De kolos van het oerwoud
DE SLAAF VAN DEN ARBEID
Kracht en intelligentie
de rijkste gaven van
den olifant - -
Ivoor! De eerste gedachte als wij spreken
van den olifant: ivoor! Het kostbaar elpen
been, dat gediend heeft en nog dient voor
de rijke sieraden van Oostersche vorsten
of voor het mozaiek in Je zalen der Wes-
tersche patriciërs.
Ivoor! Scheepsladingen zijn over zee ge
gaan naar de markten en handelslieden,
tuk op winst, hebben er
de uitroeiing van het oli
fanten-geslacht voor ge
riskeerd. De olifanten-
stammen in Afrika ston
den op het punt voor
eeuwig van den aardbo
dem te verdwijnen. Ar
me reus van het oerwoud.
Dienstbaar aan de men-
schen in Azië als arbei
der, als lastdier, levert 't
in Afrika zijn kostelijkste
wapen uit aan den
mensch, die hem tot dank
daarvoor bedreigt met
uitroeiing. Nog, slechts
vóór enkele „aren schreef
een bekend Afrika-vor-
scher, prof. C. G. Schil
lings, dat de dag na was,
waarop men in Afrika
den laatsten olifant ver
nietigd zou hebben.
Herleving en verme
nigvuldiging.
Dat was menschelijke
berekening, welke ook
geklopt zou hebben, als
verstandige lieden, in dit
geval het gouvernement,
niet hadden ingegrepen.
Om radicale uitroeiing te
voorkomen, werd be
paald, dat voor iederen
neergeschoten dikhuid
honderd pond sterling
moest betaald worden.
Hiervan hadden de ja
gers, die overigens veel
al uit zuivere schiet- en
moordlust op de olifant
los trokken, niet terug.
Een andere, zeer wel
kome omstandigheid, was,
hoe lachwekkend het ook
schijne, de opkomst van
de radio. De radio is
zich de laatste jaren der
mate in een algemeene
populairiteit gaan ver
heugen, dat de handela
ren in piano's en harmo
niums met de handen in
het haar zitten. Evenwel:
zeer ten voordeele van de
Afrikaansche dikhuiden.
De piano's en harmoniums bevatten n.l.
een flinke dosis ivoor en de verminderde
afname van genoemde muziekinstrumen
ten heeft automatisch een baisse in ivoor
tengevolge gehad.
Ivoor is bovendien een nog prijzig artikel
cn dus niet bijster geschikt het huidige
crisis-menschdom in verrukking te bren
gen.
De olifanten verheugen zich den laat
sten tijd in uitermate gunstige omstandig
heden, men beweert zelfs: al te gunstig.
De reuzen worden weer machtig.
In Midden-Afrika, Oeganda en Kenia,
blijkt de vermenigvuldiging van den woud
reus zoodanig afmetingen te hebben aan
genomen, dat men spreekt van het „grijze
gevaar". Het groot aantal olifanten be
gint nu een gevaar te vormen voor de
Oost-Afrikaansche landbouwers. Het ge
beurt nu en dan, dat groote kudden uit
de bosschen losbreken en als een lawine
op de plantages storten, waar zij alles ver
nielen, wat voor hun voeten komt.
Het „grijze gevaar" werd zóó urgent,
dat de autoriteiter besloten tot een mas
sa-executie. Militaire afdeelingen werden
gerequireerd en honderden olifanten vie
len in den slag. De natuur is evenwel
sterker dan dit wapengeweld en van tijd
tot tijd moet onder 't groeind aantal oli
fanten opruiming worden gehouden.
Een nazaat van het oerdier, de Mam-
moeth legende of werkelijkheid? is
de reus van het oerwoud: de olifant. Wij
kennen hem allen uit de vermakelijke epi
soden van het circus ook weldra legen
de! en uit de gevangenschap in den die
rentuin. Hij is een beeld van oerkracht en
oerinstinct, waarvan in onderstaand artikel
een en ander wordt verteld.
Een lastige karwei: de pedicure
In dienst der menschelijke
samenleving.
