Elke
cent
isrooi\--f
hen
HELP MEE!
DE SCHAT IN HET
OUDE HOLLAND
VRIJDAG 26 OCTOBER 1934
DE LEIDSCHE COURANT
VIERDE BLAD. PAG. 13
GEMENGDE BERICHTEN
Steeds de onbewaakte
overweg
Een tweede slachtoffer te
Rijssen -
Gistermiddag is in het Diaconessenhuis
te Almelo aan zijn verwondingen overle
den de 36-jarige heer J. H. Wevers, accoun
tant te Almelo, een der slachtoffers van
het ongeluk, dat eergisteren heeft plaats
gehad op den onbewaakten overweg in den
straatweg RijssenWierden bij Rijssen.
Het ongeluk heeft dus twee dooden ge-
eischt.
Bij Aalsmeer geraakte een
handkar onder den trein.
Bestuurder gedood. - -
Op den onbewaakten overweg bij de
halte Lijnbaan te Aalsmeer heeft gister
middag een ernstig ongeluk plaats gehad,
waarbij één persoon het leven verloor. Bij
genoemde halte geraakte J. L. uit Hoofd
dorp met zijn handkar onder den trein. De
man werd door midden gereden. Dr. Oei
verleende de eerste hulp. Het stoffelijk
overschot werd naar het ziekenhuis te Am
sterdam overgebracht.
DOOR EEN LOCOMOTIEF
AANGEREDEN.
Hoofdopzichter ernstig gewond.
Op het Oostelijk emplacement van het
Centraal Station te Amsterdam is Donder
dagmiddag een hoofdopzichter van weg en
werken door een locomotief aangereden.
Het slachtoffer liep eenige hoofdwonden op
en is door den Geneeskundigen dienst
naar het Binnengasthuis vervoerd. Tegen
over een rechercheur die een onderzoek in
stelde, heeft de opzichter verklaard, dat
het ongeval aan eigen onvoorzichtigheid
is te wijten. Hij liep tusschen de rails en
heeft deze gevaarlijke plaats bij het nade
ren van de locomotief niet tijdig genoeg
verlaten.
MEISJE DOOR AUTO GEGREPEN.
Op slag gedood.
Gistermiddag werd de twintig-jarige
mej. ter Koelen, toen zij uit een zijweg on
der Oler-Grathem, plotseling den grooten
weg wilde oversteken, door een auto uit
Nederweert gegrepen en op slag gedood.
TOUWLADDER GEBROKEN.
Arbeider verdronken.
Gistermiddag is de 39-jarige arbeider G.
J. M. Kins, uit Schiedam op de werf van
Wilton-Feyenoord aan den Westkousdijk te
Rotterdam verdronken. Niemand had het
ongeval bemerkt.
Op een gegeven moment werd de man
vermist en toen men ging kijken, bij het
schip, waarop hij werkzaam was, zag men
een pet drijven terwijl een touwladder, die
langs het schip hing, gebroken was. Men
waarschuwde de Rivierpolitie, die na eeni
ge uren dreggen het lijk ophaalde.
K. moest werkzaamheden verrichten op
een stelling, die buitenboord van een En-
gelsch stoomschip hing. Om hierop te ko
men moest men via een houten ladder om
laag gaan. Deze ladder was echter te kort
en K. heeft toen een touwladder die aan
het schip toebehoorde gebruikt, iets wat
hij niet doen mocht. Daar het schip echter
4 jaar opgelegd was geweest, was waar
schijnlijk de touwladder niet meer deugde
lijk, hetgeen het rechts vermelde noodlot
tige gevolg had.
DE DOODENDE ELECTRISCHE STROOM.
Noodlottig ongeluk te Mill.
De monteur van het Provinciaal Elec-
trisch Bedrijf, R. K. uit Boxmeer, die
gistermiddag te Mill werkzaamheden ver
richtte in een mast van de bovenleiding
had het ongeluk met een draad die onder
stroom stond in aanraking te komen. De
ongelukkige viel uit den lichtmast en bleek
op slag te zijn gedood. Het slachtoffer was
gehuwd en vader van drie kinderen.
DRIE AANEENGEBOUWDE HUIZEN
AFGEBRAND.
Gistermiddag zijn te Tengelo drie aan-
eengebouwde woningen, bewoond door de
families De Wilde, Ebbekink en Koezen
door brand vernield.
De brand was ontstaan in de schoorsteen
van het perceel, bewoond door de familie
Ebbekink.
