26ste Jaargang
DAGBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN
Bureaux: PAPENGRACHT 32, LEIDEN
De huwende onderwijzeres
uit de school
VRIJDAG 16 NOVEMBER 1934
No. 7966
DE ABONNEMENTSPRIJS bedraagt bij vooruitbetaling:
Voor Leiden 19 cent per week S 2.50 per kwartaal
Bij onze Agenten 20 cent per week 2.60 per kwartaal
Franco per post 2.95 per kwartaal
Het Geïllustreerd Zondagsblad is voor de Abonné's ver
krijgbaar tegen betaling van 50 cent per kwartaal, bij
vooruitbetaling. Afzonderlijke nummers 5 cent, met
Geïllustreerd Zondagsblad 9 cent.
TEL. INT. ADMINISTRATIE 935, REDACTIE 15 II
GIRONUMMER 103003, TOSTBUS No. 11
DE ADVERTENTIEPRIJS BEDRAAGT:
Gewone Advertentiën 30 cent per regel
Voor Ingezonden Mededeelingen wordt
hst dubbele van het tarief berekend.
TELEFOONTJES van ten hoogste 30 woorden, waarin be-
betrekkingen worden aangeboden of gevraagd, huur ea
verhuur, koop en verkoop: f 0.50
De Minister verzette zich fel tegen een amendement-
Suring om ook hen, die reeds gehuwd zijn, te ontslaan
geweest voor de Regeering! Een dag, waar
op de partijen der Rechterzijde elkaar
weer eens hebben gevonden, zonder dat
eenig vooropgezet pogen in die richting
had plaatsgevonden.
Wat was het geval?
In December van het vorige jaar behan
delde de Kamer een onderwijsontwerpje.
De heer Zijlstra diende daarop een amen
dement in, dat tot strekking had, de thans
aan de gemeenteraden toekomende be
voegdheid, om huwende onderwijzeressen
te ontslaan, in de toekomst om te zetten
in een algemeene dwingende wetsbepa
ling. Minister Marchant gaf toen
in overweging, dit amendement in te trek
ken; dan zou hij zelf met een desbetrei-
fend wetsontwerp komen. Dit geschiedde
nu; en het aldus tot stand gekomen wets
ontwerp werd gisteren in de Kaïyer be
handeld.
Het valt moeilijk te ontkennen, dat met
name de heer Til an us (C.H.), die geen
vriend is van Minister Marchant, deze ge
legenheid aangreep tot eenige stekelige
aanvallen op -den Minister, welke ons van
den kleinen kant leken. Uitvoerige pole
mieken over het gebruik van de woorden
rauwelijks' en „sensaties" hebben wei
nig zin en konden niet nalaten den indruk
te maken van spijkers zoeken op laag wa
ter. Maar daarnaast kwamen er uit de Ka
mer toch ook bezwaren van ernstiger aard.
Met name het door den heer De Geer
(C.H.) nader toegelichte bezwaar, dat de
Minister had getracht de verantwoorde
lijkheid voor de indiening van dit wetsont
werp van zich af te schuiven, scheen
steun te vinden in eenige'uitlatingen des
Ministers in de Memorie van Antwoord.
Hiertegen wist de minister zich evenwel
nog behoorlijk te weren met een onder
scheid tusschen zijn ministerieele en grond
wettelijke verantwoordelijkheid en de al
gemeene verantwoordelijkheid, die ieder
mensch heeft te dragen voor zyn daden.
Alleen in dezen laatsten zin had de Mi
nister gesproken van de verantwoordelijk
heid van den heer Zylstra voor de gevol
gen van diens amendement!
Bedenkelijker ging het er uit zien, toen
het amendement van den heer Suring
(R.K.) ter sprake kwam, om ook de ge
huwde onderwijzeres met ingang van 1
Januari 1936 te ontslaan. Mej. M e ij e r
(R.K.) had er reeds op gewezen, dat ook
in de groepen ter linkerzijde steeds meer
gevoeld wordt voor het weren der ge
huwde vrouw uit publieke functies, welke
door anderen kunnen worden waargeno
men. En vooral wanneer er sprake is van
dubbele inkomens in een gezin is daarvoor
alle reden; ingezonden en andere stukken
in de linksche pers en de linksche onder
wijsbladen toonen aan, dat ook door velen
daar het redelijke wordt gevoeld van zulk
een ontslag vooral in dezen crisistijd.
