DONDERDAG 11 OCTOBER 1934 DE LEIDSCHE COURANT VIERDE BLAD. - PAG. 11 GEMENGDE BERICHTEN DOODELUKE AANRIJDING. Dinsdagavond is te Dirksland de 60-ja- rige M. van D. door een wielrijder aange reden. Hij kwam te vallen en liep een zware hersenschudding op, tengevolge waarvan hy kort na aankomst in het zie kenhuis is overleden. HET DROEVIG ONGELUK TE NOOTDORP. Begrafenis der beide slachtoffers te Hilversum. Gisteren had op de Noorderbegraafplaats te Hilversum de teraardebestelling plaats van de twee slachtoffers, Zondag bij den onbewaakten overweg te Nootdorp door een trein gedood. Het waren de 35-jarige aiotorrijder J. F. Bogaard en zijn verloof de, de 28-jarige W. Schipper. Vanuit het huis aan de Bussumerstraat werden onder zeer groote belangstelling de kisten in den lijkwagen gedragen, terwyl er langs den weg naar het kerkhof even eens veel belangstellenden waren. Ook op de Noorderbegraafplaats was de belang stelling groot, toen de beide kisten in één graf werden neergelaten. Ds. van Uchelen sprak aan de groeve woorden van troost tot de diepbedroefde familieleden. De heer S. L. van Riet voerde namens de Gooische Motorclub het woord. Spr. schetste den overleden motorrijder als eén kalm en zeker rijder, die niet door onvoor zichtigheid is gegrepen. Spr. uitte woorden van deelneming tot de familie. Namens de motorclub „Leiden en Om streken" die den puzzlerit, tijdens welke het ongeluk plaatsgreep, organiseerde, sprak de heer J. Janson enkele woorden. Een der familieleden dankte voor de be toonde belangstelling. Er waren zeer veel bloemstukken. AANSLAG OP EEN VROUW. Slachtoffer naar het ziekenhuis. Een bewoner van een perceel aan de Isingstraat te Den Haag, de 44-jarige H. O., heeft tijdens een ruzie met een vrouw haar met een staaf zulke zware verwondingen toegebracht, dat zij in ernstigen toestand naar het ziekenhuis moest worden over gebracht. De man is wegens poging tot doodslag ge- arresteerd. DE KERKDIEFSTAL TE SCHINNEN. Een der daders herkend. Betreffende deze kerkinbraak, die gis ternacht heeft plaats gehad in de kerk van St. Dionysius te Schinnen, kan nog worden medegedeeld, dat de veldwachter Janssen, als een der daders heeft herkend den in geheel Zuid-Limburg beruchten inbreker recidivist Augustus Rouchop, oud 35 jaar. Zijn medeplichtige is tot heden onbekend. Het geld, dat tot een bedrag van veer tig gulden was ontvreemd uit de geforceer de offerblokken, werd tijdens de achter volging in de kerk weggeworpen. Ook de inbrekerswerktuigen zijn in het gebouw teruggevonden. Rouschop is gistermiddag in de woning van zijn moeder in de Daalstraat te Ge leen gearresteerd en zal Vrijdag a.s. voor den officier van justitie worden geleid. Hij was eerst vier weken geleden ontslagen uit de strafgevangenis te Maastricht en heeft in totaal reeds elf jaar gevangenis straf uitgezeten, hoofdzakelijk wegens dief stallen. INBREKERS TE UTRECHT GEARRESTEERD. De Utrechtsche politie heeft de daders van een inbraak in een loterij kantoor aan de Lichte Gaard te Utrecht, waarbij enkele honderden guldens werden ontvreemd, den 22-jarige Utrechtschen metselaar B. S. A. en zijn helper, een 28-jarigen timmerman, aangehouden en na verhoor ter beschik king van de Justitie gesteld. In de woning van eerstgenoemde, waar in ook de tweede verdachte werd aange troffen, werden verstopt gevonden een groot aantal waardelooze 1000 mark bil jetten, afkomstig van het loterij kantoor. EEN BEWOGEN RAADSZITTING IN CULEMBORG. Een stem: „Het is werkelijk méér dan bespottelijk!" In het stille Culemborg is de gemeente raad tegenwoordig het middelpunt van hel gesprek. Wat zich in de vroedschap tij dens de twee laatste vergaderingen van den raad reeft afgespeeld, wijkt ook in derdaad heel ver af van de gewone gang ▼an zaken. £et voorspel van deze Culemborgsche raadszaak speelde zich af in de vergade ring van 20 September, toen de burge meester, de heer Keestra, een der leden, den heer Wammes, toebeet, dat hij zich als Katholiek schaamde over een lid van de R.