Tragisch einde van den Pechvogel. De Panderjager botst tegen tractor en vliegt in brand. De zetel van het Hoogheemraadschap Rijnland Onderhoud met Rijnlands Dijkgraaf. Eeuwenoude strijd tegen den waterdwingeland. 26ste Jaargang ZATERDAG 27 OCTOBER 1934 No. 7950 e Êeid^eHeSoii/fca/nt DAGBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN DE ABONNEMENTSPRIJS bedraagt bij vooruitbetaling: Voor Leiden IV cent per week2.50 per kwartaal Bij onze Agenten 20 cent per week 2.60 per kwartaal Franco 'per post 2.95 per kwartaal Het Geïllustreerd Zondagsblad is voor de Abonné's ver krijgbaar tegen betaling van 50 cent per kwartaal, bij vooruitbetaling. Afzonderlijke nummers 5 cent, met Geïllustreerd Zondagsblad 9 cent. Bureaux: PAPENGRACHT 32, LEIDEN TEL. INT. ADMINISTRATIE 935, REDACTIE 15 H GIRONUMMER 103003, FOSTBUS No. 11 DE ADVERTENTIEPRIJS BEDRAAGT: Gewone Advertentiën 30 cent per regel Voor Ingezonden Mededeelingen wordt het dubbele van het tarief berekend. TELEFOONTJES van ten hoogste 90 woorden, waarin be- betrekkingen worden aangeboden of gevraagd, huur en verhuur, koop en verkoop: f 0.50 Vliegtuig totaal vernield, bemanning slechts licht gewond. Inzittenden zonder een cent op zak. Toen de Panderjager gisteravond om halfacht Amsterdamschen tijd te Allaha bad wilde starten, om de reis naar Austra lië voort te zetten, kwam het toestel in botsing met een tractor, waarop een zoek licht was geplaatst. Het vliegtuig vloog In brand en werd volkomen vernield. Van de bemanning werden de piloten Asjes en Geysendorffer licht gewond; de marconist Pronk bleef ongedeerd.* De Panderjager-was na het ongeval met het landingsgestel geheel gerepareerd en zou verder vliegen met uitgestrekte wie len. Op het oogenblik, dat het toestel zich van den grond verhief, kwam het landings gestel in aanraking met den tractor, die in de startlijn kwam. Op hetzelfde oogenblik vloog het uit hout gebouwde vliegtuig in brand. De inzittenden sprongen uit de ca bine en ontkwamen aldus op wonderbaar lijke wijze aan een vreeselijken dood. Toen ook het benzine-reservoir van den Pander- jager vlamvatte, was het met het toestel gedaan. Binnen enkele minuten was er van het fraaie vliegtuig niets meer over dan een hoop asch. De Indische chauffeur van den tractor werd bij de botsing ernstig gewond. Honderd procent schade. Een nader telegram dat van den heer Geysendorffer, eerste piloot van de Pander jager uit Allahabad is ontvangen, meldt, dat de schade aan het vliegtuig 100 pet, bedraagt. Niets is gered. Ook de persoon lijke bezittingen en de credietbrieven en het papiergeld aan de inzittenden toebehoo- rende zijn een prooi der vlammen gewor den. De bemanning zal de terugreis zoo mo gelijk aanvaarden met het stoomschip „Dempo", dat 31 October uit Colombo ver trekt. Mochten zij niet tijdig voor dit schip aanwezig kunnen zijn, dan keeren zy naar Nederland terug met het vliegtuig, dat a.s. naar Batavia vertrekt. DE EEUWIGE PECHVOGEL. Of het toestel nu Post jager of Pander ja ger gedoopt werd, een Pechvogel is het al tijd geweest. De Pander jager, ontworpen door den heer Th. E. Slot uit Rijswijk, was een drie- motorige extra snelle machine, ongeveer 13/4 jaar geleden gebouwd in de bekende meubelfabriek te 's-Gravenhage. Zooals men zich zal herinneren, vertrok de machine verleden jaar naar Indië met een lading post, die extra snel zou worden overgebracht, omdat een groep Nederlan ders van meening was, dat het wensche- lijk was het post en personenvervoer ge scheiden te doen uitvoeren, daar men ge loofde met een