Onderwijstoestanden in Leiden Mr- Tepe over hetgeen gedaan en over hetgeen bezuinigd is 25ste Jaargang ZATERDAG 21 JULI 1934 No. 7868 DAGBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN DE ABONNEMENTSPRIJS bedraagt bij Toaraitbetafing: Voor Leiden 14 cent per week2.50 per kwartaal Bjj ome Agenten 24 cent per wede 2.60 per kwartaal rrenco per port 2-95 per kwartaal Het Geïllustreerd Zondagsblad is toot de Abonné'» ver krijgbaar tegen betaling ran 53 cent per kwartaal, bij Afzonderlijke nummers 5 cent, met Geïllustreerd Zondagsblad 9 cent. Bureaux: PAPENGRACHT 32, LEIDEN TEL. INT. ADMINISTRATIE 935, REDACTIE 15 II GIRONUMMER 103003, POSTBUS No. 11 DE ADVERTENTIEPRIJS BEDRAACT: Gewone Adrertentiën 30 cent per regel Voor Ingezonden Madedeelingen wordt het dubbele van het tarief berekend. TELEFOONTJES van ten hoogste S0 woorden, waarin ba* betrekkingen worden aangeboden of gevraagd, huur m verhuur, koop ea verkoop: i t-5# j ONZE EIGhA SLEUTELSTAD Versoberen zonder te schaden De financieele gelijkstelling van het openbaar en het bijzonder bewaarschool onderwijs Toen wij ons plan, om eenige fragmen ten weer te geven van het veelzijdige le ven en werken in onze goede vaderstad, gingen verwezenlijken, hebben wij na een onderhoud met den burgemeester als algemeene inleiding ons allereerst ge wend tot de Academische kringen. Het was onmogelijk, en lag ook niet in de bedoeling, om een volledig beeld te geven van alles wat aan onze universiteit wordt gedoceerd. Wie eenig idee wil heb ben van wat er wordt onderwezen, moet maar eens een z.g. „Series Lectionüm" zien machtig te worden, waarop de namen voorkomen van alle Leidsche hoogleeraren en van de vakken, waarin zij college ge ven. Misschien imponeert u het deftige Latijn, waarin van dit alles mededeeling wordt gedaan, in hooge mate, maar ook zonder dat geleerde kleed is de opsomming imposant genoeg. Wij hebben slechts een indruk willen geven, een schets, en daarvoor die onder werpen gekozen, waaromheen de belang stelling zich gemakkelijk laat concentree- ren. Het Academisch Ziekenhuis (in het bij zonder het Anatomisch Laboratorium) en het Physiologisch Laboratorium hebben de medische faculteit moeten vertegen woordigen en de hoogleeraren prof. Barge en prof. Rademaker hebben ons over den arbeid aan beide instituten welwillend voorgelicht. Er zijn evenwel nog meerdere medische laboratoria in en buiten het Aca demisch Ziekenhuis, die alle de moeite van het beschrijven waard zouden zijn geweest: doch beperking was geboden. De natuurkundige faculteit liet zich van drie kanten zien, n.l. in het werk van prof. Keesom, den man van de ultra-lage tem peraturen; van prof. de Sitter, den direc teur van de Sterrewacht; en tenslotte van prof. Baas Becking, den directeur van het Botanisch Laboratorium en van den Hor tus. Ook de faculteit der wis- en natuur kunde is hiermede niet uitgeput; aller minst. Leiden is een onderwijsstad. Maar wij hebben tenminste een blik kunnen werpen in de belangrijkheid van het werk, verricht in het Koude-instituut, wij hebben gezien, dat het produceeren van zulke lage temperaturen niet louter wetenschappelijke „Spielerei" is, maar ons inzicht in de gedragingen en de eigen schappen der stof wezenlijk vooruitbrengt. Wy hebben ons kunnen verbazen over de majesteit van Gods sterrenhemel, wiens gigantische structuur ons is onthuld dank zij de onvermoeide studie aan de sterre- wachten, waaronder de Leidsche een be langrijke plaats inneemt. Wij hebben de ervaring opgedaan, dat het bestudeeren der botanie niet bestaat uit het kweeken van allerlei plantjes en bloemetjes en het van buiten leeren van Latijnsche namen, maar dat er waardevolle