EEN VLUCHT UIT CAYENNE DE LEIDSCHE COURANT Tropische zon boven de Golf van West- fndië. Guayana's moerassig kustland ademt fci de koortslucht. Zuidwaarts tot de verre Amazonerivier strekt zich het oerwoud uit Op de grens van het Fransche en Neder- landsche gebied stroomt de Maroni, die zijn watermassa's naar de zee stuwt. Met ranke booten bevaren de Indianen de ri vier om op de vischvangst te gaan of om smokkelhandel te drijven.... doch ook blanke planters, die uit de kuststreek in de binnenlanden willen doordringen, kan men daar aantreffen. Van tijd tot tijd stroomt een regeerings- barkas stroomopwaarts; haar gillende sig nalen dringen dan het broedende oerwoud in en veroorzaken een opstand onder koli- bri's en papegaaien, boomapen en snuffe lende tijgers. Dat is het leven overdag. In maanlooze iVachten echter, wanneer de rivier in on doordringbare duisternis stroomt wordt de Maroni het tooneel van lichtschuwe trage- dieën van dit bagnoland. „Pierre!" Heesch en gesmoord klinkt de stem over het water. In de rivier drijft een vlot. Twee mannen slaan primitieve roeispanen in de strooming, voorzichtig en zacht maar met hijgenden adem. Dreigend kraakt 't broze vlot vervaardigd uit slappe stammen uit het woud. Uit voorovergebo gen lichamen staren brandende oogen in het duister aan den oever.... „Pierre! Pierre!?" Eindelijk! Een geluid, als werd er drie maal op een metalen voorwerp geslagen. Zacht maar douidelijk hoorbaar klinkt het van den oever. Een vloek van verlichting ontsnapt aan den mond der beide mannen. „Hij heeft het gevonden!" Door de duisternis beschermd liggen de booten der Indianen aan den oever der ri vier. Pierre heeft na veel zoeken een heel waagstuk de schuilplaats ontdekt. Drie slagen met het dolkmes op den ge weerloop, het afgesproken teeken, roepen de kameraden naderbij. Twaalf dagen ge leden hebben zij het ontvluchtingsplan dat reeds lang tevoren tot in de kleinste bijzonderheden overwogen was ten uit voer gebracht. Die eerste maal vóór 8 jaar, toen hij juist uit Frankrijk aangekomen was en zich aan de hel hier niet wennen kon hij lacht nu over zich zelf, wanneer hij aan die eerste poging tot ontvuchting terugdenkt. Alleen is hij toen uitgebroken en meende in vrijheid te zijn, zoodra- hij stad en kustgordel achter zich had en het oerwoud hem omgaf. Maar het* oerwoud was het groote probleem van iederen bag no-vluchteling en Pierre kon 't toen niet oplossen. De ongekende afstanden, India nen, belust op het verdienen der premies, die uitgeloofd waren op het vangen der vluchtelingen, jaguars, die ieder oogenblik met een aanval dreigden, en tenslotte, al- lea verijdelend, de schreeuwende honger hadden hem, als zoovelen vóór hem, in de bagno teruggedreven waar verscherping van straf en spottende behandeling, maar ook brood en een veilige brits hem wachtten. De kameraden, de vroolijke Jacques en de ernstige Jules, komen te voorschijn. Het vlot, dat toch al zoo wankel was, gaat Lij dc landing geheel verloren. Alles is thans op één kaart gezet: een boot, een groote, sterke, snelle boot! Voorzichtig, de dolk tusschen de tanden, werken zij zich voor uit. Iltepe, de oude Arrowak, zit met het ge weer op de knieën, in de kleine tent. Met gedempte slem vertelt de oude aan zijn 12-jarigen kleinzoon van de booten, waar op hij de helft van zijn leven doorgebracht heeft. Hij heft het hoofd op en luistert.. Mono toon klinkt het ruischen van de rivier. „Het was een nacht voor de blanke die ven, Ojari, een nacht voor de bootstelers van Cayenne. Als katten sluipen zij door de duisternis, als slangen kruipen zij in het gras langs den oever". Ditmaal is het geen vergissing, de oude zwijgt: Zacht geplas