speciale postmachine de mail sneller te kunnen overbrengen dan in normale verkeersvliegtuigen der K. L. M., die met zulk een verbluffende regelmatig heid Nederland met zijn overzeesche bezit tingen verbonden. De hiervoor speciaal gebouwde Post ja ger bleek echter weldra een echte pechvo gel en feitelijk is hij dit gebleven tot zijn thans nog onverwacht einde. En dit was heel jammer, omdat de ma chine inderdaad zeer snel was en alhoewel alle comfort aan snelheid was opgeofferd, toch in ieder geval een bruikbare machine, die behoorlijk vloog, goed bestuurbaar was en ook mail kon vervoeren, al was het wat minder dan feitelijk de bedoeling was in het oorspronkelijk ontwerp. Het is de verdienste van Slot geweest, dat zijn machine de gevraagde maximum snel heid van 360 K.M. per uur inderdaad be reikte en dit was voor een jongen construc teur een heele prestatie, gezien den werke lijk grooten stap van de kleine Pander schoolvliegtuigjes tot de groote drie-moto- rige verkeersmachine. Met de F. 20 van Fokker was de Post ja ger de eerste Nederlandsche machine met een intrekbaar ondersteL ONZE EIGEN SLEUTELSTAD Zooals de meeste nieuwe ontwerpen zat de machine echter vol z.g. kinderziekten en feitelijk is er nooit voldoende kapitaal geweest om voldoende proefvluchten te maken om de machine geheel, dat wil zeg gen ook in de kleinste details „af' te ma ken. De reis naar Indië in het einde van 1933 en 't begin van 1934 was wel een „eye-opener" voor den constructeur, maar toch blijkbaar was het speciale onderstel nog niet 100 pet. betrouwbaar, zooals blijkt uit het ongevalletje op Schiphol, kort voor de Melbourne-race, en uit de beschadi ging in Allahabad. Het doorzettingsvermogen van de be manning is te prijzen en nu juist op het moment dat de vlucht zou worden voort gezet, komt helaas ook weer dat pechdui- veltje en grijpt den snellen Pander thans voor goed. STUDIE-COMITÉ ZEER TERNEER GESLAGEN Naar de „Tel." gisteravond van den se cretaris van het Studiecomité „Snelpost NederlandIndië", den heer Ter Marsch, vernam, zal eerst vandaag kunnen worden beslist, wat er verder zal moeten worden gedaan. Natuurlijk is het comité ten zeer ste teleurgesteld door dezen nieuwen te genslag, daar men gehoopt had, dat nu ten slotte zonder verdere pech het einddoel zou worden bereikt. DE MEENING VAN FOKKER Geringe marge tusschen succes en catastrophe Een verslaggever van het persbureau Vaz Dias heeft den heer Antony Fokker naar zijn meening gevraagd over de ramp die den Panderjager te Allahabad heeft getroffen: „Ik kan in het algemeen zeg gen", antwoordde de heer Fokker, „dat de Melbourne-race, ook al is deze nog niet geëindigd, op éclatante wijze heeft aange toond, dat de marge tusschen succes en catastrophe maar zeer gering is. Verder is door deze race bewezen, dat een goede bemanning in de eerste plaats noodig j heeft een betrouwbaar toestel en betrouw bare motoren. Wat den Panderjager be- i treft, was het voor een piloot van de i groote kwaliteiten van Geysendorffer een „bad luck" (pech), dat hy de beschikking heeft gehad over een vogel met zwakke pooten. Overigens is het een onbetwist baar feit, dat jonge vogels het vliegen nog moeten leeren. Maar bovendien vogels worden geboren, terwijl vliegtuigen wor den gebouwd en een lang stadium van ont wikkeling noodig hebben. Zij moeten be trouwbaar worden gemaakt, zoowel door menschen als door ervaring". DE MELBOURNE-RACE Waar zijn de anderen? De Haviland Dragon (no. 60) met J. D. Hewett en C. E. Kay (Nieuw-Zeeland) verlieten Koepang met bestemming voor