onderzoekingen worden verricht, waaraan Leiden z'n deel heeft. Groote stukken van het groote cultuur goed, dat wij in onze universiteit bezitten, zijn onbesproken gebleven. Denken wij slechts aan de faculteit der rechten, aan die der letteren en wijsbegeerte, aan de theologie, aan de z.g. Indologie, met al de vakken, die zich met min of meer succes in het kader der bestaande faculteiten laten wringen. Mogelijk komen wij er later nog eens op terug. Maar voorloopig heb ben wij althans iets gezien van die Aca demische wereld; een klein rond plekje, als door een verrekijker, van een land, dat voor velen zoo ongenaakbaar ver weg ligt, al leven zij er midden tusschen. Maar de Academie is niet de eenige in stelling van onderwijs, waarop Leiden trotsch kan zijn. Wjj hebben ook nog onze andere vormen van onderwijs, vanaf het Gymnasium en de H. B. S. tot aan de be waarschool toe, en ook deze maken een deel van de rijkdom van Leiden uit Mr. A. F. L. M. TEPE, Wethouder van Onderwijs. Wij konden, na verschillende artikelen te hebben gewijd aan de instituten van hooger onderwijs, ook de lager gelegen sporten van de ladder niet voorbijgaan en hebben mr. A. F. L. M. Tepe, wethou der van onderwijs bereid gevonden ons hieromtrent in vogelvlucht iets te vertel len. „Ja, zei mr. Tepe, komt u maar eens bij me op het Stadhuis". Wij behoeven onzen lezers niets te ver tellen omtrent het Stadhuis. Inderdaad is het huis aan het Rapenburg het „Huis der Gemeente". De wethouder van onderwijs heeft er zijn kamer, een sober vertrek, waar aan de wanden de zuchten kleven over het verlies van de oude glorie. Die beeld spraak is misschien niet duidelijk: wij bedoelen, dat er een groote fotografie hangt van het oude Stadhuis en een pen- teekening van den toren, gezien door het bekende schilderachtige doorkijkje in de Korenbrugsteeg. Overigens hangt er al leen een gekleurd portret van prins Wil lem van Oranje, die met het oog op deze weemoedige herinneringen schijnt te zeg gen: „Ende desespereert niet!" Wij troffen daar wethouder Tepe aan, die in aansluiting op het gezegde van prof. Barge „Leiden is rijk, doch weet het zelf niet" begon met de opmerking, dat de gemeente niet alleen rijk is door haar uni versiteit, maar ook kan bogen op een zeer groot aantal andere onderwijsinrichtin gen. Wij hebben een stedelijk gymnasium, twee gemeentelijke en twee bijzondere H. B. S.-sen, een gemeentelijke en Chris telijke kweekschool voor opleiding van onderwijzers en onderwijzeressen, twee ge meentelijke en vijf bijzondere U.L.O.-scho- len, een-en-twintig openbare en zeven-en- veertig bijzondere lagere scholen (die voor achterlijke kinderen daaronder begrepen) plus drie openbare en elf bijzondere be waarscholen en een bijz, kweekschool voor opleiding van bewaarschoolonderwijzeres sen; alsmede nog een groot aantal bloei ende nijverheids- en handelsscholen. Dat is inderdaad een onderwijs-appa- raat, dat er wezen mag! Wij hebben eens de opmerking ge hoord, dat Leiden een echte onderwijs- stad was, want dat men niet minder dan twintig scholen tegen kwam, wanneer men vanaf den Haagweg, via het Noord- einde en het Rapenburg naar de Bree- straat wandelde. Wij hebben het niet na gerekend, maar als wij de huishoudscho len, de kweekschool voor fröbel-onderwijs en de muziekschool mede-rekenen, dan zal het getal twintig er niet ver naast zijn. Differentiatie op de Lagere School. Het groote contingent wordt natuurlijk gevormd door de lagere scholen. „Men zal misschien denken: een lagere school is een lagere school, maar wij heb ben hier in Leiden een differentiatie aldus frischte mr. Tepe onze memorie op tusschen opleidingsscholen voor gymn. en H. B. S., opleidingsscholen voor U. L. O. en scholen voor eindonderwijs. Wij spreken thans uitsluitend over de openbare school. De eerste leiden op voor gymnasium en H.B.S. en hebben dus een ander leerplan dan die lagere scholen, wier leerlingen niet het voornemen hebben om verder te studeeren of hoogstens nog een U. L. O.