1 i ttf f 1 MAANDAG 9 JULI 1934 DE LEIDSCHE COURANT DERDE BLAD. PAG. 10 EN RIJWIELBESCHIKKING. DE WIJZIGINGEN VAN DE MOTOR DE NIEUWE VERKEERSBORDEN. Dc K. N. A. C. meldt ons: Als bijvoegsel tot de Nederlandsche Staatscourant is verschenen de uitvoerige wijziging van de Motor- en Rijwielbe schikking, noodig geworden door de in werking treding op 16 Juli a.s. van het gewijzigde Motor- en Rijwielreglement. Aan deze beschikking zijn de volgende voornaamste wijzigingen ontleend: Oranje stoplicht. Wordt ter aanduiding van het voorne men om plotseling snelheid te verminde ren of stil te houden, een stoplicht gebe zigd, dan moet dat stoplicht-zoodanig zijn ingericht, dat het automatisch ontstoken wordt, wanneer de bestuurder zich van de voetrem bedient. Het stoplicht moet achterwaarts oranje licht uitstralen; het moet zich te rekenen van 1 Januari 1935, bevinden op een af stand van ten hoogste 30 c.m. van het roode achterlicht van het motorrijtuig. Richtingaanwijzers. Wordt ter aanduiding van het voorne men om van richting te veranderen een toeken gegeven door middel van een aan het rij- of voertuig bevestigd toestel, dan moet dit tecken bestaan in het goed zicht baar horizontaal uitsteken buiten het rij- of voertuig, van een seinarm aan de zijde van en in de richting, welke zal worden ingeslagen; dit uitsteken mag, te rekenen van 1 Januari 1935, niet hooger dan ter schouderhoogte van den bestuurder ge schieden. Een seinarm moet, te rekenen van 1 Januari 1935, van langwerpigen vorm zijn, zoodanig dat dc grootste breedte ten hoogste 1/3 van de lengte bedraagt. Hij moet rood of oranje van kleur zijn. Bij verlichting moet, te rekenen van 1 Ja nuari 1935, de seinarm over het grootste gedeelte van zijn lengte rood of oranje licht geven. Te rekenen van 1 Januari 1935 moeten de seinarmen onmiddellijk kunnen worden ontstoken en weer teruggebracht. Geen deel van het toestel mag, te rekenen van genoemd tijdstip, zoo de seinarmen niet zijn uitgestoken, licht geven of meer dan 5 c.m. ter zijde buiten het rij- of voertuig uitsteken. De afmetingen van een seinarm moeten zoodanig zijn, dat de seinarm, buiten het rij- of voertuig uitgestoken, duidelijk zichtbaar is. Teckcns cn seinen van verkeersagenten. Bij de regeling van het verkeer op de wegen maken de daarmede belaste perso nen gebruik van de volgende teekens: teneinde het rijdend verkeer, dat hen van voren nadert, te doen stilhouden, strekken zij den linkerarm ongeveer ho rizontaal zijwaarts uit totdat het eerst aankomend verkeer tot stilstand is geko men; teneinde het rijdend verkeer, dat hen van achteren nadert, te doen stilhouden strekken zij den rechterarm ongeveer ho rizontaal zijwaarts uit, totdat het eerst aankomend verkeer tot stilstand is geko- teneinde het rijdend verkeer, dat hen van voren en van achteren nadert, te doen stilhouden, strekken zij beide armen on geveer horizontaal zijwaarts uit, totdat het eerst aankomend verkeer uit beide richtingen tot stilstand is gekomen; het stopteeken, kan ook bestaan in het vertoonen van een, rood bord, waarop, duidelijk zichtbaar voor dat verkeer, het woord „stop" voorkomt, loodrecht of na genoeg loodrecht op de richting van het verkeer dat moet stilhouden. Teneinde het rijdend verkeer uit een bepaalde richting, dat op de in het vorig lid omschreven wijze tot stilstand is ge bracht wederom te doen voortgaan, strek ken zij een arm nagenoeg horizontaal uit in die richting en brengen vervolgens den onderarm omhoog, totdat de vingertoppen ongeveer dpn schouder raken, brengen dan den onderarm weder langzaam in ongeveer horizontalen stand en daarop wederom vlug omhoog, en zoo vervolgens, totdat het meest vooraanstaand verkeer is opgereden. Het oprijteeken kan ook bestaan in het vertoonen van een groen bord, loodrecht of nagenoeg loodrecht op de richting van het verkeer, dat moet oprijden. Teneinde het rijdend