klinkt boven het rui schen der rivier uit. „Loop om hulp!" knort de oude. „Loop Ojari! Misschien zijn het er wel te veel voor den ouden Iltepe". Snel loopt de jongen heenDe oude sluipt op het geheime moeraspad.... het geweer in den aanslag naar de rivier gericht. In een zijarm hebben zij de eerste boot gevonden. Jacques voelt er in... een duim hoog staat het water er inbegroeid met planten.... Verder! Aan den oever der rivier ontdekken ze een andere een mes glinstert: Jacques snijdt het anker touw door, klautert fluitend tusschen de tanden om zijn vreugde te bedwingen in de groote sterke boot en stuurt ze vlak op den oever aan. De riemen plassen. „Jacques! Zachter, zachter! Je haalt ze ons op den hals!" De boot legt aan. Op dit moment valt uit de onmiddellijke nabijheid de stilte verscheurend.... een geweerschot. Met de handen in de lucht grijpend valt Jacques achterover en kletst als een stuk steen in het water. „Alle duivels!" knarst Pierre tusschen de tanden en roept den sidderenden Jules toe: „Snel in de boot!" Maar het is reeds te laat; de oude Iltepe betreedt, zonder het geweer uit den aan slag te brengen het nachtelyk tooneel, als Jules juist een voet in de boot zet. Pierre ziet hem en mikt. In het hoofd getroffen, stort de Indiaan op den grond, maar ook Jules ligt doodelijk getroffen in het on diepe water. Langzaam drijft de onbe stuurbare boot heen.... Uit het struikge was langs den oever klinken stemmen. Snel overziet Pierre den wanhopigen toe stand: Terug naar de boot in den zijarm. Met den moed der wanhoop ontrukt hij den stervenden Jules die in het water rochelt, den mondvoorraad die deze bij zich draagt. Een haastig ontstellend banaal ..Adieu Jules", dan sluipt hij terug.... vindt de boot.... springt er in en stoot af. Het geluk is met hem.... de strooming voert hem snel stroomafwaarts. Aanvanke lijk als luid geschreeuw door den nacht weer klinkt, heeft de angst voor vervol ging hem tot razenden spoed aangedreven. Het was zijn geluk, dat de afgedreven boot reeds spoedig in de wortels langs den oever vast geraakt was.... waar de India nen ze vonden. Zouden zij de andere boot missen?Het antwoord hierop geeft hem al heel spoedig het feit, dat zijn boot hoe langer hoe moeilijker te besturen is. Hij betast de boot snel en voelt dat het wa ter in de boot snel stijgt. Hij maakt er zich geen illusies over, dat aan de afge dankte boot van een Indiaan nog iets te herstellen is. Met behulp van zijn gevan genismuts tracht hij het langzaam binnen dringende water meester te blijven. Hij weet dat hij zoo niet aan de kust zal ko men. Het wrak van de boot wordt verplet terd en hij is verloren. Hij moet een nieu we boot hebben of hij is verloren. Daar schittert, vooruit aan bakkoord een rood licht door den stikdonkeren nacht. Pierre is verbaasd en weet niet wat het beteekent, maar plotseling wordt het hem duidelijk: een schip! Vlak aan den linkeroever op Nederlandsch gebied, ligt de regeeringsbarkas voor anker. Pierre be hoeft geen omweg te maken: de duister nis beschut hem volkomen. Roeiend en waterhoozend vervolgt hy zijn koers, nog ontroerd door de plotselin ge verschijning van een document der be schaving hier in de wildernis. Wie zal zeg gen, hoe hij op.de vermetele gedachte ge komen is? Bliksemsnel zijn de besluiten in een wanhopigen toestand snel als de donder op den bliksem volgt de dood. Is niet het heele leven van deze Bagnards 'n raadsel? Pierre weet, wat hij wil. Hij stuurt zijn zinkende boot in den muil van den leeuw en zet koers op de slapende barkas III. Den volgenden morgen weet het de be manning binnen een week alle mari ne-strijdkrachten van Curasao, dan hoort het de pers en de heele spotlustige kolonie. De regeeringsbarkas heeft haar jol verlo ren. Zij lag vastgemaakt aan de valreep niet ver van de dekwacht. Zwart viel de nacht op de Maroni.... toen heeft men haar gestolen.... Een kerel, die dat ge waagd heeft.... een manal was hij honderdmaal een Bagnard! Pierre heeft de lange vaart stroomaf waarts volbracht. Aan de grillige Tijger- bank heeft hij de onstuimige zee getrot seerd.... 