Het vuur vond gretig voedsel in een
voorraad opgeslagen hooi.
De inboedels, welke niet verzekerd wa
ren, konden gedeeltelijk worden gered.
GROOTE BRAND IN TIMMERFABRIEK.
In den afgeloopen nacht te omstreeks
twee uur is brand uitgebroken in de tim
merfabriek van de firma Schaap en Brand
jes, welke aan den rand der gemeente
Landsmeer is gelegen bij Den Up, dus in
de richting van Purmerend. In deze fa
briek worden in hoofdzaak deuren ver
vaardigd. De brand vond in de opgeslagen
houtvoorraad gretig voedsel en de vlam
men werden door een stormachtigen wind
krachtig aangewakkerd. De vrijwillige
brandweer van Landsmeer, welke onder
bevel staat van den heer Horstman, stond
vrijwel machteloos. De mannen ondervon
den bij hun moeilijkheden ten gevolge van
den hevigen regen. De huizen, die in de
naaste omgeving van de fabriek zijn gele
gen werden door de bewoners ontruimd.
De vuurzee was meer dan een uur lang tot
in Amsterdam waar te nemen. Uit ver in
den omtrek sctroomden belangstellenden
toe, die door rijks- en gemeentepolitie op
een afstand werden gehouden.
Gevreesd werd, dat het fabrieksgebouw
tot den grond toe zal afbranden.
FRAUDE BIJ DE VLEESCHKEURING
TE WEESP?
Administratieve bescheiden in beslag
genomen.
Woensdag heeft de Amsterdamsche justi
tie een bezoek gebracht aan Weesp, in
verband met rapporten, uitgebracht over
de administratie van den Gemeenschappe-
lijken Vleeschkeuringsdienst voor de ge
meenten Weesp, Weesperkarspel, Muiden,
Nigtev.echt en Nederhorst den Berg. Door
een tweetal accountants was reeds een
paar dagen ten gemeentehuize een onder
zoek ingesteld, waarna Woensdag de justi
tie arriveerde, en, vergezeld van den chef
der Weesper politie en een paar agenten,
zich begaf naar de woning van den direc
teur van genoemden dienst, den heer C. A.
L., die echter niet thuis was. Administratie
ve bescheiden werden in beslag genomen,
waarna allen zich naar het gemeentehuis
begaven, alwaar het parket een uitvoerig
onderhoud had met burgemeester Dotinga.
Hetgeen thans is geschied, heeft een zeer
ingewikkelde voorgeschiedenis, meldt de
„Tijd". Reeds in den zomer van het jaar
1931, kreeg de commies-verificateur ten
gemeentehuize te Weesp, de heer W. Lis-
caljet, opdracht van den burgemeester, om
voor de commissie van toezicht op den Ge-
meenschappelyken Vleeschkeuringsdienst
een onderzoek in te stellen naar de admini
stratie van den dienst. De burgemeester
van Weesp is tevens voorzitter van ge
noemde commissie. De heer L. heeft toen
de administratie over verschillende jaren
Zaterdag stellen wij de
gehele dag bij aankoop
van een bedrag boven
(1.- gratis beschikbaar
een mooie ballon met
vliegmachine er op, ter
gelegenheid van de
Londen-Melbourne-race
VROOM..
DREEIMAMH
nagegaan en daarvan een uitvoerig rapport
uitgebracht, dat in de commissie heel wat
stof heeft doen opwaaien.
De rapporteur was nl. tot conclusies ge
komen, welke zeer bezwarend voor den di
recteur van den dienst waren, en de com
missie stelde zich op het standpunt, dat de
rapporteur met het trekken zijner conclu
sies, zijn opdracht overschreden had.
Er werd een ander rapport opgemaakt,
maar de commies-verificateur was zoo
overtuigd van de juistheid der door hem
geconstateerde onjuistheden, dat hij later
weigerde, zijn handteekening te plaatsen
als fiat op rekening van den dienst over
1932. Hieromtrent moeten Ged. van Noord-
Holland nog steeds uitspraak doen.
In hetgeen in het rapport van den com
mies-verificateur tot uiting was gekomen,
vond de commissie van toezicht wel aan
leiding, toen de herbenoeming aan de orde
was, een afwachtende houding aan te ne
men, waarvan het gevolg was dat de dienst
ongeveer 1 y, jaar feitelijk zonder directeur
was. Bij eventueele door den heer C. A. L.
op te maken processen-verbaal, betrekking
hebbende op den Vleeschkeuringsdienst,
zou de eigenaardige toestand dan ook tot
zonderlinge consequenties hebben moeten
leiden. Daar de directeur echter naar ons
van bevoegde zijde verzekerd werd nim
mer overging tot het maken van proces
verbaal, bleef men voor dergelijke verwik
kelingen gespaard.