Ter linkerzijde werd daartegen o.m.
door mevr. De Vries Bruins (S.D.A.
P.), mevr. Bakker Nort (V.B.) en den
heer T h ij s s e n (V.B.) aangevoerd, dat
de regeering niet had uit te maken, of de
gehuwde vrouw in haar huishouden moet
blijven of niet; dat moet aan de gehuwde
vrouw zelf worden overgelaten. Dit voor
al in socialistischen mond vreemd aan
doende individualistische betoog in wer
kelijkheid niet zoo vreemd, omdat de so
cialisten door een bekend Fransch schrij
ver niet ten onrechte de erfgenamen van
het liberale individualisme worden ge
noemd moest nu opgeld doen naast de
nog zonderlinger bewering van den heer
Thijssen, dat ook de niet in het openbare
leven werkende vrouw een beroep uit
oefent en inkomen heeft, nam. als.huis
vrouw, waarbij genoemde heer over het
hoofd zag, dat, volgens het betoog zijner
eigen partijgenooten, die hoog opgaven
van de plichtsbetrachting der gehuwde on
derwijzeres ook in haar huishouden, een
gehuwd paar, waarvan beide partijen bij
het onderwijs werkzaam zijn, dan eigen
lijk ook een drievoudig inkomen zou heb
ban, om aannemelijk te maken, dat de ge
huwde onderwijzeres in haar functie dien
de gehandhaafd te blijven.
De geheele argumentatie werd volkomen
ontrafelt door den voorsteller van het
amendement, die met onweersprekelijke
argumenten aantoonde: ten eerste, dat zijn
amendement alleen voor gehuwde vrou
wen niet kostwinsters een achteruitgang
beteekende, waarbij zij zich dan nog meer
dan een jaar lang op de aanpassing konden
voorbereiden; ten tweede, dat evenveel ge
huwde onderwijzeressen met dubbel inko
men, die zouden worden ontslagen plaats
zouden maken voor wachtgèlders evenzoo-
vele en lieden, die thans in het geheel geen
betrekking hebben; ten derde, dat er een
besparing zou zijn van een millioem Alle
tegenargumenten als dat van mevr. Bak
ker Nort, dat dit de gezinnen der getroffe
nen zou aantasten, terwijl zij zelf voorstel
de de 60-jarigen te pensioneeren, werden
afdoende door den heer Suring weer
legd. Tegen dit betoog merkte hij bijv. op,
dat mevr. Bakker Nort erg bezorgd was
voor gezinnen met gemiddeld een half
kind per stuk; maar dat zy er niet tegen
opzag misschien groote gezinnen plotseling
dertig pet. minder inkomen te bezorgen!
Ook het argument van den Minister, dat
hij over allerlei gevallen te beslissen zou
krijgen, wees de heer Suring krachtig van
de hand door er op te wijzen, dat hy twee
beroepsinstanties voorstelde, maar dat de
Minister zelf thans reeds, zonder eenige
beroepsinstantie moest beslissen, of hij een
hoog of laag wachtgeld zou toekennen.
Het maakte een zieligen indruk, dat de Mi
nister toen alle reeds weerlegde argumen
ten tegen het amendement nog eens van
een stuk papier ging voorlezen met als con.
clusie de mededeeling, dat het amendement
onaannemelijk was en het wetsontwerp zou
worden ingetrokken, als het amendement
werd aangenomen. Ik moet daarvoor wel
op zij gaan, zeide de heer Suring, omdat
dan zelfs de huwende onderwijzeres nog
in functie zou kunnen blijven; maar ik doe
dat onder de waarschuwing, dat de Min:S
ter alle volgende minder onschuldige en
nadeeliger onderwijsbezuinigingen in ge
vaar brengt.
Zóó was het natuurlijk inderdaad!
