Regeeringsmaatregelen ten behoeve
van de zuivel- en vleeschpositie.
26ste Jaargang
DINSDAG 30 OCTOBER 1934
No. 7952
S)e Ceidóclie (Boufrcml
DAGBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN
DE ABONNEMENTSPRIJS bedraagt bij vooruitbetaling:
Voor Leiden 19 cent per week2.50 per kwartaal
Bü onze Agenten 20 cent per week 2.60 per kwartaal
Franco per post 2.95 per kwartaal
Het Geïllustreerd Zondagsblad is voor de Abonné's ver
krijgbaar tegen betaling van 50 cent per kwartaal, by
vooruitbetaling. Afzonderlijke nummers 5 cent, met
Geïllustreerd Zondagsblad 9 cent
Bureaux: PAPENGRACHT 32, LEIDEN
TEL. INT. ADMINISTRATIE 935, REDACTIE 15
GIRONUMMER 103003, FOSTBUS No. 11
DE ADVERTENTIEPRIJS BEDRAAGT:
Gewone Advertentiën 30 cent per regal
Voor Ingezonden Mededeelingen wordt
het dubbele van het tarief berekencL
TELEFOONTJES van ten hoogste 30 woorden, waarin b»-
betrekkingen worden aangeboden of gevraagd, huur en
verhuur, koop en verkoop: f 0.50
Verbetering In den werk-
loozen-steun is noodzakelijk.
De sociaal-democraten trekken in het
heele land rond met een petitionnement
voor meer steun aan de werkloozen
Dat is, natuurlijk, hun recht.
Maar zij moesten niet in hun petitie
blaadje, onder den titel „Wij vragen ge
hoor", den s c h ij n wekken, alsof dit pe
titionnement met medewerking van katho
lieke en protestantsche geestelijken ge
schiedt: alsof degenen, die dit petitionne
ment teekenen, handelen in den geest van
de, in het petitie-blaadje geciteerde, gees
telijken.
Zoo wordt in dat blaadje gememoreerd
een interview van den weleerw. heer J.
Langendijk, kapelaan van den H. Willi-
brordus buiten de veste te Amsterdam, ge
publiceerd in de „Maasbode" van 17 Juli
1934:
„Er is in vele harten door dezen
maatregel een zekere verbittering ge
slopen. Zelfs van de meest godsdiens
tige werkloozen maakt zich thans een
zekere moedeloosheid meester. En dat
is te begrijpen, want heel veel van deze
menschen zien geen uitkomst meer
voor de zich opstapelende moeilijk
heden. Niet alleen Zijn de steunbedra
gen zoodanig gedaald, dat zij in vele
gevallen ontoereikend zijn om aan alle
noodzakelijke gezinsbehoeften te voor
zien, maar bovendien opent zich voor
hen geen enkel perspectief meer, dat
hoop kan geven"
Natuurlijk is dit afgedrukt, teneinde spe
ciaal katholieken te bewegen, om op
het petitionnement te teekenen.
Terwijl, ongetwijfeld, zulks geheel bui
ten de bedoeling ligt, ingaat tegen de be
doeling van den geciteerden kapelaan!
Waarom?
Omdat een katholiek, die zijn handteeke-
ning aan het petionnement geeft, daardoor
een zekere mede-verantwoordelijkheid op
zicht neemt voor alle actie, agitatie èn
niet te vergeten! politieke propaganda,
die op grond van dit petitionnement zal
worden gevoerd.
En deze verantwoordelijkheid kan noch
wil hij 't vraagt geen bewijs: 't is zoo
klaar als de dag! op zich nemen.
Maar moet er dan niet bij de regeering
worden aangedrongen met kracht! op
verbetering van den werkloozen-steun?
Ongetwijfeld: Ja!
Dat moet geschieden.
Maar wij hebben daarvoor nog het ver
trouwen in onze eigen katholieke organi
saties en onze eigen vertrouwensmannen en
vertegenwoordigers.
Het Katholiek Werkliedenverbond zit
niet stil. Het vergadert, betoogt en adres
seert aan de Regeering. -
En wij weten, dat de Tweede Kamer
fractie der R. K. Staatspartij zich heeft ge
plaatst achter de wenschen van het R. K.
Werkliedenverbond.
Zeker is het, dat bij de as. behandeling
van de begrooting in de Tweede Kamer
vanuit de Kamerfractie de R. K. Staats
partij duidelijke verlangens zal formulee
ren inzake verbetering van den werkloo
zen-steun.