Eeuwenlang is het de taak geweest van
de meer makke olifant in Azië zich in
dienst te stellen van den menschelijken
arbeid. Maar welk een pracht arbeid is dit
dier! Reeds in de vroegste tijden is het
pronkdier geweest der Oostersche vorsten,
ook echter lastdrager en trekdier. De oli
fant bezit kwaliteiten, welke hem hier
voor uiterst geschikt maken. De nazaat
van den mammoet is over het algemeen
en vooral in zijn jeugd trouw. Oudere
olifanten kunnen onbetrouwbaar zijn en als
een wildeman te keer gaan, waarbij zij
zelfs "hun kornak, den trouwen berijder op
hun dikken rug, niet ontzien.
Kracht en intelligentie.
Op Sumatra maakt men zeer veel ge
bruik van den goedmoedigen dikhuid. De
kracht, welke het dier ontwikkelen kan is
phenomenaal. Een olifant is zich zijn
kracht ook terdege bewust en het komt
ook meermalen voor, dat, door bepaalde
prikkels het wilde dier in hem gewekt
wordt. Bij dergelijke gelegenheden is er
geen helpen aan. Daartegenover staat
weer zijn uiterste voorzichtigheid en be
hoedzaamheid. Hij wacht er zich b.v. wel
voor zijn verzorger op de teenen te trap
pen, terwijl van andere, eveneens trouwe
dieren, moet gezegd worden, dat zy zich
in een oogenblik van opwinding nogal
eens vergeten.
De olifant geeft soms verbluffende
staaltjes van „denkvermogen". Hij heeft
zekere bepaalde aanwijzingen noodig bij
het verrichten van zijn arbeid, b.v. door
een voetdruk of een kort bevel. Maar toch
komt het meermalen voor, dat hij op eigen
„initiatief" een karweitje verricht. De ca
priolen, welke hy maakt in het circus,
goedmoedig en met een traagheid, welke J klagenswaardig. Hij wordt goed verzorgd,
ontmoedigd neerzinkt. De verlossing volgt
dan weldra en hy wordt geboeid tusschen
twee tamme olifanten weggevoerd naar de
kraal, waar hij dan langzamerhand aan
de menschen gewent. Eerst weken later
wordt hij naar een boerderij gebracht,
waar dan het eigenlijke temmen begint.
De gevangenschap.
Zoo is dan de gevangenschap begonnen.
Het lijkt bitter voor den reus an het oer
woud, maar zijn toestand is niet zoo be-
hem bij zijn afmetingen zijn te veront
schuldigen, getuigen van scherpe zintui
gen. Zijn blik is scherp en somwijlen kan
hij bepaald geestig zyn. Het komt name
lijk wel eens voor, dat
een krokodil hem in zijn
want men weet, dat hij alleen bij goede
verzorging zijn diensten aan de menschen
verleent. Hij wordt dan de goede lobbes,
die voor weinig eten, veel en zwaar werk
verricht. Want de olifant kent geen groo-
slurf bijt bij het drinken I belooning dan zoetigheid, zooals het
in de rivier. De olifant
denkt er niet aan zün bekende suikerklontje van den circusop-
belager te vermorzelen. I passer. Hij is dan een slaaf geworden van
Hij neemt hem eenvoudig zijn geestelijk meerderen, maar een slaaf,
met zijn lange slurf op,
gaat het bosch in en de
poneert het dier in een
hoogen boom
Een olifant ver
geet niet!
Ondanks zijn geduld,
dat bijna onuitputtelijk
schijnt, wordt het hem
vooral te bar, indien hij
met kwelgeesten te doen
heeft, die hem niet met
rust laten. Dan wordt
zijn wraakzucht gewekt,
een gevaarlijk gevoel dat
zich diep in zijn geheu
gen prent. Er zijn hier
over merkwaardige staal
tjes bekend.
Zoo had eens een mili
taire dwang-arbeider te
Lam-Menlo door opzette
lijke kwellingen de ont
stemming van een olifant
op zich geladen. Bevreesd
voor ongelukken plaatse
men deze kweller over.
Maanden daarna echter Door vele eeuwen heen hebben talrijke
kwam hij met een mili- geleerden zich bezig gehouden met
taire patrouille in de 4 4
oude omgeving en begaf vraagstuk: waar sterven de olifanten? De
zich, ondanks waarschu- bewering van den Centraal-Afrikaanschen
wingen, naar de olifan- inboorling, als zou een olifant, die zijn ein-
ten-kraal, meenende, dat j voelt naderen, zich naar de z.g. dooden-
de olifant wel zou heb- om zjch hier naast
ben vergeten. Nauwelijks i
echter kreeg het bewuste I dcre woudreuzen, in het diepe ondoor-
dier hem in het oog, of grondelijke moeras te laten zinken, heeft
hij wierp den man kalm bij de blanken nooit veel ingang gevonden.
