Elke cent isrooi\--f hen HELP MEE! DE SCHAT IN HET OUDE HOLLAND VRIJDAG 26 OCTOBER 1934 DE LEIDSCHE COURANT VIERDE BLAD. PAG. 13 GEMENGDE BERICHTEN Steeds de onbewaakte overweg Een tweede slachtoffer te Rijssen - Gistermiddag is in het Diaconessenhuis te Almelo aan zijn verwondingen overle den de 36-jarige heer J. H. Wevers, accoun tant te Almelo, een der slachtoffers van het ongeluk, dat eergisteren heeft plaats gehad op den onbewaakten overweg in den straatweg RijssenWierden bij Rijssen. Het ongeluk heeft dus twee dooden ge- eischt. Bij Aalsmeer geraakte een handkar onder den trein. Bestuurder gedood. - - Op den onbewaakten overweg bij de halte Lijnbaan te Aalsmeer heeft gister middag een ernstig ongeluk plaats gehad, waarbij één persoon het leven verloor. Bij genoemde halte geraakte J. L. uit Hoofd dorp met zijn handkar onder den trein. De man werd door midden gereden. Dr. Oei verleende de eerste hulp. Het stoffelijk overschot werd naar het ziekenhuis te Am sterdam overgebracht. DOOR EEN LOCOMOTIEF AANGEREDEN. Hoofdopzichter ernstig gewond. Op het Oostelijk emplacement van het Centraal Station te Amsterdam is Donder dagmiddag een hoofdopzichter van weg en werken door een locomotief aangereden. Het slachtoffer liep eenige hoofdwonden op en is door den Geneeskundigen dienst naar het Binnengasthuis vervoerd. Tegen over een rechercheur die een onderzoek in stelde, heeft de opzichter verklaard, dat het ongeval aan eigen onvoorzichtigheid is te wijten. Hij liep tusschen de rails en heeft deze gevaarlijke plaats bij het nade ren van de locomotief niet tijdig genoeg verlaten. MEISJE DOOR AUTO GEGREPEN. Op slag gedood. Gistermiddag werd de twintig-jarige mej. ter Koelen, toen zij uit een zijweg on der Oler-Grathem, plotseling den grooten weg wilde oversteken, door een auto uit Nederweert gegrepen en op slag gedood. TOUWLADDER GEBROKEN. Arbeider verdronken. Gistermiddag is de 39-jarige arbeider G. J. M. Kins, uit Schiedam op de werf van Wilton-Feyenoord aan den Westkousdijk te Rotterdam verdronken. Niemand had het ongeval bemerkt. Op een gegeven moment werd de man vermist en toen men ging kijken, bij het schip, waarop hij werkzaam was, zag men een pet drijven terwijl een touwladder, die langs het schip hing, gebroken was. Men waarschuwde de Rivierpolitie, die na eeni ge uren dreggen het lijk ophaalde. K. moest werkzaamheden verrichten op een stelling, die buitenboord van een En- gelsch stoomschip hing. Om hierop te ko men moest men via een houten ladder om laag gaan. Deze ladder was echter te kort en K. heeft toen een touwladder die aan het schip toebehoorde gebruikt, iets wat hij niet doen mocht. Daar het schip echter 4 jaar opgelegd was geweest, was waar schijnlijk de touwladder niet meer deugde lijk, hetgeen het rechts vermelde noodlot tige gevolg had. DE DOODENDE ELECTRISCHE STROOM. Noodlottig ongeluk te Mill. De monteur van het Provinciaal Elec- trisch Bedrijf, R. K. uit Boxmeer, die gistermiddag te Mill werkzaamheden ver richtte in een mast van de bovenleiding had het ongeluk met een draad die onder stroom stond in aanraking te komen. De ongelukkige viel uit den lichtmast en bleek op slag te zijn gedood. Het slachtoffer was gehuwd en vader van drie kinderen. DRIE AANEENGEBOUWDE HUIZEN AFGEBRAND. Gistermiddag zijn te Tengelo drie aan- eengebouwde woningen, bewoond door de families De Wilde, Ebbekink en Koezen door brand vernield. De brand was ontstaan in de schoorsteen van het perceel, bewoond door de familie Ebbekink. Het vuur vond gretig voedsel in een voorraad opgeslagen hooi. De inboedels, welke niet verzekerd wa ren, konden gedeeltelijk worden gered. GROOTE BRAND IN TIMMERFABRIEK. In den afgeloopen nacht te omstreeks twee uur is brand uitgebroken in