't Is noodzakelijk, dat waar de steun-
- uitkeeringen zoo laag zijn een wijziging
wordt gebracht in de algemeenheid der be
paling, dat tweederden wordt afgetrokken
van de hulp van particuliere liefdadigheid
en van alle andere bijzondere inkomsten.
't Is noodzakelijk, dat alles, wat mogelijk
is, wordt gedaan om gedurende de winter
maanden aan de werkloozen goedkooper
voedsel, kleeding en dekking te verstrek
ken.
't Is noodzakelijk, dat er meer wordt ge
daan, om in 't bijzonder den jengdigen
werkloozen werkgelegenheid te geven,
waardoor zij worden getrokken uit die
rampzalige atmosfeer van niets-doen-zon-
der-eenig-perspectief-op-beter, waarin zij
nu leven.
Wij hebben gegrond vertrouwen we
durven zeggen: zekerheid, dat onze Katho- 1
lieke Kamerfractie de totstandkoming van
deze of dergelijke verbeteringen in de
werkloozensteun met beleid en kracht zal
bepleiten zóó, dat daarvan resultaat mag
worden verwacht.
Gedeeltelijke melksteun, verdere teeltbeperking, afslach
ting en vermindering der heffing op rundvleesch.
Zoodra verschillende berichten betref
fende de nieuwe Regeeringsmaatregelen
ten behoeve van de Zuivel- en Vleeschpo
sitie, bekend werd, heeft een vertegenwoor
diger van het Nederlandsch Correspon
dentie Bureau een onderhoud gehad met
den Minister van Economische Zaken, Mr.
M. P. L. Steenberghe en dezen gevraagd
of hij bereid was enkele naar voren geko
men vragen over deze maatregelen te be
antwoorden.
„Met het meeste genoegen", luidde het
antwoord, „ik stel er zelfs prijs op de Ne
der landsche Pers zoo volledig mogelijk in
te lichten omtrent deze ingewikkelde ma
terie".
Allereerst werd den Minister de vraag
gesteld of het nemen van een beslissing
gezien de groote belangrijkheid van het
vraagstuk en het vele geschrijf daarover,
niét moeilijk was geweest.
„Inderdaad", zeide de Minister, „behoor
de het nemen van een beslissing in deze
zaak tot de moeilijkste, waartoe ik tot
heden geroepen werd. Intusschen ben ik
met volle overtuiging ertoe overgegaan,
omdat ik na rijp beraad en een zoo uit
voerig mogelijke voorlichting tot de con
clusie ben gekomen dat het zóó moet en
niet anders".
ONZE ZUIVEL- EN VLEESCHPOSITIE.
„Is onze Zuivel- en vleeschpositie dan in
derdaad zoo ernstig?"
„Ja, ik kan het niet anders zien. Terwijl
eenigen tijd geleden de vooruitzichten op
export nog niet zoo „ongunstig" waren, is
daar de laatste maanden een groote wijzi
ging ten nadeele in gekomen.
Ik behoef U slechts te herinneren aan de
betalingsmoeilijkheden met Duitschland,
aan het feit, dat België en Frankrijk als
exportlanden voor onze boter allengs vrij
wel geheel verloren zijn gegaan als gevolg
van de eigen productie en de mogelijkheid
dat andere landen, eveneens in verband
met de uitbreiding van eigen productie, in
den loop van het volgend jaar tot contin-
genteering ook van den boterinvoer zullen
overgaan. Voorts dient te worden bedacht,
dat onze boter-uitvoer naar verschillende
landen tegen zeer lage, verlies gevende
prijzen geschiedt, zoodat naar beperking
van deze export moet worden gestreefd. Dit
zijn alle factoren, die onze positie wel
uiterst moeilijk maken en het nemen van
zeer ingrijpende maatregelen noodzake
lijk".
HET AANTAL STUKS MELKVEE.
„Kunt U soms met eenige cijfers illu-
streeren, waarom wy een teveel aan melk
vee hebben?"
„Zeker, het aantal melk- en kalfkoeien
bedroeg in 1930:-1.298.736, in 1933: 1.452.311,
in 1934: 1.467.000, terwijl als wij niets zou
den doen dit aantal in het najaar van 1935:
1.670.000 zou bedragen. Deze uitbreiding
van den veestapel, die tusschen de tellin
gen van 1930 en 1933, niet minder dan
21.60% was, was des te ernstiger, omdat
hieronder, juist de toename van het jong
vee, ouder dan 1 jaar, zelfs 45.80% be
droeg. En dit is juist het vee dat ons in de
toekomst de meeste melk zou leveren. Wan
neer U nu nagaat, dat onze veestapel in de
jaren toen onze export nog normaal was
ongeveer 1.250.000 stuks bedroeg, dan zult
U begrijpen dat bij de zoozeer gewijzigde
omstandigheden wel zeer drastische maat
regelen genomen moesten worden, wilde
niet onze geheele zuivel en vleeschpositie
ineenstorten".
