ZATERDAG 6 OCTOBER 1934 DE LEIDSCHE COURANT TWEEDE BLAD. - PAG. 8 CORRESPONDENTIE. Berthie Fleur, Leiden. Het doet me pleizier te hooren, dat je nu zoo fijn dicht bij kerk en school zit. En Theo leert ook zoo goed en Paulke? Hij kan van den winter lekker schaatsen rijden voor de déur. Dag Berthie! De verjaardag is ge noteerd. Groet vader en moeder, Theo en Paulke van me! Marie en Annie v. Berge Hene gouwen, Leiden. Ik heb ook jullie verjaardagen genoteerd. Ik vind het heerlijk te hooren, dat jullie de verhaaltjes en versjes zoo fijn vinden. Dag jongens! Groeten jullie vader, moeder, Rie, Nellie, Lou, Jan en Tini van me! Met den wed strijd ook voortaan mee doen! Nelly van Hoorn, Langeraar. Je zult zeker wel een gedacht hebben, „hoor ik nou niks van mijn opstel?" Ja Nelleke, dat opstel wordt geplaatst, maar nog wat geduld! Dag Nelly! Groet je ouders van me! Viooltje, Oud-Ad e. Als jij dat versje met broer zelf gemaakt hebt, dan ben jij een kraan. Dit versje laat ik ook plaatsen. Maar je zult nog een beetje ge duld moeten hebben. Vergeet-mij-niet, Oud-Ad e. Ook jouw versje vindt een plaats! Maar Is het wel eigen werk? Dit hoor ik nog wel! Dag vergeet-mij-niet! Pukkie, Leiden. No. 3 ontvangen. Ordelijk en netjes schrijven! Het oog wil ook wat hebben! Dag Pukkie! Annie Walter, Leiden. Flink zoo Annie! Dit opstel is een plaats waard. Ik hoop nog meer van jou te ontvangen. Denk er eens over! Dag Annie! Groet va der en moeder van me! Tot den volgenden wedstrijd! Annie Heetvelt, Lelden. Wel, Annie, ook een versje voor ons gemaakt? Dat is braaf van je! Om je pleizier te doen, laat ik onmiddellijk het versje plaatsen. Wil je Jan ook van me groeten en vader en moeder niet vergeten! Daar is Annie! ONS TUINTJE door Annie Heetvelt. Wij hebben achter ons huis een tuintje, Daar groeit van alles in. Het staat vol mooie bloemen Ook boompjes staan er in. In 't midden is een perkje, En paadjes aan de kant; Daar mogen wij dan spelen, Zoo in het mulle zand. En slaat het klokje zeven, Dan is de pret gedaan; En moe van al 't spelen Zijn wij naar bed gegaan. Dik en Alie van Kampen, Voor schoten. Nou maar, ik maak jullie mijn compliment over dat mooie blok schrift. Jullie hebt er verstand van! En ik vind het altijd leuk te hooren, dat jullie Ons Hoekje zoo mooi vindt. Blijft maar goed alles volgen en probeert dan ook eens wat te maken. Misschien valt het mee! Dag jongens! Groeten thuis! Cornelia v. d. Poel, en Nelly Vr «- burg, Oud-Ad e. Jullie alleraar digste versjes laat ik plaatsen, al zijn deze versjes nu ook zelf niet verzonnen. Ik laat het versje van Nellie, tot slot van deze correspondentie volgen. DE NIEUWE WONING door Nelly Vrijburg. ,,Ei, ei", zoo sprak een kleine muis, „Dat is nu eens een aardig huis! Niet vochtig en niet tochtig, Maar wel, wat glad en bochtig. Is dat voor mij daar neergezet?" En muis verdween in een trompet, Daar lag ze dra in diepe rust! Van alles wat een muis graag lust, Was ze in haar droom omgeven! Dat was een heerlijk leven. Een overvloed van kaas en worst. En melk voor 't lesschen van den dorst, Maar wat is dat? De kleine muis Ze voelt beweging in haar huis. Hé, wat een toeteren en blazen! Hé, wat een rommelen en razen! Puuf!.. teteret!.. Daar vliegt de muis Met alle macht, puuf!.uit haar huis! „Wel", zei ze, ,,'t huisje was niet vochtig; Wat glad wel en erg bochtig, Maar bovenal verbazend tochtig. Tot de volgende week! Het stapeltje brieven wordt zachtjes aan al kleiner. Met de hand voor u allen! Oom W1 m. HULDE AAN DE REDACTIE VAN DE LEIDSCHE COURANT door Anny van Diest. Als trouwe lezers van de kinderkrant Komen ook wij heel parmant, En bieden U, evenals iedere abonné Onze wenschen bij dit zilv'ren jubilé. Vijf-en-twintig jaar verscheen de courant Met wetenswaardigheden uit stad en land Bracht ze ook aan ons de lezersschaar Aangename, degelijke lectuur; doch ook is waar Dat tevens aan de jeugd werd gedacht En ons vele, gezellige uurtjes werd gebracht. De kindercourant namelijk, die mag er zijn, Ze is een bron van genot voor groo' e.i klein En is er een wedstrijd, dan aan 't werk met hoofd en hand En is bedoeld /oor eiken stand! 