DINSDAG 13 NOVEMBER 1934
No. 7963
DAGBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN
Bureaux: PAPENGRACHT 32, LEIDEN
26ste Jaargang
£cid^eli40oi4^<mt
DE ABONNEMENTSPRIJS bedraagt bij vooruitbetaling:
Voor Leiden 19 cent per week2.50 per kwartaal
Bij onze Agenten 20 cent per week 2.60 per kwartaal
Franco per post 2.95 per kwartaal
Het Geïllustreerd Zondagsblad is voor de Abonné's ver
krijgbaar tegen betaling van 50 cent per kwartaal, bij
vooruitbetaling. Afzonderlijke nummers 5 cent, met
Geïllustreerd Zondagsblad 9 cent.
TEL. INT. ADMINISTRATIE 935, REDACTIE 15 II
GIRONUMMER 103003, FOSTBUS No. 11
DE ADVERTENTIEPRIJS BEDRAAGT:
Gewone Advertentiën 30 cent per regal
Voor Ingezonden Mededeelingen wordt
hst dubbele van het tarief berekend.
TELEFOONTJES van ten hoogste 30 woorden, waarin ba-
betrekkingen worden aangeboden of gevraagd, huur en
verhuur, koop en verkoop: 0.50
Wat nu belangrijk is.
Wij moeten maar al te vaak constatee-
ren, dat men ook in dezen tijd zich ver
liest in meeningsverschillen over zaken van
zeer ondergeschikten aard.
Dat moet ook worden geconstateerd in
ons openbare katholieke leven.
Zeker, die meeningsverschillen, welke
wij op het oog hebben, behoeven niet te
worden genegeerd, te worden verzwegen.
Dat behoeft niet. Maar zij moeten óók niet
worden opgeblazen zooals vaak gebeurt
door demagogen, door volksmisleiders, die
uit vertroebeling en verwarring, uit per
soonlijke kwesties en personen-strijd hun
slag trachten te slaan.
Wij moeten betrekkelijk ondergeschikte
kwesties ook als zoodanig waardeeren en
behandelen.
En de hoofd-vragen van dezen tijd daar
door niet laten verdringen of opzij-schui
ven.
Wat de hoofd-vragen van dezen tijd zijn?
Wij willen ze even aanstippen even
aanstippen, meer niet.
Het belangrijkste vraagstuk 'is:
hoe zullen wij ons land behoeden voor de
Kerk-vervolging, welke in Mexico, Rus
land, Spanje en Duitschland woedt?....
Daarna komen de andere belangrijke
vraagstukken van dezen tijd, die ook ons,
katholieken, als zoodanig op bijzondere
wijze moeten interesseeren. De vraagstuk
ken van oeconomisoh en socialen aard,
wier oplossing de basis en voorbereiding
moet vormen van een nieuwen tijd.
Het zijn de vraagstukken, die de leider
van de Tweede Kamerfractie der R. K.
Staatspartij verleden week heeft bespro
ken, de vraagstukken betreffende de or
dening van het bedrijfsleven, betreffende
werkbehoud en werkverruiming, betref
fende werkloozensteun.
Ten nauwste en onverbrekelijk met deze
vraagstukken hangt samen de toepassing,
ook in het Staatsbestuur (het bestuur van
Staat, Provincie en Gemeente), van de
christelijke zedewetten en de christelijke
leer van rechtvaardigheid en naastenliefde
zonder welke toepassing geen nieuwe
tijd kan worden geboren, die geluk en wel
vaart brengt. De toepassing der christelijke
zedeleer in de politiek is onmisbare voor
waarde voor een goede oeconomische en
sociale ordening.
Zulk een politiek moet ons eerste en
voornaamste middel zijn, om in ons
land te voorkomen een toestand, als in de
hierboven genoemde landen. Een Kerk
vervolging kan niet beter worden voorko
men, dan door een christelijke politiek
wat niet altijd hetzelfde is -als een politiek
van christenen.