verkeer uit een bepaalde richting sneller te .doen gaan, bewegen zij den onderarm aan die zijde van het lichaam, welke gewend is naar die richting, heen en weer in een onge veer horizontaal vlak, evenwijdig aan die richting, totdat het eerst aankomend ver keer voldoende snelheid heeft vermeer derd. Teneinde het rijdend verkeer, dat hen van voren nadert, langzamer te doen gaan, bewegen zij den gestrekten linker arm zijwaarts op en neer, totdat het eerst aankomend verkeer voldoende snelheid heeft verminderd. Teneinde het rijdend verkeer, dat hen van achteren nadert, langzamer te doen gaan, bewegen zij den gestrekten rech terarm zijwaarts op en neer, totdat het eerst aankomend verkeer voldoende snel heid heeft verminderd. Voorrang voor verkeer uit deze richting (linkerpijl rood). Opriftceken voor rechts opgesteld verkeer. 5 Teneinde een bepaalden weggebruiker te doen stilhouden, wenden de verkeers regelaars zich tot dien gebruiker en hef fen één der armen nagenoeg loodrecht omhoog, totdat die weggebruiker heeft stilgehouden. Verkecrslantaarns. Wanneer tot regeling van het verkeer lantaarns worden gebezigd, moeten deze voldoen aan de volgende bepalingen: De lantaarns moeten worden aange bracht, hetzij rechts naast het voor het algemeen rijverkeer weggedeelte; dé af stand van den onderkant der lantaarns tot den beganen grond moet in dit geval ten minste 2.20 m. bedragen; hetzij midden boven het voor het alge meen rijverkeer bestemde rijgedeelte, de afstand van den onderkant der lantaarns tot den beganen grond moet in dit geval ten minste 4 m. bedragen. Behoudens hierna genoemde uitzonde ring mag slechts van twee lichtsoorten gebruik gemaakt worden, rood licht, ten einde, aan te duiden, dat het verkeer, dat de lantaarn nadert, aan de zijde, waar het roode licht schijnt vóór de wegkruiser op de stopstreep moet stil houden en blijven staan tot groen licht verschijnt; groen licht, teneinde aan te duiden, dat het voor de kruising of stopstreep wachtende ver keer aan de zijde waar dat licht schijnt, moet op- en doorrijden. Als overgangssignaal mag geel licht worden gebezigd. Voor zoover dit licht op het groene licht volgt, duidt het aan, dat doorrijden verboden is, behalve voor wat betreft het verkeer, dat bij het ver schijnen van dat licht, hetzij zich reeds op de wegkruising bevindt of de stop streep is gepasseerd, hetzij deze kruising of streep zoodanig dicht is genaderd, dat stilhouden daarvoor redelijkerwijze niet meer mogelijk is. Het gele licht, hetwelk op het roode licht volgt, duidt aan, dat oprijden ver boden is. Behoudens de hieronder genoemde uit zondering mogen de verkeersseinen aan één zijde tegelijkertijd slechts een rood, een groen of een geel licht vertoonen. Aan het verkeer, dat uit een bepaalde richting een vereenigingspunt van wegen nadert, kan door middel van een ver- kerslantaarn, welke aan de zijde van die richting afzonderlijke, naast elkander ge legen vakken vertoont, tezelfder tijd voor het verkeer in één of meer richtingen het oprijteeken en voor het verkeer in één of meer andere richtingen het stopteeken worden gegeven. Voor elke richting wordt het teeken in een afzonderlijk vak van de verkeerslantaarn gegeven, dat zich zoo veel mogelijk aan de zijde van die rich ting bevindt. Het vak, waarin het teeken voor het rechtuitgaande verkeer wordt Scharnierend bord voor afwsselend links en rechts par keerverbod. gegeven, bevindt zich zooveel mogelijk in het midden. Het oprijteeken wordt gege ven door eeen groene pijl in het betrok- kena vak, wijzende in de richting, waarin moet worden opgereden (voor het recht- uitgaand verkeer naar beneden wijzen de), en het stopteeken door roode ver lichting van het betrokken vak. Een waar- schuwingssein voor het oprijdend verkeer, bestaande uit een driehoek met verticale balk, waaronder het woord „tram", aan duidende, dat een tramrijtuig dat