Hoewel de commissie van toezicht, na
ampele besprekingen, besloten had, de
justitie niet in deze zaak te mengen, schijnt
deze toch op de een of andere wijze van een
en ander kennis gekregen te hebben, zoo
dat, nu alweer geruimen tijd geleden, door
haar een onderzoek werd gelast, waarna
de verschillende rapporten ter beschikking
van de Amsterdamsche justitie werden ge
steld. Eenigen tijd later hebben mare
chaussees verschillende personen, welke
inlichtingen konden verstrekken over deze
zaak, een uitvoerig verhoor afgenomen.
Uit het minutieus ingestelde onderzoek
kwam o.a. vast te staan, dat een groot aan-
tal koeien administratief niet verantwoord
zou zijn. Dat wil zeggen, dat de koeien wel
I voor den accijns waren opgegeven, maar
i dat er geen keurloon voor was verantwoord.
Dit is, naar ons door een insider werd me
degedeeld, alleen dan mogelijk, wanneer
de, voor accijns opgegeven koe, bij keuring
afgekeurd wordt. In dat geval be
hoeft geen keurloon betaald te worden en
kan de aangever, op een verklaring van
den ambtenaar, die het rund heeft afge-
keurd, van den rijksontvanger terugbetaling
vorderen van de gestorte accijnsgelden.
Nu doet zich het eigenaardige geval voor
dat van het groot aantal koeien waarover
het verschil looptnimmer ook maar
één cent betaalde accijns is terugevorderd.
In de meeste gevallen betrof het de nood-
slachtingen, maar of er inderdaad in al die
gevallen van noodslachtingen gesproken
kon worden, zal ook door het Justitie-on-
derzoek niet meer kunnen worden vastge
steld. Er zouden over een tijdperk van twee
jaren 125 a 150 koeien voor den accijns zijn
opgegeven, als noodslachting, waarover
geen keurloon was verantwoord.
De herbenoeming van den heer C. A. L.
geschiedde eenige maanden geleden, toen
7 van de 13 raadsleden te Weesp, hun
stem blanco uitbrachten.
OVERVAL TE ROTTERDAM
VERZONNEN.
De broodbezorger was het geld
kwijtgeraakt.
Dinsdagavond heeft, zooals gemeld werd,
een broodbezorger bij de politie te Rotter
dam aangifte gedaan, dat twee mannen op
een motor hem op den Ouden Waalhaven-
dijk onder bedreiging met een revolver zijn
geldtasch met f 48 hadden ontrukt.
Bij het door de politie ingestelde onder
zoek bleek al spoedig, dat er in de verkla
ringen van den broodbezorgen eenige on
waarschijnlijkheden waren en nadat men
den man nog eens flink aan den tand had
gevoeld, bekende hij tenslotte, dat hij het
verhaal verzonnen had. Het geld was hij
kwijtgeraakt en toen had hij de rooverscène
bedacht om zich te dekken.
RECHTZAKEN
DE MOORD TE AALSMEER.
Vier jaar tegen de dader geëischt
Gistermiddag is voor de Haarlemsche
rechtbank Dehandeld de zaak tegen een 29-
jarigen man te Aalsmeer, die daar in den
nacht van 5 op 6 September van dit jaar
zijn a.s. zwager met een mes eenige ste
ken heeft toegebracht, waardoor de blin
dedarm werd doorboord. Er ontstond buik-
vliesontsteking aan de gevolgen waarvan
de getroffene is overleden.
Dr. Hulst uit Leiden gaf eenige inlich
tingen over den toestand van den gewonde
en den aard der verwondingen.
Get. Vink, uit Aalsmeer, vertelde, dat hij
dien nacht ongeveer 3 uur was wakker
geworden door ruzie. Hij ontdekte verd.
en den getroffene en hoorde een woorden
wisseling. Het ging over een meisje; de
getroffene had omgang met de zuster van
verd., waartegen deze bezwaar had. Van
het eene woord kwam het andere, het werd
een vechtpartij, waarbij get. nog trachtte
de vechtenden te scheiden. Op een gegeven
oogenblik riep de getroffene: „hij heeft een
mes". Even later was het gevecht uit en
get. zag toen, dat de getroffene in zijn
zijde gewond was.