Ziehier in vogelvlucht de hoofdzaken
waarom het in onze dagen gaat.
Hoofdzaken, die men ook allereerst in
het oog moet houden bij de beoordeeling
van de vraag, wie de geschikte personen
zijn voor afvaardiging in onze vertegen
woordigende lichamen: Tweede Kamer,
Provinciale Staten, Gemeenteraden.
In de driestar van gisteren is een
alinea verkeerd gecorrigeerd. Wij her
plaatsen deze:
„Over werkbehoud en werkverruiming
heeft de katholieke leider eenige opmer
kingen gemaakt, waarmede overeenstemt
het schema van oeconomisch herstel, dat
dezer dagen de nieuwe voorzitter der al-
gemeene R. K. Werkgeversver. (ir. Guljé,
directeur der N.V. Holl. Constructiewerk
plaatsen te Leiden) heeft gegeven in een
interessant interview in „De Tijd"."
Beter te besteden
In een deel van de pers is onlangs ver
scheidene dagen achtereen een oproep ge
plaatst, om giften voor de stichting voor
een gebouw voor Nederlandsche studenten
te Parijs. Wij hebben daaraan niet mee
gedaan, omdat wij meenden, dat in dezen
tijd het geld wel beter te besteden is.
De T ij d schreef dezpr dagen:
„Gisteren heeft Minister mr. Marchant
het in een radio-rede een nationale schan
de genoemd, dat wij nog altijd ons gebouw
niet klaar hebben in de Parijsche Cité
Universitaire, waar Nederlandsche studen
ten de Latijnsche cultuur op zich moeten
laten inwerken. Er ontbreekt nog vier ton. i
Indien particulieren daarvan twee ton bij- I
eenbrengen zal de regeering de twee an
dere beschikbaar stellen.
Ook wij gevoelen voor de Latijnsche cul
tuur en stellen op prijs wat Jhr. Loudon
en anderen daarvoor te Parijs weten te be
reiken. Maar wij moeten ronduit verkla
ren, een slechten indruk te hebben gekre
gen van de opgeschroefde, niet nationale
maar nationalistische rede, aan welke de
rhetorica van mr. Marchant zich te buiten
ging. Hij salueerde overdreven met de vlag
het liberaal-universitaire Frankrijk, waar
heelemaal veertig Hollandsche studenten
hun hoogere studie aanvullen, terwijl in
het eigen land bitter op het onderwijs voor
het volkskind wordt bezuinigd, om te zwij
gen over het nijpen op salarissen en loonen.
Het oogenblik voor dezen nationalisti-
schen radio-omroep is trouwens al heel
slecht gekozen. Reeds 7 ton heeft de Ne
derlandsche edelmoedigheid bijeengebracht
voor ons somptueuze gebouw in de Cité
Universitaire. Zou de regeering het niet
noodzakelijker achten, een radiorede te
houden voor het stichten van een bijzonder
fonds tot het tegengaan van de ondervoe
ding in Nederland? Van „nationale schan
de" gesproken, dat is er een!"
En De Avondpost merkt bij dit arti
kel op:
„Wij laten de kwalificaties over de rede
van Minister Marchant voor rekening van
het Roomsche blad.
Maar wij willen verklaren, dat wij het
met de strekking van dit stukje eens zijn.
Een zoo belangrijk bedrag als het hier
geldt is in onze dagen in het eigen land
beter te besteden".
Inderdaad, men zou in het buitenland
gaan denken, dat wij hier geen gevolgen
van de crisis gevoelen!
WA1 ANDERE BLADEN
bCHRLJVEN
MR. MARCHANT'S REDE OVER DE
ABDIJ VAN EGMOND.
Wij hebben gisteren vermeld de critiek
inDeMaasbodeop een rede door Jhr.
De Geer gehouden in de Tweede Kamer,
waarin deze chr.-hist. leider Minister Mar
chant heeft gekapitteld over diens rede bij
de opening van de tentoonstelling „De
Abdij van Egmond".
