ZATERDAG 25 AUGUSTUS 1934 DE LETOSCHE COURANT TWEEDE BLAD. PAG. 8 CORRESPONDENTIE. Herman v. Keileren, Lelden. Wel Herman, dat doel me plezier, dat je het boek zoo mooi vindt. En nu no. drie nog! Volhouden! De beschrijving van de vacan- tiereto wacht ik af. Dag Neefje! Vele groot- jee aan Vader en Moeder, de broertje* en zuajea! Jeanne Mank, Lelden. Jeanne kan met beter haar dankbaarheid iconen voor den gewonnen pry*. dan een vera te maken. En om haar nu een plezier te doen, laat tk dit bloempje uit haar podtiaoh tuintje hier volgen. Daar is Jeanne! ZOMERAVOND. De avond daalt zoo vredig neer, Geen bloem of blad beweegt zich meer. De zon verdwijnt aan d'aarde rand En kleurt het West in roode brand. De vogel zingt een afscheid*lied. Dan duikt hij weg in 't achomm'lcnd riet. Het bloempje sluit het kelkje dicht; En sluimert tot de morgen Licht. De kindjes gaan naar bedje toe; Ze rusten zacht, van 't spelen moe. Het maantje gluurt en houdt de wacht, Tot weer de zon ons wakker lacht! Wat dunkt UT Ik vind dit versje zeer «nooi en verwacht nog veel mooie dinge tjes van haar. die getoond heeft te kunnen. Dag Jeanne! De groeten aan de huisgenoo- ten! Ik ben benieuwd, welke verrassing Je me nog mcor bezorgd hebt. Cor «n Am van Diest, Sassen- helm. Eerst dsnk voor dst alleraardigst por tretje! Ik heb het reeds in het bewuste al bum ataan! Dan dank voor gezellig briefje. En wat de hierbij gevoegde versjes betreft, deze laat Ik hieronder dadelijk volgen, ter wijl ik Jelie nog eenige prettige vacantie- dagen wensch en Vader en Moeder de hand druk (De andere versje* volgen). Hier is dan het vers gevoegd bij het le fototje ge maakt op het toestel by den wedstrijd ge wonnen. BESTE OOM WIM. van Cor van Dlest Daar rollen, "t ls vreemd wel maar waar, En kUnkit 't wallicht een beetje raar. De Soaaomache broer en zus Genoeg'iyk door de brievenbus. Myn excuses, die ik U hierby dan bied, (Wyi ik U zon lang wachten liet). Mogen, Oom Won door U worden aanvaard, De reden zal spoedig zyn verklaard: De eerste foto's dit van ons werden genomen. Zyn Jammeriyk mislukt; wie had dat kunnen droomen? Maar deze, die U hier nu tegenlacht Heeft 't er werkeiyk beter afgebracht. Tot besluit zenden wc vanuit het Sasscmcr land De groeten en drukken u stevig de hand. DE NAAM VAN MARIA door Cor van Dlest O. naam van Maria, teed'rc naam O naam. zoo wonderzoet; Die 't harte van Uw dierbaar kind Van vreugde kloppen doet. O. naam van Maria, sterke naam. Geuit als hulpkreet in ied'ren nood; Gfl schenkt ons troost In lijden en smeii En biyft ons by In loven en in dood. O. nsam vsn Maria, een leuze Voor allen, die voeren den bitt'ren strijd. Gi) zyt ons 't onderpand der victorie Der zege in d'eeuw'ge gelukzaligheid. Corrle Wesselman. R'Veen. Zoo. wil jy zoo graag in het „verjarings- ïyatjc"! Zorg dan voortaan op tyd te zyn. Voor nu was je te laat! Dag Corric! Gonnle. Leiden. Flink soo lief Nichtje. jU komt met ge vulde handen binnenstappen! Het versje laat Ik nu reeds plaatsen, al was het alleen maar om jou aan te zetten tot het schrijven van meerdere bydragem. Ik geloof dat JU kunt. Hier komt Gonnte aan 't woord en vertelt U van het haken van Tantes kleedje. HET KLEEDJE. Ik ben een kleedje aan 't haken Voor myn tante, maar dat weet ze niet. Ik heb er zelfs plezier ln Daarom schrijf ik, zooals u ziet! M n zusje heeft op Maandagavond Negen kluwtjes zy gehaald En daarvoor heeft ze aan de cassa Vyf en veertig cent betaald. Ik ben vol moed begonnen Na een dag is 't al een kleed Het is heel gauw geheel in orde. Voordat ik het zelfs al weet. Nu moet het nog gespannen worden, Ik heb punaises by de hand En haal nu ln een wip van boven De plank, waarop men kleedjes spant. Want een kleedje daarop spannen Dat gaat heel mooi en fyn En ik denk dan by my zelve Dat Tante blij er mee zal zynf En als ik het kleedje dan ga geven Dan vind myn tante het reuze mooi En ik krijg dan van haar als belooning Een zoenals welverdiende fooi. Hiermee besluit we voet vandaag de cor respondentie. Zaterdag guan wc door met het beantwoorden der briefjes. Nog een paar prettige vacantiedagen wensch ik U allen I Oom Wim. WIE ZIJN JARIG? Van 26 Aug. tot 1 September. 