-K. Staatspartij als de heer Wammes. Aanleiding tot dezen uitval was, dat de Raad een motie van den heer Wammes had aangenomen, om de bespreking over een voorstel van B. en W. tot aankoop van grond aan de WestersingeL De bedoeling van deze grondaankoop was door particuliere woningbouw de wo ningmarkt te verruimen. Op Donderdag 4 October was de Culem borgsche raad weer bijeen geroepen om het voorstel van B. en W. te bespreken. De belangstelling was overweldigend! Burgemeester Keestra opende de verga dering met een puntige toespraak, waarin hy te kennen gaf, dat het alleen aan zijn genade en toegeeflijkheid te danken was indien nogmaals besprekingen pver het voorstel tot grondaankoop mochten wor den gevoerd. Tydens de vermaningen van den voor zitter interrumpeerde het Kath. Raadslid Spithoven: „Mijnheer de Voorzitter, ik wil de wé!.Helaas is nooit iemand er ach ter gekomen wat de heer Spithoven wel wilde, aangezien de voorzitter zeide nog niet uitgepraat te zijn en de heer Spitho ven in het verloop van deze kortstondige maar heftige vergadering hoegenaamd geen kans meer kreeg een duit in 't zakje te werpen. Want nadat de voorzitter uitgesproken had, vroegen drie leden direct het woord met de heer Wammes als eerste en zoo doende wilde de voorzitter Wammes dan ook het woord verleenen. Doch ineens schoot het den voorzitter te binnen, dat de heer Spithoven tijdens zijn rede geïnter rumpeerd had en wilde daarom Spithoven de voorkeur voor 't woord geven, waarte gen Wammes bezwaar maakte en het woord als eerste verlangde voor een per soonlyk feit. De voorzitter weigerde Wammes het woord te geven en wilde Spithoven beslist laten voorgaan. De burgemeester: „De heer Spithoven was U daarmede vóór. Hy krygt dus thans het woord en U niet." De heer Wammes: „Mynheer de voorzit ter, ik vraag u het woord voor een per soonlijk feit." De burgemeester (terwijl hij hevig ha mert): „Ik geef U het woord niet. Begrijpt U dat!?" De heer Wammes: „Ik wensch van U, dat U het reglement van orde zal toepas sen. En daartoe moet U my het woord ver leenen. Dat kunt U mij niet weigeren. Daartoe heeft U de bevoegdheid niet." De burgemeester: „Ik ken het reglement van orde óók en ik geef U het woord niet." De heer Wammes (die inmiddels van zijn stoel is opgestaan): „En ik blijf pertinent verlangen dat U mij wél het woord zult verleenen. Voor een persoonlijk feit, zoo als ik U zeide. U moet het reglement van orde toepassen waarin staat, dat de orde in het verleenen van het woord altijd kan verbroken worden wanneer het woord ver langd wordt over een persoonlyk feit." De burgemeester: „In dat reglement staat, dat de orde in het verleenen van het woord altyd kan verbroken worden wan neer het woord wordt verlangd over een persoonlijk feit. Maar dit beteekent niet, dat die orde altijd moet verbroken worden. Er staat „kan" en niet „moet". Ik verleen U het woord niet." De heer Wammes: „U moet het mij ver leenen en ik zal het woord daarom ook voeren. De burgemeester: „Ik stel den Raad voor, den heer Wammes, op grond van zijn houding, uit