Jhr. De Geer komt op zijn beurt in ver
weer in een artikel in „De Maasbode" van
gisteravond. De oud-minister wijst daarin
op het verschil tusschen de rede van mi
nister Marchant en die van de andere
sprekers bij de opening der tentoonstel
ling.
„Jhr. mr. Ch. J. M. Ruys de Beeren-
brouck sprak in keurige woorden over de
„krachtige uiting van nationale saamhoo-
righeid", waarover men zich ook bij deze
tentoonstelling weer kon verheugen. De
sub-prior van de Abdij van Oosterhout
herinnerde aan de plaats, die de Abdij van
Egmond in het cultuurleven van vroegere
eeuwen had ingenomen, en den band die
bestond tusschen haar en de geschiedenis
van het oude gravenhuis van Holland.
Over de vernieling werd in deze beide re
devoeringen geen woord gesproken. Ook
prof. dr. Bijvanck, die als voorzitter van
het tentoonstellingscomité iets uitvoeriger
moest zijn, stipt slechts aan, dat de Abdij
„in de jaren 1572 en 1573 is te gronde ge
gaan".
De minister van Onderwijs deed anders.
Hij maakte de vernieling tot hoofdthema
van zijn rede, sprak bijna over niets an
ders, benaderde haar telkens weer van
een anderen kant en stelde haar ten grond
slag aan vermaningen.
Op zichzelf is dit nu nog maar een kwes
tie van smaak, al schijnt mij de smaak van
jhr. Ruys de Beerenbrouck en den ge
noemden geestelijke de voorkeur te ver
dienen.
Maar de minister van Onderwijs deed er
ger. Hij wekte den indruk, alsof de pro
testanten van die dagen als zoodanig voor
dit vandalisme dat tegen het uitdrukke
lijk bevel van den Prins van Oranje werd
gepleegd verantwoordelijk zijn te stel
len*. Hij zeide toch o.a.: „Wie één waren
als Christenen, hadden niet, om verschil
van meening, opgelaaid tot haat, moeten
gaan dooden en branden en vernietigen.
Zij hadden het hoogste doel, door allen in
samenwerking te dienen, niet uit het oog
moeten verliezen. „Hadden moeten" zijn
vreeselijke woorden. Maar het besluit,
waartoe zij dwingen, is inkeer en herstel".
Er zijn in die dagen meer gruwelen ge
pleegd. Wat zou men zeggen, indien bij de
350ste verjaring van het sterven van Wil
lem van Oranje, als slachtoffer van de ban
Een
Nieuw Feuilleton,
waarmee vandaag een aanvang
wordt gemaakt is getiteld:
„LIEFDE IN HET OERWOUD"
Het is een Engelsche roman, spe
lend in de onbegaanbare oerwou
den der Britsche Koloniën, waar
zich óók de hartstochten ontketenen,
die de menschen elkander doen be
strijden, waar geheime krachten en
vroegere misdaden verborgen zijn en
waar de primitieve volkeren met
hun eigen opvatting van leven en
dood meegetrokken worden in den
onderlingen strijd der blanken. Dit
alles schildert deze boeiende en
spannende roman, die zoo geheel
afwijkt van het meer gewone genre
die zeker van den eersten regel
tot den laatste aller aandacht
boeien zal.
van Philips II, iemand had geschreven:
„Wie één waren als christenen, hadden
niet, om verschil van meening, opgelaaid
tot haat, moeten gaan sluipmoorden. Zij
hadden het hoogste doel, door allen in sa
menwerking te dienen niet uit het oog
moeten verliezen. „Hadden moeten" zijn
vreeselijke woorden. Maar het besluit,
waartoe zij dwingen is inkeer". Zou dit
niet schreiend onbillijk zijn tegenover de
R. K. en hun geestelijke voorouders?
De protestanten als zoodanig hebben
geen deel aan den gruwel van de verwoes
ting der Abdij en kunnen dus niet hierin
reden vinden tot „inAfcér". Het anders te
zien „getuigt van gebrek aan historische
visie". 1
Ook de aansporing die de minister van
Onderwijs in dezelfde rede gaf, „dat men
nu uit het gebeurde „leering" zou trekken
en als Christenen zich zou vereenigen te
gen het aanstormend nieuwe heidendom
van dezen tijd, gelijk vroeger de Abdij een
schuts was tegen de Noormannen", klonk,
volgens den heer De Geer, om dezelfde re
den prikkelend.