Ook het slot der zielige en treurige ver
tooning was zielig en treurig: de linkscne
Minister zag de geheele linkerzijde tegen
zijn voorstel stémmen, ook zijn eigen par
tijgenooten. Zijn voorstel kwam er alleen
door omdat de geheele rechterzijde plus de
gereformeerde groepen en de eenlingen
Westerman en Van Houten er voor stem
den.
In het begin van de zitting verwierp de
Kamer met 47 tegen 31 stemmen de mo
tie-van den Tempel ten bate eener cen
trale industriebank.
De wereld tarwe productie
In den landbouw is de tarweproductie
van de grootste beteekenis. De tarweprijzen
bepalen in vele opzichten ook den prijs
van de andere landbouwartikelen, ook
wanneer zij daarmede eigenlijk niet samen
hangen. Vandaar, dat er steeds met zooveel
aandach' naar de beweging van de tarwe
prijzen wordt gekeken, en dat de bereke
ningen en schattingen over den wereldtar-
we-oogst en de tarweconsumtie in het
middelpunt der belangstelling staan.
De algemeene opinie is, dat dank zij de
zeer groote oude voorraden de misoogst in
de Vereenigde Staten en de slechte oogsten
in andere landen niet alleen geen tekort
zullen veroorzaken, maar dat zelfs de tar-
weprijs niet veel zal kunnen stijgen. Ir.
Aartsen, een van de medewerkers van het
Internationaal Landbouw Instituut te Ro
me. heeft in de Nieuwe Rott. Crt. cijfers
gegeven, waaruit blijkt, dat de tarwe in
voerende landen tot den zomer van 1935
ongeveer 15.8 millioen ton zullen moeten
invoeren, terwijl de tarwe exporteerende
landen 25.5 millioen ton voor den uitvoer
beschikbaar hebben. Dat lijkt op het eerste
gezicht erg ongunstig; wanneer bij een mis
oogst en slechten oogst er nog zulk een te
veel aan aanbod bestaat, waar zal het dan
heen moeten, wanneer er weer goede oog
sten komen? Echter zijn bij de beschikbare
hoeveelheden voor den uitvoer de aanwe
zige voorraden opgeteld. Deze bedroegen
in de exportlanden op 1 Augustus 1934 bij
na 10 millioen ton, zoodat van den nieuwen
oogst niet meer dan 6.5 millioen ton voor
uitvoer beschikbaar komt. De voorraden
zullen derhalve in den loop van 1935, tot
aan het binnpn.kom.en van den oogst, met
ruim 9 miiiioen ton afnemen, tot nog geen
10 millioen ton, terwijl zij op 1 Augustus
1933 nog bijna 20 millioen ton bedroegen.
Een wereldtarwevoorraad van ca. 10 mil
lioen ton kan niet meer te groot worden
genoemd, daar een zekere reserve van dit
voornaamste voedingsmiddel noodig is met
het oog op minder goede oogsten. In 1935
zal dus de oogst belangrijk beter moeten
zijn dan in 1934, wil de wereldvoorraad
niet beneden het noodzakelijk minimum
dalen.
Toch is ir. Artsen van meening, en men
mag aannemen, dat hij de meening der
landbouweconomen van het internationale
instituut weergeeft, dat de tarweproductie
nog verder dient te worden beperkt. Hij
verklaart een internationale overeenkomst
met dat doel voor noodzakelijk.
Er zijn echter landbouwkundigen, die er
anders over oordeelen. Dr. ir. Dyt, zelf
landbouwer in Nederland, heeft in het Juli-
nummer van het Landbouwkundig Tijd
schrift een beschouwing gepubliceerd,
waarin hij tot precies tegenovergestelde
conclusies kwam. Hij meent, dat er een
tekort aan tarwe in 1936 dreigt, en dat dit
gevaar door de droogte in de Ver. Staten
dit jaar grooter is geworden.
Wij willen ons niet in details begeven
om te trachten na te gaan, wie van deze
beide landbouwkundigen het bij het rechte
eind heeft. Maar het komt ons voor, dat wij
hier voor een probleem staan, waarover
niet slechts individueele landbouwkundi
gen en economen, maar officieele instan
ties zich dienen uit te spreken. Tarwe is
het voornaamste voedingsmiddel, dat de
bodem van allerlei landen voortbrengt.
