Het Jubileum der Leidsche Courant
De kerkelijke viering in de Hartebrugskerk
MAANDAG 8 OCTOBER 1934
DE LEIDSCHE COURANT
TWEEDE BLAD. TAG. 3
Feestpredicatie van kapelaan H. Drost
De beteekenis der krant
reikt over de eeuwen
heen.
Hoewel de eigenlijke dag van het 25-jarig
jubileum der Leidsche Courant op 1 Oct.
viel, is dit feest op dien dag niet officieel
gevierd.
De kerkelijke en intieme viering door
het personeel was verschoven tot Zondag jl.
Te half elf werd in de Hartebrugskerk
een plechtige H. Mis opgedragen door den
Z.Eerw. pastoor pater S. Smitz O.F.M., cen
sor der Leidsche Courant, geassisteerd door
prof. A. H. P. Cleophas van het Groot Se
minarie te Warmond als diaken en rector
H. v. d. Ven als sub-diaken.
Altaar en priesterkoor schitterden in de
schoonheid van de versiering op hooge fees
ten. De priesters droegen gewaden van
goud brokaat. De door onze Courant op 1
October ontvangen bloemstukken waren
in het priesterkoor en bij de zij-altaren
geplaatst; er waren na dien nog prachtige
bloemstukken gezonden door de „Maasbo
de" en door het Leidsch Correspondentie-
bureau.
Voor bestuur en personeel van „De Leid
sche Courant" waren vóór in de Kerk
plaatsen gereserveerd.
Door hunne tegenwoordigheid gaven
blijk van belangstelling de zeereerw. heer
pastoor Th. Beukers, de zeereerw. zeergel.
heer pater drs. B. de Goede, O.F.M., di
recteur R.K. H. B. S., de zeereerw. zeergel.
pater P. van Pallandt O.F.M., vicarius van
het missie-college te Katwijk, de zeereerw.
hooggel. heer prof. dr. H. v. Rooyen O.S.Cr.,
de zeereerw. heer rector J. Groot, de wel-
eerw. pater W. Huihoven O.F.M., en de
weleerw. heer J. Janssen, priester-studen
ten, de weleerw. paters kapelaans der pa
rochie. Vele heeren geestelijken hadden
bericht gezonden, tot hun leedwezen, door
ambtsbezigheden verhinderd te zijn.
Talrijke geloovigen woonden "de plech
tigheid bij; ook zeer velen van buiten de
parochie, zoodat verscheidenen zich van
het begin tot het eind, van half elf tot
half één met een staanplaats moesten
tevreden stellen.
Het zangkoor luisterde de plechtigheden
op door voortreffelijke uitvoering van de
Missa St. Theresia ab infante Jesu, voor
gemengd koor van Refige, het „Te Deum"
en Elb. Franssen, het „Tantum Ergo" van J.
Plag en het „Haec Dies" van J. P. J. Wierts.
Na het Evangelie beklom de weleerw.
heer H. Drost, kapelaan te Rotterdam, den
kansel tot het houden der feestpredicatie.
De gewijde redenaar had zich tot tekst
gekozen de woorden uit het Joannes-Evan-
gelie: „Ad hoc veni in mundum, ut testi
monium perhibeam veritatis", Hiertoe ben
Ik in de wereld gekomen, om getuigenis te
geven van de waarheid. Joan. XVIII 37ste v.
Wat is het juist gezien en echt Katho
liek gevoeld, aldus ving spr. zijn predika
tie aan, om het zilveren jubileum van „De
Leidsche Courant" op deze wijze kerkelijk
te vieren. Daar zijn misschien kortzichtige
menschen, die het bedrijf van een krant
alleen uit zakelijk oogpunt beschouwen en
het overdreven vinden, dat men aan dit
jubilé door een plechtige Hoogmis zoo'n
godsdienstig karakter geeft, maar, als er
één buiten-kerkelijk jubilé in aanmerking
komt, om kerkelijk gevierd te worden, dan
is het het jubilé van een Katholiek Dag
blad.