de tim merfabriek van de firma Schaap en Brand jes, welke aan den rand der gemeente Landsmeer is gelegen bij Den Up, dus in de richting van Purmerend. In deze fa briek worden in hoofdzaak deuren ver vaardigd. De brand vond in de opgeslagen houtvoorraad gretig voedsel en de vlam men werden door een stormachtigen wind krachtig aangewakkerd. De vrijwillige brandweer van Landsmeer, welke onder bevel staat van den heer Horstman, stond vrijwel machteloos. De mannen ondervon den bij hun moeilijkheden ten gevolge van den hevigen regen. De huizen, die in de naaste omgeving van de fabriek zijn gele gen werden door de bewoners ontruimd. De vuurzee was meer dan een uur lang tot in Amsterdam waar te nemen. Uit ver in den omtrek sctroomden belangstellenden toe, die door rijks- en gemeentepolitie op een afstand werden gehouden. Gevreesd werd, dat het fabrieksgebouw tot den grond toe zal afbranden. FRAUDE BIJ DE VLEESCHKEURING TE WEESP? Administratieve bescheiden in beslag genomen. Woensdag heeft de Amsterdamsche justi tie een bezoek gebracht aan Weesp, in verband met rapporten, uitgebracht over de administratie van den Gemeenschappe- lijken Vleeschkeuringsdienst voor de ge meenten Weesp, Weesperkarspel, Muiden, Nigtev.echt en Nederhorst den Berg. Door een tweetal accountants was reeds een paar dagen ten gemeentehuize een onder zoek ingesteld, waarna Woensdag de justi tie arriveerde, en, vergezeld van den chef der Weesper politie en een paar agenten, zich begaf naar de woning van den direc teur van genoemden dienst, den heer C. A. L., die echter niet thuis was. Administratie ve bescheiden werden in beslag genomen, waarna allen zich naar het gemeentehuis begaven, alwaar het parket een uitvoerig onderhoud had met burgemeester Dotinga. Hetgeen thans is geschied, heeft een zeer ingewikkelde voorgeschiedenis, meldt de „Tijd". Reeds in den zomer van het jaar 1931, kreeg de commies-verificateur ten gemeentehuize te Weesp, de heer W. Lis- caljet, opdracht van den burgemeester, om voor de commissie van toezicht op den Ge- meenschappelyken Vleeschkeuringsdienst een onderzoek in te stellen naar de admini stratie van den dienst. De burgemeester van Weesp is tevens voorzitter van ge noemde commissie. De heer L. heeft toen de administratie over verschillende jaren Zaterdag stellen wij de gehele dag bij aankoop van een bedrag boven (1.- gratis beschikbaar een mooie ballon met vliegmachine er op, ter gelegenheid van de Londen-Melbourne-race VROOM.. DREEIMAMH nagegaan en daarvan een uitvoerig rapport uitgebracht, dat in de commissie heel wat stof heeft doen opwaaien. De rapporteur was nl. tot conclusies ge komen, welke zeer bezwarend voor den di recteur van den dienst waren, en de com missie stelde zich op het standpunt, dat de rapporteur met het trekken zijner conclu sies, zijn opdracht overschreden had. Er werd een ander rapport opgemaakt, maar de commies-verificateur was zoo overtuigd van de juistheid der door hem geconstateerde onjuistheden, dat hij later weigerde, zijn handteekening te plaatsen als fiat op rekening van den dienst over 1932. Hieromtrent moeten Ged. van Noord- Holland nog steeds uitspraak doen. In hetgeen in het rapport van den com mies-verificateur tot uiting was gekomen, vond de commissie van toezicht wel aan leiding, toen de herbenoeming aan de orde was, een afwachtende houding aan te ne men, waarvan het gevolg was dat de dienst ongeveer 1 y, jaar feitelijk zonder directeur was. Bij eventueele door den heer C. A. L. op te maken processen-verbaal, betrekking hebbende op den Vleeschkeuringsdienst, zou de eigenaardige toestand dan ook tot zonderlinge consequenties hebben moeten leiden. Daar de directeur echter naar ons van bevoegde zijde verzekerd werd nim mer