Op een vraag van den president gaf get.
als zijn meening, dat de getroffene eigen
lijk bang was om te vechten. Hij wilde
eerst naar huis fietsen en zou dan terug
komen; iemand die durft doet zoo niet, zei
get. „Ik voor mij zou direct begonnen
zijn."
Verd. verklaart zich van het steken niets
te herinneren; maar het O.M. leest hem uit
zijn verklaringvoor den rechter-commissa-
ris voor, dat hij toen heeft gezegd, dat de
verslagene van huis' met een stuk hout was
teruggekeerd en hem daar eenige klappen
mee had gegeven. Toen had verd. gesto
ken.
Verd. herhaalt, daar .niets meer van te
weten. Hij verklaart verder, dat zijn zuster
door den verslagene werd lastig gevallen
en dat hij herhaaldelijk met een pak slaag
bedreigd is.
Op een vraag van het O. M. zegt verd.,
dat hij den verslagene, toen deze naar huis
ging, was achterna gegaan en gewacht
had tot hij weer naar buiten kwam.
Pres.: „Dus je wilde wel met hem vech
ten?"
Verd. geeft dit toe, maar zegt niet de
bedoeling .e hebben gehad te dooden. H\j
wist niet meer wat hij deed.
Met O.M.: „Maar hebt u het mes, voor
dat u je'verdedigde, niet eerst gescherpt
op den muur?"
Verd. geeft dit toe.
Uit het proces-verbaal van de verklaring
door den verslagene kort na de vechtpartij
afgelegd, blijkt, dat de verslagene tot verd.
had gezegd: „ik wil wel met je vechten, als
je geen mes hebt", waarop verd. had ge
zegd geen mes te hebben. Maar de versla
gene verzekert in de schriftelijke verkla
ring, dat verd. van het begin af een groot
mes in zijn hand had.
Get. Van Doesburg, chef-veldwachter
te Aalsmeer, zei, dat de verslagene iemand
was van wien de politie veel last had. Hij
is nogal eens wegens verzetpleging ver
volgd. De verd. stond gunstig bekend.
Het O.M., mr. Paardekoper Overman,
was van meening, dat verd. veroordeeld
zal moeten worden wegens zware mishan
deling den dood ten gevolge hebbende.
Dat verd. het mes heeft gekocht om tegen
den verslagene gewapend te zijn en dat
hij het mes vóór het gevecht heeft aange
zet, wijst op voorbedachte rede. Spr. voer
de daarvoor ook andere argumenten aan.
Het woord „de mortuis nil nisi bene" kan
in een strafzaak niet worden toegepast.
Van den verslagene moet dan ook naar
waarheid worden gezegd, dat hij een ver-
zetpleger en lastig mensch was; maar dat
mag er niet toe leiden te zeggen, dat hij
zijn verdiende loon heeft. Al is het woord
ter terechtzitting niet gebruikt, spr. wil
toch zeggen, dat hier van noodweer geen
sprake is. Hij voert dit echter aan omdat
verd. na zijn arrestatie in voorloopige vrij
heid is gesteld. Spr. heeft dit zeer be
treurd.
Spr. wil aannemen, dat verd. berouw
heeft, maar de daad is zeer ernstig.
Spr. eischt een gevangenistraf van 4
jaar met bevel tot onmiddellijke gevangen-
neirfing.
Verd., die geen verdediger had, vroeg
zijn straf niet dadelijk te doen ingaan, om
dat hij thuis noodig is.
Na in raadkamer te zijn gegaan, besliste
de rechtbank tot afwijzing van het ver
zoek en gelastte de onmiddellijke gevan
genneming van verdachte.
Verd. vroeg nu of uitstel mogelijk was,
omdat hij zijn verdediger niet had kunnen
raadplegen.
De pres.: „Dan had u uw verdediger
maar tijdig moeten inlichten over de be
handeling van deze zaak. U kunt in hooger
beroep uw belangen nog aan uw verdedi
ger toevertrouwen."
Uitspraak 8 November.