En toch is het
die zich zijn lichamelijk overwicht nog
wel degelijk bewust is. Bij voortdurend
vergrijpen tegen wat beschouwd moet wor
den als menschwaardig, ontwaakt zijn
oerkracht. En dan moet de mensch boe
ten, voorwat hij misdeed.
Ofschoon de Indische olifanten gemakke
lijk te temmen zyn, is het nog nimmer ge
lukt zijn Afrikaanschen broeder aan een
gevangenschap te onderwerpen. De oppas
sers der Indische olifanten, de „Mahouts",
gaan zeer vriendschappelijk met de dieren
om; de olifanten schijnen de taal der ma
houts te verstaan en zij omgekeerd de
vreemde geluiden der olifanten. De Britsch-
Indische olifant heeft zich ten nutte der
menschheid gemaakt, de Afrikaansche oli
fant heeft zich tot nog toe alleen nog nut
tig gemaakt na zyn dood. In Siam is de
witte olifant het heiligst.
Een attractie voor kleine dierenvrienden
doch beslist over
schutting. Het slachtoffer
kwam er nog met een
paar gebroken ribben af.
Een ander staaltje laat
ook duidelijk een zeker
soort rechtvaardigheids
gevoel zien: Een blanke
jager had reeds acht
maal tegenover 'n olifant gestaan en hem be
schoten, evenwel zonder resultaat. Het dier
werd wel gekwetst, maar herstelde steeds
weer. Drie jaar lang zag hij den olifant,
die hij dood waande en naar welks lijk
hij zocht, niet meer, totdat hij op zekeren
dag, vergezeld van zijn twintigjarigen
zoon, tegenover zijn levenden vijand
stond. Schoten knalden, doch de olifant
viel niet, ging echter plotseling tot den
aanval over en vermorzelde den ouden ja
ger. De zoon dacht, dat voor hem even
eens het laatste uur was geslagen, maar
de olifant stond langen tijd stil, als bezon
hij zich. Hij nam toen het lijk van den
vader op, wierp het voor de voeten van
den zoon en verdween in het oerwoud.
De jacht op den wilden olifant.
De olifanten, die in den dienst der men
schen arbeid verrichten, zijn tam, dit wil
zeggen, met veel zorgen, heeft men hem
eenigszins gehecht gemaakt aan de men
schen, na eerst hun weerstandskracht
voor een deel te hebben gebroken.
Het vangen van de wilde dieren is een
gevaarlijk werk, waarbij dan ook vaak
dooden vallen. Er bestaan in Indië spe
ciale olifantenjagers, die uiterst behendig
zijn en daarnaast over den noodigen moed
beschikken.
Bij het vangen eener geheele kudde gaat
men als volgt te werk: Een leger van drij
vers verspreidt zich in het oerwoud, ge
wapend met toeters en geweren, over het
algemeen iets, dat lawaai maakt. De die
ren schrikken van het oorverdoovend ge
luid en nemen de vlucht. Op deze wijze
drijft men hen samen naar een bepaalde
afgesloten ruimte, de kraal, waarvan de
ingang met zorg wordt gecamoufleerd. In
de kraal bevindt zich een breed sloot, om
dat de olifanten zich steeds tot het water
voelen aangetrokken. De kraal wordt ge
sloten en nu begint het eigenlijke vangen.
De olifantenjagers nemen tamme olifan
ten mee, die hun wilde soortgenooten moe
ten meelokken naar het woud. Op listige
wijze leggen dan de jagers een strik om
den poot van het wilde dier en binden
deze vast aan een boom. De tamme colle
ga gaat rustig verder en de wilde wil vol
gen. Maar hij kan niet. Dan volgt er een
wanhopigen stryd tusschen dier en boom
en strik. Het lukt den olifant niet zich los
te wringen, integendeel: de strik, welke
voorzien is van ijzeren pinten, dringt steeds
dieper in zyn poot. De strijd duurt zoqlang,
tot de gevangene zijn krachten verliest en
een belangrijke vraag:
waar sterven de olifanten? Want nog nim
mer, zoo zegt men, schijnt een olifant een
natuurlijken dood te zijn gestorven. Nog
nimmer werden beenderen van een olifant
gevonden. Waar blijven deze dieren dan?