Port Darwin. De Desoutter Mark n (no. 7) met lui tenant M. Hansen (Denemarken) bleef te Singapore. De Britisch Klemm Eagle (no. 47) met G. Shaw (Engeland) ligt nog steeds met beschadigd landingsgestel te Boeshir. De Fairy III (no. 15) met C. G. Davies en C. N. Hall (Engeland) konden nog niet van Cyprus vertrekken. Mac Gregor en Walker zijn met hun Mills Hawk te 5.48 te Charleville aange komen. De Airspeed Courier van de Stodarts landde om 0.49 A.T. te Rambang, en ver trok weer om 3.03, om te 6.25 te Koepang te landen. Wright en Polando zijn om 5.37 met hun Monocoupe uit Karachi naar Jodhpur ver trokken. Melrose met zijn Moth arriveerde te 7.12 te Rambang. Een historie die teruggaat tot de 13e eeuw. HOLLAND WATERLAND. U kent wellicht wel het gezegde van een Franschman, geloof ik dat God de geheele aarde heeft geschapen, behalve Holland, hetwelk de Hollanders zelf hebben veroverd op de zee. „Holland ontwoekerd aan de baren." Een afgezaagde term, toegegeven, maar een term die in z'n vollen omvang waar is! Wij spreken tegenwoordig nog wel over ons „waterlandje" maar het haalt niet meer bij vroeger, toen aan alle kanten het zeewater vry spel had om via de open ri vieren het land te overstroomen en het wassende water der groote stroomen onge hinderd over de oevers liep en meren en poelen vormde waar het slechts een kuil vond. Zóó was het in den prillen dage raad van onze historie; overal de opper heerschappij van het water. Totdat de menschen hun nomaden-leven vaarwel zeg den, zich een vaste woonplaats kozen en met dammen en dijken den stellingenoor log aanbonden tegen den waterdwingeland. In dien oorlog van eeuwen ia Holland veroverd. Ik heb de beteekenis van dien taaien strijd nimmer zóó goed doorvoeld als ty- dens een onderhoud, dat ik mocht hebben met mr. Pijnacker Hordijk, sinds 1915 den dijkgraaf van het Hoogheemraadschap Rijn land. Rijnland met z'n uitgestrekt territoir, dat reikt van benoorden Den Haag tot in Noord-Holland, by de grens van IJmuiden, dat niet minder dan 'n 50-tal gèmeenten omvat, is niet bepaald een instelling van de gemeente Leiden en wanneer het niette min wordt ingeschakeld in de serie-artike len, welke een beschrijving van de Sleu telstad ten doel hebben, dan is het omdat het Hoogheemraadschap z'n zetel en mid denpunt hier heeft in het Gemeenelands- huis aan de Breestraat en dit hoofdwater schap zulk een enormen invloed heeft ge had op de ontwikkeling van de Rijnstreek, waarvan Leiden het centrum is. Onze lage landen aan de zee zijn op de wateren veroverd, doch deze verovering moet verdedigd worden, nu nog, dag en nacht. Deze zorg is aan Rijnland toevertrouwd, het waterschap, dat den defensieven strijd reeds voert vanaf het begin der dertiende eeuw. De oude historie van Rijnland. De dijkgraaf zat tegenover my in een der ruime kamers van het zoo goed onderhou den oude Gemeenelandshuis, waar de his torie van geslachten her nog leeft, en vertelde van Rijnland's verleden. „De historie van ons hoogheemraad schap gaat terug tot den Roomsch-Koning Willem II, die in een handvest van het jaar 1255 het oudste handvest, dat we bezit ten en dat in ons archief zorgvuldig be waard wordt de rechten van den lands heer afbakende tegenover het college van heemraden en bestuursbevoegdheden gaf aan het waterschap. Er is in dat charter sprake van een blijk baar bestaand college en mr. Fockema An- dreae (die hier eenige jaren archivaris is geweest) heeft in zijn proefschrift over Rijnland uit verschillende gegevens de con clusie getrokken, dat de eigenlijke stichting