguur van
Sinterklaas. Ook rammelende ketens en
erwtenstroo zijn geliefkoosde attributen
van Hruodperaht. Over het algemeen
worden de heidensche en de Christelijke
figuren in onze volksfeesten héél sterk
dooreen gemengd, hetgeen wel hoofdzake
lijk zijn oorzaak vindt in het feit, dat de
vroegere heidensche bewoners van ons
En toen
stond ze opééns tegenover
Sint Nicolaas.
land slechts noode hun heidensche gebrui
ken lieten varen, ondanks het feit, dat zij
gedoopt waren en dus Christen geworden.
Het lijden van Jezus drong niet in zijn
volle beteekenis tot hen door, was hen
vreemd. Zij hadden nog het oer-instinct,
dat alleen het recht van den sterkste wist
te waardeeren en niet een berustend, aan
vaardend lijden van den Christus-figuur.
Zoo haalden zij tenslotte hun heidensche
opvattingen door de christelijke heen, en
dit is sindsdien zoo gebleven. De Sinter
klaas-figuur, zooals wij dien kennen, rij- I
dende op een schimmel over de daken, met
Pieterman, zijn negerknechtje, bij zich en
geschenken door de schoorsteenen latende I
zakken tot in de schoenen der kinderen,
is een samengestelde figuur. Een figuur,
die slechts zijn bisschopswaardigheid en J
kinderliefde gemeen heeft met den Heili
ge van Myra. Maar wat doet dit er toe?
De leer der Kerk zal evenzeer gehandhaafd
blijven, al mochten knecht, paard en gard
den Heiligen Nicolaas definitief ontzegd
worden! En wat de grootheid van My ra's
bisschop betreft op zuiver historische
gronden niet genoegzaam gewaarborgd,
straalt zij ons schitterend tegen van de
hooge eereplaats af, die de verheven kin
dervriend in de folklore inneemt! Zijn
attributen mogen van christelijken of hei
denschen oorsprong zijn, dit ééne staat
vast: de H. Nicolaas zou de groote rol, die
hij in de volksvereering inneemt, niet ver
worven hebben, zou het aureool van popu
lariteit niet om zijn slapen gevlochten
hebben, ware hij niet wérkelijk groot ge
weest in de oogen van het christelijke volk.
Blijven aldus de eer van Gods Kerk, de
grootheid van zijn Heiligen ongerept, zou
het dan niet verkieslijker zijn, in vrije ge
schillen als dit den moker te laten rusten?
Voorwaar.
In Amsterdam werd het feest van den
Heilige al wel heel luidruchtig gevierd. Bij
honderdtallen kon men de zoogenaamde
„zwart klazen", jongens met zwartgemaak
te gezichten, die met zware kettingen over
de keien rammelden, langs de straat zien
trekken, terwijl zij op deuren en vensters
bonsden en zoo luid mogelijk schreeuwden:
„zijn hier ook stoute kinderen?"
In de omgeving van den Dam stond het
vol kraampjes en wagens met speelgoed
en lekkernij, zoodat men met recht kon
spreken van een ,Sinterklaasmarkt", ter
wijl bovendien menige winkelier voor deze
gelegenheid zijn uitstalkast op stoep aan
de kooplui verhuurde. De heele stad liep
dan uit om de „zwarte Klazen", de kraam
pjes en de poppekast vertooningen te zien.
Draaiorgels ontbraken natuurlijk evenmin
op 't appèl. Intusschen waren er ook, die
allesbehalve ingenomen waren met die
feéstviering en zij drongen er bij het stads
bestuur op aan, de Sinterklaasmarkt te
verbieden. Maar de A'damsche Sinter
klaasmannen lieten zich hun pretje zoo
maar niet ontnemen en de Markt bleef tot
in het begin van de 19de eeuw. Brengen
wij met 6 December een bezoek aan onze
Wadden-eilanden, dan beleven wij nog
heel wat anders. Het feest wordt daar in
gezet door een oorverdoovend getoeter op
koehoorns, dat eigenlijk al het begin is
van het „Midwinter Blazen", dat elders te
gen de Kerstdagen een aanvang neemt,
's Middags loopt de straat vol „Sunderkla-
zen", d.w.z. kinderen, die zich als oude
menschen verkleed hebben in vader's jas
en moeder's rok, precies zooals dat in het
Zuiden van ons land plaats vindt op „On-
noozele Kinderdag" (28 December). An
deren hebben zich aangekleed als schoor
steenveger of harlekijn en wat fraais men
weet te bedenken. Komen zij langs het huis
van familieleden, dan worden zij op lek
kernij getrakteerd. Totdat de „straatvegers
van de straat" voor den dag komen. Dat
zijn in ruige zakken gehulde mannen, de
een al grappiger, dan de ander gekleed.