28 Aug. Joop Kagcr, Doelensteeg 9. 28 Aug. Atn. Ottcn R'Veen, „De Franeche Brug". 27 Aug. Bas van Baarsen, St. Jacobsgr. 27 Aug. Ant. Pollmann, li 27 Aug. Cor en Cornelia v. Leeuwen, 3e Poellaan 33. Liase. 28 Aug. lüka Kuipers, Kerkstr. 115, Niouwveen. 29 Aug. Leo Drieasen, Oude Singel 238. 29 Aug. Daantje TcunLwn, Musachcn- brockstr. 21. 30 Aug. Henri Molkenboer, M* rschw. 6a. 30 Aug. Nico van Hnnrlem, Seringenatr. 30 Aug. Henk Fontein, Heerenstr. 11. 31 Aug. Hendrik Harman, 2de Havorstr. 71 31 Aug. Frans Broexma, Meidoomstr. 42. 1 Sept. Agatha Boersma, Boommarkt 1. 1 Sept. Sientjc Koet, Joubcrtstr. 20a. Ik feliciteer de Jarigen! Wie zyn of haar naam in deze lijsten wil opgenomen zien, schrijve me minstens 14 dagen vóór den verjaardag. Ik bedoel van schoolgaande kinderen. Oom WIM. NIEUWE RAADSELS ingestuurd door Trut» de Haas. Raadsel I. Welke ooren hooren niet? Raadsel II: Met welk 'n pop durft 'n meisje niet te spelen? Raadsel III: Welke kasteel en worden niet gebouwd? Raadsel IV: Wat moet men hebben om •en erfenis te krugen? Raadsel V: Welke bal wil niet stuiten? Raadsel VI: Wie kent iemand, die, hoe meer hy geeft, nog meer overhoudt? Raadsel VII: Welke schoenen doen geen pyn aan de voeten? Raadsel VIII: Welke sleutel past ln geen enkel slot? Raadsel IX: Waarom heeft een aanspre ker zwarte en een politieagent blinkende knoopen aan zyn jas? Raadsel X: Wie heeft deuren, noch ven sters en gaat toch open? Raadsel XI: Wat in 'n drank en ook iets, dat dient voor een brief? Raadsel XII: Wie leeft in hoofdzaak van ingevingen? De oplossingen niet insturen, deze geef Ik de volgende week zelf. Wie nog een stel nieuwe liever oorspron- keiyke (zelfgemaakte) raadsels weet. stu- re ze op. (De oplossingen op een apart vel papier erbyOom WIM. 1 VERDIENDE LOON!? door Gretha Haverkorn. Wie wil hier mUn rust verstoren? My. die niemand kwaad nog deed! Heuech, ik moet eens even kyken. Hè, een Jongen, oh hoe wreed! Langzaam klimt de jongen nader, Byna is hy by het nest; Zou hu 't dan toch willen wa-en? Moederliefde op haar beat! Angstig vliegt de kleine vogel Om haar nestje heen en weer; Zal men haar daaruit verjagen..... Jongen nadert meer en meerl Maar opeens, de takken kraken. Dan een schreeuw, daarna een gil; Moeder vogel, ziet geen jongen. Weder is het rustig stil. Daar beneden ligt de,deugniet Buiten kennis op den grond; Een der beenen is gebroken. Aan zijn hoofd een groote wond. Ls dit niet een ernstig voorbeeld. Moeder krygt zoo thuis haar zoon; Doch ik vraag hier aan U allen: „Kreeg hU niet 't ve diende loan!?* EEN BRIEF NAAR DEN HEMEL, door? Reed* weken lsng was Vader ziek Nu stort ook Moeder neer Door zorgen en kommer afgetobd Er schynt geen uitkomst meer. En niets kon Frans zyn moeder bièn Geen spijs, geen medicyn De kleinen vragen spijs en drank Die niet aanwezig zyn. Ik heb dikwyis in de school gehoord Zoo denkt het goede kind Dat God, Die in de hemel woont Den armen zoo bemint Welnu dan achrUf Ik Hen» een brief En klaag Hem onzen nood Vraag voor mUn ouders beterschap En voor ons allen brood. Fluks zocht hU nu een stuk papier En schryft, de kleine man Zoo goed hy kan daar alles op En spoed zich huiswaarts dan. En dan? naar St. Rochuakerk Daar moet de bus wel staan Waarin men al de brieven steekt Die naar den hemel gaan. Hij ziet al ras een offerblok Ha, ha en nu gezwind Maar juist komt