DE AFSLACHTING IN 1933/34.
„Wat denkt U van de in het vorig na
jaar en dit voorjaar plaats gehad hebbende
afslachting?"
„Deze afslachting heeft zeker zijn betee-
kenis gehad", antwoordde de Minister. „In
dien deze achterwege zou zijn gebleven,
was de toestand nog zooveel ernstiger ge
weest".
„Wat was ook weer de reden waarom
deze afslachting destijds werd stopgezet".
„Ik mag er U aan herinneren, dat de in
levering van vee, na een aanvankelijk goed
begin, later niet meer zoo voorspoedig ging,
terwijl verder gedurende de toen komende
zomermaanden een gering aanbod te ver
wachten viel en dat de Regeering op dat
oogeriiblik het tijdstip nog niet gekomen
achtte om tot gedwongen levering te be
sluiten. Daar kwam nog bij, dat onze zui-
velpositie op dat tijdstip, vooral ook door
het sluiten van verschillende overeenkom
sten met andere landen, van dien aard was,
dat het stop zetten der afname mogelijk
was, aangezien toen de geheele productie
kon worden geplaatst, zy het ook tegen on
bevredigende prijzen. Ik moet daar echter
aanstonds aan toevoegen, dat toen reeds de
mogelijkheid voorzien werd, dat in het na
jaar opnieuw met afslachten van vee
met name van drachtige pinken en vaar
zen zou moeten worden voortgegaan".
HET NIEUWE PLAN.
„U gaat dus thans met de afslachting,
welke in het voorjaar werd stop gezet,
voort".
„Neen, volstrekt niet. Bij het vorige plan
stond de afslachting gepaard met teeltrege
ling op den voorgrond en werd getracht
daardoor de vleesch- en zuivelpositie te
sauveeren. Ik ga van een ander standpunt
uit. Mijn overtuiging is, dat alleen dan een
afdoende oplossing te bereiken is, wanneer
wij komen tot een verminderde melkpro
ductie door middel van het geven van
slechts een gedeeltelijke melksteun".
„U beperkt Uw middelen toch niet daar
toe?"
„Neen, dat kan ook niet. Mijn drie mid
delen: gedeeltelijke melksteun, verdere
teeltbeperking en a£slachting vormen een
onverbreekbaar geheel, het eene is zonder
het andere niet denkbaar, zou geen resul
taat opleveren. Mijn redeneering is aldus:
met verdere teeltbeperking alleen kom ik
er niet. Ik kan daardoor wel een aantal
jaren tot een geringe melkproductie komen,
maar het ergste is dat voor de eerstvolgen
de jaren daarmede aan de toeneming van
den melkstroom, die door het opgroeien
van het jonge vee nu zal optreden, geen be
perking wordt aangelegd. Alleen afslachten
is evenmin voldoende. De zooveel ernstiger
geworden toestand maakt een uiterst dras
tisch middel noodzakelijk, terwijl voorts
het afslachten een te grof apparaat is om
telkens de zuivelproductie te kunnen rege
len. Daarom staat in mijn systeem voorop
het steunen van slechts een gedeelte van
de melk. Dit heeft dan nog dit voordeel,
dat door het percentage, waarmede de steun
wordt verminderd, te verhoogen of te ver
lagen, het mij mogelijk zal zijn de prijs
van den zuivel op de markt beter in de
hand te houden".
„U gaat dus van een geheel nieuw stelsel
uit?"
„In zekeren zin ja, ik zoek het in hoofd
zaak in de beperkte melksteun en aanvaard
daarnaast, als noodzakelijk sequeel, de ver
dere teeltbeperking en afslachting, maar
als onderdeel van mijn hoofdplan".
DE UITVOERING.
„Heeft Uwe Excellentie reeds bepaald
omlijnde plannen omtrent de uitvoering?"
„Natuurlijk is dit breedvoerig doorge
dacht en wordt reeds aan de uitvoering der
details gewerkt. Over deze details, die van
zelfsprekend nog voor wijziging vatbaar
zijn, kan ik U nog niet nader inlichten. Wat
de hoofdzaken betreft, denk ik mij de uit
voering echter als volgt: Door vanaf het
volgend voorjaar slechts een deel van de
melk te steunen, zal bij de boeren een ster
ke drang ontstaan om hun productie in te
krimpen. De ongesteunde melk toch zal hun
zeer weinig opleveren.
