EEN VLUCHT
UIT CAYENNE
DE LEIDSCHE COURANT
Tropische zon boven de Golf van West-
fndië. Guayana's moerassig kustland ademt
fci de koortslucht. Zuidwaarts tot de verre
Amazonerivier strekt zich het oerwoud uit
Op de grens van het Fransche en Neder-
landsche gebied stroomt de Maroni, die
zijn watermassa's naar de zee stuwt. Met
ranke booten bevaren de Indianen de ri
vier om op de vischvangst te gaan of om
smokkelhandel te drijven.... doch ook
blanke planters, die uit de kuststreek in
de binnenlanden willen doordringen, kan
men daar aantreffen.
Van tijd tot tijd stroomt een regeerings-
barkas stroomopwaarts; haar gillende sig
nalen dringen dan het broedende oerwoud
in en veroorzaken een opstand onder koli-
bri's en papegaaien, boomapen en snuffe
lende tijgers.
Dat is het leven overdag. In maanlooze
iVachten echter, wanneer de rivier in on
doordringbare duisternis stroomt wordt de
Maroni het tooneel van lichtschuwe trage-
dieën van dit bagnoland.
„Pierre!" Heesch en gesmoord klinkt de
stem over het water. In de rivier drijft
een vlot. Twee mannen slaan primitieve
roeispanen in de strooming, voorzichtig en
zacht maar met hijgenden adem. Dreigend
kraakt 't broze vlot vervaardigd uit slappe
stammen uit het woud. Uit voorovergebo
gen lichamen staren brandende oogen in
het duister aan den oever....
„Pierre! Pierre!?"
Eindelijk! Een geluid, als werd er drie
maal op een metalen voorwerp geslagen.
Zacht maar douidelijk hoorbaar klinkt het
van den oever. Een vloek van verlichting
ontsnapt aan den mond der beide mannen.
„Hij heeft het gevonden!"
Door de duisternis beschermd liggen de
booten der Indianen aan den oever der ri
vier. Pierre heeft na veel zoeken een
heel waagstuk de schuilplaats ontdekt.
Drie slagen met het dolkmes op den ge
weerloop, het afgesproken teeken, roepen
de kameraden naderbij. Twaalf dagen ge
leden hebben zij het ontvluchtingsplan
dat reeds lang tevoren tot in de kleinste
bijzonderheden overwogen was ten uit
voer gebracht. Die eerste maal vóór 8 jaar,
toen hij juist uit Frankrijk aangekomen
was en zich aan de hel hier niet wennen
kon hij lacht nu over zich zelf, wanneer
hij aan die eerste poging tot ontvuchting
terugdenkt. Alleen is hij toen uitgebroken
en meende in vrijheid te zijn, zoodra- hij
stad en kustgordel achter zich had en het
oerwoud hem omgaf. Maar het* oerwoud
was het groote probleem van iederen bag
no-vluchteling en Pierre kon 't toen niet
oplossen. De ongekende afstanden, India
nen, belust op het verdienen der premies,
die uitgeloofd waren op het vangen der
vluchtelingen, jaguars, die ieder oogenblik
met een aanval dreigden, en tenslotte, al-
lea verijdelend, de schreeuwende honger
hadden hem, als zoovelen vóór hem, in de
bagno teruggedreven waar verscherping
van straf en spottende behandeling, maar
ook brood en een veilige brits hem
wachtten.
De kameraden, de vroolijke Jacques en
de ernstige Jules, komen te voorschijn. Het
vlot, dat toch al zoo wankel was, gaat Lij
dc landing geheel verloren. Alles is thans
op één kaart gezet: een boot, een groote,
sterke, snelle boot! Voorzichtig, de dolk
tusschen de tanden, werken zij zich voor
uit.
Iltepe, de oude Arrowak, zit met het ge
weer op de knieën, in de kleine tent. Met
gedempte slem vertelt de oude aan zijn
12-jarigen kleinzoon van de booten, waar
op hij de helft van zijn leven doorgebracht
heeft.
Hij heft het hoofd op en luistert.. Mono
toon klinkt het ruischen van de rivier.
„Het was een nacht voor de blanke die
ven, Ojari, een nacht voor de bootstelers
van Cayenne. Als katten sluipen zij door
de duisternis, als slangen kruipen zij in
het gras langs den oever".