't Is daarom, geachte Redactie, dat wty samen komen Nu we kennis van het aanstaand jubilé hebben genomen, En u onze hulde en dank betuigen, Nu reden is om te juub'len en juichen. Moge God, Die zegende, al vijf en twintig jaar, Blijve zegenen tot heil der lezersschaar. Ook namens Pa en Moe, tot besluit Spreken we de beste wenschen jegens U uit. „Dat de Leidsche Courant nog jarenlang Trouw moge verschijnen", luidt onze jubelzang. WIE ZIJN JARIG? Van 7 Oct. tot en met 13 Oct. 7 Oct.: Stientje van Es, Mirakelsteeg 18. 8 Oct.: Jozef Maat, Hoogewoerd 59. 8 Oct.: Frits Vosters, Haarlstraat 9 Oct.: Bert Mulder, Z'woude Watertje D 15. 10 Oct.: Saartje de Zwijger, Vrouwenkerk- steeg 8. 12 Oct.: Toon Pietersen, St. Jacobsgr. 1. 12 Oct.: Annie Kroon, Langegr. 184a. 12 Oct. Corrie Heeke, Steijnstraat 21a. 13 Oct.: Marie Neijman, Nieuwe Wetering. Ik feliciteer de jarigen. Wie zijn of haar naam in deze lijsten wil opgenomen zien, schrijve me minstens 14 dagen voor den verjaardag. Ik noteer al leen de namen van schoolgaande kinderen. Oom W i m. WAT JOOP EN KAREL OP ZOLDER VONDEN door Willy Hardebol. Het avontuur, dat Joop en Karei den eersten dag van de groote vacantie beleef den, zullen ze wel nooit of tenminste niet zoo héél gauw vergeten. Het was een verschrikkelijk avontuur, griezelig en toch leuk. Luister maar! De vacantie was dan begonnen en Karei was dien Vrijdagmiddag^ opgewonden en blij thuisgekomen. Dat was me wat! Hij hoefde vanmiddag niet naar school. Vrij was-ie! Vrij tot drie September! Een hééle maand vrij! Ook Joop, zijn zusje, die bij de zusters op school was, had vacantie. Natuurlijk ook de geheele maand Augustus. Maar och, och! Het regende! „Ouwe wijven met klom pen!" zei Karei Dat was me een strop voor de jongens, dat begrijpen jullie wel, hè? Ze verveelden zich dien middag dan ook ontzettend. Joop had al een borduurwerkje ter hand genomen en Karei was gaan figuurzagen. Maar hoè leuk hij dit werkje anders vond, nu was hij het al gauw moe. Zoo verging het Joop óók. „Zeg!" sprak Joop opeens „Zèg Karei. Zullen we een poosje op de zolder gaan spelen?" „Wel ja!" Karei sprong op. „Zou „moes" het goed vinden?" Moeder vond het natuurlijk direct goed, ze was echt blij, dat ze wat afleiding had den. Ze begreep best, dat het erg vervelend was, al die regen! Zoo trok ons tweetal naar de groote zol der. „Weet je wat we doen?" vroeg Joop. „We moeten „verstoppertje" gaan spe len. Ik zal hem wel wezen!" „Goed!" vond Karei! Joop moest nu op de slaapkamer gaan staan, terwijl haar broertje wegkroop. Zoo ging het om beurten en een goed half uur verliep. Steeds werden er nieuwe schuilplaatsen ontdekt, schuilplaatsen die soms niet te ontdekken waren- De kinderen genoten echt. Totdat.ja, totdat Joop wéér een nieu we plaats ontdekte. Op de vliering stond een groote doos, zóó groot, dat zij er gemakkelijk in kon zitten. Toen Karei hem dan wéér moest wezen, besloot Joop, om in die doos te kruipen. Vlug klauterde ze op de vliering, lichtte de deksel op en wilde er in stappen. Maar tegelijkertijd liet ze de deksel weer vallen en trok met een gilletje van schrik haar been terug. Voordat ze het wist stond ze weer op de zolder, bij Karei, die, geschrokken door Joop's gilletje, de slaapkamer was uitgeko men. „O, gunst, Karei!" „Nou? Wat