„De aansporing was bovendien overbo
dig. „Straks zal het niet zijn Roomsch of
Onroomsch, maar over alle muren van
kerkgenootschappelijk verschil zullen de
geloovigen elkaar de hand reiken om te
kunnen bestaan in den grooten strijd tegen
elk geopenbaard geloof". Zóó schreef reeds
80 jaar geleden prof. Van Oosterzee, theo
logisch hoogleeraar te Utrecht. Gedurende
den schoolstrijd werd dit citaat meermalen
op verkiezingsbiljetten afgedrukt, als ver
weer tegen vrijzinnige aanvallen op het
„monsterverbond" tusschen „Rome en
Dordt".
En nu zal deze minister, als boete voor
wat onze geestelijke voorouders niet mis
dreven hebben, ons willen leeren het les
je, dat in zwaren kamp tegen hem en zijn
geestverwanten reeds voor lang ons bezit
werd.
Dit alles is zoo onhistorisch mogelijk.
De minister heeft ik houd mij hiervan
overtuigd niet bedoeld te grieven. Het
zal hem zelfs onaangenaam verrast heb
ben, dat hij dit niettemin gedaan heeft.
Maar het valt hem nu eenmaal moeilijk, in
zulke redevoeringen den juisten toon te
treffen, zooals dit b.v. aan den voorzitter
der Tweede Kamer zoo bij uitstek gegeven
is. Juist daarom waarschuwde ik hem te
gen het te veelvuldig houden van derge
lijke redevoeringen. Ook waar ik persoon
lijk bereid ben, ze niet te hoog op te vat
ten, en den wil voor de daad te nemen,
zie ik wel het gevaar dat er in schuilt".
De Maasbode teekent bij deze op
merkingen van jhr. De Geer het volgende
aan:
„Vooreerst is het naar onze meening wel
duidelijk, dat minister Marchant zeker niet
bedoeld heeft ,,de protestanten als zooda
nig" van die dagen voor de verwoesting
van de abdij verantwoordelijk te stellen.
Of hij den indruk gewekt heeft dit te wil
len doen, dat is een kwestie van subjectie-
ven aard.
Verder is het niet onverklaarbaar, dat
juist Katholieken van smaak zich bij een
gelegenheid als de opening van genoemde
tentoonstelling, onder zeer gewaardeerde
medewerking van andersdenkenden, zich
meer gereserveerd uitdrukken dan niet-
Katholieken. Dat deze laatsten bij iets vrij
moediger uiting van minder goeden smaak
blijk zouden geven, kan men moeilijk zoo
aanstonds zonder meer concludeeren.
Ten slotte de verwoesting van de abdij
van Egmond en den aanslag op den Prins
van Oranje kan men niet geheel op één lijn
stellen, ook of nog beter juist in het licht
van den tijd gezien".
BINNENLAND
HET BANKGEHEIM.
Moreeele overwegingen pleiten voor
opheffing, terwijl economische
factoren tot voorzichtigheid
manen.
Voor de leden van de Vereeniging van
Ambtenaren der Registratie en Domeinen
heeft mr. dr. E. Tekenbroek, advocaat en
accountant te 's-Gravenhage Zaterdagmid
dag in een der zalen van „Krasnapolsky"
te Amsterdam een lezing gehouden over
de vraag of de opheffing van het bankge
heim al of niet wenschelijk is.