Wij, Katholieken, moeten dit jubileum
beschouwen niet zoozeer, als een huldiging
van verdienstelijke personen, maar op de
eerste olaats als een feest van dankbaar
heid jegens den goeden God, die 25 jaar
lang menschen en hun ondernemingen zóó
heeft gezegend, en aangewend als werk
tuigen in Zijn Hand „ad dandam scientiam
salutis plebi ejus", om aan Zijn Volk te
geven de kennis van waar geluk „et dirigen-
dos pedes nostros in viam pacis" en onze
voeten te geleiden op den weg van vrede.
Daarom gij allen, die zoo gehecht zijt aan
uw stad, bedenk het wel: Katholiek Leiden
zou Katholiek Leiden niet zijn, zooals het
nu is, zonder.„De Leidsche Courant".
En „De Leidsche Courant" zou „De Leid
sche Courant" niet zijn, zooals ze nu is
zonder..Katholiek Leiden.
En, zoo is dit zilveren Jubilé een geza
menlijk feest voor allen, die aan „De Leid
sche Courant" verbonden zijn, maar ook
voor alle Katholieken van Leiden en van
den verren omtrek. En, nu ik hier dan sta.
om de vérstrekkende beteekenis van dit
ook godsdienstig zoo belangrijk feest on
der woorden te brengen, durf ik met Vondel
uitroepen:
Daalt omlaagh, ghij. Offerengelen
Helpt me loof en bloemen strengelen
Tot feestoenen: valt aan 't werek;
Ciert gewelf en koorpilaren,
Overkranst de hooge Altaren,
Kleet met groen nu deze Kerck.
De beteekenis van een Katholieke
krant reikt over de eeuwen heen.
De waarde van een krant als Katho
lieke krant hangt niet af van haar actua
liteit en publiciteitswaarde en andere
eigenschappen, welke iedere krant bezit
ten kan, en welke natuurlijk ook een Ka
tholiek Dagblad bezitten moet, om be
staansrecht en bestaanszekerheid te hebben,
tegenover de neutrale Pers, maar de waar
de van een Katholieke krant wordt
bepaald door haar Katholieke richting, door
haar Katholieken invloed op de publieke
opinie, door haar Katholieke vorming en
opvoeding en beschaving en cultiveering
van de volksmentaliteit, om den tijd
geest door haar journalistiek in overeen
stemming met de Katholieke levensbeschou
wing, door haar concrete toepassing van
abstracte Katholieke beginselen op de zede
lijke en maatschappelijke vraagstukken en
problemen van iederen dag, door haar
propaganda van het Kath. Vereenigingswe
zen, de Kath. liefdadigheid en allerlei on
misbare factoren van Kath. leven, de
waarde van onze Katholieke „Leidsche
Courant" wordt dus bepaald door datgene,
wat zij gedurende 25 jaar heeft bereikt
voor de eer van God, voor het behoud van
den katholieken geest, voor den bloei van
het kerkelijke leven, voor het heil der zie
len, en zoo beschouwd reikt haar beteeke
nis over de grenzen der wereld en over de
eeuwen heen, en moeten wij, om dit jubilé
te bezien in het juiste licht, aarde en he
mel, tijd en eeuwigheid verbinden, en de
schittering van God's Heerlijkheid laten
stralen over dit 25-jarig Katholieke
Pers-Apostolaat. en dan zullen wij
in God's Licht als in een visioen de werke
lijkheid zien en in de eeuwigheid honder
den zielen, die zullen juichen en God zul
len danken, om, wat God hun geschonken
heeft \r deze Katholieke courant, die hen
mede heeft geleid op den weg naar hun
eeuwig geluk, dat zij misschien zonder deze
krant nooit zouden hebben bereikt. De
krant in dienst van God's eeuwige glorie
en 's menschen eeuwig geluk, dat is Katho
lieke Journalistiek!
Men kan dit gezocht noemen, gezwollen
en opgeschroefde taal, gelegenheidsphra-
ses, maar als priester durf ik getuigen, dat
de heilzame invloedssfeer van een Katho
liek blad, zooals „De Leidsche Courant",
onbegrensd en onberekenbaar is, dat in de
wereld van onzen tijd in menig gezin de
Katholieke geest bewaard blijft alleen
door de Katholieke krant, omdat in vele
gezinnen immers wordt gedacht, zooals hun
krant schrijft en ieder gezin heeft zijn
nageslacht en de geest van dat gezin wordt
overgedragen op dat nageslacht en zoo
strekt de invloed van een Katholieke krant
in onzen verwarden tijd zich uit tot over
het verre nageslacht en wordt haar zegen
gevoeld tot in de eeuwigheid.