overging tot het maken van proces verbaal, bleef men voor dergelijke verwik kelingen gespaard. Hoewel de commissie van toezicht, na ampele besprekingen, besloten had, de justitie niet in deze zaak te mengen, schijnt deze toch op de een of andere wijze van een en ander kennis gekregen te hebben, zoo dat, nu alweer geruimen tijd geleden, door haar een onderzoek werd gelast, waarna de verschillende rapporten ter beschikking van de Amsterdamsche justitie werden ge steld. Eenigen tijd later hebben mare chaussees verschillende personen, welke inlichtingen konden verstrekken over deze zaak, een uitvoerig verhoor afgenomen. Uit het minutieus ingestelde onderzoek kwam o.a. vast te staan, dat een groot aan- tal koeien administratief niet verantwoord zou zijn. Dat wil zeggen, dat de koeien wel I voor den accijns waren opgegeven, maar i dat er geen keurloon voor was verantwoord. Dit is, naar ons door een insider werd me degedeeld, alleen dan mogelijk, wanneer de, voor accijns opgegeven koe, bij keuring afgekeurd wordt. In dat geval be hoeft geen keurloon betaald te worden en kan de aangever, op een verklaring van den ambtenaar, die het rund heeft afge- keurd, van den rijksontvanger terugbetaling vorderen van de gestorte accijnsgelden. Nu doet zich het eigenaardige geval voor dat van het groot aantal koeien waarover het verschil looptnimmer ook maar één cent betaalde accijns is terugevorderd. In de meeste gevallen betrof het de nood- slachtingen, maar of er inderdaad in al die gevallen van noodslachtingen gesproken kon worden, zal ook door het Justitie-on- derzoek niet meer kunnen worden vastge steld. Er zouden over een tijdperk van twee jaren 125 a 150 koeien voor den accijns zijn opgegeven, als noodslachting, waarover geen keurloon was verantwoord. De herbenoeming van den heer C. A. L. geschiedde eenige maanden geleden, toen 7 van de 13 raadsleden te Weesp, hun stem blanco uitbrachten. OVERVAL TE ROTTERDAM VERZONNEN. De broodbezorger was het geld kwijtgeraakt. Dinsdagavond heeft, zooals gemeld werd, een broodbezorger bij de politie te Rotter dam aangifte gedaan, dat twee mannen op een motor hem op den Ouden Waalhaven- dijk onder bedreiging met een revolver zijn geldtasch met f 48 hadden ontrukt. Bij het door de politie ingestelde onder zoek bleek al spoedig, dat er in de verkla ringen van den broodbezorgen eenige on waarschijnlijkheden waren en nadat men den man nog eens flink aan den tand had gevoeld, bekende hij tenslotte, dat hij het verhaal verzonnen had. Het geld was hij kwijtgeraakt en toen had hij de rooverscène bedacht om zich te dekken. RECHTZAKEN DE MOORD TE AALSMEER. Vier jaar tegen de dader geëischt Gistermiddag is voor de Haarlemsche rechtbank Dehandeld de zaak tegen een 29- jarigen man te Aalsmeer, die daar in den nacht van 5 op 6 September van dit jaar zijn a.s. zwager met een mes eenige ste ken heeft toegebracht, waardoor de blin dedarm werd doorboord. Er ontstond buik- vliesontsteking aan de gevolgen waarvan de getroffene is overleden. Dr. Hulst uit Leiden gaf eenige inlich tingen over den toestand van den gewonde en den aard der verwondingen. Get. Vink, uit Aalsmeer, vertelde, dat hij dien nacht ongeveer 3 uur was wakker geworden door ruzie. Hij ontdekte verd. en den getroffene en hoorde een woorden wisseling. Het ging over een meisje; de getroffene had omgang met de zuster van verd., waartegen deze bezwaar had. Van het eene woord kwam het andere, het werd een vechtpartij, waarbij get. nog trachtte de vechtenden te scheiden. Op een gegeven oogenblik riep de getroffene: „hij heeft een mes". Even later was het gevecht uit en get. zag toen, dat de getroffene in zijn zijde gewond was. Op een vraag van den president gaf get. als zijn meening, dat de