Spreker begon met er op te wijzen, dat,
gelijk elk beroepsgeheim ook het bankge
heim zijn ontstaan dankt aan het vertrou
welijk karakter van het bankiersvak. Op
den bankier rust zonder twijfel de civiel
rechtelijke verplichting tot geheimhou
ding van hetgeen hij in zijn beroep ver
neemt omtrent de vermogenspositie, etc.
van zijn cliënten.
Het zou verkeerd zijn te meenen, dat het
bankgeheim zijn ontstaan uitsluitend te
danken heeft aan de zucht om belasting te
ontduiken. De sanctie op het beroepsge
heim ligt o.m. in art. 272 W. v. Strafrecht.
Over het verschooningsrecht van den ban
kier in civiel- en strafprocedures bestaat
weinig rechtspraak; de weinige beslissin
gen, die er zijn, gaan in de richting van
niet-erkenning, waartegenover staat, dat
gezaghebbende juristen het verschoonings
recht voor den bankier opeischen.
In belastingzaken heeft het vraagstuk van
het bankgeheim een geheel eigen karakter.
De ambtenaren kunnen t.b.v. de controle
van de Inkomsten-, de Vermogens-, de Di
vidend- en Tantième-, de Coupon- en de
Zegelbelasting inzage van boeken en be
scheiden vragen.
De vraag is in deze hoeveer gaat dat in
zagerecht, m.'a. *w. welke boeken en be
scheiden kunnen zij ter inzage vragen en
wat mogen de ambtenaren met de gege
vens, die hun daardoor ter kennis komen,
uitrichten. Daar is veel over gestreden en
geprocedeerd.
Over het algemeen is die rechtspraak
gunstig voor den fiscus; zij is aangevuld
door verschillende ministerieele resoluties.
Spreker kwam tot de conclusie, dat glo
baal genomen het bankgeheim hier te lan
de met inachtneming van de belangen van
den fiscus behoorlijk gewaarborgd is.
Nadeelige gevolgen.
Overgaande tot de behandeling van de
vraag of het wenschelijk is ter bestrijding
van belastingontduiking in de verhoudin
gen, zooals wij deze thans hier te lande op
het punt van het bankgeheim kennen, ver
andering te brengen, wees spr. er op, dat
een algeheele opheffing van het bankge
heim aan het vrije en vertrouwelijke ver
keer tusschen bankiers, commissionairs in
effecten en hun cliënten ernstig afbreuk
zal doen. Het publiek zou in de bankiers de
vorposten van den fiscus gaan zien.
Opheffing van het bankgeheim zal ech
ter ook voor den fiscus derving van in
komsten beteekenen, doordat men er toe
komt de zegelbelasting en de couponbelas
ting te ontduiken of te ontgaan door vlucht
naar het buitenland.
Vooral de ontduikers in het groot zullen
naar het buitenland vluchten, vertrouwd
als zij doorgaans zijn met het internatio
nale bankverkeer. Dit kan er ook toe lei
den, dat de ontduikingen van de successie
belasting grooter worden.
Uitvoerig behandelde spr. de nadeelige
gevolgen, die de algeheele opheffing van
het bankgeheim voor onze positie als fi-
nanacieel wereldcentrum met zich zal
brengen.
Het vreemde kapitaal trekt, autarkische
stroomingen ten spijt, het wereldverkeer
naar ons toe. Amsterdam dankt er voor een
niet gering deel zijn positie als internatio
naal geldcentrum aan, terwijl ook de over
heid er op indirecte wijze van geprofi
teerd heeft bij haar Conversie-politiek.
Twee zijden der medaille.
Het bankgeheim heeft voor ons land dus
een eigenaardig aspect; moreele overwe
gingen pleiten er voor het op te heffen om
belastingontduiking tegen te gaan; econo
mische factoren, die aan de directe waar
neming van het groote publiek ontsnappen,
pleiten er voor in deze de grootst moge
lijke voorzichtigheid te betrachten.
Een logische consequentie van de ophef
fing van het bankgeheim zou zijn, dat het
ook voor de Rijkspostspaarbank en voor
de Postchèque- en Girodienst opgeheven
zou moeten worden, daar anders in het bij
zonder de kleine spaarder met zijn geld
naar die Rijksinstellingen zou vluchten.