moet hebben plaats gehad door Graaf Wil lem I omstreeks het jaar 1220. Vóór dien tijd was alle gezag over den waterstaat in handen van den graaf en van diens ambtenaren, die plaatselijke col leges van toezicht, berechting en beheer vormden. Er was evenwel meer noodig, dan plaatselijke verzorging van de waterkee- ring en waterloozing, wan het geheele complex van water in de Rijnstreek stond 'slechts op twee punten met 't water buiten Rijnland in verbinding, nl. te Zwammerdam met de Stichtsche wateren en aan den mond van het Spaarne met het Y. Wie Mr. P. A. PIJNACKER HORDIJK, dijkgraaf van het Hoogheemraadschap Rijnland. deze beide openingen afsloot, beheerschte den geheelen waterstaat in dit gewest. In derdaad bestond reeds in het begin van de dertiende eeuw zoowel een dam te Zwammerdam als in het Spaarne. (Spaarn- dam) en om deze dammen met de daarin aangebrachte sluizen is in de oude historie heel wat te doen geweest. In 1255 was er ook zoo'n kwestie over een sluis in de Spaarnedam en naar aanleiding daarvan 's het reeds genoemde charter van Willem II gegeven. Rijnland heeft zijn stichting altijd in verband gebracht met graaf Willem II en voert daarom ook het wapen van den Roomsch-Koning, den dubbelen adelaar met een hartschild, waarop het wapen van den graaf van Holland. In den ouden tijd was Rijnland een mach- tig lichaam. Het heeft thans niet meer de macht van vroeger, maar het blijft toch al tijd nog een grooten rol spelen, omdat ge weldig groote belangen aan zijn zorgen zijn toevertrouwd." Rijnland's taak. „De taak van Rijnland is op de eerste plaats waterkeering en waterloozing. Van daar dat het de zorg heeft voor de dijken, en voor de sluizen in die dijken, voor de in standhouding der duinen, die een natuur lijke waterkeering vormen langs de Noord zeekust en vervolgens heeft het de zorg voor de boezemwateren, de bemaling, brug gen, wegen enz. In vroeger jaren stond het water hier, zooals gezegd, via het Spaarne in verbin ding met het Y en met de Zuiderzee. De Rijn was bij Katwijk verzand. Zelfs het grootwaterschap Woerden, dat dateert van 1322, was voor de loozing van zijn boezem water aangewezen op Rijnland. Vandaar de verplichting van Woerden om in den Spaarndamschen dijk op eigen kosten twee sluizen te bouwen en te onderhouden. Van die twee in 1363 gelegde sluizen is er één in 1611 vernieuwd, die, de Woerder- sluis geheeten, nog altijd bestaat en door Woerden wordt onderhouden. Langs het Y liep de Spaarndammerdyk, een dijk, die in de geschiedenis van Hol lands waterwezen een enormen rol heeft gespeeld, daar hij het geheele Rijnland moest beschermen tegen de gevaren, die uit het Noorden dreigden van het opstu wende water van Y en Zuiderzee. Herhaaldelijk is in den loop der jaren deze dijk doorgebroken en heeft groote brokken land onder water doen loopen. Aanvankelijk was het onderhoud van dezen dijk opgedragen aan de langs gelegen lan den; de dijk was, zooals het heette „ver- hoefslaagd", maar sinds het jaar 1593 doet Rijnland het zelf. Men zag toen in, dat men deze hoogst verantwoordelijke taak beter zelf ter hand kon nemen, dan overlaten aan particulie ren, zij het dan onder strenge controle. Behalve uit het Noorden werd Rijnland ook bedreigd uit het Zuiden door doorbra ken van den Lek-dijk. De laatste doorbraak dateert van 1747. Wanneer de Spaarndammerdyk in het Noorden of de Lek-dijk in het Zuiden be zweek, was daarom nog niet geheel Rijn land weerloos overgeleverd aan den wa tervloed. Midden door het Rijnlandsche ge bied liep de Hooge Rijndijk, die