Ditmaal is het geen vergissing, de oude
zwijgt: Zacht geplas klinkt boven het rui
schen der rivier uit.
„Loop om hulp!" knort de oude.
„Loop Ojari! Misschien zijn het er wel
te veel voor den ouden Iltepe". Snel loopt
de jongen heenDe oude sluipt op het
geheime moeraspad.... het geweer in den
aanslag naar de rivier gericht.
In een zijarm hebben zij de eerste boot
gevonden. Jacques voelt er in... een duim
hoog staat het water er inbegroeid
met planten.... Verder! Aan den oever
der rivier ontdekken ze een andere een
mes glinstert: Jacques snijdt het anker
touw door, klautert fluitend tusschen de
tanden om zijn vreugde te bedwingen
in de groote sterke boot en stuurt ze vlak
op den oever aan. De riemen plassen.
„Jacques! Zachter, zachter! Je haalt ze
ons op den hals!"
De boot legt aan. Op dit moment valt
uit de onmiddellijke nabijheid de
stilte verscheurend.... een geweerschot.
Met de handen in de lucht grijpend valt
Jacques achterover en kletst als een stuk
steen in het water.
„Alle duivels!" knarst Pierre tusschen
de tanden en roept den sidderenden Jules
toe: „Snel in de boot!"
Maar het is reeds te laat; de oude Iltepe
betreedt, zonder het geweer uit den aan
slag te brengen het nachtelyk tooneel, als
Jules juist een voet in de boot zet. Pierre
ziet hem en mikt. In het hoofd getroffen,
stort de Indiaan op den grond, maar ook
Jules ligt doodelijk getroffen in het on
diepe water. Langzaam drijft de onbe
stuurbare boot heen.... Uit het struikge
was langs den oever klinken stemmen.
Snel overziet Pierre den wanhopigen toe
stand: Terug naar de boot in den zijarm.
Met den moed der wanhoop ontrukt hij
den stervenden Jules die in het water
rochelt, den mondvoorraad die deze bij zich
draagt. Een haastig ontstellend banaal
..Adieu Jules", dan sluipt hij terug....
vindt de boot.... springt er in en stoot af.
Het geluk is met hem.... de strooming
voert hem snel stroomafwaarts. Aanvanke
lijk als luid geschreeuw door den nacht
weer klinkt, heeft de angst voor vervol
ging hem tot razenden spoed aangedreven.
Het was zijn geluk, dat de afgedreven boot
reeds spoedig in de wortels langs den
oever vast geraakt was.... waar de India
nen ze vonden. Zouden zij de andere boot
missen?Het antwoord hierop geeft
hem al heel spoedig het feit, dat zijn boot
hoe langer hoe moeilijker te besturen is.
Hij betast de boot snel en voelt dat het wa
ter in de boot snel stijgt. Hij maakt er
zich geen illusies over, dat aan de afge
dankte boot van een Indiaan nog iets te
herstellen is. Met behulp van zijn gevan
genismuts tracht hij het langzaam binnen
dringende water meester te blijven. Hij
weet dat hij zoo niet aan de kust zal ko
men. Het wrak van de boot wordt verplet
terd en hij is verloren. Hij moet een nieu
we boot hebben of hij is verloren.
Daar schittert, vooruit aan bakkoord
een rood licht door den stikdonkeren
nacht. Pierre is verbaasd en weet niet wat
het beteekent, maar plotseling wordt het
hem duidelijk: een schip! Vlak aan den
linkeroever op Nederlandsch gebied, ligt
de regeeringsbarkas voor anker. Pierre be
hoeft geen omweg te maken: de duister
nis beschut hem volkomen.
Roeiend en waterhoozend vervolgt hy
zijn koers, nog ontroerd door de plotselin
ge verschijning van een document der be
schaving hier in de wildernis. Wie zal zeg
gen, hoe hij op.de vermetele gedachte ge
komen is? Bliksemsnel zijn de besluiten in
een wanhopigen toestand snel als de
donder op den bliksem volgt de dood. Is
niet het heele leven van deze Bagnards 'n
raadsel?
Pierre weet, wat hij wil. Hij stuurt zijn
zinkende boot in den muil van den leeuw
en zet koers op de slapende barkas III.
Den volgenden morgen weet het de be
manning binnen een week alle mari
ne-strijdkrachten van Curasao, dan hoort
het de pers en de heele spotlustige kolonie.