Wanneer het percentage, waarmede de
melksteun verminderd zal worden een
maal definitief bekend is hetgeen zeer
binnenkort het geval zal zijn kan de
boer bekennen, dat en hoeveel vee hij zal
moeten wegdoen. Zou de Regeering nu dit
proces den vrijen loop laten, dan zal door
het groote aanbod de vleeschmarkt ineen
storten en het vee vrijwel waardeloos wor
den. Daarom moet de Regeering wel vee
gaan overnemen en afslachten".
„Mag ik soms vragen of het percentage,
waarmede de melksteun verminderd zal
worden reeds bekend is?"
„Zekerheid daaromtrent bestaat nog niet
ten volle, aangezien ik daaromtrent nog
op enkele gegevens wacht, alvorens mijn
standpunt definitief te bepalen. Intusschen
verwacht ik, dat het percentage voorloo-
pig tenminste 10 zal zijn".
„De Boeren zullen dus aan de Regeering
het vee kunnen inleveren, dat ze het liefste
kwijt willen? Wordt daarmede uw doel dan
wel bereikt?"
„Inderdaad zou hiermede mijn doel niet
worden bereikt, maar daaraan denk ik ook
niet. Indien men den boer zou vrijlaten in
het aanbieden van het soort vee, dat hij
wil, dan zou de kans wel heel groot zijn,
dat de oudere koeien aangeboden worden.
Dit nu is onmogelijk te aanvaarden. In üe
eerste plaats zou dit duur zijn, maar
wat niet minder ernstig is zou in de
toekomst, waar wij zooveel jongvee heb
ben, de dan komende opbouw van de melk
veestapel de melkbeperking weer ernstig
bemoeilijken. Daarom zal de Regeering dus
uitsluitend jonge drachtige pinken en vaar
zen overnemen".
EEN WAARSCHUWING.
„En wanneer een aantal boeren de aan
kondiging, dat b.v. 10 pet. van de meik
niet meer zal worden gesteund, nu eens
rustig naast zich neer mochten leggen en
niet zouden inleveren?"
„Ik ben blij, dat u dit punt ter sprake
brengt, want het geeft mij aanleiding u te
vens een verzoek te doen. Mocht dit geval
zich voordoen, dan zal het gevolg zijn, dat
minder vee aan de Regeering wordt aan
geboden. Voor de Regeering blijven dan
de kosten der afslachting bespaard. Na
tuurlijk kunnen de boeren evenzeer het
bijvoeren van krachtvoer beperken. Dit
staat hun volkomen vrij en heeft allerlei
voordeelen.
Maar de boeren, die noch het een noch
het ander doen, zullen het uitsluitend aan
zichzelf te wyten hebben, wanneer zij het
volgend jaar, als de verminderde melk
steun ingaat, niet meer zonder groot ver
lies van hun vee kunnen afkomen.
Ik zou een dringend beroep op u willen
doen, om hun toch door middel van de
Pers met grooten nadruk hiertegen te
waarschuwen. Men zal later niet kunnen
zeggen, dat ze niet gewaarschuwd zijn en
het spreekt vanzelf, dat de Regeering dan
onder geen voorwaarde meer bereid zal
zijn iets voor hen te doen. Laten de boeren
toch voor alles begrijpen, dat de maatrege
len in de eerste plaats in het belang van
hunzelf genomen worden en dat het min
ste wat zy kunnen doen toch wel de meest
volledige medewerking moet zijn. Daarop
heeft de Regeering toch wel recht".
HET RESULTAAT.
„Heeft u eenig denkbeeld hoeveel vee
ingeleverd zal worden?"
„Ik neem aan, dat deze maatregel een
vermindering van 150.000 stuks vee zal
brengen. Hiermede ben ik er echter nog
niet, want ik moet minstens met 200.000
stuks de veestapel beperken. Daarom heb
ik ook het besluit genomen voor 1935
slechts 300.000 kalveren in plaats van
350.000 als in 1934, toe te wijzen".
„Wordt nog met bijzondere omstandig
heden rekening gehouden?"