is er nou?" deed Karei verwonderd. „Daar in die doos!" hijgde Joop. „Ik wilde er in kruipen en toen.... Fluisterend vertelde ze Karei, wat ze in die doos gevonden had en óók Karei keek met een blik, vol schrik en afgrijzen, naar de bewuste doos. „De deksel staat nog open!" fluisterde hy angstig. „Toe! Doe hem gauw dicht! Als-ie er uit komt! „Ik durf niet, hoor! Doe jij het maar!" weerde Joop angstig af. Als ratten vlucht ten ze de trap af naar beneden. Op de on derste trede bleven ze zitten, met een kleur als een lijk. Zóó waren ze geschrokken. Stil zaten ze daar en ze schrokken ge weldig toen de voordeur plotseling open ging. „Zoo jongen!" klonk toen de stem van vader. „Scheelt er wat aan?" „Nee vader! Heelemaal niet!" zuchtte Karei, terwijl hij een bang blik naar de zolder wierp. „Nul Kom dan maar gauw! 't Is etens tijd!" Onder het eten gingen de oogen van Joop en óók die van Karei steeds naar de ka merdeur. „Om zeven uur moeten we naar bed!" fluisterde Joop tegen haar broertje, toen het eten afgeloopen. was. „Maar ik ga niet, hoor! Karei rilde al, als-ie er aan dacht. „Bim!.bam! Zevenmaal herhaalde de klok een uur la ter dit sein. „Jongens nu naar bed hoor!" sprak moeder. „Dan kun je morgen eens flink uitsla pen. Morgenavond mogen jullie wat langer opblijven!" „Kinderen, wat hebben jullie?" vroeg ze opeens verwonderd, toen ze zag, dat deze met geschrokken gezichten doodstil bleven zitten. Toen kwam het er uit. Ze hadden „verstoppertje" gespeeld op de zolder en toen Joop in een doos wilde kruipen zag ze daarhet hoofd van St. Nicolaas liggen. Vader en moeder schudden van het lachen. Maar de kinderen durfden niet naar bo ven, voordat vader hun verteld had, dat het niets was dan een gewone „mombak". Vader en moeder gingen beide mee naar boven en lieten hun het masker zien. Eerst toen waren de kinderen gerust en spoedig bevonden zij zich in droomenland. Maar nóóit hebben ze dit avontuur ver geten. DE MENSCH IS VERANDERLIJK door Piet. Wanneer ik soms een uurtje zit te droomen, Of 't leven moeilijk is, of niet, Dan denk ik dikwijls bij me zelve: 't Is precies, hoe men het al beziet. Ik ben het ééne oogenblik pessimistisch, Ieder atoom weegt dan wel honderd ponden zwaar; Ik ben bedrukt en niets lijkt mij te slagen; Het is donker voor me slechts, waar ik op staar. Maar nauw komt door 't duister 'n straaltje vallen, En breekt het lentezonnetje weer door, Of daar gaat 't optimisme zegevieren: En slaat weer in mijn hart een vogelkoor. Dan klopt mijn harte fier met felle slagen, Vol levensmoed en arbeidslust en vrêe; Dan zijp de zorgen makkelijk te dragen En lijkt mijn leven op 'n kalme, effen zee! Waarom ben Je nit je laatste post van kuisknecht wegge gaan? Mijn patroon rook te èl m'n sigaren oj». (Canard) NAASTENLIEFDE door Gretha Haverkorn. Ja, het zou zoo'n vaart niet loopen In dit korte aardsch bestaan; Als de menschen méér begrepen, Leerden méér elkaar verstaan! Want vertrouwen doen zij niemand Soms wel aardig niet oprecht, En dan vraag ik aan mij zelve: „Wat komt daar toch van terecht?" Moet dit alles blijven duren, Zoo ons gansche leven door; Waarom toch bij die ellende Naastenliefde zóó teloor! Kan het heusch niet anders worden? Niemand dan van goeden wil? Neen, zóó kan het toch niet blijven, 't Leven is dan dor en kil! 