Weliswaar kan een olifant zeer, zeer oud
worden, doch ééns zal hij, gelijk alle men
schen en dieren, moeten sterven. Volgens
de natuurvorschers moeten er duizenden
in de Afrikaansche oerwouden sterven cn
daarom is het ook begrijpelijk, dat men
een groote belangstelling aan den dag legt
voor het vraagstuk omtrent de sterfte der
olifanten. Want mét de dieren verdwijnen
hun kostbare huiden cn hun ivoren slag
tanden.
Vele natuurvorschers trachten de sterf
plaatsen der olifanten te achterhalen door
met de inboorlingen op goeden voet te
komen staan. Zij geven dezen laatsten ge
schenken en trachten hen op alle mogelij
ke manieren in te palmen Dan, wanneer
zij enkele weken lang naar de oogen heb
ben gezien van het inlandsch opperhoofd,
voor wien zij voordoen alles over te heb
ben, stellen zij op een dag, onder een
gezellige kout rondom
het kampvuur, de ge
wichtige vraag: Waar
Levindt zich de sterf
plaats der olifanten.
Het antwoord der .n-
boorlingen is meestal
teleurstellend. De in
boorlingen hebben, zoo
als bekend, een heilige
vrees voor olifanten en
niemand zou het dur-
van wagen de dieren
eenig kwaad te doen,
ook niet na hun dood,
wanneer het vleesch der
olifanten aan verderf
en verrotting moet wor_
den prijsgegeven.
Zelf zouden zij het
niet éénmaal probeeren
de doode dieren te be
nutten door hen het
kostbaar ivoor te ont
nemen. De booze gees
ten zouden hen dit zeer
kwalijk Demen.
En een ieder, die het
waagt den blanken be
hulpzaam te zijn bij de
opsporing van een oli-
fanten-„kerkhof' moet
zwaar worden gestraft
en uit den stam ge-
stooten.
Een
Waar hij het moede hoofd
neerlegt.
Een Fransch geleerde. Dr. Jeannel, die
vooral in zyn vaderland veel bekendheid
geniet als ontdekkingsreiziger, is het eenige
jaren geleden gelukt, feitelijk hoofdzake
lijk door een gelukkig toeval, een uitge
breid olifanten-kerkhof te ontdekken. Deze
geleerde dwaalde eens door een der on-
hergzaamste gedeelten van Midden-Afri
ka, toen plotseling voor hem een plateau
opdoemde, waarop ettelijke duizenden ge
raamten van olifanten verspreid lagen.
De bewering der Inlanders als zouden de
stervende olifanten naar het kerkhof van
hun voorvaderen zoeken, schijnt dan toch
niet geheel onwaar te zijn. Want wat zou
een stervend of ziek dier anders ertoe
dwingen zich neer te leggen tusschen de
skeletten van duizenden anderen olifan
ten. Voor ons menschen, die om deze be
wering zoo vaak gelachen hebben, is het
iets onbegrijpelijks, iets geheimzinnigs. Het
schijnt, dat de inboorlingen in de weten
schap omtrent het leven en sterven der
Een jonge olifant in den dierentuin
oerwoud-dieren ons verre vóór zjjn. Want
dat staat vast: de inlanders weten hiervan
oneindig veel meer te vertellen, dan wij,
alleen een bijgeloovige vrees weerhoudt
hen zich te uiten,
Niet alleen heeft Midden-Afrika hierom
trent haar geheimen, ook de uitgestrekte
oerwouden van het groote Britsch-Indië
huist ontelbare dieren-kerkhoven, welke
misschien nog niet voor de helft door de
Europeanen zijn ontdekt. Hier in Britsch-
Indië doet men het volgend verhaal: één
maal per jaar komen alle dikhuiden op een
bepaalde plaats tezamen. Vanuit eenige
hoogc boomen gaan de inlanders de ge
heime handelingen, welke de olifanten
hier uitvoeren, na. Niemand zou het wa
gen tijdens de geheimzinnige ceremoniën
uit den boom te klimmen. De geesten, die
op dat moment in de olifanten schuilen,
zouden hen dooden en in stukken schcu-
kunstmatig-natuurlljke olifanten
woonplaats te Vinccnnes