De regeeringsbarkas heeft haar jol verlo
ren. Zij lag vastgemaakt aan de valreep
niet ver van de dekwacht. Zwart viel de
nacht op de Maroni.... toen heeft men
haar gestolen.... Een kerel, die dat ge
waagd heeft.... een manal was hij
honderdmaal een Bagnard!
Pierre heeft de lange vaart stroomaf
waarts volbracht. Aan de grillige Tijger-
bank heeft hij de onstuimige zee getrot
seerd.... 80 zeemijlen ver is hij langs de
branding gedreven in de hoop op een schip.
op een gelukkig toevalZijn derde reis
naar de vrijheid....
Aan den mond van de Suriname in Ne
derlandsch kustgebied heeft men lang
daarna de jol gevonden, vastgeklemd in
mangrove struikgewas. Daarin lag.een
lijk. Stierf hij tengevolge van uitputting?
Heeft de zon zijn levenssap ver
droogd?. Honger en dorst hem gedood?
Een held? Een waanzinnige?
Stom fladdert de tricolore van de muren
en kazematten van Cayenne
HET SIGNAAL
(Onderstaande schets berust ge
deeltelijk op de fantasie van den
schrijver. Z'n pen schetst ons al
leen de hoofdstukken van het ge
beurde. Wij zien hieruit welke een
belangrijke rol de S(ave) O(ur)
S(ouls)-berichten spelen over 't
geheele vasteland van Europa en
daarbuiten).
Eindelijk, eindelijk dan scheen de nacht
ten einde,- de nacht, die zwart was geweest
als de dood, door geen straaltje stergeflon-
ker ook maar in 't minst verlicht, doch ge
durende welke de donder gerateld had, on
ophoudelijk gepaard met felle bliksem
schichten. De elementen woedden en het
leek of alle duivelen tegelijk waren losge
broken. En in die duisternis, die als 'n loo-
den mantel drukte, was Horace gevangen
geweest in de kleine ruimte van z'n cabi
ne, vechtend tegen den storm, die hem de
baas dreigde te worden, met leeuwenmoed,
met schier boven menschel ij ke kracht en
inspanning kampend tegen de wind- en re
genvlagen, die kletterend tegen de ruiten
sloegen. Steeds opnieuw weer rolden zij aan
met geweldige kracht en terwijl z'n van
koorts rillend lichaam zich schrap zette in
den stuurstoel, voelde hy hoe de machine
heen en weer gesmeten werd, als 'n bal,
verloren in de oneindige ruimte, en waar
van de gedachte hem, den dappere, deed
huiveren.
Uren en uren duurde de ongelijke kamp
en nog steeds vloog hij door.... God
dank....- de motoren werkten nog, nog
steeds ook functionneerden de benzine
tanks, maar en pijnlijk zeker drong de
gedachte tot z'n afgematte hersenen door,
kwellend langzaam niet lang zou het
meer duren of de voorraad was uitgeput
en danO God'n vrecselijke angst
knelde hem plots de keel dicht.was net
mogelijk, was het in 's hemelsnaam toch
mogelijkzou alles nog voor niets ge
weest zijn. al z'n inspanning en waakzaam
heid, voorzichtigheid en vérstrekkende ken
nisZ'n hoofd dreigde te barsten, al
lerlei gedachten bestormden hem en alle
te zaraen deden het met vlammende letters
voor z'n oogen-dansen: Dood!!.... spoe
dig
Het einde van alles.... daar in de ver
re diepten onder hem, waar hij de zee wist,
met de woeste golven, donderend het ge
ronk der motoren overstemmend.
Doch eindelijk scheen de nacht ten einde
en met hem nam de heftige storm eenigs-
zins af, slechts de regen verminderde niet,
integendeel in rechte stralen gutste het
neer.
Heel flauw, als in ijle waas, trok 'n streep
licht door de zwartheidde naderende
bode van den dag, die de beslissing zou
brengendie waarschijnlijk wel Hora
ce's laatste zijn zou.
Andermaal dwaalde zijn blik over de in
strumenten.z'n vingers klemden nog
het stuurrad.... bij 't licht van den zak
lantaarn las hij2100 meter3020
K.M25*4 d.M.3.... vier uur vijf
tienSnel en scherp zagen zijn oogen,
zij overtuigden hem van den stand van za
ken, en de wanhoop naby leunde hij achter
over, ziek van ellende.... totaal uitgeput.