Daarvan hangt de welvaart, ja, de levens
mogelijkheid van een groot deel van de be
volking der aarde af.i'Is het nu waar, gelijk
ir. Artsen verklaar, dat de uitzaai van tar
we in 193435 nog sterk dient te worden
beperkt? Schept men daardoor niet het ge
vaar van een tekort, vooral wanneer de
oogst weer eens minder overvloedig mocht
uitvallen?
Dit brengt de vraag naar voren, wat als
een noodzakelijk minimum van wereldtar-
we-voorraden moet worden beschouwd. Als
men het daarover eens is. kan men bere
kenen, hoe groot het verbruik is en wat
dus ongeveer de productie zal mogen zijn.
Dan is het ook mogelijk voor de verschil
lende regeeringen om prijsdaling en dum
pingprijzen van tarwe tegen te gaan, wan
neer te groote vooraden zouden worden
geliquideerd, door deze zelf op te kooptn
of bij den opkoop daarvan steun te verlee-
nen. Dergelijke pogingen zijn in de afge-
loopen jaren toegepast, zonder succes ech
ter, omdat geen maatstaf voor de grootte
der noodzakelijke voorraden bestond, en
men dientengevolge te veel heeft opgesla
gen. Heeft men echter eerst een overzient
van hetgeen aan voorraden noodig is, dan
wordt het mogelijk om daarmede te maui-
puleeren, en zoowel groote prijsstijging als
prijsdaling te voorkomen, wanneer tenmin
ste de productie ongeveer met het verbruik
in overeenstemming is. In 1934 is de we
reldproductie kleiner dan het wereldver-
bruik geweest, en men kan dus niet zon
der meer beslissen, of de productie nog
verder dient te worden ingekrompen of
niet.
Daar over Zuid west-Europa de depres
sie tegen het einde der week nog wel niet
geheel verdwenen zal zijn en er vermoede
lijk nog een neiging zal bestaan tot de vor
ming van kleine secundairen, is het niet
zeker, dat het weer niet nu en dan regen
achtig zal zijnj afgewisseld door mist, die
ten deele wordt veroorzaakt door aanra
king van dezen luchtstroom met een andere
die uit het Zuiden komt en die eveneens
veel waterdamp bevat.
Over het algemeen zal de luchtdrukver-
deeling in hoofdtrekken tegen het einde der
week niet veel veranderd zijn maar plaatse
lijk kunnen zich kleine onregelmatigheden
ontwikkelen, die het weer voorloopig een
ongestadig karakter zullen geven. Opkla
ring eerst tegen het einde der week. Bij
helderen hemel kans op zeer lichte nacht
vorst.
HET WEER OP ZONDAG.
WINTERACHTIG WEER BLIJFT
VOORLOOPIG HEERSCHEN.
De weerstoestand heeft zich den laatsten
tijd in een groot deel van Europa, waartoe
ook ons land behoort, tot een winterachti-
gen toestand ontwikkeld. Dit verloop was
reeds eenigen tijd aan den gang. Over het
Noordelijk gedeelte van Skandinavië vorm
de zich een krachtig gebied van hoogen
druk, dat weliswaar eerst weer in beteeke
nis efnam maar de laatste dagen opnieuw
is uitgebreid, zoowel naar het Zuiden als
naar het Westen. Inmiddels verloor het ge
compliceerde depressie-gebied over West
en Midden-Europa aan beteekenis terwijl
de voornaamste kern ervan over Spanje
vrijwel stationair werd. De algemeene ver
deeling der luchtdrukking over Europa is
daardoor zoodanig geworden, dat het mid
delste gedeelte van het Vasteland voorloo
pig onder den invloed komt te staan van
een Oostelijke luchtstrooming. In het mid
den van den winter zou dit de beteekenis
hebben van een periode van vriezend weer,
maar waar hét thans in het Oosten nog niet
koud is hebben wij van deze wending in
de algemeene weersgesteldheid nog geen
vorst te verwachten doch vermoedelijk wel
vrij koud weer.