80 zeemijlen ver is hij langs de branding gedreven in de hoop op een schip. op een gelukkig toevalZijn derde reis naar de vrijheid.... Aan den mond van de Suriname in Ne derlandsch kustgebied heeft men lang daarna de jol gevonden, vastgeklemd in mangrove struikgewas. Daarin lag.een lijk. Stierf hij tengevolge van uitputting? Heeft de zon zijn levenssap ver droogd?. Honger en dorst hem gedood? Een held? Een waanzinnige? Stom fladdert de tricolore van de muren en kazematten van Cayenne HET SIGNAAL (Onderstaande schets berust ge deeltelijk op de fantasie van den schrijver. Z'n pen schetst ons al leen de hoofdstukken van het ge beurde. Wij zien hieruit welke een belangrijke rol de S(ave) O(ur) S(ouls)-berichten spelen over 't geheele vasteland van Europa en daarbuiten). Eindelijk, eindelijk dan scheen de nacht ten einde,- de nacht, die zwart was geweest als de dood, door geen straaltje stergeflon- ker ook maar in 't minst verlicht, doch ge durende welke de donder gerateld had, on ophoudelijk gepaard met felle bliksem schichten. De elementen woedden en het leek of alle duivelen tegelijk waren losge broken. En in die duisternis, die als 'n loo- den mantel drukte, was Horace gevangen geweest in de kleine ruimte van z'n cabi ne, vechtend tegen den storm, die hem de baas dreigde te worden, met leeuwenmoed, met schier boven menschel ij ke kracht en inspanning kampend tegen de wind- en re genvlagen, die kletterend tegen de ruiten sloegen. Steeds opnieuw weer rolden zij aan met geweldige kracht en terwijl z'n van koorts rillend lichaam zich schrap zette in den stuurstoel, voelde hy hoe de machine heen en weer gesmeten werd, als 'n bal, verloren in de oneindige ruimte, en waar van de gedachte hem, den dappere, deed huiveren. Uren en uren duurde de ongelijke kamp en nog steeds vloog hij door.... God dank....- de motoren werkten nog, nog steeds ook functionneerden de benzine tanks, maar en pijnlijk zeker drong de gedachte tot z'n afgematte hersenen door, kwellend langzaam niet lang zou het meer duren of de voorraad was uitgeput en danO God'n vrecselijke angst knelde hem plots de keel dicht.was net mogelijk, was het in 's hemelsnaam toch mogelijkzou alles nog voor niets ge weest zijn. al z'n inspanning en waakzaam heid, voorzichtigheid en vérstrekkende ken nisZ'n hoofd dreigde te barsten, al lerlei gedachten bestormden hem en alle te zaraen deden het met vlammende letters voor z'n oogen-dansen: Dood!!.... spoe dig Het einde van alles.... daar in de ver re diepten onder hem, waar hij de zee wist, met de woeste golven, donderend het ge ronk der motoren overstemmend. Doch eindelijk scheen de nacht ten einde en met hem nam de heftige storm eenigs- zins af, slechts de regen verminderde niet, integendeel in rechte stralen gutste het neer. Heel flauw, als in ijle waas, trok 'n streep licht door de zwartheidde naderende bode van den dag, die de beslissing zou brengendie waarschijnlijk wel Hora ce's laatste zijn zou. Andermaal dwaalde zijn blik over de in strumenten.z'n vingers klemden nog het stuurrad.... bij 't licht van den zak lantaarn las hij2100 meter3020 K.M25*4 d.M.3.... vier uur vijf tienSnel en scherp zagen zijn oogen, zij overtuigden hem van den stand van za ken, en de wanhoop naby leunde hij achter