Dat is de ideëele onschatbare waarde van
een Katholiek dagblad. En daarom is dit
jubilé als het jubilé van een apostel, die
een goddelijke zending vervult, van een
zielzorger, die ijvert voor het heil der on
sterfelijke zielen, van een leidsman, die
aan de zoekende menschheid de juiste
richting wijst, het jubilé van een moeder,
die dagelijks haar kinderen geestelijk voedt,
van een bruid, die dagelijks anderen doet
deelen in haar kostbare bruidschat. Van
een huisvriend, wiens gezelschap te
moeten missen een geestelijke leegte zou
zijn.
In jaren van geestelijke
verwarring.
Dit zilveren jubilé is dan ook c^aarom
van zoo'n belang, omdat de 25 jaar, waar
in „De Leidsche Courant" haar apostoli
sche roeping vervulde, jaren zijn geweest
van algemeene geestelijke verwarring.
Meer, dan ooit was voorlichting noodig van
de ware Christelijke beginselen op alle
gebied. De stroom der wereldgebeurtenis
sen heeft ons gesleurd in een branding, in
een beroering, zooals de geschiedenis tot
nu toe maar weinig heeft gekend, de orde
der maatschappelijke toestanden van lan
den en volkeren is geschokt en stort ineen,
de menschen dolen verder en verder, en
feller dan ooit staan de twee onsterfelijke
machten van Licht en Duisternis tegenover
elkander om op de puinhoopen van de we-
reldruine een nieuwe maatschappij te bou
wen, een maatschappij van God of een
maatschappij zonder God, maar dan ook
zonder liefde, zonder vrede en zonder
geluk.
Duistere machten trachten weg te rukken
den wortel en den grondslag der Christe
lijke samenleving, n.l. het Geloof in God,
en als die grondslag weg is, dan storten van
zelf omver de twee grondpijlers, de twee
sterke stutzuilen, waarop de maatschappij
rusten moet, en die in God hun oorsprong
vinden, Gezin en Gezag.
Dat te voorkomen, die ramp, welke de
menschheid in eeuwen niet te boven zal
komen, af te weren, dat is de ontzaglijke
wereldroeping van het Katholicisme in
onzen tijd, dus van het nu levende Katho
lieke geslacht.
Het menschelijk verstand weet geen uit
weg meer uit de ontzettende problemen,
omdat de Harvorming de menschheid heeft
losgescheurd van het Goddelijk Gezag der
Eene Ware Kerk, waarin God aanvult, wat
aan het menschelijk oordeel ontbreekt.
Het menschelijk verstand is niet bij mach
te om de levensraadsels op te lossen zon
der het Goddelijk Licht der Waarheid.
De menschheid ziet Christus niet meer,
die in Zijn Kerk midden in de wereld staat
met Zijn Eeuwig Woord: „Ik ben de weg,
de Waarheid en het Leven." Hiertoe ben ik
in de wereld' gekomen, om getuigenis te
geven van de Waarheid. Veritas de terra
orta est. De Waarheid is van de aarde om
hooggestegen en straalt vanaf den hemel
over de kinderen der menschen, maar de
menschen weten het niet. En het is de Ka
tholieke Pers, die als een moderne Gods
heraut der Waarheid, dag aan dag Christus'
Woord herhaalt: „Hiertoe ben Ik in de
wereld gekomen, om getuigenis te geven
van de Waarheid."
En als de Paus klaagt, dat het de groot
ste ramp is van onze eeuw, dat het volk uit
den werkenden stand feitelijk voor de Kern
verloren is, dan is het voor een groot deel
aan de schitterende Nederlandsche Ka
tholieke Pers te danken, dat die Pauselijke
klacht niet van toepassing is op ons Ka
tholieke volk, omdat door de Pers duizen
den voor God en voor de Kerk en voor de
eeuwigheid behouden zijn.