STADSNIEUWS
ANTON VAN DUINKERKEN
BESPREEKT DE JONGEREN
Lezing voor „Geloof en Wetenschap"
De eerste avond van .,G. en W." in dit
winterseizoen is een geslaagde geworden.
De ruime foyer van „Den Burcht", waar
Anton van Duinkerken zijn lezing over de
Jongeren zou houden, vulde zich met be
langstellenden.
Deze eerste bijeenkomst was de laatste,
v/aarin de heer ir. Guljé de voorzitters
hamer hanteerde. Wegens zijn benoeming
tot voorzitter der Alg. R.K. Werkgevers
vereniging, heeft de heer Guljé zich ge
noopt gezien als president van G. en W. af
te treden een afscheid, dat door hem en
ook door de leden met tegenzin werd ge
nomen.
Vóórdat de lezing aanving werden enke
le huishoudelijke punten behandeld. De
penningmeesteresse, mej. Coebergh, bracht
financieel verslag uit; er is een nadeelig
saldo van 81.32. De commissie van kas-
riazieners kweet zich van haar taak. In de
nieuwe commissie werden benoemd mej. W.
van Esch en de heeren Van Weizen en
Wijtenburg. Tot voorziter werd gekozen
prof dr. E. Carp, tot secretaris de heer
J. W. Wilmink.
Voorzitter Guljé verwelkomde de nieu
we bestuursleden en dankte den aftreden
den secretaris, den heer Cranssen, voor
zijn vele werkzaamheden. Jhr. mr. De
Milly bracht hierop een woord van hulde
aan den aftredenden voorzitter voor diens
prettige leiding en voor zijn vele werk
zaamheden, waarvan de leden alleen de
resultaten, doch niet de beslommeringen
hebben gezien.
Na een dankwoord van ir. Guljé was 't
woord aan Anton van Duinkerken.
De beweging der „Jongeren" onder de
Nederlandsche Katholieken komt op rond
het jaar 1920. Deze beweging vond haar
basis in de letterkunde.
De Kath. Nederlandsche letterkunde,
welke sedert de Emancipatie een groote
evolutie had doorgemaakt, had een dood
punt bereikt. Er was vernieuwing noodig.
Wanneer een nieuwe stijlvorming in de
letterkunde voelbaar wordt, is dit een
bijna zeker teeken, dat het leven zelf op
een nieuwe gestalting wacht.
De beweging der Jongeren is niet ont
staan door een afspraak en niet ontstaan
uit een „school", doch een revolutionaire,
omwentelingszuchtige gestemdheid, opge
laaid in verschillende plaatsen van het
Jand. De dragers van deze beweging heb
ben elkaar gevonden en ookbestre
den. De grondgedachten zijn echter bij al
len ondanks de nuanceeringen de
zelfde.
Men kan de vraag stellen: welke waren
die gevoelens, die grondgedachten en waar
om kwamen die juist op dat oogenblilc in
de hoofden op. Dit laatste „waarom" is
'n raadsel. Wij kunnen op die vraag slechts
benaderend en vaag antwoorden.... in
een geschiedenisboek, als de beweging tot
het verledene behoort.
Toch wil spr. trachten, door na te gaan
de cultureele ontwikkeling der Katholieken
j sinds de Emancipatie, een antwoord op die
«n nr,,rr,r.
DJT NUMMER BESTAAT UIT VIER
BLADEN. 4
vraag te geven.
Broere's „Dithyrambe" hoe barok ook
van stijl is het begin en het herstel van
een bewuste Roomsche gevoelstraditie. Na
Mgr. Broere komt Alberdingk Thijm, de
verfijner, die put uit het rijke, middel-
eeuwsche verleden. Tenslotte kwam
Schaepman, die de thans bewust geworden
Katholieken samenbindt in groote schoven.
Als Schaepman sterft is de periode der
groote katholieke emancipatoren voorbij.
Deze voortuitstrevende Roomschen waren
strevers, die de taalkunst namen als fon
dament van hetgeen zij deden.
In de dichtkunst ontstaat dan een ver
fijning, een specialisatie, doch zonder con
tact met de overige uitingen van het ka
tholieke wilsstreven. Toen de jongeren
VOORNAAMSTE NIEUWS.
BUITENLAND.