over, ziek van ellende.... totaal uitgeput. Doch z'n energie scheen z'n lichamelijke kracht te overwinnen, want plots flitsen door z'n hoofd een laatste mogelijkheid, het laatste redmiddel, dat moest worden be proefd, het gold immers leven of dood. Onvast trok hij zich omhoog.... liet het stuur even losz'n klamme handen gris ten het toestel met de draden weg, en, de ijzeren band over de leeren kap drukkend schakelde hij in. Dan kreet hij het in doodsnood den aether in: „Hallo, hier, Crane"help.... storm.... benzine raakt op...." Niets weerklonk na zijn geroep, slechts de regenvlagen gutsten tegen het glas. En terwijl z'n stem oversloeg, krijsch- te hij letterlijk: Hier Cranehelp, mynwaarop plots 'n mensehelijke stem klonk: Hier Ber- gen-Noorwegen, seint Uw positiewij.. om dan plotseling te verstommen, 'n Ver- radelyke rukwind had het toestel gegre pen en met de neus naar beneden stortte het omlaag. Het onverwachte einde van dit korte ge sprek werkte geenszins geruststellend op den man. die als 'n wonder de noodkre ten van de Crane had opgevangen, de kre ten, die zoo zacht klonken, dat zij niet dan met de grootste moeite konden worden verstaan. Even nog riep hij, wachtte.... niets hoorde hij meer. Dan, met 'n zenuwachtige beweging schelde hij. 'n Assistent verscheen. Vlug, Erikson.... 'n S.O.S. bericht, nerveus klonken de woorden vlug achter elkaar. 't Volgend oogenblik tikkerden de toet sen van de Underwood het bericht op pa pier; in 'n minimum van tijd was het klaar. De man aan het ontvangtoestel schakelde in en met 'n: „Hallo, hallo, hier Bergen, Noorwegen" stuurde hij het de wereld in. Terstond daarop gloeiden twee lampen op den ontvanger aan.... Goddank, het was gehoord.... Berlijn en Londen gaven reeds antwoord. Hij herhaalde het in de twee vreemde talen.... langzaam en nadruk kelijk.... toen zette hij zich voor z'n bu reau en dacht na. Het plotseling afgebroken gesprek moest aan een of ander incident worden toegeschreven. De mogelijkheid bestond immers, dat men te doen had met een dier vele vliegers, die, den koers kwijt zijnde, zich in de gevaarlijke windzone had den begeven, waaruil zij in negen van de tien gevallen niet heelhuids geraken kon den. Snel handelen was de boodschap. Doch waar bevond zich de ongelukkige? Juist het belangwekkendste was hem ontgaan Hij sprong op en raadpleegde de weers voorspellingen van den afgeloopen nacht. Zenuwachtig beefden zijn vingers toen hij er zich over boogJuist, waarachtig, dat was 'n mogelijkheid, daar stond het: Stormwaarschuwlngsdicnst: Hedennacht zal de weersgesteldheid boven Spanje en Portugal waarschijnlijk van dien aard zyn, dat er met reden kans op heftige stormen en rukwinden bestaat. Derhalve weest op uw hoede! Mèt gloeide weer een der lampen aan 't Zendstation Setubal rapporteerde, dat rnen kennis genomen had van het bericht; tevens dat eenige dagen geleden een vlieg tuig met den naam Crane was opgestegen, bestemd voor Kaapstad. Evenwel, men had de laatste 24 uren geen taal of teeken meer vernomen. Aangezien de weersgesteldheid van dien aard was, dat een eventueel onge luk niet was uitgesloten, had men reeds maatregelen getroffen tot het verleenen van hulp. Te dien einde was reeds 'n kader vliegtuigen gestart om den vermiste te zoe ken. Hierna brak het bericht af. Als 'n steen van hem was afgewenteld, zoo voelde de Noor zich verlicht. Goddank, men wist waar de Crane zich ongeveer be vinden moest; men kende het doel der reis en voor hulp was reeds gezorgd. En met 't zalig gevoel, zijn plicht gedaan te hebben, stak hij 'n sigaar op om nu in spanning te wachten op de verdere resultaten. Twee, drie dagen gingen voorbij en nog vernam men