deze vergadering te verwij deren." Verschillende raadsleden toonen zich over dit voorstel van den burgemeester ten hoogste verontwaardigd. Van onderschei dene kanten hoort men: „Nou nou!" De burgemeester: „Ik begrijp zeer wel, dat myn voorstel verworpen zal worden. Maar dan zal ik héél goed weten wat mij dan te doen staat." De burgemeester brengt het voorstel (verwijdering van het raadslid Wammes) in stemming. Dit voorstel wordt verworpen met 11 te gen 2 stemmen. Als de heer Schouten (wethouder) zyn stem tegen het voorstel uitbrengt, merkt de burgemeester op: „Een wethouder stemt tegen." Vóór het verwijderen van den heer Wammes stemmen alléén de raadsleden Collé (wethouder) en Spithoven (R.-K.). Tegen stemmen de raadsleden Schouten (wethouder), Wijsenbeek en Van Heusden (Vrijh. Bond), Klumper, De Beus en Her ben (S. D. A. P.); de Groot (Chr. Hist.); Middelhoven (Anti-Rev.); Ponsioen, Wam mes en Peek (R.-K.). De burgemeester kan als gevolg van den uitslag dezer stemming den heer Wam mes niet uit de raadszaal doen verwijde ren en is over dezen stemingsuitslag merk baar zéér verbolgen. De burgemeester: „De heer Wammes kan dus niet worden verwijderd. Ik geef het woord aan den heer Spithoven." De heer Wammes: „Neen, mynheer de burgemeester, U moet mij het woord ver leenen krachtens het reglement van orde.. De burgemeester (heftig hamerende): „Het woord is aan den Spithoven." De heer Wammes: „Ik eisch van U dat U het reglement van orde toepast." De burgemeester: „Ik zal U niet in de gelegenheid stellen hier obstructie te voe- rena Het woord is aan den heer Spitho ven." De heer Wammes: „Volstrekt onwaar, dat ik obstructie voer. Ik verlang van U niets anders, dan dat U my het woord zult verleenen voor een persoonlyk feit en daartoe geeft het reglement van orde my het recht. En dat reglement zult U toepas sen. Daartoe is U verplicht. En daarom zal ik hier óók spreken." De burgemeester hamert opnieuw zéér forsch en langdurig. Maar de heer Wammes houdt voet by stuk en spreekt, ondanks alle gehamer, op nieuw over zyn recht om hier op dit oogen- blik het woord te voeren. De burgemeester: „Ik zal het kort ma ken. Ik wensch niet, dat de Raad het mij onmogelijk maakt de leiding in deze raads zaal in handen te houden. Burgemeester en wethouders hebben gedaan wat zij konden en gaan onder geen geval verder. De hee- ren raadsleden willen er weer een heibel van maken. Van alle kanten protesteeren de leden van den Raad tegen deze uitdrukking van den burgemeester en wel op zéér veront waardigden toon. Men roept algemeen den burgemeester toe: „Dat mag U niet zeggen. Het is méér dan schandelijk." De heer Wammes ziende, dat hy het RECHTZAKEN VALSCHHEID IN GESCHRIFTE. De zaak tegen den ex-gemeente-architect van Huizen (N.-H.). Voor de Amsterdamsche rechtbank heeft gisteren de zaak gediend van den 45-jari gen ex-gemeente-architect van Huizen C. M., thans woonachtig te Buseum. Hem is ten laste gelegd valschheid in geschrifte en het gebruikmaken van het vervalschte geschrift Volgens de dagvaar ding heeft hy op of omstreeks 9 Februari 1931 door den boekhouder der gemeente een certificaat van betaling doen opmaken of vervalschen, luidende als volgt: „Certificaat van betaling. De kassier van het bedrijf van openbare werken gelieve uit te betalen aan Gebr. Loodsma te Am sterdam de somma van 1364 wegens leve ring van 62.000 straatsteenen a 23". Het stuk droeg de handteekening van den ge meente-architect en den naam van den bur gemeester. Op of omstreeks 9 Februari heeft hij, al