Een van de groote oorzaken van de
massa-afval is de onwetendheid op gods
dienstig gebied, maar het is de onsterfe
lijke verdienste van onze Katholieke Pers
dat zij is geweest een Volksuniversiteit, die
ons volk voor een groot deel heeft bewaard
voor de vergiftiging van de verderfelijke
moderne stelsels en geestesrichtingen. Haar
voorlichting was één voortdurend: „Wacht
U vobr de valsche profeten". Zij heeft er
voor gezorgd, dat met de maatschappelijke
bewustwording ook de godsdienstige be
wustwording zich gelijkelijk ontwikkelde.
God alleen weet, hoevelen door de jubi-
leerende „Leidsche Courant" voor de Waar
heid behouden zijn.
Maar ook God alleen weet, hoevelen er
verloren zijn, omdat de R. K. Pers en hier
speciaal „De Leidsche Courant" niet altijd
van alle Katholieken die steun heeft ge
had, welke zij verdiende.
Waar de menschen zwijgen, daar moeten
de kranten spreken. Waar geen priester
meer toegang heeft, daar moet de krant zijn
werk doen. Waar men 't bidden heeft ver
leerd, daar moet de krant weer bidden.
Waar Christus vergeten is, daar moet de
krant Hem brengen.
De krant is voor velen nog de eenige
schakel tusschen Kerk en Volk.
De Pers is een onzer machtigste wapenen
in den strijd om het Godsrijk.
Wat we in vroeger eeuwen door gemis
van de Kath. Pers verloren hebben, zullen
we nu door de Kath. Pers behouden een te
rugwinnen. Met een goede Kath. Pers was
een verwoesting als door de Reformatie
onmogelijk geweest.
Begrijpt ge nu de waarde van dit jubilé?
Begrijpt ge nu de beteekenis van uw
krant als Lichtbaken op den rots der
Waarheid in de draaikolk der moderne
stroomingen?
Begrijpt ge nu uw verantwoording om
zooveel als in uw vermogen is uw krant
te steunen in haar zegenrijke taak?
De Kerk kan haar zending in onzen tijd
niet vervullen zonder de hulp der Katho
lieke Pers als dienares der Waarheid.
Gij allen, medewerkers van „De Leid
sche Courant", van de hoogste tot de laag
ste, werkers bij dag en werkers bij nacht,
werkers in het openbaar en werkers in 't
verborgen, begrijpt uw roeping, begrijpt uw
verantwoording, gij, herauten van de
Waarheid in al haar veelzijdige schakee
ringen, hetzij ge artikelen schrijft als voor
lichters op godsdienstig, sociaal of politiek
gebied, hetzij ge de Waarheid dient door
getrouwe nieuwsberichten, hetzij ge als
troubadour bewijst dat er meer waarachtig
genot en pleizier uitgaat van echten Room-
schen humor, dan van welke banaliteit ter
wereld ook; hetzij ge propagandisten zijt
voor het Katholiek vereenigingsleven; voor
de Kath. Charitas; hetzij ge de krant drukt
of de krant verspreidt, gij zijt volgens Pe
trus' woord een uitverkoren geslacht, een
Koninklijk Priesterdom, om te verkondi
gen de deugden van Hem, Die ons uit de
i Duisternis bracht tot het Licht. Gy allen
zjjt de ongeridderde ridders van de Ne-
derlandsche Leeuw. Je Maintiendrai, Wij
zullen handhaven het erfdeel onzer Vade
ren. Gij zyt de ontzichtbare dragers van het
gouden kruis Pro Ecclesia et Pontifice niet
op uw jas, maar in uw ziel, om uw ver
diensten voor Kerk en Paus.
Gij zijt de Pauselijke zouaven van onzen
tijd met de onderscheiding „bene merenti"
als verdedigers van het Godsrijk op aarde.
Gij zijt de voortreffelijkste altaarwacht.
Gy beoefent het vruchtbaarste Leeken-
apostolaat, gij vervult een verheven mis
siewerk in eigen omgeving.
Gij werkt aan de verwezenlijking van het
Pauselyk Ideaal, den Vrede van Christus
te brengen in Christus Rijk, aan de ver
vulling van het Katholieke wereldprogram.
„Eere aan God in den Hooge en vrede op
aarde."
Met Christus kunt ge getuigen: „Ik heb
openlijk tot de wereld gesproken."
Tegenwerking en critiek zijn daarom ook
uw deel, maar degenen die u becritiseeren
zouden nooit bezitten, wat ze nu hebben
zonder u, omdat gij op de eerste plaats
onze Katholieke rechten in stad en land
hebt helpen veroveren.