niets aangaande de Crane. Dagelijks rapporteerde Setubal het resul taat van het eskader; de kranten schreven reeds het ergste. Totdat op 'n goeden dag de vierde reeds na het uitzenden van het bericht, de lamp weer aangloeide en Setu bal berichtte: „Na levensgevaarlijke verkenningstoch ten over zee is men er eindelijk in ge slaagd de wrakstukken van de Crane te rug te vinden en wel in het nabije Sierra Monchique. Gezien het bergachtige land schap, mag men van geluk spreken, dat het doel niettemin is bereikt. De piloot van het toestel verkeerde in deerniswekkenden toestand. Men trof hem aan bewusteloos en geheel vermagerd. Het mag 'n wonder heeten, dat hij nog in leven was. Hij is voorloopig opgenomen in 'n inderhaast in gerichte barak en alle moeite wordt be steed om hem in 't leven te houden". Aldus beëindigde Setubal het relaas. En de draadlooze, het laatste redmiddel, had Horace voor 'n ellendigen honger dood behoed. DE BAKSTEEN (Naar het Zweedsch). Antoon begon aan zijn werken dacht aan het metselenaan geld aan zijn meisje, dus eigenlijk aan niets. Het huis was half klaar. Drie verdiepin gen hoog lagen baksteenen in de muren op hun plaats. Tot drie verdiepingen hoog waren de steenen opeengestapeld, door de lift voortdurend omhooggebracht. Het ging vooruit, maar er was nog veel werk te doen. Thans zag het huis er uit als een vesting, met stukgeschoten muren. In de openin gen der vensters en op het muurwerk lag sneeuw en de zware rook, die van het kalkblusschen kwam, steeg in de koude kaarsrecht naar boven. De morgen was helder en klaar, zooals een winermorgen zijn kan. De silhouette der stad stond blauw achter de boomen en de besneeuw de daken der kolonistenwoningen zagen er lila uit Antoon ademde diep de vrieslucht in en begon aan zijn werk. De adem wolkte hem uit zijn mond. terwijl hij cement op den muur wierp, en de steenen er boven op legde. Hij werkte vlug. Het deed hem van daag goed, zoo hoog te staan en muren te gen den hemel te bouwen, terwijl de blik rondom over de huisjes zweefde. Hij floot er lustig op los. Het was een genot den winter te beschouwen. En dan..,, hij had een meisje.... Meer steenen hier! riep hy en verjoeg alle gedachten uit zyn hoofd. Een kar kwam op krakende planken aan de lift, ratelde door de stelling en met groot la waai werd beneden, waar een opperman stond en een krant inkeek, een lading zand uitgeladen. Antoon hield een oogenblik op met werken. Hij werd verdrietig. Die kerel was onuitstaanbaarNiet in het werk maar anders. Hij mengde zich in zaken, die met den huizenbouw niets te maken hadden.... Hij zat n.l. voortdurend in het café en liep Maja, de aardige kellnerin, naVeel te dikwijls zat hij daar cn ver telde het meisje van allerlei vreemde ge noegens. Het was niet heel duidelijk hoe het met haar ten opzichte van den opperman ge steld was, maar in ieder geval was zy in den laatsten tijd tegenover hem zeer koel en gereserveerd. Hoe klein lijkt de opperman hier van uit de hoogte van de derde verdieping gezien, dacht Antoon. Net een dwerg in sportklee- ren. Hij stond juist onder Antoon. En keek naar zijn teekening alsof dat iets heel bij zonders was. Antoon metselde langzamer cn dacht na. Eergisteren, toen Maja hem in het café bediende, zei ze tot hem: „Verbeeld je nu maar niet. dat je er iets mee bereikt, al loop je voortdurend in je beste pak om rrte heen. Je bent wel heel aardig, maar er zijn ook nog wel andere". Toen had zij hem met de servet over de kin gestreken, zooaLs zij wel meer schert send deed cn had hem aan het verstand gebracht, dat zij doen zou, wat zij wilde. Bij dit gezegde wierp zij het hoofd in den nek, zoodat haar haren in het rond