In de eene hand hebben zij een zware ket
ting, die over den grond sleept, in de an
dere hand een bezem, die zij ijverig
zwaaien! In een ommezien zijn dan alle
„Sunderklaasjes" van de straat verdwe
nen. En dan komen de groote „Sunderkla-
zen" voor den dag. Er zijn er, die geheel
in kippeveeren zijn gehuld, anderen in
door WILLY CORSARI.
Ernestine was over den leeftijd heen,
waarop men verwacht, Sint Nicolaas te
zullen zien verschijnen, beladen met ge
schenken. Bovendien was ze allesbehalve
in de stemming, om aan zulke sprookjes
te denken. Het leven was te moeilijk en
had haar totnogtoe niet veel anders dan
werk en zorg geschonken. Eerst op school
als oudste van een weduwe met vier kin
deren. Later, toen ze onderwijzeres was
geworden en met hoeveel moeite was
die studie doorgezet, hoe armelijk had
ze zich altijd moeten kleeden, hoe bene
pen leek haar nu nóg het bestaan, dat
met zooveel strijd veorverd werd! Wel was
moeder nu uit de zorgen. Haar jongere
zuster was goed getrouwd en steunde nu
de oude moeder en de nog niet volwas
sen kinderen, een jongen en een meisje,
maar Ernestine kwam het soms voor, als
of haar leven donkerder vas dan vroe
ger. Tóen leefde ze misschien ook lucht
hartiger en hoopvoller en rondom was ook
meer vreugde en hoop dan in deze tij
den. NuNeen, Ernestine hield niet van
het St. Nicolaasfeest. Ze kon het thuis
niet uithouden. Ze wist wel, dat moeder
verrassinkjes had, voor de kleinen, maar
ook voor haar en dat ze verdriet zou heb
ben, omdat ze niet thuisbleef, maar ze
kón niet vroolijk zijn en wilde ook het
pleizier van de kinderen niet bederven.
In die stemming dwaalde ze doelloos
door allerlei straten en dacht niet zonder
jaloezie aan haar zuster, die in een andere
stad woonde, een aardige home had, een
zorgenvrij bestaan. Die kon met een licht
hart malligheid-maken en geschenken ge
ven.
En toen stond ze eensklaps tegenover St.
Nicolaas.
Een Sint, zoo echt als je maar kunt
wenschen, met langen, witten baard, en
een zak vol speelgoed. Iets misplaatster
dan deze Heilige in een verregende, som
bere buitenwijk-straat was nauwelijks
denkbaar!
Ernestine staarde en bracht er na en
kele seconden uit: „Bent ueh...."
„Ik ben verdwaald", zei de Sint en nam
zijn mijter even af, „er is een vergis
sing, denk ik. Wat een vervelende geschie
denis!" Hij grabbelde in zijn baard.
„Ik heb mijn taxi weggestuurd, ezel dat
ik ben!"
Ernestine keek rond. Heinde en ver geen
taxi te zien.
„Ja, maar weet u dan niet, waar u
moet zijn", vroeg ze.
De Sint zocht in een zak en bracht een
papiertje te voorschijn. „Hier staat het
adres op, maar ik moet me vergist heb
ben, de menschen in dit huis wisten van
niets. Ik bevries zoowat en als ik in druk
kere buurten kom, zul j? wat beleven!" Hij
staarde onthutst boven zijn witten baard
uit.
„Ik wou, dat ik u kon helpen", zei Er
nestine. „Het beste is misschien als u met
mij meegaat, dan haal ik een taxi voor u,
terwijl u zoolang bij m'n moeder blijft, en
bij de kleintjes".
„O, hebt u kinderen", vroeg de Sint,
met alle belangstelling, die paste bij zijn
waardigheid.
Ernestine legde haar familie-omstandig-
heideplanten of zij hebben de kleeren van
onder tot boven met schelpen bestikt. Hoe
raarder hoe mooier. Ook zij laten zich bij
familie en kennissen onthalen, nadat zij
hun komst aangekondigd hebben door het
rinkelen met bellen en het toeteren op een
hoorn. Niet zelden loopt zoo'n feest uit
op katjesspel, d.w.z. op vechtpartijtjes!