dus de dagvaarding verder, opzettelyk ge bruik gemaakt van dit valsche of ver valschte geschrift als ware het echt en on- vervalacht, door het ter uitbetaling aan te bieden of te doen aanbieden. Ten derde zou hij op of omstreeks 9 Febr. 1931, opzettelyk valschelijk de ge noemde kwijting ad 1364 van de volgen de verklaring voorzien hebben: „Boven staand bedrag door mij ontvangen den 9den Febr. 1931". Deze kwijting was valsch on derteekend met den naam P. Loodsma, met het oogmerk om deze aldus geteekende kwijting als echt en onvervalscht te ge bruiken. Getuigenverhoor. Als getuige-deskundige is eerst gehoord dr. J. Schrijver, die, zijn rapport toelich tend, de conclusie daarvan handhaaft, dat de handteekening Loodsma, in verdraaid handschrift geplaatst is door den verdachte. Zy is niet, als een normale handteekening, vlot geschreven; en in het handschrift ko men remmingsverschijnselen voor die men ook vindt in het schrift van verdachte als hy op schoolsche wijze schrijft. De verdediger, mr. E. J. E. G. Vonken- berg te Gorcum, onderwierp het rapport op verschillende punten aan critiek. Ver dachte volhardde bij zijn ontkentenis; hy had de handteekening, die onder het stuk staat, niet gesteld. De heer S. Visser, leer aar aan de kweek school in het schoonschrijven te Gorcum, eveneens als deskundige gehoord, is het eens met de conclusie van den anderen deskundige, dat de handteekening inder daad niet door iemand gezet is, die Loods ma heet, want ze is inderdaad valsoh. Het feit echter, dat in de valsche handteeke ning en in het schoolsche schrift van den verdachte dezelfde remmingsverschijnselen voorkomen, bewijst volgens deze schrift kundige niet, dat verd. de valsche handtee kening heeft gezet. Het betreft typische eigenaardigheden, die bij verdachte voort komen uit de methode, volgens welke hy vroeger schryf-onderwijs gehad heeft. Het verhoor van beide deskundigen, die elk hun standpunt handhaven, nam den heelen morgen in beslag. Op een pertinente vraag van den verde diger, antwoorde de heer Visser, dat hij, alle factoren in aanmerking genomen, het niet slechts twijfelachtig vindt, dat ver dachte de handteekening gesteld heeft, maar persoonlyk den indruk heeft, dat hij het niet gedaan heeft. Getuige Molenaar, boekhouder by open bare werken van de gemeente Huizen, ver klaart dat het bewuste certificaat van be taling van het bij dezen dienst gebruikelij ke model is. Hyzelf heeft het gereed ge maakt, maar weet niet meer in diens op dracht. Nadat het uitbetaald was heeft hij het overgedragen aan de magazijn-administra tie. Eiken dag werden staten bijgehouden van de steenen die de chauffeurs haalden. Het was gebruik, leveringen te betalen op factuur, en niet op certificaat. Betaling op certificaat is echter, naar getuige zich meent te herinneren, nog wel eens voorge komen, ook voor een groot bedrag. Hem is wel eens ter oore gekomen, dat chauffeurs meer steenen hadden gehaald dan zij opgaven. Of dit in Februari 1931 voorgekomen is, weet get. niet. Een tekort van 40.000 steenen, zoo antwoordt getuige verder op een vraag van den president, is enorm. Als er een onbekende om geld kwam, informeerde de kassier wel eens. woord niet kan krygen van den burgemees ter, beroept i zich op het Regl. van orde en verzoekt den burgemeester den Raad uit spraak te laten doen of hy al dan niet het woord zal krijgen. Hiertegen heeft de burgemeester be zwaar en om aan alles een ide te ma ken, sluit hij de vergadering daarbij zeg gende, dat hy punt 13 van de agenda in trekt. De