Doch z'n energie scheen z'n lichamelijke
kracht te overwinnen, want plots flitsen
door z'n hoofd een laatste mogelijkheid, het
laatste redmiddel, dat moest worden be
proefd, het gold immers leven of dood.
Onvast trok hij zich omhoog.... liet het
stuur even losz'n klamme handen gris
ten het toestel met de draden weg, en, de
ijzeren band over de leeren kap drukkend
schakelde hij in.
Dan kreet hij het in doodsnood den
aether in: „Hallo, hier, Crane"help....
storm.... benzine raakt op...."
Niets weerklonk na zijn geroep, slechts
de regenvlagen gutsten tegen het glas.
En terwijl z'n stem oversloeg, krijsch-
te hij letterlijk:
Hier Cranehelp, mynwaarop
plots 'n mensehelijke stem klonk: Hier Ber-
gen-Noorwegen, seint Uw positiewij..
om dan plotseling te verstommen, 'n Ver-
radelyke rukwind had het toestel gegre
pen en met de neus naar beneden stortte het
omlaag.
Het onverwachte einde van dit korte ge
sprek werkte geenszins geruststellend op
den man. die als 'n wonder de noodkre
ten van de Crane had opgevangen, de kre
ten, die zoo zacht klonken, dat zij niet dan
met de grootste moeite konden worden
verstaan. Even nog riep hij, wachtte....
niets hoorde hij meer.
Dan, met 'n zenuwachtige beweging
schelde hij. 'n Assistent verscheen. Vlug,
Erikson.... 'n S.O.S. bericht, nerveus
klonken de woorden vlug achter elkaar.
't Volgend oogenblik tikkerden de toet
sen van de Underwood het bericht op pa
pier; in 'n minimum van tijd was het klaar.
De man aan het ontvangtoestel schakelde
in en met 'n: „Hallo, hallo, hier Bergen,
Noorwegen" stuurde hij het de wereld in.
Terstond daarop gloeiden twee lampen op
den ontvanger aan.... Goddank, het was
gehoord.... Berlijn en Londen gaven reeds
antwoord. Hij herhaalde het in de twee
vreemde talen.... langzaam en nadruk
kelijk.... toen zette hij zich voor z'n bu
reau en dacht na. Het plotseling afgebroken
gesprek moest aan een of ander incident
worden toegeschreven. De mogelijkheid
bestond immers, dat men te doen had met
een dier vele vliegers, die, den koers kwijt
zijnde, zich in de gevaarlijke windzone had
den begeven, waaruil zij in negen van de
tien gevallen niet heelhuids geraken kon
den. Snel handelen was de boodschap. Doch
waar bevond zich de ongelukkige? Juist
het belangwekkendste was hem ontgaan
Hij sprong op en raadpleegde de weers
voorspellingen van den afgeloopen nacht.
Zenuwachtig beefden zijn vingers toen hij
er zich over boogJuist, waarachtig, dat
was 'n mogelijkheid, daar stond het:
Stormwaarschuwlngsdicnst: Hedennacht
zal de weersgesteldheid boven Spanje en
Portugal waarschijnlijk van dien aard zyn,
dat er met reden kans op heftige stormen
en rukwinden bestaat. Derhalve weest op
uw hoede!
Mèt gloeide weer een der lampen aan
't Zendstation Setubal rapporteerde, dat
rnen kennis genomen had van het bericht;
tevens dat eenige dagen geleden een vlieg
tuig met den naam Crane was opgestegen,
bestemd voor Kaapstad. Evenwel, men had
de laatste 24 uren geen taal of teeken meer
vernomen. Aangezien de weersgesteldheid
van dien aard was, dat een eventueel onge
luk niet was uitgesloten, had men reeds
maatregelen getroffen tot het verleenen
van hulp. Te dien einde was reeds 'n kader
vliegtuigen gestart om den vermiste te zoe
ken. Hierna brak het bericht af.
Als 'n steen van hem was afgewenteld,
zoo voelde de Noor zich verlicht. Goddank,
men wist waar de Crane zich ongeveer be
vinden moest; men kende het doel der reis
en voor hulp was reeds gezorgd. En met 't
zalig gevoel, zijn plicht gedaan te hebben,
stak hij 'n sigaar op om nu in spanning te
wachten op de verdere resultaten.