er een dame by Die vraagt wat wilt ge kind? Mijn ouders zyn zoo ziek, zoo arm Zegt Frans, een traan in 't oog En nu sohryf ik den goeden God Dat HU ons helpen moog. Maar schrUft ge wel naar Vaders woon Myn kind, en hoe hoe Hy heet? O neen, 'mevrouw, dst hoeft ook niet Daar God toch alles weet. O ja. aan O. L. Heer Is dat zeer goed bekend Maar 't zou soms noodig Vunnen zfln Voor de bode die God zendt. Welaan laat zien. geef mij de brief Dan breng ik hem terecht Doch eerst van vader my 't adres Eens duidelijk voorgezegd. En bevend geeft hsar Frans papier Zegt naam en straat te gaar. De dame lacht hem minzaam toe De knaap loopt blU van daar. 't Wordt avond en kykt eens uit Maar 't antwoord komt niet aan Doch wacht daar ziet de knaap opeens Dicht by de deur iets staan. Een mand. ja, ja een groote mand Waarop hU mooi geschreven ziet „Het antwoord van den goeden God" Frans kent zUn blijdschap niet. HU vindt er kleeren, dekens, geld, En spys zelfs lekkarny Een dokter komt ook straks aan Door God gestuurd zegt hy. 't Vertrouwvol kinderlijk gebed Dringt tot den hemel door En vindt naar Christus eigen woord Altud by God gehoor. UIT DE NATUUK. DE WESP. door Th. Righart van Gelder. No. 8. Aan den rand van een hooiland is het dat ik mU, na oen lange wandeling, lang uit op den grond laat vallen, om eens hecr- iyk uit te rusten. Het is hier vol van zonlicht en warmte. De wind waait elders. Ook zyn hier geen roepende koeien, dus het is rustig. Alleen een kraai maakte wat herrie maar zoo even ving hu een veldmuis en nu zal ik hem voorloopig wel niet hooren. Zoo lui liggend heb Je wel even den tyd om naar kockoeks en boterbloemen te kuken, neem je wat op van de geur van het gemaaide gras en gevoel je je wat slaperig. Zoem, zoem. zoem. zucht een Insect met een lawaai als wil hU een vliegmachi ne evenaren. Een by. prevel ik. Dat heb je mis. Ik ben een wesp, wordt my toegebromd. Nu ja. word maar niet kwaad. Zoo veel verschil is er niet tusschen een by en een wesp. In alle geval vind ik jullie lange, dunluvige plaaggeesten. Dank je wel Heb je anders nog wat te zeggen" Dan zal ik je eens iets van ons leven verteilen. Luister maar. Misschien weet je dat hier in het land een achttal soorten van wespen vertoeven, waarvan de paar den wesp. die de mooie naam draagt van Vespa crabro. de groot ste en sterkste is. Hun aantal is het meest. Dan volgt de dus toch a Vaspa germanica genaamd, en de gewone wesp. Vespa vul garis geheeten, waartoe Ik behoor, waar na ik nog noem de Vespa media. Wy geluken precies op elkaar door de gele en zwarte streepjes, doch de media is gemakkelijk te herkennen aan een figuur dat zich op zyn borst bevindt dat over eenkomst heeft met een cyfer, dat jullie menachen, „zeven" noemen. Myn achter- ïyf is omzoomd door een effen geel rond je, terwul myn duitsche collega daar drie geele vlekken heeft. In onze woningbouw bestaat geheel geen verschil en wy ver staan dat vak uitstekend. Wij gebruiken daarvoor plantaardige vezels, stukjes hout en boomschors dat wy kouwen en zoodoen de in evenredige verdeeling onze specie wordt. In holle boomstammen, in muizen holen en verlaten mollengangen bouwen wij onze woning in den vorm van een peer. De Vespa media hangt haar neet aan be- bladerde takken. Het omhulsel bestaat uit vier of vyf la gen, ondersteund door pilaren en afgeschei den door schotten. Hier zyn de cellen voor - het broedsel, precies als by de byen, maar by ons vormen de reeksen van cellen geen raat met aan beide zijden openingen. Neen, de zeskantige cellen hangen er als dakjes, vier en vyf hoog. De menachen noemen dat „koeken". Onderaan is de opening. Als het zomerseizoen in vollen gang is worden de nesten alleen bevolkt door vrouweiyke werpen. Zy verzorgen de pas geboren, toekomstige