Ten slotte moet ge niet verzuimen, wan
neer ge ooit eens in het Overijsselsche dorp
Denekamp komt, waar Paschen en Palm
zondag nog zoo leuk-conservatief gevierd
worden met „eier-gadderen" en den teer
ton, in de Katholieke Kerk het beeld te
gaan zien van den Heiligen Nicolaas, die te
paard zittend den zegen geeft, zooals uit
de houding4 van hand en vingers blijkt! En
een zelfde beeld kunt ge ook zien in de
nieuwe St. Nicolaaskerk in het Ondiep te
Utrecht.
heden eenigszins uit, terwijl ze op weg gin
gen. Toen zei Sint Nicolaas: „Ik heb een
vriend, die me heeft gevraagd om Sint te
spelen bij een kinderjartijtje, dat hij geeft.
Maar hij is pas verhuisd en ik moet het
nieuwe adres verkeerd hebben genoteerd.
Ik was er nog nooit geweest. Erg aardig
van u, dat u zich zooveel moeite geeft."
Ernestien zei, dat het niets te beteeke-
nen had. De afwisseling deed haar be
paald goed. Ze opende de voordeur met
haar sleutel en bereidde zich voor op een
uitlegging aan haar moeder, doch plotse
ling vloog een kamerdeur open, en een
verrukt kinderstemmetje gilde: „O mams,
Ernestine heeft Sint Nicolaas meegebracht
en die heeft een zak vol cadeautjes bij
zich!" Daarop renden twee kinderen op
hen af, stralend van pleizier, terwijl een
grijze dame verbaasd in de deuropening
verscheen, het tafereeltje even opnam en
toen zei: „Wat lief van je, Tine". Haar
oogen werden vochtig en Ernestine be
greep heel goed, hoe diep getroffen ze
was. Een ellendige egoiste, vond ze zich
zelf opeens, zoo aan haar alechte stem
ming toe te geven op een feestavond. Het
speet haar innig, dat ze moeder nu zóu
moeten teleurstellen en vooral ook de kin
deren. Doch eer ze iets had kunnen zeg
gen, sprak Sint Nicolaas met bromstem:
„Ja, ja, kinderen, jullie krijgt wat
moois, maar eerst moet ik weten, of jullie
wel zoet bent geweest".
„Kom binnen, Sint Nicolaas!" zei de
oude vrouw lachend en even later zat
de Sint bij het warme kacheltje en dronk
thee. Niet zonder moeite, door den baard,
waaraan hij nog niet erg gewend scheen!
Hij was dikke vrienden met de kinderen,
zooals bij hem paste, terwijl Ernestine
niet meer den moed had, met de waar
heid voor den dag te komen. De zak werd
leeggepakt, er kwamen een massa cadeau
tjes en lekkernijen uit en na een uur gin
gen de kinderen dolgelukkig naar bed.
Toen begon Ernestine.
„Maar...." Waarop de Sint hevig knip
oogde naar haar en zei: „Haal nu maar
een taxi voor me, dan zal ik zien, dat ik
verder kom!"
In de gang fluisterde Ernestine hem
toe: „Maarmaar ik wil u in elk ge
val dit alles terugbetalen en wat doet u
nu met
„Och wat", zei de Sint, „ik men een le
gende, daar moet je niet zoo prozaisch
tegen doen. Die partij kon ik toch niet
meer vinden op tijd, maar ik zal het nog
wel goed maken, thuis vul ik m'n zak
opnieuw. Gelooft u het niet? Het is eerlijk
waar. Bij mij thuis is speelgoed genoeg
voor de heele stad!"
En den volgenden dag bleek werkelijk,
dat dit waar was geweest, want toen ver
scheen een glimlachende jongeman om te
informeeren, hoe het met Ernestine ging
en deze jongeman bleek den zoon van den
eigenaar van de grootste speelgoedzaak in
de stad!
„U zietik was de geboren Sint Ni
colaas!" zei hij lachend.
Sindsdien gaat Sint Nicolaas nooit het
huis voorbij, waarin Eernestine woont, ter
wijl op een der verdiepingen haar moeder
en de kinderen leven.
Die heeft altijd even vroolijke oogen
boven z'n witten baard en een bromstem,
die niemand bang maakt en een zak vol
speelgoed en lekkers. De kindere hebben
maar één verdriet: Dat hun nieuwen oom,
op wien ze zoo dol zijn, nu nóóit 's den Sint
te zien krijgt!