Zij zullen het moeilijk hebben den
komenden winter. Het Crisis Comité
stelt iederen cent voor hen'beschik
baar. Stelt U het daartoe in staat
door Uw bijdrage.
rïchün^^^m^üezerTT^Têsloo^ink^?
te slaan, omdat ik rechts gaande zeker ui
de buurt zou komen van de Steinpoort,
welke vanaf de markt heel wat gemakke
lijker te bereiken zou zijn geweest. Na
tien minuten ging de straat echter over
in een landweg met een mul wagenspoor,
welke voor een auto vrijwel onberijdbaar
was, zoodat mij slechts overbleef op mijn
schreden terug te keeren. Ik kwam ten
slotte inderdaad bij de Steinpoort terecht
en toen ook daar, zooals ik trouwens ver
wacht had, noch van v. Dobben noch van
den professor ook maar iets te bekennen
viel, kwam ik, zij het niet zonder aarze
ling tot een besluit, dat ik re.eds een half
uur eerder had moeten nemen, n.l. naar
het hotel terug te gaan en Sanders te
waarschuwen.
Een kwartier later stond ik voor de ka
mer van den detective en één maal zachtjes
kloppen, was voldoende om hem te doen
ontwaken. Met een paar woorden bracht ik
hem op de hoogte van m'n belevenissen en
aan den rimpel, welke in zijn voorhoofd
trok, bemerkte ia, dat deze plotselinge ver
dwijning van v. Dobben hem ernstig zorg
baarde.
„Ik vrees, Miel, dat wij op het oogen
blik weinig zullen kunnen uitrichten", zei
hij, terwijl hij haastig eenige kleedingstuk-
ken aanschoot. „Het duurt zeker nog wel
een uur voor de dag aanbreekt en in het
donker dunkt het mij vrijwel nutteloos iets
te ondernemen. Wek jij Nieuwenhuis, ter
wijl ik mij verder aankleed, wij zullen
hem toch ook van een en ander in ken
nis moeten stellen en daarna kunnen we
dan gezamelijk overleggen wat ons te doen
staat."
(Wordt vervolgd).
FEUILLETON.
(Een geval uit de practyk van
WiL J. Sanders, detective),
door
UDO VAN EWOUD.
31)
Met een paar sprongen was ik bij de
deur, die toegang gaf tot den tuin en in
het volgende oogenblik liep ik reeds buiten
in het steegje. Het lag geheel verlaten in
het matte licht van de maan. Hol klonken
mijn voetstappen in de nachtelijke stilte
en ik begreep, dat het gewenscht was dit
geluid zooveel mogelijk te dempen. Aan het
eind van het straatje lag de markt voor mij
en ik kwam juist nog op tijd om te zien,
hoe de professor zich aan de overzijde
haastig in een dwarsstraat verwijderde.
Een snelle blik achterom overtuigde mij,
dat Van Dobben ons volgde. Daar het hotel
zeker meer dan honderd meter van de uit
monding van het steegje op het marktplein
verwijderd lag, was de afstand tussschen
hem en mij vrij groot, maar zoo goed als
ik hem zag, zou hij ook mij kunnen zien
en ik kon er dus gevoegelijk op rekenen,
dat hij my met den wagen, die op den hoek
stond van de straat, waarin de professor
juist verdwenen was, zou volgen. Als hij
nu maar zoo verstandig was, ook met den
auto een f linken afstand te bewaren, flitste
het door mij heen, want de achtervolgde,
die den wagen gepasseerd was, zou natuur
lijk argwaan krijgen, wanneer deze hem
door het geheel verlaten stadje bleek te
volgen. Ik begreep, dat Sanders den auto
opzettelijk daar had laten parkeeren, om
dat er gereede aanleiding bestond tot de
veronderstelling, dat de professor denzelf
den weg zou gaan als dien middag. In dat
gezal zou hem den wagen, welke eenigs-
zins in de schaduw stond, misschien in het
geheel niet zijn opgevallen.
Daar de man, dien ik achtervolgde, mij
nu niet meer kon zien, legde ik den af
stand, welke mij nog van de straat scheid
de, in een draf af. Voorzichtig ging ik den
hoek om, in de verwachting hem nu wel
weer voor mij te zullen zien, maar tot mijn
intense verbazing was er geen spoor meer
van hem te ontdekken. Slechts aan één
zijde werd het trottoir en de huizenrij in
deze lange straat door de maan verlicht.
De rechterkant was geheel in het duister
gehuld en ik was het al spoedig met me
zelf eens, dat het voor den professor slechts
dan mogelijk moest zijn geweest zich in de
schaduw aan het oog te ontrekken, wan
neer hij er, evenals ik op het marktplein,
de looppas in had gezet, zoodat hij mij ook
nu nog een behoorlijk stuk vóór was.