heer Wammes: „U durft de conse quentie van uw eigen houding niet aan. Dat is de zaak. En daarom sluit U deze ver gadering." Een stem: „Het is werkelijk méér dan be- spottelyk." De raadsleden staan op. Er heerscht in de zaal een opgewonden stemming. In die stemming gaat men uiteen. Twintig minuten na de opening der raadsvergadering staat men alweer buiten. Men vraagt zich alléén af, wat er nu ge beuren zal! Een volgende raadsvergadering voor spelt thans reeds eenzelfde scène. De gemoederen zijn er sinds den 20sten September niet kalmer op geworden. Integendeel! Maar toen iemand het certificaat van be taling kwam presenteeren, waarom het hier gaat, ia dit niet gebeurd. De president merkt op dat deze aanbie der toch zeker onbekend was. want de- geen wiens naam op het certificaat voor kwam en die de kwitantie had ondertce- kend, kennen we nu nog niet. Getuige zegt verder, dat, als de kassier geïnformeerd had, hij zeker gezegd had dat hy den man niet kende. De officier: U was ter oore gekomen, dat verdachte den steenryders opdracht gaf om meer steenen op te geven dan zy ver voerden. Bent u daartegen niet opgeko men? En hebt u daarin geen verandering gebraaht? Getuige weet dat niet meer. Wel weet hy, dat hy pas geplaveide straten heeft laten opmeten om te zien hoeveel steenen er in zaten. Het bleken er 39.000 te zijn, en er was 52.000 opgegeven. Op een vraag van den verdediger ant woordt getuige, dat er wel eens als ge volg van foutieve opgaven van de werk lieden tekorten waren, die dan in de boe ken hersteld werden. Verd. merkt op, dat het tekort aan stee nen in de door hem bedoelde straat zich hierdoor laat verklaren, dat van de toen vervoerde steenen gebruik zijn voor de be strating van uitmondingen van zystraten. Al de steenen waren opgegeven voor de bestrating van de bewuste straat Getuige Westman, havenmeester te Hui zen, verklaart dait er voor steenschepen, die alleen kwamen overladen, geen haven geld betaald moest worden en wel in op dracht van verdachte. Nadat getuige door de raadscommissie gehoord was, is ver dachte by hem gekomen en heeft gezegd: Je herinnert je toch wel dat het schip met 62.000 steenen is aangekomen? Toen get. hierop ontkennend antwoordde, heeft ver dachte gezegd: Denk toch om myn vrouw en lynderen. (Verd. schudt ontkennend het hoofd en zegt dat deze getuige alles liegt en dat hy nooit een souohe vervalscht heeft). Get. erkend, dat hij na een gesprek met den rechercheur, maar volkomen te goeder trouw een souche, waarvan hem toen ge bleken was dat zij verkeerd was, veranderd heeft om de fout te herstellen. De zitting is geschorst. Na de pauze wordt de magazijnmeester en chauffeur H. Baas, gehoord, die ver klaart, dat hy steeds juiste opgaven van de vervoerde steenen heeft gedaan, totdat hy opdracht kreeg van zyn superieur den verdachte om meer steenen op te schrijven dan in werkelijkheid werden vervoerd. Getuige heeft hierover gesproken met den boekhouder, die tegen deze handelwij ze bezwaar maakte. Daarna heeft aldus getuige de architect (verdachte) ge zegd: „Breng in het vervolg de staten bij mij!" President: En waren die staten onjuist? Getuige: Ja. President: Waarom bent u daarmee door gegaan? Getuige: Ik moest toch de opdracht van mijn superieur opvolgen! President: Heeft hij ook gezegd, waar voor dat diende? Getuige: Ja, om andere wegen aan te leggen. Op een vraag van den Officier zegt ge tuige, dat hij een soortgelijke onjuiste op gave later, in 1932, in opdracht van den gemeen te-architect heeft gedaan ten aan zien van