't Korte leven dat wij leven, Worde weder vreugdevol; Maar dan speelt ons willen, kunnen, Daarbij een voorname rol. Geven wij dan zélf een voorbeeld, Weest oprecht, zooals dat hoort; Geeft uw liefde allerwege, Dan indachtig steeds Gods Woord! EEKHOORN door Anny van Diest. Eekhoorntje, wat zijt ge toch vlug! Met 't grootst gemak, En in onbesuisde vaart Springt ge van tak tot tak; Voor vallen schijnt ge niet te vreezen. Ge klimt zoo pijlssnel, Tegen de hoogste boomen op! Zeg, lief diertje, hoe doet ge dat wel? Eekhoorntje, met uw fijne pels En mooie, langwuivende staart; Zeg, waarom vlucht ge voor de menschen In zoo bliksemsnelle vaart? Zóó ziet men je door 't woud gevlucht, Of ijlings zijt ge weer verdwenen; heel hoog In de kruinen en takken van de boomen, Onttrekt ge u aan ons oog! Zijt ge bevreesd, dat we u zullen vangen? Een betralieden kooi tot woonplaats je geven? Och, we weten toch wel, aardig dier, Dat ge buiten de vrije natuur niet kunt leven! Beweeg u dus vry in de frissche lucht Klim vroolijk en dart'lend in takken en boomen; Slechts om je te zien en te bewond'ren Willen we in de bosschen tot je icomen. (Voor de kleinen). door Gonnie. Willie had thuis een klein poesje, het was een snoes, en haar naam was Annie. Willie vond dat ze een aardig snoetje had. En ze bezat ook nog een mooi huidje, grijs met zwarte strepen en grijze poezelige pootjes. Maar poes was erg ondeugend en dat nam niet weg, dat ze toch een wonder was al brak ze nog zooveel aschbakken en vazen, ze was en bleef toch een schat! En het grappige was, dat ze telkens weer door Willie „geknufeld" werd. Willie was „dol" op Annie haar poes. Poes had 't beter, dan zij zelf. Want zij kreeg de lekkerste hapjes. En als Willie 's morgens op stond kreeg poes warempel een bord vol havermoutpap. Er stonden soms wel vier borden met eten of drinken op den grond.... dus het was bijna een heel menu.... Als Willie naar de slager gingdan nam ze „stukjes" voor haar poes meesoms ook wel eens een bief stukje. En als Willie thuis kwamwas de eerste vraag naar Annie. Poes werd dan beetgepakt en aangehaald.... en of poes dat prettig vond?dat wist Willie niet! Soms was poes erg stout.dan sprong ze op de tafelgooide het melkkanne tje omver, die daar toevallig stond, en als de melk op tafel lag.likte ze het lekker op! Alles wat Willie neer lag, zooals bij voorbeeld een potlood, gum, 'n cent, of iets dergelijks nam poes in d'r beken liep er dan mee weg. Als Willie zat te schrij venwant poes kon het gekras van de pen niet dulden.... sprong ze weer op tafel, en beet in haar penhouder.... zoo onverwachts.... dat Willie schrok.... en de inktpot bijna omver gooide. En jullie begrijptdat gaf ook nog een heele kras op 't papieren Willie moest natuurlijk weer een nieuw velletje nemen.... en van voor af aan beginnen.. Ja soms had Willie wel drie velletjes pa pier verbruikt; en dat kwam allemaal door Annie haar poes! Poes had pok eens haar buurvrouw la ten schrikken. Des nachts stond daar de keukendeur op een kiertje, en Willie's poes was de geheele nacht buiten geble ven, toen is ze bij haar buurvrouw binnen geslopen, was naar haar slaapkamer gegaan, WALEWEIN Een verhaal uit den Riddertijd door Ant Olde Kalter. LX VII. Terstond stegen allen af en grepen in koortsachtigen haast naar hunne lansen en zwaarden. Er vertoonde zich echter nog niets. „De koenste onder U, heeren, tarte den beer tot een gevecht!" riep de Koning, die de eer, den beer te dooden, aan zijne gas ten wilde overlaten. Dadelijk sprong Walewein op het hol toe en begon er met zijn lans in te steken. Diï werd onmiddellijk met een ooverdoovenc» gebrom beantwoord Tegelijkertijd stelden de jagers zich in slagorde op. Weinige se conden lat^r vertoonde zich oe wreed-? kop van den holbewoner Uitdagend loerde hij naar zijn aanvallers. Een der honden, niet vermoedende wat een gevecht met een beer beteekende, rende op het dier toe, om zijne tanden op bruins vel te beproeven. Met een ontzettend gebrul wierp de beer zich op zijn tegenstander, die terstond ondei lag. Dit was voor Walewein het oogenblik om den hond