zwierden, maakte zich met de lippenstift de mond rood cn toon ze later den opper man zoende, had hij de lippenkleur in het gezicht. Nu. een kus maakt nu wel niet zoo veel uit, dacht Antoon bij zich zelf; maar toch was hij treurig en vervelend ge stemd. Hij had zoo graag naar Maja's vertellin gen geluisterd en was blij gestemd, toen zij eens lieh hooren, dat men ook van fooien en uitzet bijeen kon sparen.... En zoo lief zag ze er overdag uit.,.. Hij hield op met werken; en trok mop perend de wenkbrauwen samen. Neen, mis schien was het toch erger, dan een kus. Zij liet zich gaarne het hof maken en wist heel goed, dat ook de opperman onge trouwd was. Waarom was ze anders zoo afwijzend tegenover hem geweest en waar om had zij zich anders voor dien kerel zoo fijn opgedischt? Zij had immers voor hem een nieuwen jurk aangetrokken en later waren beiden zeker gaan dansen. Maar't zou niet gebeuren. Hij woog een baksteen op de hand en wierp hem met kracht op den muurNeen. hij voelde, dat hij een taak te vervullen had. Antoon boog zich' over den muur! Dan ging alles bliksemsnel, want door beneden juist onder hem stond dc opperman.... daar stond de vent en kuste Maja's hand. O. hoe duidelijk zag hij Maja's lichtblond haar, dat hij zoo vaak gestreeld had hij voelde een rilling over zijn rug loo- pen. Kwam Maja den opperman zelfs al op het werk naloopen. Neen, dat kon niet! Dat zou niet gebeuren! Want voor hem was Maja te goed. Hij zelf had oudere rechten op Maja, ze zou.... voor den duivel.... niet door dien kerel verleid worden! Eer Antoon nadenken kon, had dc woede hem overweldigd. Hij dacht nietszag alleen beneden den opperman, die zich over Maja's hand boog. Zijn handen gre pen naar een baksteen cn met een ontzet- tenden gil, die hem dadelijk weer tot be zinning bracht, liet hij den steen vallen. Het kraakte en donderde alsof het heele huis in elkaar stortte en men hoorde een doordringenden kreet. Antoon zag niets meer. Hij leunde tegen den muur en hoor de als in een droom een vrccselijk gevloek. Langzaam klom hij naar beneden. Nu was de opperman zeker dood maar het ver heugde hem absoluut niet. Toen hij einde lijk aan de houten balken kwam, die een kruis vormen boven den ingang van het huis, zag hij den opperman, die rood als een kreeft van woede daar stond cn DE BROEK VAN PRUNEL Monsieur Berthot had het druk. Van een voudig lid der Chambre des Deputés had den politieke constellaties hem onverwacht op den ministerzetel gebracht. Monsieur Berthot was welwillend gestemd tegen over iedereen cn zelfs de groote stapel brie ven van heele en halve vrienden, opper vlakkige kennissen en langvergetcn school makkers. die hom plotseling van alles te vragen hadden, speculeerend op zijn pas verworven invloed, kon zijn goed humeur niet doen verdwijnen. Bijna had hy met een achteloos gebaar den gehcclcn stapel opzy geschoven, toen zijn oog viel op een enveloppe, waarop met vette letters de naam van een der Rijkskrankzinnigenge- stichten was gedrukt. De brief droeg. zoo aLs de minister na een vluchtIgcn blik be merkte, als handteekening den naam Pru- nel. Prunelpeinsde dc minister, die naam komt mc bekend voor. Was er vroe ger op school niet een kameraad, die Pru- r.cl heette en aan wiens herinnering iets bijzonders verbonden was? Langzamerhand kwamen zijn schooljaren hem weer voor den geest en zag hij zichzelf met vele andere makkers op dc s^-lplaats, in een kring, vroolijk lachend cn spottend om een anderen leerling, die het mikpunt van aller plaagzucht scheen te zyn. Waar om ook weer? De broek.... de broek van Prunel, schoot het hem nu opeens weer ln zijn herinnering. Die Prunel met zyn lichgrijze brock van groote