„Ook dat; mocht blijken, dat er boeren
zyn, die ondanks den gedeeltelijken melk
steun hun jong vee èn in dezen winter bij
de gelegenheid tot afslachting èn in het
volgend voorjaar als de gedeeltelijke melk
steun ingaat geheel behouden, dan over
weeg ik nog de verplichting op te leggen,
dat zij, hetzij één of meer kalveren met
schetskaart 1934 inleveren, hetzy dat van
hen een of meer schetskaarten 1935 wor
den ingehouden".
BLIKVLEESCH OF VERSCH VLEESCH.
„En nu Excellentie,., het blikvleesch!?"
Het gezicht van den Minister werd plotse
ling strakker.
„Ik behoef u wel niet te zeggen, dat dit
vraagstuk mij wel heel veel zorg heeft
veroorzaakt.
Het zal mogelijk veel moeite kosten het
publiek ervan te overtuigen, dat men mij
hieromtrent dingen gevraagd heeft, die
eenvoudig niet te verwezenlijken waren.
Het spreekt toch vanzelf, dat ook ik nieis
liever gewild had dan het vleesch in vcr-
schen toestand beschikbaar te stellen. Maar
het was niet mogelijk, het kon eenvoudig
niet. Ik heb mij zoo uitvoerig mogelijk
doen voorlichten, maar ieder plan bleek
onuitvoerbaar. Denkt u eens aan de be
zwaren. Daar het Regeeringsvleesch niet
te onderscheiden is van het gewone
vleesch, zal zoo licht het streven ontstaan
het Regeeringsvleesch frauduleus voor dtn
prijs van het gewone vleesch te verkoo-
pen. Het bleek verder practisch onuitvoer
baar een regeling te treffen, waardoor in
iedere gemeente van Nederland telkens
de benoodigde hoeveelheid versch vleesch
beschikbaar is. Telkens zal men zitten óf
met tekort, óf met een teveel, dat bederft.
Men kan geen eenheidsproduct leveren,
zoodat iedere kooper biefstuk zal willen
hebben. Duurder verkoopen van de fijnere
DIT NUMMER BESTAAT UIT VIER
BLADEN.
VOORNAAMSTE NIEUWS.
BUITENLAND.
Dr. Schacht verdedigt de Duitsche schuï-
denpolitick (2de blad).
Hitier ontvangt de Evangelische oppo
sitie-bisschoppen. (2de blad).
De Oostenrijksche regeering in onder
handeling met de Nazi's. (2de blad).
De rol der vrijmetselaars in den Spaan-
schen opstand. 2de blad).
BINNENLAND.
Nieuwe Regeeringsmaatregelen ten be
hoeve van de zuivel- en vleeschpositie.
(lste blad).
Minister Marchant contra prof. Huizinga.
(2de blad).
De aanvoer van pekel- en steur haring
wordt binnenkort geheel stopgezet. (2de
blad).
HAZERSWOUDE.
JÊS
Êk "i'f
Oud-zouaaf Andries Kerkvliet t
In den ouderdom van bijna 90 jaar is
alhier overleden de heer Andries Kerk
vliet, oud Pauselijk Zouaaf.
De overledene was begiftigd met het
Kruis „Bene Merénti" en met het ridder
kruis van Mentana.
Andries Kerkvliet werd geboren te
Nieuwkoop 26 December 1833 en verhuis
de later naar Hazerswoude, waar pastoor
Van der Laar er voor zorgde, dat hij als
zouaaf in Rome kwam.
Op Aschwoensdag van het jaar 1866
vertrok hij met een jongeman uit Caslri-
cum naar de Eeuwige Stad.
Zijn metgezel was A. Res, die op de te
rugreis naar het vaderland in Marseille
stierf en daar begraven werd.
Eenige jaren geleden werden de „her
inneringen" van dezen oud-zouaaf in onze
krant gepubliceerd. Als soldaat bevond hij
zich in het strijdgewoel bij Monte Libretti,
tijdens het oproer was hij in Rome en
daarna onderscheidde hij zich in den slag
bij Mentana en Monte Rotondo.
deelen, maakt de distributie ingewikkelder
en de aankoop van den werklooze niet
meer bereikbaar. Denkt u verder eens aan
het ontzettende controle-apparaat, dat noo-
dig zou zijn en de kosten daarvan. Ik heb
mij, alvorens mijn beslissing te nemen, ook
nog laten voorlichten door de wethouders
van de 5 groote Gemeenten, hun technische
adviseurs en een vertegenwoordiger van
de Vereeniging van Nederlandsche Ge
meenten, en getracht het vleesch via de
Gemeentebesturen te verkoopen. Ook dat
kon niet. Eenstemmig werd mij de versche
vleeschdistributie met groote nadruk ont-