U hebt onze heiligste goederen en onze
hoogste eer verdedigd tegen de profeten
van het moderne heidendom, de apostelen
van den laster, de predikers van de haat,
de verkrachters van de waarheid, de ver
dedigers der valsche vrijheid.
De publieke opinie, het wereldgeweten is
in de war. U hebt deze in uw macht, u
kunt haar Christelijk beinvloeden.
Het menschelijk vernuft en de mensche-
lijke techniek zijn de menschheid ten vloek
geworden, omdat zij niet werden bevrucht
door het Geloof en het Rijk Gods niet heb
ben gezocht en gediend. U hebt vernuft en
techniek gesteld in dienst van onze Katho
lieke Idealen, beseffend „dit is de overwin
ning, welke de wereld overwint, ons Ge
loof".
Tallooze moeilijkheden hebt U moeten
overwinnen, maar „Wie overwonnen zal
hebben, zal ik maken tot een zuil in den
tempel van mijn God."
U hebt volhard, u hebt overwonnen, door
u is „De Leidsche Courant" geworden een
zuil tot steun van het Katholieke leven in
deze stad en de verre omgeving.
Moge nimmer op u van toepassing zijn
God's verwijt uit de apocolyps: „Ik heb
tegen u, dat ge uw eerste liefde verloren
hebt."
Blijft trouw aan uw eerste liefde, vol
hardt in uw eerste opzet, laat de ongerepte
handhaving van uw hooggeroemde Katho
liciteit ten koste van alles uw glorie blijven,
Noblesse oblige, een Katholieke krant
moet op de hoogte staan van onze boven
natuurlijke levensverheffing en levensbe
stemming, een Katholieke krant moet zich
aanpassen aan onzen stand, den adelstand
van Kinderen Gods.
Ons heeft het zoete heimwee bevangen,
Wij zijn de zangers van het schoone
verlangen,
Wij zijn geroepen naar het Land
van Geluk.
Moge dan de drie Goddelijke Deugden:
Geloof, Hoop en Liefde als drie brandende
Godslampen uw bureau verlichten.
Mogen de zeven gaven van den H.
Geest: Wijsheid en Wetenschap, Raad en
Sterkte, Godsvrucht, Voorzichtigheid en
Vreeze des Heeren de zeven trouwe Wach
ters rondom uw drukpersen zijn.
Geve God, dat wanneer de moderne dwa
lingen reeds lang zijn verdwenen en hun
organen door ieder vergeten, wanneer
nieuwe dwalingen nieuwe kranten hebben
doen ontstaan, uw krant nog altyd fier haar
oude Credo schrijft.
„De geheele Schepping wacht met ver
langen op de openbaring der kinderen
Gods", zegt Paulus.
Helpt u ons Katholieke Wereldideaal
verwezenlijken door middel van uw Ka
tholieke Pers.
Omhoog uw beginsel,
Als het Licht in den nacht,
Bij U is de redding.
Waar de menschheid op wacht.
Aan U is de Waarheid,
Die Christus ons bracht,
Geeft hierdoor ons volk weer:
Rust, welvaart en kracht.
AANBIEDING HULDEBLIJK.
Des middags te half 3 kwamen in het
Clubhuis „St. Antonius" commissarissen en
gezamenlijk personeel der Leidsche Cou
rant bijeen tot het overhandigen van het
huldeblijk van het personeel aan het be
stuur.
De heer J. B. Somers, administrateur en
oudste employé der „Leidsche Courant",
hield namens het gezamenlijke personeel
een rede, waarna het huldeblijk werd ont
huld. De president-commissaris dr. H.
Walenkamp nam met een dankwoord het
feestgeschenk in ontvangst.
Het is, zooals wij reeds in ons jubileum-
"'^ehreven, een kostbaar
bord van Delftsch blauw, waarop 't symbool
van den arbeid is afgebeeld en de vermel
ding van het zilveren jubileum.
Het bord is tentoongesteld in de etalage
1 -:i d'Hersigny aan de Breestraat.
te Leiden.
Nog geruimen tijd werd in gezellig sa-
menzij doorgebracht, waaronder verschei
denen het woord voerden. Wjj komen op
deze intieme plechtigheid morgen nader
terug.