Haarlemmerstraat 57, t.o Roxy
Groote keuze
Tasscken, Beenkappen,
Lederen Jekkers en Jassen
Luchtbuksen en Pistolen
pud* u;<nm
„Sinterklaas" - lekkernijen.
MARSEPEIN.
Noodig is: 1 pond amandelen, half pond
suiker.
Bereiding: De verhoudingen kan men
natuurlijk naar behoefte verkleinen. De
amandelen goed versch en gepeld en al
leen, die volkomen wit zijn gebruiken. En
kele bittere amandelen er door heen. Met
water zoo fijn draaien als mogelijk is, min
stens vier maal er door. Dan in een schoo-
ne pan op het vuur. De witte kleur mag
niet verloren gaan, maar zoolang tot de
massa niet dan met de grootste moeite
van den bodem is af te houden. Dan in een
wit geëmailleerden bak, met een doek er
over heen, koud laten worden. Daarna met
zooveel poedersuiker er door als noodig is,
om een massa te verkrijgen, de marsepein
modelleeren.
Een andere gemakkelijke methode is, 1
pond amandelen, 2 y. pond poedersuiker
te nemen. De amandelen met 1 pond sui
ker twee keer doordraaien. Bij den vierden
keer weer 3% ons suiker. Draai nu tot de
massa taai is en iets vettig aanvoelt. Een
dag laten liggen en bij het gebruik zoo
noodig nog wat poedersuiker toevoegen,
om het gemakkelijker te modelleeren.
Wil men de marsepein doen glanzen, be
smeer ze dan met opgeloste cacaoboter, die
niet te warm mag zijn en dus voorzichtig
gesmolten dient te worden op zacht vuur.
Het glanzen moet geschieden in een warm
vertrek en de marsepein zélf mag niet
te koud zijn. Het effect, wanneer de cacao
boter daarna in de koelte gedroogd is, moet
bijzonder fraai zijn.
TAAI-TAAI.
Noodig is: 1 pond Zeeuwsche roggebloem,
1 pond patent roggebloem,
1H pond Melado,
50 gr. anijszaad.
16 gr. Potasch.
(Of: 3J4 pond patent roggebloem, 2 pond
Melado, 30 gr. anijszaad, 16 gr. potasch).
Bereiding: Het meel op de aanrecht., de
Melado, met of zonder water, koken en vlug
doorheen mengen en het anijszaad. Het
deeg mag niet kleverig zijn, dan kan men
het niet snijden. Taai moet warm verwerkt
dus het deeg afdekken en telkens een stuk
afsnijden om te verwerken. Men kan er
aardige poppen van maken. Half Melado
en half zwarte stroop geeft taai-taai, doch
van minder kwaliteit. De taai daarna heet
bakken, alleen heel dikke stukken minder
warm. Neemt men inplaats van anijszaad
kaneel en gember, dan krijgt men heerlijke
gember-taai. In de groote stukken kan men
dan gehakte gember er door snipparen.
SPECULAAS.
Noodig is: 1 kg. bloem;
3 ons boter,
6 ons poedersuiker,
40 gram speculaaskruiden,
1 ons sucade (fijngehakt).
1 ons amandelen,
1 theekopje melk,
6 gram koolzuur.
Bereiding: Kleine hoeveelheden natuur
lijk in verhouding te verminderen. Zeef de
bloem in een schoone pan, voeg alles er
nu aan toe en meng hat geheel goed door
een. Op een beboterd bakblik wordt dit
deeg uitgestreken en in een warme oven
of op het vuur gebakken. Nu kan men er
de figuren uitsteken, die men wenscht.
Snel snijden, met handige zaagbeweging.
Heeft men iets om de speculaas mee te
„stempelen" druk er dan een aardig figuur
mee op het gesneden* deeg.
PEPERNOTEN.
Noodig is: 200 gram bloem,
200 gram suiker,
4 eieren.
Bereiding: Klop van de eieren alleen de
dooiers met de suiker. Voeg daaraan toe
de bloem, enkele lepels stroop (blanke)
een lepel boter, wat peper, zout, kaneel en
notemuscaat (niet al te veel) en kneedt
hiervan dobbelsteentjes, die men in een
heeten oven bruin laat branden. Laat ze
vooral goed afkoelen, voordat ze gegeten
worden, want anders is het een te zware
spijs voor normale magen.