- school willen volgen. En zoo hebben de opleidingsscholen voor U. L. O. weer een ander leerplan dan de scholen voor eind onderwijs. Deze differentiatie hebben wij te danken aan het feit, dat wij ze reeds vóór de invoering van de Lager Onderwijswet 1920 bezaten en ze gehand haafd hebben. Velen meenden nl. bij de in voering van deze wet, dat er voortaan geen verschil mocht zijn tusschen de la gere scholen, doch Leiden was, en met recht, van een andere opvatting en heeft de drie soorten van scholen gehandhaafd. En dat acht ik heel gelukkig, want wij zijn thans in staat om aan de kinderen datgene te geven, wat zij noodig hebben. In verschillende min of meer democra tisch voelende kringen is daar wel eens tegen gesputterd; alle lagere scholen moesten opleidingsscholen zijn. Maar ik heb mij daar altijd tegen verzet, niet uit anti-democratische neigingen, maar louter op grond van de overtuiging, dat er ver schillende onderwijs-gelegenheden moeten zijn met verschillend leerplan, dat reke ning houdt met de maatschappelijke om standigheden en den aanleg van de leer lingen". „Een bijzonder practisch instituut, zoo wel economisch als paedagogisch, is de centrale school voor het 7e leerjaar aan de Oude Vest. De wet schrijft een 7c leer jaar voor en nu hebben wij van alle open bare lagere scholen voor eindonderwijs de kop afgesneden en een centrale school opgericht, waar uitsluitend leerlingen van dat 7e leerjaar samenkomen. Ook hier is differentiatie mogelijk, daar men gelijk waardige leerlingen bij elkaar kan voe gen. Wij hebben daar zeer goede resul taten mee. Op die school is ook gelegen heid om een 8ste leerjaar te volgen, een instelling, die weinig andere gemeenten met Leiden gemeen hebben". „Een bijzonderheid aan die 7e leer- jaarschool, vervolgde de wethouder, is nog, dat het zwemmen er als schoolvak is opgenomen en dat en nu komt het bijzondere dit zwemmen de gemeente geen cent kost en geen stagnatie in het onderwijs te weeg brengt". „Ja, dat is veel waard in dezen tijd van crisis en bezuiniging!" „Inderdaad, want ook op Onderwijs hebben wij moeten bezuinigen. Daar is vooreerst de kwestie van de bewaarscho len. Het bewaarschoolonderwijs. waarvoor de gelijkstelling is in gevoerd, na ampele debatten in den raad". „Ja, dat is te zeggen, theoretisch, maar practisch weer niet. Wij hebben n.l. in de raadsvergadering van 30 Januari 1933 een verordening vastgesteld, waarbij eenzelfde financieele gelijkstelling voor het bewaar- schoolonderwijs werd ingevoerd als reeds krachtens de wet bestond voor het lager onderwijs. De crisis heeft echter aan onze mooie plannen een einde gemaakt, want reeds op 24 Juli van datzelfde jaar moes ten we een „Stopwetje" aannemen, in houdende, dat tot een nader door den gemeenteraad te bepalen tijdstip niet zal worden overgegaan tot de stichting van nieuwe openbare bewaarscholen noch tot subsidieering van nieuwe te stichten bijzondere bewaarscholen. Leiden heeft thans drie openbare en elf bijzon dere gesubsidieerde bewaarscholen, res pectievelijk met 477 en 1433 leerlingen, wat een verhouding is als 1:3. Daar de verhouding voor het lager onderwijs on geveer iE als 2:3, volgt daaruit, dat op het oogenblik niet zoo'n groot contingent kinderen, dat eigenlijk voor openbaar be- waarschoolonderwijs in aanmerking komt, daarvan ook werkelijk gebruik maakt. Waren de tijden normaal geweest, dan