getroffene eigen lijk bang was om te vechten. Hij wilde eerst naar huis fietsen en zou dan terug komen; iemand die durft doet zoo niet, zei get. „Ik voor mij zou direct begonnen zijn." Verd. verklaart zich van het steken niets te herinneren; maar het O.M. leest hem uit zijn verklaringvoor den rechter-commissa- ris voor, dat hij toen heeft gezegd, dat de verslagene van huis' met een stuk hout was teruggekeerd en hem daar eenige klappen mee had gegeven. Toen had verd. gesto ken. Verd. herhaalt, daar .niets meer van te weten. Hij verklaart verder, dat zijn zuster door den verslagene werd lastig gevallen en dat hij herhaaldelijk met een pak slaag bedreigd is. Op een vraag van het O. M. zegt verd., dat hij den verslagene, toen deze naar huis ging, was achterna gegaan en gewacht had tot hij weer naar buiten kwam. Pres.: „Dus je wilde wel met hem vech ten?" Verd. geeft dit toe, maar zegt niet de bedoeling .e hebben gehad te dooden. H\j wist niet meer wat hij deed. Met O.M.: „Maar hebt u het mes, voor dat u je'verdedigde, niet eerst gescherpt op den muur?" Verd. geeft dit toe. Uit het proces-verbaal van de verklaring door den verslagene kort na de vechtpartij afgelegd, blijkt, dat de verslagene tot verd. had gezegd: „ik wil wel met je vechten, als je geen mes hebt", waarop verd. had ge zegd geen mes te hebben. Maar de versla gene verzekert in de schriftelijke verkla ring, dat verd. van het begin af een groot mes in zijn hand had. Get. Van Doesburg, chef-veldwachter te Aalsmeer, zei, dat de verslagene iemand was van wien de politie veel last had. Hij is nogal eens wegens verzetpleging ver volgd. De verd. stond gunstig bekend. Het O.M., mr. Paardekoper Overman, was van meening, dat verd. veroordeeld zal moeten worden wegens zware mishan deling den dood ten gevolge hebbende. Dat verd. het mes heeft gekocht om tegen den verslagene gewapend te zijn en dat hij het mes vóór het gevecht heeft aange zet, wijst op voorbedachte rede. Spr. voer de daarvoor ook andere argumenten aan. Het woord „de mortuis nil nisi bene" kan in een strafzaak niet worden toegepast. Van den verslagene moet dan ook naar waarheid worden gezegd, dat hij een ver- zetpleger en lastig mensch was; maar dat mag er niet toe leiden te zeggen, dat hij zijn verdiende loon heeft. Al is het woord ter terechtzitting niet gebruikt, spr. wil toch zeggen, dat hier van noodweer geen sprake is. Hij voert dit echter aan omdat verd. na zijn arrestatie in voorloopige vrij heid is gesteld. Spr. heeft dit zeer be treurd. Spr. wil aannemen, dat verd. berouw heeft, maar de daad is zeer ernstig. Spr. eischt een gevangenistraf van 4 jaar met bevel tot onmiddellijke gevangen- neirfing. Verd., die geen verdediger had, vroeg zijn straf niet dadelijk te doen ingaan, om dat hij thuis noodig is. Na in raadkamer te zijn gegaan, besliste de rechtbank tot afwijzing van het ver zoek en gelastte de onmiddellijke gevan genneming van verdachte. Verd. vroeg nu of uitstel mogelijk was, omdat hij zijn verdediger niet had kunnen raadplegen. De pres.: „Dan had u uw verdediger maar tijdig moeten inlichten over de be handeling van deze zaak. U kunt in hooger beroep uw belangen nog aan uw verdedi ger toevertrouwen." Uitspraak 8 November. Zij zullen het moeilijk hebben den komenden winter. Het Crisis Comité stelt iederen cent voor hen'beschik baar. Stelt U het daartoe in staat door Uw bijdrage. rïchün^^^m^üezerTT^Têsloo^ink^? te slaan, omdat ik rechts gaande zeker ui de buurt zou komen van de Steinpoort, welke vanaf de markt heel wat gemakke lijker te bereiken zou zijn geweest. Na tien minuten ging de straat echter over in een landweg met een mul wagenspoor, welke voor een auto vrijwel onberijdbaar was, zoodat mij slechts overbleef op mijn schreden