Spr. zou willen adviseeren de zaken hier
te lande op dit punt te laten, zooals zij
thans zijn en het buitenland niet te ver
ontrusten.
DIT NUMMER BESTAAT UIT DRIE
JLADEN.
VOORNAAMSTE NIEUWS.
BUITENLAND.
Verbeterde betrekkingen tusschen het
Vaticaan en de nationaal-socialisten. (2de
blad).
De Belgische regeering treedt af. (2de
blad).
De Mexicaansche vervolgings-waanzin.
(2de blad).
BINNENLAND.
Twee personen te Renswoude door hoog
spanning getroffen; één ervan werd ge
dood. (Laatste Ber.).
Wissellooper te Alkmaar met J" 7000 op
stap. (Laatste Ber.).
Weer een mislukte inbraak te Amster
dam. (Laatste Ber.).
EERSTE KAMER.
Gisteravond om 8.45 is de Eerste Kamer
bijeengekomen.
De voorzitter doet mededeeling van
het besluit der Centrale Afdeeling om on
middellijk na de openbare vergadering in
de afdeelingen te doen onderzoeken het
wetsontwerp: Nieuwe regelen tot afweer
van nadeelige gevolgen van beperkende
bepalingen in zake het internationale beta
lingsverkeer.
De voorzitter deelt mede, dat de
Kamer op Maandag 17 Dec. hoofdstuk I
der Rijksbegrooting 1935 (algem. beschou
wingen) in de afdeelingen zal onderzoe
ken.
NIJVERHEIDSONDERWIJS.
Een instituut voor opleiding thans definitief
opgericht.
Zooals men zich wellicht herinneren zal,
is eenigen tijd geleden een commissie be
noemd, om voorbereidingen te treffen tot
de definitieve oprichting van een instituut
voor opleiding van leerkrachten bij het
Nijverheidsonderwijs.
Bedoelde commissie is met haar taak
klaar gekomen en Zaterdagmiddag had in
hotel „Terminus" te Utrecht onder presi
dium van den heer G. N. Meurs uit Leiden
de officieele oprichtingsvergadering plaats.
Op deze vergadering werd o.m. besloten
bij de ter goedkeuring aan de vergadering
voorgelegde statuten, een passage toe te
voegen waardoor bij de voorbereiding voor
het opvoedkundig gedeelte van de examens,
de leerlingen verzekerd kunnen zijn van
de eerbiediging hunner godsdienstige over
tuiging.
Hierdoor bereikte men, dat de vertegen
woordigers van Christelijke en R. K. ge-
interesseerde organisaties tot toetreding
konden besluiten.
Het door de commissie ontworpen huis
houdelijk reglement werd dan, na het aan
brengen van eenige veranderingen goedge
keurd evenals dit met de statuten het ge
val was.
Op deze statuten zal de koninklijke goed
keuring worden aangevraagd.
Tot leden van het voorloopig bestuur wer
den benoemd de volgende heeren:
G. N. Meurs en -H. Wapstra Azn. Ned.
Bond v. Leeraren en Leeraressen b. h. Nij
verheidsonderwijs; A. J. L. Visser van
IJzendoorn, Bond van Vereenigingen t. h.
geven van Nijverheidsonderwijs; K. Kooij-
man, Vereeniging v. Directies van Nijver
heidsscholen; M. Worp, Vereeniging t. b.
v. d. Vakopleiding van Handwerkslieden in
Nederland; Joh. Eering, Ned. Bond v. Tech
nici; A. A. Hordijk en S. van den Broek,
Bond v. Ned. Onderwijzers en J. de Heer,
St. Bernardus.
De bestuursfuncties zullen onderling wor
den verdeeld,
j Aan het einde van de vergadering bleek,
dat reeds definitief tot dit instituut waren
toegetreden 35 persoonlijke leden en 8 or
ganisaties.