Ook hier weerkaatsten de huizen elk ge
luid in de diepe stilte, zoodat ik slechts
behoedzaam op mijn teenen loopend, voor
uit kon komen. Toch vorderde ik op deze
ongemakkelijke wijze nog vrij snel en ik
kwam reeds tot de conclusie, dat de be
jaarde geleerde over een paar jonge bee-
nen moest beschikken om mij in dit tempo
steeds zóó ver voor te kunnen blijven, toen
ik plotseling het geluid hoorde van een
naderenden auto. Dat moest van Dobben
zijn! Uit het geraas van den motor meende
ik echter te mogen opmaken, dat de make
laar zich niet, overeenkomstig mijn wensch
tot het volgen op eenigen afstand bepaal
de; integendeel, den snelheid, waarmee het
geluid naderbij kwam, overtuigde mij al
spoedig, dat er in een flinke vaart gereden
werd. Ik waagde het niet uit de schaduw
van de huizenrij naar voren te komen om
Van Dobben op mijn aanwezigheid op
merkzaam te maken; daarvoor moest ik den
professor op dit oogenblik te dicht op de
hielen zitten. Zóó rijdende zouden zij, vol
gens mijn berekening, den achtervolgde
binnen enkele seconden passeeren en dat
was toch zeker niet in overeenstemming
met het doel, waarvoor Sanders een wagen
te onzer beschikking had gesteld.
Van Dobben scheen er echter anders
over te denken, want op hetzelfde oogen
blik, dat ik dit overwoog, suisde de wagen
mij voorbij, om ongeveer vijftig meter ver
der plotseling een zijstraat in te zwenken.
Het geraas van den motor stierf langzaam
weg
Even bleef ik perplex staan; toen begon
ik werktuigelijk weer te loopen, terwijl
alle mogelijke veronderstellingen zich aan
mij opdrongen. Zou Van Dobben den pro
fessor in het schijnsel van de autolampen
hebben gezien en had hij ontdekt, dat deze
de zijstraat was ingeslagen? Maar wat kon
hem er dan toe hebben bewogen zoo hard
te rijden? Of had misschien de achtervolg
de eveneens een wagen tot zijn beschik
king gehad en was dit ontdekt door onzen
chauffeur, die den professor op de markt
had moeten zien passeeren. Een derde mo
gelijkheid was, dat van Dobben mij niet
had opgemerkt en in de veronderstelling
verkeerde, dat ik hem reeds ver vóór was.
Maar waarom was de auto dan een zij
straat ingegaan? In dat geval was het toch
veel logischer geweest recht door te rij
den!
Ik was inmiddels zelf de zijstraat ge
naderd, maar daarin was geen spoor meer
van den auto noch van eenig menschelijk
wezen te ontdekken. Toch liep ik voort,
nu zelfs op een drafje, hoewel ik zelf het
nuttelooze daarvan inzag. Aan het einde
van de straat liep een eenzame politie
agent, blijkbaar op zijn nachtelijke ronde.
Een oogenblik overlegde ik den maan te
vragen of hij den auto gezien had, maar
tegenover een dienaar der politie zou ik
dan natuurlijk een uitvoerige explicatie
moeten geven van het geval en daartoe
gevoelde ik thans allerminst behoefte. Ik
vertraagde mijn stap en passeerde hem
als een wat haastige, nachtelijke wande
laar, die naar bed verlangt. De man wierp
mij een onderzoekenden blik toe. Blijkbaar
was men in dit stadje niet gewend nog
zoo laat menschen op straat te zien.
Met eiken stap voelde ik intusschen mijn
onrust toenemen. Er stak ongetwijfeld iets
geheimzinnigs achter deze wijze van han
delen van den makelaar, maar zoover ik
gelegenheid had gehad hem te leeren ken
nen, was hij een zoo kalm mensch, dat hij
zeker niet ondoordacht te werk zou gaan.
En eensklaps flitste het door mijn hoofd:
Als de chauffeur eens tegen den wil van
v. Dobben was doorgereden hem onder
een of andere voorwendsel op een dwaal
spoor had gebracht.... Als die chauffeur
eens een handlanger was van den profes
sor?
Maar onmiddellijk trachtte ik mij zelf
ook weer gerust te stellen. Och kom,
dwaasheid! Wat haalde ik nu in m'n hoofd?
Sanders had den wagen immers zelf be
steld en hij zou, zoowel auto als bestuur
der zeker met zorg hebben gekozen.
Bij een volgende straatkruising ver
keerde ik opnieuw in tweestrijd, welke