Twee, drie dagen gingen voorbij en nog
vernam men niets aangaande de Crane.
Dagelijks rapporteerde Setubal het resul
taat van het eskader; de kranten schreven
reeds het ergste. Totdat op 'n goeden dag
de vierde reeds na het uitzenden van het
bericht, de lamp weer aangloeide en Setu
bal berichtte:
„Na levensgevaarlijke verkenningstoch
ten over zee is men er eindelijk in ge
slaagd de wrakstukken van de Crane te
rug te vinden en wel in het nabije Sierra
Monchique. Gezien het bergachtige land
schap, mag men van geluk spreken, dat het
doel niettemin is bereikt. De piloot van het
toestel verkeerde in deerniswekkenden
toestand. Men trof hem aan bewusteloos
en geheel vermagerd. Het mag 'n wonder
heeten, dat hij nog in leven was. Hij is
voorloopig opgenomen in 'n inderhaast in
gerichte barak en alle moeite wordt be
steed om hem in 't leven te houden".
Aldus beëindigde Setubal het relaas.
En de draadlooze, het laatste redmiddel,
had Horace voor 'n ellendigen honger
dood behoed.
DE BAKSTEEN
(Naar het Zweedsch).
Antoon begon aan zijn werken
dacht aan het metselenaan geld
aan zijn meisje, dus eigenlijk aan niets.
Het huis was half klaar. Drie verdiepin
gen hoog lagen baksteenen in de muren
op hun plaats. Tot drie verdiepingen hoog
waren de steenen opeengestapeld, door de
lift voortdurend omhooggebracht. Het ging
vooruit, maar er was nog veel werk te
doen.
Thans zag het huis er uit als een vesting,
met stukgeschoten muren. In de openin
gen der vensters en op het muurwerk lag
sneeuw en de zware rook, die van het
kalkblusschen kwam, steeg in de koude
kaarsrecht naar boven. De morgen was
helder en klaar, zooals een winermorgen
zijn kan. De silhouette der stad stond
blauw achter de boomen en de besneeuw
de daken der kolonistenwoningen zagen
er lila uit
Antoon ademde diep de vrieslucht in en
begon aan zijn werk. De adem wolkte hem
uit zijn mond. terwijl hij cement op den
muur wierp, en de steenen er boven op
legde. Hij werkte vlug. Het deed hem van
daag goed, zoo hoog te staan en muren te
gen den hemel te bouwen, terwijl de blik
rondom over de huisjes zweefde.
Hij floot er lustig op los. Het was een
genot den winter te beschouwen. En
dan..,, hij had een meisje....
Meer steenen hier! riep hy en verjoeg
alle gedachten uit zyn hoofd. Een kar
kwam op krakende planken aan de lift,
ratelde door de stelling en met groot la
waai werd beneden, waar een opperman
stond en een krant inkeek, een lading
zand uitgeladen.
Antoon hield een oogenblik op met
werken. Hij werd verdrietig. Die kerel was
onuitstaanbaarNiet in het werk
maar anders. Hij mengde zich in zaken,
die met den huizenbouw niets te maken
hadden.... Hij zat n.l. voortdurend in het
café en liep Maja, de aardige kellnerin,
naVeel te dikwijls zat hij daar cn ver
telde het meisje van allerlei vreemde ge
noegens.
Het was niet heel duidelijk hoe het met
haar ten opzichte van den opperman ge
steld was, maar in ieder geval was zy in
den laatsten tijd tegenover hem zeer koel
en gereserveerd.
Hoe klein lijkt de opperman hier van uit
de hoogte van de derde verdieping gezien,
dacht Antoon. Net een dwerg in sportklee-
ren. Hij stond juist onder Antoon. En keek
naar zijn teekening alsof dat iets heel bij
zonders was.
Antoon metselde langzamer cn dacht na.
Eergisteren, toen Maja hem in het café
bediende, zei ze tot hem: „Verbeeld je nu
maar niet. dat je er iets mee bereikt, al
loop je voortdurend in je beste pak om rrte
heen. Je bent wel heel aardig, maar er zijn
ook nog wel andere".
Toen had zij hem met de servet over de
kin gestreken, zooaLs zij wel meer schert
send deed cn had hem aan het verstand
gebracht, dat zij doen zou, wat zij wilde.