ZONNEBLOEM
Toen het heidendom de heerlijkheid der
j natuur omlaag haalde door de oogen te
sluiten voor de ordenende almacht van
den Maker, wemelden spoedig veld en
woud, lucht en water van goden en go- j
dinnen. Ook de zonnebloem kreeg een my-
thologische duiding. Het verschijnsel van
de gouden bloempateen meedraaiend met j
den zonnekring was te eigenaardig om er
geen fabeltje over te fantaseeren.
Elios of Phoebus-Apollo, de zonnegod,
onttrok zijn gunsten aan Clytia, die on- j
troostbaar naar hem zat te staren, dagen
achtereen, zoolang hij aan den hemel 1
stond, totdat ze in een zonnebloem veran
derd werd. Het fabeltje is volgens hei-
densch recept met ontucht en minnenijd in
elkaar gezet en werd door Ovidius in zijn
collectie van mythologische sprookjes op
genomen. Al zijn meesterschap in taal en
■■hythme heeft den fabuleuzen inhoud ech
ter niet rijker kunnen maken. Mooi schoei
sel verandert niets aan een horrelvoet.
Waardevoller dan een boek vol Ovidi-
aansche metamorphosen is dit zesregelig
opschrift, door Vondel gezet „op een trouw-
penning".
Naar het aanschijn van de zon.
Aller hemellichten bron
Keert de zonnebloem haar oogen;
Bij dat stralende verschiet
Is 't al duister, wat ze ziet,
Eéne houdt haar opgetogen.
Zonder mythologisch gehinnik, geeft
Vondel in klaren eenvoud het zinrijk mo
tief natuurecht en levensvol. Geen zin
speling op klassieke buitennissigheden,
geen vreemde namen voor zon of bloem,
om als oplegsel te dienen, 't Is puur van
lijn en kleur. Zonder een vergelijkingsbrug
voert Vondels tooverwoord ons uit het
bloemenrijk in het menschenleven.
De bloem keert zich niet simpelweg naar
de zon, maar naar het aanschijn van de
zon keert ze haar oogen. Dat bezielt de
voorstelling en maakt ze tot een levens
beeld. De volgende regels voltooien om-
beelding en zin. Het stralende licht vult de
ruimte en verduistert al het andere. De
bloem hangt aan die lichtende vreugde van
dat ééne aanschouwen. Dat lichtgenieten
trekt ze mee, laat ze niet meer los. Een
slotregel vol inhoud en jubcL
Meesterlijke symboliek, 't Zijn niet meer
zon en zonnebloem, maar bruid en brui
gom, wier innige verbinding en liefdeweel
de Vondel uitbeeldt. Hier niets van een ti
rannie der lusten zonder bevrijding, zooals
in de fabel.
Vondel moraliseert hier niet, hij doet
niet godsdienstig vroom. Waar komt ech
ter een natuurbeeld zoo dicht bij het bo
vennatuurlijke van het Schriftwoord, dat
de vrouw naar haar man zal opzien als de
Kerk naar Christus, omdat hij het hoofd
van de vrouw is, gelijk Christus het Hoofd
van de Kerk en dat de man zijn vrouw
zal beminnen, zooals Christus de Kerk be
mint?
Beluister nog eens voor eigen genieten
klank en rhythme, en tracht dan te ver
klaren, waarom deze versregels geen plaats
vonden in alle bloemlezingen. U zag ze nog
in geen enkele? Nu ja, alles is mogelijk bij
het compileeren. Een bloemlezing is al te
dikwijls een eigen boek zonder iets eigens.
Vondel was een wys man en onze groot
ste dichter, Bilderdijk was een geleerd
man en dichtte ook. Daarom is het een
tref, dat de tweede eveneens een kort
versje heeft nagelaten over „de zonne
bloem".
Schoon Klytië haar oogen nooit
Van Febus' stralen
Af laat dwalen,
Hij heeft in 't eind zijn kring voltooid,
En de nacht bepaalt zijn luister:
Maar uw oog blinkt zelfs in 't duister,
Galathee! en mijn gezicht
Blijft daar eindloos op gericht.
Galatea is hier niet de mythologische
dame van dien naam, maar een coquet vrij-
stertje uit de „Eclogae" leent figuur en
naam aan een dito wezentje van Bilder-
dijks dagen.