wespen die uit de eitjes komen. Uit het geheele gezelschap to er maar èèn wesp die deze eieren in de cellen legt. In Augustus komen de maniy- ke wespen. Zoo gauw als de herfst de koude in de natuur terugbrengt, sterven wy wes pen. Alleen volkomen wyfjes biyven in leven en zoeken schuilplaatsen om tegen de winterkou beschermd te zyn. Het voor jaar brengt hun weer te voorachyn. Het bouwen van cellen begint weer, evenals de leg van eitjes. Zy brengen de witte poot- looze larfjes groot met vliegen, muggen en vlinders enz. De larf wordt een pop en dan volgt het leven als wesp. Honing ver zamelen, zooals de byen, doen wU niet, want de winter beleven we toch nte' en de stammoeders hebben geen wintervoor raad noodig: zy komen dien tyd door zon der te eten. Zyn wij wespen volwassen, dan houden wy veel van zoetigheid en snoepen bij voorkeur van peren en prui men. Dat vinden natuurlijk de menachen niets prettig. Misschien heb Je al eens een steek TM een wesp gehad? Neen, is myn verschrikt antwoord. O, wees niet bang, zoolang er niet naar ons geslagen wordt, doen wy niets, maar anders dringt een vlijmscherpe angel in de huid die een vergif achterlaat en een pijn lijke zwelling veroorzaakt. Als de by steekt moet zy sterven, want zy kan haar angel niet meer terugtrekken en scheurt door het loswringen de Ingewanden uit haar lijfje De wespen hebben daar geen last van. ZUn de byen nuttig voor de menachen wyl zy honing verzamelen en dien afstaan, wy zyn ze tot nut door het onschadelUk maken van vliegen en andere insecten. Dit weegt ruimschoots op tegen het nadeel dat wy aanrichten. En nu ga ik je verlaten. Bedankt voor je aandacht Een zoemend geluid klinkt rondom. Ik wrijf mUn oog en uit en ontdek, hoog in de lucht, een vliegmachine. Wat heb ik too- even eigenaardig gedroomd! T UITSTAPJE VAN DE MISDIENAARS. 't Was op een Maandagmorgen, toen wij van de kapelaan vernamen, dat wy Vrij dag uitgingen. Het was nX 'n uitstapje naar Amsterdam; de oudste onder ons moest op dien morgen tegen MUnhcer zeggen, dat wy met den kapelaan 'n uitstapje naar Amsterdam gingen maken en of wy orn tien uur weg mochten. Mijnheer geloofde ons niet. Hy zei: „ik weet er niets van". Wy moesten den kapelaan maar halen. Dan zou hy wel verder zien. Zoo gezegd, zoo gedaan. Wy gingen den kapelaan halen, dre kwam en toen was 't al gauw gebeurd. Wy gingen wog. de autobus stond al klaar. We zaten goed en wel toen de kapelaan en Mynheer Pastoor binnenkwamen. Om kwart over tien reden we weg. Allerlei versjes, die wy op school geleerd hadden, werden gezongen; daarmee kortten wy den tyd. Onderweg werden wy dik ge- tracteerd. Zoo kwamen we in Amsterdam. Eerst moesten wy stoppen; de wogen wa ren nat en nu kregen wy 't slipgevaar op deze spiegelgladde wegen. Opeens slipte de auto, reed tegen 'n melkwagen op, deze viel en stootte een andere kar tegen den grond. De ruïne was niet te overzien: eie ren, melk, boter, alles lag over de straat. Dat was alweer gebeurd. Een agent wees ons den weg naar de Artto. We stapten binnen en genoten daar van alles en nog wat. Om 2 uur gingen we naar 't Hotel, waar we ons middageten gebruikten. We waren om 3 uur klaar, daarna speelden we nog wat tot vier uur. Toen gingen wy naar de autobus. Terwyl we instapten zei de kapelaan: „Je moet je niet te druk ma ken. anders word je ziek. begrepen!" We nepen: „In orde. kapelaan". In één rit ging het door naar Lase, waar we in 't hotel „De Nagtegaal" getracteerd werden op taartjes. De taartjes waren ran papier, dat WALEWEIN. Een verhaal uit den Riddertijd. door ANT. OLDE WALTER. LXV. Zy waren nu Assentijns onmiddellijk genaderd. De landweg veranderde m een vrU breede laan. Nog steeds reden de rei zigers met denzelfden spoed voort. „Ziet", riep de ridder plotseling, „ginds