Bij dit gezegde wierp zij het hoofd in
den nek, zoodat haar haren in het rond
zwierden, maakte zich met de lippenstift
de mond rood cn toon ze later den opper
man zoende, had hij de lippenkleur in het
gezicht. Nu. een kus maakt nu wel niet
zoo veel uit, dacht Antoon bij zich zelf;
maar toch was hij treurig en vervelend ge
stemd.
Hij had zoo graag naar Maja's vertellin
gen geluisterd en was blij gestemd, toen
zij eens lieh hooren, dat men ook van
fooien en uitzet bijeen kon sparen....
En zoo lief zag ze er overdag uit.,..
Hij hield op met werken; en trok mop
perend de wenkbrauwen samen. Neen, mis
schien was het toch erger, dan een kus. Zij
liet zich gaarne het hof maken en wist
heel goed, dat ook de opperman onge
trouwd was. Waarom was ze anders zoo
afwijzend tegenover hem geweest en waar
om had zij zich anders voor dien kerel zoo
fijn opgedischt?
Zij had immers voor hem een nieuwen
jurk aangetrokken en later waren beiden
zeker gaan dansen.
Maar't zou niet gebeuren. Hij woog
een baksteen op de hand en wierp hem met
kracht op den muurNeen. hij voelde,
dat hij een taak te vervullen had.
Antoon boog zich' over den muur! Dan
ging alles bliksemsnel, want door beneden
juist onder hem stond dc opperman....
daar stond de vent en kuste Maja's hand.
O. hoe duidelijk zag hij Maja's lichtblond
haar, dat hij zoo vaak gestreeld had
hij voelde een rilling over zijn rug loo-
pen.
Kwam Maja den opperman zelfs al op
het werk naloopen. Neen, dat kon niet!
Dat zou niet gebeuren! Want voor hem was
Maja te goed. Hij zelf had oudere rechten
op Maja, ze zou.... voor den duivel....
niet door dien kerel verleid worden!
Eer Antoon nadenken kon, had dc woede
hem overweldigd. Hij dacht nietszag
alleen beneden den opperman, die zich
over Maja's hand boog. Zijn handen gre
pen naar een baksteen cn met een ontzet-
tenden gil, die hem dadelijk weer tot be
zinning bracht, liet hij den steen vallen.
Het kraakte en donderde alsof het heele
huis in elkaar stortte en men hoorde een
doordringenden kreet. Antoon zag niets
meer. Hij leunde tegen den muur en hoor
de als in een droom een vrccselijk gevloek.
Langzaam klom hij naar beneden. Nu was
de opperman zeker dood maar het ver
heugde hem absoluut niet. Toen hij einde
lijk aan de houten balken kwam, die een
kruis vormen boven den ingang van het
huis, zag hij den opperman, die rood als
een kreeft van woede daar stond cn
DE BROEK VAN PRUNEL
Monsieur Berthot had het druk. Van een
voudig lid der Chambre des Deputés had
den politieke constellaties hem onverwacht
op den ministerzetel gebracht. Monsieur
Berthot was welwillend gestemd tegen
over iedereen cn zelfs de groote stapel brie
ven van heele en halve vrienden, opper
vlakkige kennissen en langvergetcn school
makkers. die hom plotseling van alles te
vragen hadden, speculeerend op zijn pas
verworven invloed, kon zijn goed humeur
niet doen verdwijnen. Bijna had hy met
een achteloos gebaar den gehcclcn stapel
opzy geschoven, toen zijn oog viel op een
enveloppe, waarop met vette letters de
naam van een der Rijkskrankzinnigenge-
stichten was gedrukt. De brief droeg. zoo
aLs de minister na een vluchtIgcn blik be
merkte, als handteekening den naam Pru-
nel.
Prunelpeinsde dc minister, die
naam komt mc bekend voor. Was er vroe
ger op school niet een kameraad, die Pru-
r.cl heette en aan wiens herinnering iets
bijzonders verbonden was?
Langzamerhand kwamen zijn schooljaren
hem weer voor den geest en zag hij zichzelf
met vele andere makkers op dc s^-lplaats,
in een kring, vroolijk lachend cn spottend
om een anderen leerling, die het mikpunt
van aller plaagzucht scheen te zyn. Waar
om ook weer?
De broek.... de broek van Prunel,
schoot het hem nu opeens weer ln zijn
herinnering.