vaten specie voor de bestrating. Met dezen getuige wordt dan de geheim zinnige scheepslading steenen besproken, die in 1931 zou zijn gelost. Getuige herin nert zich wel zoo iets; hy meent, dat die steenen in elk geval niet voor de gemeen te zyn bestemd geweest. Verdachte bestrijdt de verklaringen over de last tot te veel opschrijven. „De arbei ders gaven haast altijd te weinig materiaal op. Toen heb ik wel eens gezegd: geef maar liever te veel op dan te weinig". Dat de te veel opgeschreven steenen moesten dienen om een andere weg te ma ken, ontkent verdachte met nadruk. „Dat heb ik nooit gezegd!" Getuige C. Syl, gemeente-arbeider te Huizen, <f.c destijds de hulp was van ge tuige Baas, bevestigt „van hooren zeggen" de juistheid der verklaring van den voii- gen getuige. Getuige G. Schaap, gemeente-arbeider, heeft in 1932 op verzoek van den boekhou der de steenen geteld, waarby het bijzon der groote tekort van 40.000 steenen aan den dag was gekomen. Een schipper Meinen uit Amersfoort ver klaart wel grind te hebben geleverd aan de gemeente Huizen. Deze getuige, wien zijn heele verklaring woord voor woord uit den mond moet worden getrokken, zegt, dat verdachte heeft getracht, hem over te halen, te zeggen, dat hem in 1931 onthef fing van havengeld was verleend. Getuige weet zich uit eigen beweging vrijwel niets te herinneren. Als de president hem er op wijst, dat dit punt zeer bezwarend is voor verdachte en vraagt, of hij dit wel onder eede volhoudt, zegt getuige: „als ik het vroeger heb gezegd, is het zoo". Verdachte zegt, dat deze verklaring !s gelogen. Getuige is volgens verdachte door personen in Huizen tot deze beweringen overgehaald. Getuige heeft dit vroeger anders ver klaard „om verdachte te helpen, maar toen ik merkte, dat er een rechtspraak van kwam, ben ik de waarheid gaan zeggen Ir. J. Gerber, directeur van Gemeente werken te Buasum, legt hierna een verkla ring af omtrent een door den chef-werk man Boo mama uitgebracht rapport over de tellingen van steenen in Huizen. In dit rapport, dat ir. Gerber stellig juist acnt, verklaart de heer Boomsma, die de bestra tingen in Huizen hoeft nagemeten, dat er slechts zeer kleine verschillen waren. Getuige Gerber verklaart voorts, dat in vele kleine gemeenten het hoofd van Ge- WAT DE MENSCHEN DENKEN - VAN RECLAME. Het blykt, dat half Amerika van mee ning is, dat de beweringen in reclame overdreven zijn. Dit werd ontdekt door een onderzoek, ingesteld door het Amerikaansche tijd schrift „Sales Management". Het zond menschen uit met eon lyst vragen. Zij on dervroegen allerlei slag menschen in on geveer twintig steden cn verzamelden een groot aantal bruikbare antwoorden. Ze kwamen tot de ontdekking, dat 64pet. meer vertrouwen stelde in reclame over het gehcele land. dan in de plaatselijke re clame. Ze geloofden de groot-adverteerders eerder dan de klein-adverteerders. Slechts 3^ pet. was gunstig gestemd ten opzichte van getuigschriften van beroemde menschen. De algemeene opimie was, dat de beroemde menschen een chèquc hadden ontvangen voor hun waardeerende woor den. Maar 13 pet. sprak zich gunstig uit over de getuigschriften van gebruikers, die vol daan waren cn die er kennelijk niet voor betaald werden. Dit is een nuttige tip voor menigen adverteerder. De voornaamste fout in reclame is o v c r- d r y v i n g. Aan reclaibe, die niet geloofd wordt, is het geld weggegooid. meentewerken zóóveel heeft te doen, dat hy voor allerlei dingen verantwoordelijk wordt gesteld, waarvoor hij de verantwoor delijkheid eigenlijk