terug te keeren. Ik kwam ten slotte inderdaad bij de Steinpoort terecht en toen ook daar, zooals ik trouwens ver wacht had, noch van v. Dobben noch van den professor ook maar iets te bekennen viel, kwam ik, zij het niet zonder aarze ling tot een besluit, dat ik re.eds een half uur eerder had moeten nemen, n.l. naar het hotel terug te gaan en Sanders te waarschuwen. Een kwartier later stond ik voor de ka mer van den detective en één maal zachtjes kloppen, was voldoende om hem te doen ontwaken. Met een paar woorden bracht ik hem op de hoogte van m'n belevenissen en aan den rimpel, welke in zijn voorhoofd trok, bemerkte ia, dat deze plotselinge ver dwijning van v. Dobben hem ernstig zorg baarde. „Ik vrees, Miel, dat wij op het oogen blik weinig zullen kunnen uitrichten", zei hij, terwijl hij haastig eenige kleedingstuk- ken aanschoot. „Het duurt zeker nog wel een uur voor de dag aanbreekt en in het donker dunkt het mij vrijwel nutteloos iets te ondernemen. Wek jij Nieuwenhuis, ter wijl ik mij verder aankleed, wij zullen hem toch ook van een en ander in ken nis moeten stellen en daarna kunnen we dan gezamelijk overleggen wat ons te doen staat." (Wordt vervolgd). FEUILLETON. (Een geval uit de practyk van WiL J. Sanders, detective), door UDO VAN EWOUD. 31) Met een paar sprongen was ik bij de deur, die toegang gaf tot den tuin en in het volgende oogenblik liep ik reeds buiten in het steegje. Het lag geheel verlaten in het matte licht van de maan. Hol klonken mijn voetstappen in de nachtelijke stilte en ik begreep, dat het gewenscht was dit geluid zooveel mogelijk te dempen. Aan het eind van het straatje lag de markt voor mij en ik kwam juist nog op tijd om te zien, hoe de professor zich aan de overzijde haastig in een dwarsstraat verwijderde. Een snelle blik achterom overtuigde mij, dat Van Dobben ons volgde. Daar het hotel zeker meer dan honderd meter van de uit monding van het steegje op het marktplein verwijderd lag, was de afstand tussschen hem en mij vrij groot, maar zoo goed als ik hem zag, zou hij ook mij kunnen zien en ik kon er dus gevoegelijk op rekenen, dat hij my met den wagen, die op den hoek stond van de straat, waarin de professor juist verdwenen was, zou volgen. Als hij nu maar zoo verstandig was, ook met den auto een f linken afstand te bewaren, flitste het door mij heen, want de achtervolgde, die den wagen gepasseerd was, zou natuur lijk argwaan krijgen, wanneer deze hem door het geheel verlaten stadje bleek te volgen. Ik begreep, dat Sanders den auto opzettelijk daar had laten parkeeren, om dat er gereede aanleiding bestond tot de veronderstelling, dat de professor denzelf den weg zou gaan als dien middag. In dat gezal zou hem den wagen, welke eenigs- zins in de schaduw stond, misschien in het geheel niet zijn opgevallen. Daar de man, dien ik achtervolgde, mij nu niet meer kon zien, legde ik den af stand, welke mij nog van de straat scheid de, in een draf af. Voorzichtig ging ik den hoek om, in de verwachting hem nu wel weer voor mij te zullen zien, maar tot mijn intense verbazing was er geen spoor meer van hem te ontdekken. Slechts aan één zijde werd het trottoir en de huizenrij in deze lange straat door de maan verlicht. De rechterkant was geheel in het duister gehuld en ik was het al spoedig met me zelf eens, dat het voor den professor slechts dan mogelijk moest zijn geweest zich in de schaduw aan het oog te ontrekken, wan neer hij er, evenals ik op het marktplein, de looppas in had gezet, zoodat hij mij ook nu nog een behoorlijk stuk vóór was. Ook hier weerkaatsten de huizen elk ge luid in de diepe stilte, zoodat ik slechts behoedzaam op mijn teenen loopend, voor uit kon komen. Toch vorderde ik op deze ongemakkelijke wijze nog vrij