zouden wij ook inderdaad openbare be waarscholen naar gelang van de behoefte hebben gesticht en zou de gelijkstelling, welke nu slechts in principe bestaat, ook in werkelijkheid zjjn doorgevoerd". „Verder verlieze men niet uit het oog: vooreerst, dat alle besturen van de bij zondere bewaarscholen op verzoek van het college van B. en W. vrijwillig af stand gedaan hebben van 20 der hun krachtens de verordening toekomende sub sidie. Door deze houding van de besturen, die niet genoeg kan gewaardeerd worden, werd voor 1935 op de begrootingspost be- waarschoolonderwijs niet minder dan 11.000.bezuinigd. En vervolgens is het in dit verband nut tig er aan te herinneren, dat het groot aantal bijzondere bewaarscholen niet ge sticht is ingevolge de gelijkstelling, maar reeds lang voordat er van gelijkstelling sprake was en wel door het initiatief, de inspanning en offervaardigheid van dat deel der burgerij, dat ook zonder eenige subsidie in de stichtingskostcn, maar ge dreven door een beginselvaste overtuiging, iets wist tot stand te brengen". „Die gelijkstelling voor het bewaar- schoolonderwijs in Leiden is eenig in het heele land, niet waar meneer de wethou der?" „Ik geloof het wel, In ieder geval Is het iets zeer bijzonders". Ondanks den slechten tijd. „Heeft de bezuiniging nog meer op z'n geweten?" „Wij hebben dat wil ik voorop zet ten steeds getracht zóó te bezuinigen, dat zoowel het onderwijs als het per soneel er zoo min mogelijk onder te lijden zou hebben. Bovendien heb ben wij in menig opzicht niet kun nen bezuinigen, doch stonden wij inte gendeel voor de noodzakelijkheid groote onkosten te maken. Vóór onzen tijd heeft er wel eens wat ontbroken aan de in richting van onze scholen, en zijn onze voorgangers wel eens te zuinig geweest Hadden zij toen toen het geld nog niet zóó schaarsch was maar wat roya ler gebouwd en gerestaureerd, dan zou den wij nu in dezen slechten tijd niet voor zulke hooge Gitgaven hebben ge staan. Zoo is bijv. de school voor het 7e en 8e leerjaar verbouwd, omdat deze totaal onvoldoende was. Op het oogen blik is men bezig aan een hoogst noodza kelijke verbouwing van de U. L. O.-schooI aan de Pieterskerkstraat. De drie oude kasten van bewaarscholen zijn verplaatst en verfraaid, die in de Kooi is splinter nieuw en.... kost heusch geen 50.000". „Verder hebben wij zoo pas de vernieu wing van de meisjes H. B. S. achter den rug, noodzakelijk wegens plaatsgebrek, en is een verbetering van het Gymnasium op til. Zoodat u ziet, dat er ondanks den slechten tijd toch nog wel wat gedaan is en wordt. En ondanks het feit, dat wij door verhooging van den toelatingsleeftijd en door de veranderde lcerlingcnschaal minder subsidie van het Rijk ontvangen". Bezuinigingsmaatregelen. „Dat alles maakte bezuiniging dringend noodig. Wij konden bezuinigen door het opheffen van verschillende openbare la gere scholen. Die opheffing is evenwel niet geschied, omdat wij per se wilden be zuinigen, maar omdat het leerlingenaan tal gestadig terug liep. Op 31 Jan. 1933 bijv. bedroeg het aantal leerlingen 4061, op het moment 3716, een achteruitgang van 345 in anderhalf jaar. Amsterdam heft meer dan 40 openbare scholen op en wel degelijk omwille van de bezuini ging. Die inkrimping werd mogelijk ge maakt o.m. door het wettelijk toegelaten maximum van 48 leerlingen per klas in te voeren. Hier in Leiden bedraagt dat maximum, krachtens raadsbesluit, nog steeds 42". „Wat wel een bezuinigingsmaatregel is geweest, is de vermindering van het aan tal boventallige leerkrachten, vooral mo gelijk gemaakt door het toelaten van kweekelingen tegen een geringe vergoe ding. Geleidelijk worden die boventallige leerkrachten, die den leeftijd