boven de boo men verheffen zich de torens van den burcht. Nog wemige oogenblikken en we zullen den hoorn blazen." Ze reden nu langs eenige fraaie vUvers, die geheel door bloemen omringd waren. Een weinig later hield het bosch op. Omgeven door een groote gracht en ster ke wallen lag voor hen het prachtige kas teel van Koning Assentijn. De westelijke kimme was reeds geheel met goud overtogen, toen op een der to rens van Assentyns burcht de wachter nog steeds met langzamen tred over en weer liep, nu en dan met zyn geoefende oogen den omtrek onderzoekende. Zyn post was wel de lastigste van den burcht, daar de bosschen hem meerendeels beletten zyn taak naar behooren te ver richten. De stoere krijgsman was geheel in vlammend rood gekleed. ZUn lange wa penmantel hing byna tot op den grond. Aan weerszijden van zijn blinkenden helm prykte de wreede kop van een leeuw, alles om zyn heldhaftig uiterlijk nog te verhoo- gen. Op de binnenplaats was alles wat han den had op dit oogenblik druk in de weer. Krijgslieden, schildknapen en slaven lie pen door elkaar. De wapensmeden scherp ten de zwaarden, lansen en werpspieeen; bogen werden nagezien; nieuwe pijlen ver vaardigd. Wapenrustingen en paardentuig werden opgepoetst tot ze schitterden Ujk de zon. Tusschen al deze U verige mannen door liep telkens de forsche meier, gewapend met zUn gevreesde roede. Zijn waakzame oogen waren overal tegelijk. Niet de min ste onachtzaamheid of luiheid der slaven en krygslieden duidde hy. Alleen op de schildknapen lette hy niet; deze Immers stonden ver boven hem. Niettemin was hy goed bevriend met hen. De meier had zich zelfs zoover weten op te werken, dat hij 's Konings gunsteling was geworden. By de krygslieden en slaven was hy echter zeer gevreesd, zoozeer dat zy hem den bU- naam de Wreedaard hadden gegeven. Nie mand echter durfde hem in zijn tegenwoor digheid uit te spreken, want hunne ruggen waren zekerlijk binnen weinig oogen blikken met striemen overdekt geweest. De opzichter was gehuld in een zwarte tunica en roode hoese. Zij beenen waren met breede leeren windsels omwonden. Zyn wilde haren hingen lang op zUn rug neer. De bloote gespierde armen had hij met ijzeren ringen omkneld; de trekken der wreedheid bedekten zijn gelaat. Een der schildknapen trad Juist op hem toe met de woorden: „Vaart het werk naar uwen zin Caspar?" „Tot dusverre werken allen met Ijver Geribald". „Gaat ook gü morgen mede?" „Tot myn genoegen heeft de Koning mU het bevel over de dragers en valkenleiders opgedragen." „Hebt gij het reeds gehoord Casper? Ook jonkvrouw Isabele zal aan de jacht partij deelnemen. De Koning was er eerst tegen, doch hedenmiddag heeft hy haar toegestaan met haar vrouwen mede uit te trekken. De ridders verheugen zich reeds nu in het vooruitzicht de Jacht met zooveel heeren en dames." „Een dergelyke voorstelling kan Ik me voor den geest roepen, Geribald. Zal de jonkvrouw den tocht in een draagstoel me demaken?" „Zekeriyk, doch daar deze open zal zUn, kan zy de jacht zeer we! gadeslaan." „Zullen alleen de onmiddellüke wouden worden afgejaagd, of worden ook de meer verwijderde genomen?" „Al naar gelang zich de omstandigheden voordoen, zal hiermede worden rekening gehouden waarde Caspar." „De Koning belegt hedenavond een groote feestparty," hervatte de schild knaap een wainig later, „allen, die san de jacht deelnemen zitten straks ook aan de dtoch." „En de jonkvrouw?" „Ook Isabele zal mede aanzitten." Wordt vervolgd. wisten wy niet Ik beet er dapper in en proefde onmiddellijk dat er papier in zat Het heele stel haalde een papieren muts voor den dag. Na de versiering kregen we nog een glaasje limonade en stapten weer in. Zoo reden wy naax huis.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1934 | | pagina 8