Een nieuw vlootverdrag voorgesteld door
den Volkenbond gebracht worden (3de
Zal de koningsmoord te Marseille voor
Britsche bemiddelingspoging (3de blad),
blad)
kwamen was twintig jaar lang deze spe
cialisatie-arbeid aan den gang. Het eerste
gevoel dat bij de jongeren opkwam was,
dat het katholieke leven verdeeld als 't
was in hokjes en vakjes het contact had
verloren met de bezielende factoren. Zoo
ontstond de „Gods-lyriek" in de eerste
Roeping-jaren, gedichten, waarin Gods
aanwezigheid in de wereld werd uitge
schreeuwd in bonzende verzen.
Doch spoedig kwamen ook zij tot eenige
verfijning. De Jongeren beseften, dat zij
geroepen waren, de kunst weer te maken
tot de spreektaal van het leven. De katho
lieke dichter heeft de schoonheid te die
nen, en door zijn kunst traditie en ge
meenschap met elkaar te verbinden.
Spr. herinnerde eraan, hoe '11e dichters
in alle tijden geworsteld hebben om in
hun stem te vinden de harmonie van hun
tijd. In de latere ontboezemingen der Jon
geren zeggen zij het telkens weer met fel
le woorden, dat het katholieke leven in
ons land na drie eeuwen verdrukking is
verschraald. De groote mystieken, als
Ruusbroeck en Hadewych zijn voor ons volk
onbekenden geworden. Daarop willen de
Jongeren een reactie. Zij willen herstellen
het rechtstreeksche contact tusschen het
leven in al zijn veelzijdigheid en de katho
lieke cultuur. Zij willen, steunende op de
taalkunst, voor ons volk vinden een har
monie van kunnen en willen, een harmo
nie van het gansche natuurlijke, maar tot
hooger geroepen leven.
De literair zeer verzorgde lezing van
Anton van Duinkerken, met geestdrift
voorgedragen, vond een gesoannen audi
torium. In het gedeelte na de pauze was
het ons echter moeilijk zijn betoog bij het
plotseling inslaan van „zijpaden" te volgen.
De voorzitter, ir. Guljé, heeft in hartelij-
ken bewoordingen den spreker dank ge
bracht en waardeering betuigd voor de
idealen der Jongeren, die het Verleden
aan het Heden willen binden, om te konten
tot een rijpere en schoonere toekomst.
LEIDSCHE UNIVERSITEIT
Am btsaanvaarding
prof dr. C. J. v. d. Klaauw
Hedenmiddag te 2 uur heeft prof. dr. C.
J. van der Klaauw, nieuw benoemd hoog
leeraar in de faculteit der wis- en natuur
kunde aan de Leidsche Universiteit, heden
middag in het Groot Auditorium zijn ambt
aanvaard met het uitspreken van een rede
over: „Uitwendige doelmatigheid en eind
doel bij Kant en in de Moderne Biologie.
Benoeming privaatdocent.
Dr. W. C. Meiss is gedurende de ziekte
van den privaatdocent dr. Murk Jansen
toegelaten als privaatdocent in de facul
teit der geneeskunde aan de Rijksuniversi
teit te Leiden, om onderwijs te geven in de
orthopaedie.
Hooge Raad van Arbeid.
Bij Koninklijk besluit is benoemd tot lid
van den Hoogen Raad van Arbeid de heer
ir. F. H. E. Guljé, alhier.
VERONTREINIGING OPENBAAR
VAARWATER.
Onze grachten worden bij herhaling ver
ontreinigd door het daarin werpen van al
lerlei soort vuilnis.
Vanwege den Reinigingsdienst is er on
langs de aandacht op gevestigd dat, stren
ger dan tot nog toe het geval was, zal wor
den opgetreden tegen het verontreinigen
van straten en wegen tengevolge van het
plaatsen van open vuilnisbakken.
Wij kunnen thans medMeelen, dat met
een strenger politietoezicht op het veront
reinigen van openbare wateren en wegen
is aangevangen.
Dit optreden houdt verband met het be
paalde in de artikelen 1, 8 en 9 der Veror
dening op de Straatpolitie.
Men zy derhalve gewaarschuwd!