van 60 jaar bereikt hebben, afgevoerd, zoodat hier een bezuiniging wordt bereikt, welke geen slachtoffers maakt. Deze overigens zeer goede maatregel, is als crisismaatregel bedoeld, dus geen blijvende. Vervolgens is er wat bezuinigd op de salarissen bij het vervolgonderwijs, dat facultatief is. Andere gemeenten hebben dat onderwijs totaal opgeheven; zoover behoefden wij nog niet eens te gaan. Ook op het onder wijs voor spraakgebrekkige kinderen is wat gesnoeid, maar ook hier weer geen opheffing. Op het vakonderwijs is even eens bezuinigd en tenslotte ook op de II. B. S. door de korting der salarissen van rijkswege". „Hoeveel is er op die manier bezui nigd?" „Wij moesten in totaal 30.000 naar beneden. Dat is ook vrijwel bereikt. Maar hieronder is ook begrepen de 10.000 ver mindering op de subsidie voor schoolkin dervoeding". Schoolkindervoeding. Onze lezers zullen zich die kwestie, welke nog onlangs zooveel stof heeft doen opwaaien in een der jongste raadszittin- DIT NUMMER BESTAAT UIT VIJF BLADEN W.O. GEILL. ZONDAGS BLAD. VOORNAAMSTE NIEUWS. BUITENLAND. Herderlijk schrijven van het Duitsche episcopaat Dreigende crisis ln Frankljk San Francisco viert feest De overstroomingen ln Polen (Buitenl. Ber, Moordende hitte in de Ver. Staten. (Bui tenl. Ber., BINNENLAND. Vergadering R. K. Staatspartij. Mgr. Hermus 25 Jaar directeur van het Doofstommen-Instituut te St. Michiels gestel. Het Werkfonds 1934. Wijziging Motor- en Rijwiel wet Wijziging Motor- en Rijwiel reglement. Een onderhoud met den wethouder van onderwijs te Leiden. De afgeloopcn weck in het Buiten land. De radio-programma's. gen, zeer wel herinneren. De subsidie vsn de Verecniging voor Schoolkindcrvocding en -kleeding was n.l. tijdens de begroo ting verminderd met 10.000, doch vele raadsleden hadden hun stem alleen gege ven op voorwaarde, dat er niet al to li- gorcus op dc voeding zou worden bezui nigd. Dat bleek inderdaad het geval te zijn en daarom is in April op dit besluit teruggekomen en de subsidioverminde- ring bepaald op 5.000. Gcd. Staten wil den dat besluit evenwel niet goedkeuren, doch dc gccmccnteraad wilde het ook niet intrekken. „Zouden Ged. Staten toegeven?" vroe gen wij mr. Tepe. „Neen, daar is m.i. geen kijk op. Ged. Staten staan nu eenmaal op het stand punt, dat de gemeente Leiden ln verge lijking met andere steden abnormaal veel uitgeeft voor de schoolkindervoeding". „Zullen B. en W. het standpunt van den raad verdedigen, wanneer een ocroep op de Kroon wordt gedaan?" „B. en W. kunnen natuurlijk, nadat zij in den raad hun standpunt hebben u;t- eengezet, geen tegenovergesteld stand punt gaan verdedigen ala hun eigen mee ning. Maar wjj kunnen het standpunt van den raad volkomen recht doen wederva ren en erop wijzen, dat het besluit met groote meerderheid van stemmen is ge nomen". Zoo waren we tenslotte op een punt te recht gekomen, dat met het onderwijs slechts in cene min of meer verwijderd verband staat. Ook op dit terrein zijn moeilijkheden gerezen en konden teleur stellingen niet voorkomen worden, dank zij dc ellendige tijdsomstandigheden, waarin wij het hoofd boven water moeten zien te houden. Ons overzicht van oe on derwijstoestanden hier ter stede moest dan ook wel al te zeer staan onder den druk van het onaangename woord „be zuiniging". Eén troost blijft ons en dat is, dat aan ons stedelijk „ministerie" van onderwijs eerlijk gestreefd wordt naar zoo min mogelijk schade voor het onderwijs zelf en dat dit streven op behoorlijke successen kan wijzen; een resultaat, dat menige andere gemeente in bezuinigend Nederland ons kan benijden. Mr. H. F. A. GEISE.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1934 | | pagina 1