hulp te bieden. Met een heftigen slag deed hij zijn zwaard op 's beere.i kop neerkomen. De bruine holbewoner schudde even zijn duizeligen kop en sprong daarna met fonkelende oogen op zijn vijand toe. Deze echter week behendig terug en gaf hierdoor Jan van Berton de kans, het dier van achteren aan te vallen. De jager maakte hiervan een handig gebruik door zijn werpspies met volle kracht in de huid van den woedenden bruin te slingeren. Met een ontzettend gebrom keerde de beer zich om teneinde Jan zijn klauwen te laten voelen. Deze sprong achteruit, doch gaf op hetzelfde oogenblik het dier zoo'n slag met zijn zwaard op den kop, dat het verdoofd bleef staan. O ogenblikkelijk echter ont waakte het weer en rende op de slaven toe, die gillend en kermend het kreupelhout in stoven. De beer echter in waanzinnige woede ontstoken, sprong hen na. Dit werd nood lottig voor hem. Van alle kanten werd hij door de ridders aangevallen, en letterlijk met lansen en werpspiesen doorstoken. Met een laatst gebrul zee;* hij ter aarde. De strijd was hiermede echter nog niet ten einde. Van achter den wal kwam het wijfje zacht aangeloopen met een prooi. Dit wees er op, dat zij tevens jongen had. De berin ziende, dat haar mannetje gedood voor het hol lag, liet haar prooi vallen, en ontstak eveneens in een oorverdoovend gebrul. Be schermend plaatste zy zich voor den in gang van het hol en zag met van woede schitterende oogen naar de jagers op. Deze laatsten overwogen juist, hoe zij haar het beste konden naderen. Dit was echter niet noodig want plotseling sprong zij onder heftig gebrom op een der schildknapen toe en wierp hem ter aarde. De moedige knaap echter had nog zooveel tegenwoordigheid van geest, dat hij zijn jachtmes greep, en terwijl de berin hare voorpooten op zijn schouders zette, dit met alle kracht in den onderbuik van het dier te steken. Toch zou de schildknaap onherroepelijk zijn gedood, als niet zijn heer, Wanper den Dinge, toe geschoten was, en de berin een feilen slag met zijn zwaard gaf, waardoor het dier zijn prooi losliet, en op den ridder afstormde. Het was echter deerlijk gewond: een breede bloedstraal vloeide uit den buik. Nu echter was voor Koning Assentijn het oogenblik aangebroken, waarop hij zich den meester in het slingeren zou toonen. Hij had het zadel niet verlaten. Met vaste hand richtte hij zijn werpspies en slingerde het met on metelijke kracht op de berin toe. Het scherpe wapen drong haar in de borst en nagelde de bruine holbewoonster letterlijk vast aan den grond. Niettemin gaf het taaie dier den strijd nog niet op. Hoewel badend in haar eigen bloed, trachtte zij zich nog weer op te richten, doch werd hierin belet door de jagers die hun lansen gereed hiel den. Ook de berin verkeerde nu weldra in denzelfden toestand als haar mannetje. Eenige slaven togen nu onmiddellijk aan het werk om de vellen van de lichamen te stropen. (Wordt vervolgd). en op buurvrouws bed gesprongen. Buurvrouw schrok wakker, gaf een gil, maakte haar man wakkeren moest by gemaakt worden met „eau de cologne" zoo was buurvrouw geschrokken! Toen Willie's buurvrouw een beetje van de schrik bekomen was toog mijnheer op on derzoek uitwant buurvrouw hield maar voldat er inbrekers waren! En mijnheer ging kijkenen vond Willie's poes onder het ledikantEn hoe dat kwam dat buurvrouw zoo schrok? Poes was op haar hoofd gesprongenpoes wilde natuurlijk spelendeze kunsten haalde poes altijd uitmaar dat wist Willie's buurvrouw nieten van de verwarring was de poes van angst onder het ledikant gekropenen zoo vond mijnheer hem. Dit was nu het grootste kattekwaad, dat Willie's poes uithaalde

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1934 | | pagina 8