De vijf eerste regels ploeteren naar best
vermogen vooruit door het mythologische
slopje, waar Klytië en Febus met hun
Grieksch paspoort kale drukte maken. De
derde regel loopt op krukken, de vierde
tuimelt hem achterna stijf in de beugels
en de vyfde ratelt als klepperman rond,
hoe laat het is.
Bij alle waardêering voor de nauwgezet
heid, waarmede de auteur het feit zoekt
te omschrijven, dat Febus er van door
gaat, moet het me toch van het hart, dat
de vierde regel half gelogen is, omdat de
dichter een halven kring smokkelt. Ver
der heb ik er bezwaar tegen, dat iemand,
dichter of geen dichter, me aanklampt om
me nieuwtjes te vertellen, die iedereen al
weet, b.v. dat een kring in 't eind en niet
in 't begin voltooid wordt. Ook de vijfde
regel is scheel van onwaarachtigheid, om
dat de nacht schuldig heet aan het weg
moffelen van Febus' luister, terwijl het
toch duidelijk is, dat de onnoozele nacht
pas komt, wanneer Febus al lang buiten
zicht is en zijn luister over den einder
heeft gezwaaid.
Maar niets zoo boos, of er is nog wat
goeds aan. Dat zie je hier weer, nu Gala
tea opkomt. Die heeft poesjesoogen of ten
minste één poesjesoog, dat blinkt in het
duister. Als de gezegende nacht er niet
was, had de dichter nooit de verrassing van
het blinkende oog gekend. Dan misten wy
het roerend slot.
Het gezicht van den dichter blijft eind
loos, 't staat er eerlijk: eindeloos op dat
ééne blinkende oog gericht.
Wat een pose! Wat een liefde! Wat moet
Galatea gelukkig zijn geweest met zoo'n
rijmstuk. En het rijmt nog stumperig! En
zooiets fraais wordt verzameld voor het
nageslacht. Om het met Vondels zonne
bloempje te vergelijken? Och, och, óch!
En nu dit nog uit een volksboekje, om
bij Augustinus uit te komen.
't Menschenhart is een zonnewende
Naar de stralende zon gericht;
Nimmer rust 'et en zonder ende
Zoekt 't te staan in het zonnelicht.
En geen vast gestrikte lussen
Houden het zonneverlangen stil;
Wat geen zon is, zal nimmer sussen
Zonbegeerigen menschenwil.
God is de zon en zonnewende,
Snakt ons hart naar Hem gekeerd,
Zonder wien het geen leven kende,
Buiten wien het den dood begeert.
Door het zonnebloem-motief gaat de fon
kelende gedachte van Sint Augustinus:
„Onrustig is ons hart, o Heer, totdat het
rust vindt in U. Want voor U hebt óij ons
gemaakt". Dat woord van den genialcn
psycholoog is geen vers en 't wint er niet
bij, dat het in een vers terecht komt. Het
heeft een pracht en innerlijke waardij, die
boven alle woordschoonheid uitgaat. Ver
sta het wel. De uitdrukking, de taalvorm
sluit bij Augustinus harmonisch aan bij de
gedachte. De idee wordt scherp omlijnd,
klaar en pakkend weergegeven. Daar is
dus wel degelijk ook vormschoonheid.
Maar die uiterlijkheden zijn enkel hulp
middelen om de idee ongerept over te ne
men. Die idee zelf bezit een intellectueele
schoonheid, waarbij de poëtische pracht
van Vondels trouwpenning ver achterblijft
Een vergelijking van ongelijksoortige
grootheden? Neen. Ook bij Vondel krijgt
de schoone woordvorm zijn eigenlijke
waarde door den inhoud van gedachten.
Die inhoud is de ziel en krijgt zijn stralen
de schoonheid van een edel dicp-mensche-
1 ijk gevoel, van een weidsche fantasie, van
het fyn-psychologische begrip, van het
lichtende verstand.
Veel menschen doen aan dichten en
schrijven, en zoeken het alleen in den
vorm. Anderen trekken een duikerspak
aan en halen uit de diepte alleen wat op
het strand voor het grijpen ligt. Nog ande
ren steken een vreemde gedachte in een
nieuw kleedja en krijgen grootheidswaan
zin.
O. ELOOS.