snel en ik kwam reeds tot de conclusie, dat de be jaarde geleerde over een paar jonge bee- nen moest beschikken om mij in dit tempo steeds zóó ver voor te kunnen blijven, toen ik plotseling het geluid hoorde van een naderenden auto. Dat moest van Dobben zijn! Uit het geraas van den motor meende ik echter te mogen opmaken, dat de make laar zich niet, overeenkomstig mijn wensch tot het volgen op eenigen afstand bepaal de; integendeel, den snelheid, waarmee het geluid naderbij kwam, overtuigde mij al spoedig, dat er in een flinke vaart gereden werd. Ik waagde het niet uit de schaduw van de huizenrij naar voren te komen om Van Dobben op mijn aanwezigheid op merkzaam te maken; daarvoor moest ik den professor op dit oogenblik te dicht op de hielen zitten. Zóó rijdende zouden zij, vol gens mijn berekening, den achtervolgde binnen enkele seconden passeeren en dat was toch zeker niet in overeenstemming met het doel, waarvoor Sanders een wagen te onzer beschikking had gesteld. Van Dobben scheen er echter anders over te denken, want op hetzelfde oogen blik, dat ik dit overwoog, suisde de wagen mij voorbij, om ongeveer vijftig meter ver der plotseling een zijstraat in te zwenken. Het geraas van den motor stierf langzaam weg Even bleef ik perplex staan; toen begon ik werktuigelijk weer te loopen, terwijl alle mogelijke veronderstellingen zich aan mij opdrongen. Zou Van Dobben den pro fessor in het schijnsel van de autolampen hebben gezien en had hij ontdekt, dat deze de zijstraat was ingeslagen? Maar wat kon hem er dan toe hebben bewogen zoo hard te rijden? Of had misschien de achtervolg de eveneens een wagen tot zijn beschik king gehad en was dit ontdekt door onzen chauffeur, die den professor op de markt had moeten zien passeeren. Een derde mo gelijkheid was, dat van Dobben mij niet had opgemerkt en in de veronderstelling verkeerde, dat ik hem reeds ver vóór was. Maar waarom was de auto dan een zij straat ingegaan? In dat geval was het toch veel logischer geweest recht door te rij den! Ik was inmiddels zelf de zijstraat ge naderd, maar daarin was geen spoor meer van den auto noch van eenig menschelijk wezen te ontdekken. Toch liep ik voort, nu zelfs op een drafje, hoewel ik zelf het nuttelooze daarvan inzag. Aan het einde van de straat liep een eenzame politie agent, blijkbaar op zijn nachtelijke ronde. Een oogenblik overlegde ik den maan te vragen of hij den auto gezien had, maar tegenover een dienaar der politie zou ik dan natuurlijk een uitvoerige explicatie moeten geven van het geval en daartoe gevoelde ik thans allerminst behoefte. Ik vertraagde mijn stap en passeerde hem als een wat haastige, nachtelijke wande laar, die naar bed verlangt. De man wierp mij een onderzoekenden blik toe. Blijkbaar was men in dit stadje niet gewend nog zoo laat menschen op straat te zien. Met eiken stap voelde ik intusschen mijn onrust toenemen. Er stak ongetwijfeld iets geheimzinnigs achter deze wijze van han delen van den makelaar, maar zoover ik gelegenheid had gehad hem te leeren ken nen, was hij een zoo kalm mensch, dat hij zeker niet ondoordacht te werk zou gaan. En eensklaps flitste het door mijn hoofd: Als de chauffeur eens tegen den wil van v. Dobben was doorgereden hem onder een of andere voorwendsel op een dwaal spoor had gebracht.... Als die chauffeur eens een handlanger was van den profes sor? Maar onmiddellijk trachtte ik mij zelf ook weer gerust te stellen. Och kom, dwaasheid! Wat haalde ik nu in m'n hoofd? Sanders had den wagen immers zelf be steld en hij zou, zoowel auto als bestuur der zeker met zorg hebben gekozen. Bij een volgende straatkruising ver keerde ik opnieuw in tweestrijd, welke

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1934 | | pagina 13