niet kan dragen. Rechter mr. Boon: Acht u een dergelij ke transactie van een hoofd van gemeente werken met een onbekenden schipper juist? Getuige: Neen, maar er zijn menschen, die zulk een koop juist ©cn bijzonder slimme manier vindon om voordeelig ma terialen aan te schaffen. Getuige J. W. Egberts, burgemeester van Huizen, zegt, dat in bepaalde gevallen wel eens vrijstelling van havengeld werd ver leend. Deze getuige is, samen met den ver-' dachte, naar schipper Boonstra geweest, omdat hij vermoedde, dot deze de myste rieuze „Loodsma" was. Hij had dien schip per gevraagd, zyn naam op een papiertje te zetten cn de naam van Loodsma, omdat hy het niet vertrouwde cn dit handschrift wilde vergelijken met dat op het gewraak te certificaat. Op vragen van den verdediger geeft de burgemeester toe, dat verdachte al jaren lang aangedrongen heeft op betere con trole en een betere opslagplaats, omdat er zooveel werd gestolen. De Gemeenteraad van Huizen had echter overwogen, „dat er wel heel veel gestolen kon worden, vóór de kosten van een nieuwe opslagplaats er uit gehaald zouden zijn". Getuige verklaart ook, dat een make- laarsfirma den verdachte in 1931 eens steekpenningen heeft aangeboden. Ver dachte heeft dat aanbod geweigerd cn zyn supricuren ervan in kennis gesteld. Getuige Kleynhans, handelaar in stee nen, verklaart, met verdachte in Januari 1931 in „Suisse" in Amsterdam, waar de aannemersbeurs wordt gehouden te heb ben gezeten, toen een hem onbekende man hem een party steenen aanbood. Getuige heeft dien man naar den verdachte ver wezen. Veertien dagen later heeft hy de zen man weer gezien, die hem, naar hy meent, heeft gezegd, de partij steenen te hebben verkocht „aan dien zwarten meneer" (verdachte). Deze onbekende zou dan de mysterieuze Loodsma moeten zyn. Verdachte verklaart, den boekhouder op dacht te hebben gegeven tot het uitschrij ven van het certificaat van betaling, dat hij aan Loodsma heeft gegeven, die het blijkbaar heeft geïnd. Pres.: Hoe komt u aan die steenen leve rantie? Verdachte: In „Suisse". De schipper zou het losloon voor zyn rekening nemen, toen heb ik hem vrijgesteld van havengeld. Het was een byzondcr koopje; daarom heb Ik die steenen gekocht. Ik ben zelf naar de haven gegaan, toen de steenen aankwamen. Pres.: Hebt u die steenen geteld? Verdachte: Dat durf ik niet te zeggen. Pres.: U kocht dus 62.000 steenen van een onbekend persoon en telde ze niet na? Dat is toch te gek om los te loopen! Verdachte: iDc 62.000 straatsteenen van Loodsma zijn geleverd cn verwerkt. Ik heb die handteekening „Loodsma" niet gezet. De president houdt den verdachte de ver schillende bezwarende getuigcn-verklarm- gen voor: „Blyft u er by, dat die zaak zui ver is?" Verdachte: Ja. De officier van justitie, mr. Versteegh, brengt hulde aan den rijksrechercheur en den rechter-commissaris, door wier vele bemoeiingen tal van ongerechtigheden in de administratie van de gemeente Huizen zyn naar voren gebracht. Van die onge rechtigheden is in de dagvaardig slechts het geval Loodsma vermeld. Wegens valschheid in geschrifte, twee maal gepleegd, eischt de officier ten slotte anderhalf jaar gevangenisstraf. Mr. E. Vonkenbcrg oefent in zyn plei dooi scherpe critiek op het beleid van dc gemeente Huizen. FAILLISSEMENTEN Opgeheven: N V. Windeknccht Si Co. Inv. Bouwmaat schappij Den Haag en kantoor te Wasse naar. M. van Tol, Haarlemmermeer. L. Straathof, H i 1 e g o m. A. W. Brcurkcs, Haarlemmermeer.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1934 | | pagina 11