Die Prunel met zyn lichgrijze brock van
groote Engelsche ruiten! En nog eens lach
te de minister in zichzelf, toon het langver
getcn tooneeltje hem weer eens voor den
geest kwam. En zou die Prunel nu
Vlug nam hij don brief ter hand, welke met
vaste, karakteristieke lettors was geschre
ven
Prunel schreef, dat hij sinds jaren in een
krankzinnigengesticht was opgesloten, zon
der dat hij krankzinnig was. Alle pogingen,
verzoeken, requestcn hadden hem niets ge
baat en thans was de oude vriendschap van
Berthot zijn eenige redmiddel om nog in
de maatschappij terug te keeren.
Er was in dien brief iets roerends, dat
Berthot bewoog, den ouden kameraad te
gaan opzoeken, en reeds den volgenden dag
bracht een voorhistorisch boemeltreintje
don minister in het afgelegen plaatsje, waar
het krankzinnigengesticht gevestigd was.
De directeur, verward, maar tevens blij
de met dit onverwachte, officieele bezoek,
was de beminnelijkheid zelf. Prunel....?
O! een kalme, absoluut ongevaarlijke
krankzinnige. Deed zich zelfs als geheel
normaal voor. zoodat men hem voor gene
zen zou verklaren, als maar nietDoch
hij wilde Zijne Excellentie niet beïnvloe
den. Zjjne Excellentie kon zelf met hem
spreken cn zich van 4Ün..VoefeLlöti ^vertui-
gen.
Prunel weende van blijdschap bij het
weerzien van zijn ouden makker. Samen
wandelden zij in de uitgestrekte tuinen van
het gesticht, samen sprakgi zij uren aan
een over hun schooljaren, over de grappen,
welke zij tegenover hun leeraren hadden
uitgehaald, over heel hun vroolijke Jeugd.
Samen deden zij zich te goed aan het extra
diner ter ecre van Zijne Excellentie. Geen
stoornis, geen afwijking kon Berthot bij
zijn ouden vriend bemerken cn hij zegde
dan ook volkomen zijn hulp toe. om Pru
nel weer in het leven cn de maatschappij
terug te voeren.
Eindelijk was het uur van vertrek aange
broken. Het rijtuig van den minister stond
voor. Uitgeleide gedaan door den buigen
den directeur en zijn ouden vriend Pru
nel, schreed de minister naar zijn equi
page, en toen. juist op het laatste oogen
blik, kreeg Zijne Excellentie een geweldi
ge schop tegen zijn zitvlak, zoodat hij voor
over in het rijtuig tuimelde, terwijl de stem
van den krankzinnige in zijn noren siste.
Schobbejak.... om mij altoos zoo tc
sarren met mijn mooie geruite broek!!
schreeuwde:
Welke lomperd heeft de lift losgela
ten?
Er viel een steen van boven cn daar
door kwam de lift in beweging, antwoord
de een ander. Wees maar blij, dat het zoo
Regaan in, anders had je den steen op je
hoofd gekregen.
Pas beter op. voortaan, mopperde dc
opperman, want anders zal ikvoor den
duivel.
Verbaasd luisterde Antoon naar de opge
wonden stemmen. Het scheen hem een won
der, dat de opperman nog leefde.
En daar stond Maja. Antoon had haar
de laatste minuten geheel en al vergeten
en nu kreeg hij het heethet bloed klop
te hem in de aderen. Haar gezicht was
frisch cn rood van dc kou.,,, cn haar zij
den kousen glansden in de sneeuw.
Antoon ging naar haar toe.
Wat doe jij hier? vroeg hij ergerlijk.
Loop je hom wezenlijk zoo na?
Ik feliciteer je met je verjaardag, An
toon, zei ze zacht <n vlug reikte ze hem
een mandje met koffie en broodjes over. Ik
dacht ik wilde Je Iets voor je ontbijt
brengen.
Meer kon ze niet uitbrengen. En zelfs
die weinige woorden vielen haar zwaar.
Sta daar niet te droomen, snauwde
de opperman hem toe, die de twee aan
staarde zonder er iets van te begrijpen. Het
huis moet mot April klaar zijn.
Antoon herstelde zich gauw. Hij voelde
zich zeer sterk cn zeer blij.
Voor mijn part in Maart, riep hij
terug, greep dc mand en snelde het huis
in. Maar in het voorbijloopen wierp hij
het meisje een wclsprekendcn blik toe.