een schei ding vormde tusschen Noord en Zuid en het Zuiden beschermde tegen het water uit het Noorden en omgekeerd het Noorden vrij hield van opstuwend water uit het Zuiden. Jarenlang heeft deze dijk ook een bestuursscheiding gevormd. Men sprak dan van het Noorder- of het Haarlemmerkwar tier en het Zuider- of het Leidsche kwar tier." De rol van den Hoogen Rijndijk. „Van die Hooge Rijndijk is behalve de naam zeker weinig meor over", vroeg ik, eigenlijk naar den bekenden weg vragend, want de Hooge Rijndijk is de verbindings weg van Leiden naar Utrecht en als zoo danig meermalen bereden; doch van dijk- aanleg heb ik nimmer veel bespeurd. „Neen, een waterkeering tegen de over stroomingen is de Hooge Rijndijk niet meer, maar eigenaardig is, dat in 1916 de vraag ernstig naar voren is gekomen om hem wederom als zoodanig te herstellen. Dat was in het jaar, dat er in Noord-Holland een groote doorbraak en overstrooming plaats had gehad. Allerlei Zuiderzeedijken zijn toen onder de geweldige kracht van het door een storm opgezweepte zeewater be zweken en wanneer de dijk ten Oosten van Amsterdam het niet gehouden had, was het water over heel Rijnland gestroomd. Onder den indruk van het gevaar, dat Rijnland toen geloopen heeft, werd er ern stig beraadslaagd of wij den Hoogen Rijn dijk niet weer in eere zouden herstellen. Dat was evenwel een niet gemakkelijk en omvangryk werk, dat belangrijke kosten met zich mee zou hebben gebracht, zoodat daartoe niet een-twee-drie is overgegaan. Bij nadere overweging bleek het gevaar ook niet zoo groot, als het aanvankelijk scheen. Uit het Zuiden «dreigt niet meer hetzelfde gevaar van vroeger. In 1880 is n..l de Lekdijk Bovendams aanzienlijk verbe terd en verhoogd, waaraan Rynland als be langhebbende ook een bijdrage heeft ge schonken, terwyl bovendien de normalisa tie der rivieren het overstroomingsgevaar eveneens heeft doen verminderen. En mocht er toch nog een doorbraak geschie den, dan houden de spoordijken wel zoo veel tegen, dat Rynland met z'n stoomge malen het overvloedige water vrij gemak kelijk zal kunnen verwerken. De Spaarn dammerdyk loopt thans niet meer zoo'n groot gevaar, doordat sinds de totstand koming in 1872 van het Noordzeekanaal, gepaard gaande met de afdamming van het Y te Schellingwoude en de stichting van de afwateringssluizen in Schellingwoude en IJmuiden, de Spaarndammerdyk heeft op gehouden buitenwaterkeering te zijn, doch een slaperdijk is geworden. De Haarlem mermeer, waarvan de droogmaking tus schen de jaren 1842 en 1852 is tot stand gekomen, is sinds dien geen bedreiging meer en de natuurlijke loozing van den Rijn is bij Katwijk in 1804 hersteld, terwijl bovendien in 1880 daar een nieuw stoom gemaal is gesticht. Zoodat alles bij elkaar, het overstroomingsgevaar tot zulk een mi nimum is teruggebracht, dat een herstel van den ouden Rijndijk overbodig kan wor den geacht. In 1918 is dan ook besloten om den Hoogen Rijndijk alleen te behouden als boezemwaterkeering." Een boezem noemt men het complex van slooten, vaarten, meren enz., dat dient tot berging van het uit de verschillende pol ders gemalen water en waaraan de polders het benoodigde water onttrekken. Er is een bepaald peil, het maalpeil, waarboven het water niet mag stijgen. Dit geldt speciaal voor de polders bezuiden den Rijn. Zoodra dit peil bereikt is, moeten de gemalen en molens der polders, die op den boezem uitslaan, worden stopgezet. Wanneer dat peil bereikt is, wordt aangegeven door

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1934 | | pagina 1