Engelsche ruiten! En nog eens lach te de minister in zichzelf, toon het langver getcn tooneeltje hem weer eens voor den geest kwam. En zou die Prunel nu Vlug nam hij don brief ter hand, welke met vaste, karakteristieke lettors was geschre ven Prunel schreef, dat hij sinds jaren in een krankzinnigengesticht was opgesloten, zon der dat hij krankzinnig was. Alle pogingen, verzoeken, requestcn hadden hem niets ge baat en thans was de oude vriendschap van Berthot zijn eenige redmiddel om nog in de maatschappij terug te keeren. Er was in dien brief iets roerends, dat Berthot bewoog, den ouden kameraad te gaan opzoeken, en reeds den volgenden dag bracht een voorhistorisch boemeltreintje don minister in het afgelegen plaatsje, waar het krankzinnigengesticht gevestigd was. De directeur, verward, maar tevens blij de met dit onverwachte, officieele bezoek, was de beminnelijkheid zelf. Prunel....? O! een kalme, absoluut ongevaarlijke krankzinnige. Deed zich zelfs als geheel normaal voor. zoodat men hem voor gene zen zou verklaren, als maar nietDoch hij wilde Zijne Excellentie niet beïnvloe den. Zjjne Excellentie kon zelf met hem spreken cn zich van 4Ün..VoefeLlöti ^vertui- gen. Prunel weende van blijdschap bij het weerzien van zijn ouden makker. Samen wandelden zij in de uitgestrekte tuinen van het gesticht, samen sprakgi zij uren aan een over hun schooljaren, over de grappen, welke zij tegenover hun leeraren hadden uitgehaald, over heel hun vroolijke Jeugd. Samen deden zij zich te goed aan het extra diner ter ecre van Zijne Excellentie. Geen stoornis, geen afwijking kon Berthot bij zijn ouden vriend bemerken cn hij zegde dan ook volkomen zijn hulp toe. om Pru nel weer in het leven cn de maatschappij terug te voeren. Eindelijk was het uur van vertrek aange broken. Het rijtuig van den minister stond voor. Uitgeleide gedaan door den buigen den directeur en zijn ouden vriend Pru nel, schreed de minister naar zijn equi page, en toen. juist op het laatste oogen blik, kreeg Zijne Excellentie een geweldi ge schop tegen zijn zitvlak, zoodat hij voor over in het rijtuig tuimelde, terwijl de stem van den krankzinnige in zijn noren siste. Schobbejak.... om mij altoos zoo tc sarren met mijn mooie geruite broek!! schreeuwde: Welke lomperd heeft de lift losgela ten? Er viel een steen van boven cn daar door kwam de lift in beweging, antwoord de een ander. Wees maar blij, dat het zoo Regaan in, anders had je den steen op je hoofd gekregen. Pas beter op. voortaan, mopperde dc opperman, want anders zal ikvoor den duivel. Verbaasd luisterde Antoon naar de opge wonden stemmen. Het scheen hem een won der, dat de opperman nog leefde. En daar stond Maja. Antoon had haar de laatste minuten geheel en al vergeten en nu kreeg hij het heethet bloed klop te hem in de aderen. Haar gezicht was frisch cn rood van dc kou.,,, cn haar zij den kousen glansden in de sneeuw. Antoon ging naar haar toe. Wat doe jij hier? vroeg hij ergerlijk. Loop je hom wezenlijk zoo na? Ik feliciteer je met je verjaardag, An toon, zei ze zacht <n vlug reikte ze hem een mandje met koffie en broodjes over. Ik dacht ik wilde Je Iets voor je ontbijt brengen. Meer kon ze niet uitbrengen. En zelfs die weinige woorden vielen haar zwaar. Sta daar niet te droomen, snauwde de opperman hem toe, die de twee aan staarde zonder er iets van te begrijpen. Het huis moet mot April klaar zijn. Antoon herstelde zich gauw. Hij voelde zich zeer sterk cn zeer blij. Voor mijn part in Maart, riep hij terug, greep dc mand en snelde het huis in. Maar in het voorbijloopen wierp hij het meisje een wclsprekendcn blik toe.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1934 | | pagina 11