verkeer gaat kruisen, mag mede in de lantaarn door middel van een rooden transparant worden gegeven, en wel onder het oprij teeken voor het verkeer, waarvoor het waarschuwingssein bestemd is. Verkeerszuilen. Indien voor de aanduiding van vlucht heuvels welke aan weerszijden voorbijge reden mogen worden, gebruik wordt ge maakt van verkeerszuilen, moet voldaan worden aan de volgende voorschriften: de zuil moet worden aangebracht aan dat uiteinde van den vluchtheuvel, vanwaar het verkeer, dat den vluchtheuvel aan weerszijden voorbij mag rijden, nadert; het is geoorloofd, tevens aan het andere uiteinde van den vluchtheuvel een zuil aan te brengen. De zuil moet aan de' voorzijde voorzien zijn van een groen vierkant en groene rechthoeken, welke tusschen een half uur n a zonsondergang en een half uur vóór zonsopgang door middel van transparan ten diffuus wit licht geven. Indien voor de aanduiding van vlucht heuvels, welke slechts aan de rechter zijde voorbij gereden mogen worden, ge bruik wordt gemaakt van verkeerszuilen, moet voldaan worden aan de volgende voorschriften: de zuil moet worden aangebracht aan dat uiteinde van den vluchtheuvel, van waar het verkeer, dat ingevolge genoem de bepaling den vluchtheuvel slechts aan de rechterzijde voorbij mag rijden, na dert; het is geoorloofd, tevens aan het an dere uiteinde van den vluchtheuvel een zuil aan te brengen. De zuil moet een ronde blauwe schijf met witte pijl en witte rechthoeken be vatten welke aan de voorzijde worden aangebracht en tusschen een half uur n a zonsondergang en een half uur vóór zons opgang een helder blauw licht uitstralen, onderscheidenlijk diffuus wit licht geven en naar haar zijkanten geen licht uit stralen. Een wit vierkant en de witte rechthoe ken, welke aan de achterzijde der zuil worden aangebracht, moeten tusschen een half uur n a zonsondergang en een half uur vóór zonsopgang door middel van transparanten diffuus wit licht geven. Indien op een vereenigingspunt van wegen een verkeerszuil wordt geplaatst, die door het verkeer, komende uit elk dier wegen, slechts aan de rechterzijde voorbij gereden mag worden, gelden daar voor de voorschriften vervat in de vorige alinea, met deze wijziging nochtans, dat de schijf met pijl en de rechthoeken aan elke zijde van de zuil, vanwaar het ver keer nadert, moeten worden aangebracht, en dat deze zuil niet vierzijdig behoeft te zijn. Indien voor de aanduiding van vlucht heuvels, welke aan de rechterzijde voor bij gereden worden, gebruik wordt ge maakt van verkeerszuilen, moet voldaan worden aan de volgende voorschriften: aan beide uiteinden van den vluchtheu vel moet een verkeerszuil worden aange bracht. Een blauw vierkant met witte pijl en witte rechthoeken, welke aan de voorzijde der zuil worden aangebracht, moeten tusschen een half uur n a zons ondergang en een half uur vóór zonsop gang door middel van transparanten een helder blauw licht uitstralen onderschei denlijk diffuus wit licht geven en naar haar zijkanten geen licht uitstralen. Een wit vierkant en de witte rechthoe ken, welke aan de achterzijde der zuil worden aangebracht moeten tusschen een half uur n a zonsondergang en een half uur vóór zonsopgang door middel van transparanten diffuus wit licht geven. Op verhoogingen van geringe lengte op den rijweg kan met één zuil worden volstaan. Indien op een vereenigingspunt van wegen een verkeerszuil wordt geplaatst, die door het verkeer, komende uit elk dier wegen aan de rechterzijde voorbij gereden wordt, gelden daarvoor de voor schriften vervat in de vorige alinea, met deze wijziging nochtans, dat het vierkant met de pijl en de rechthoeken aan elke zijde van de zuil, vanwaar het verkeer nadert, moeten worden aangebracht, en dat deze zuil niet vierzijdig behoeft te zijn. Het roode achterlicht. De lantaarn welke op een motorrijtuig op meer dan twee wielen, dat zich tus schen een half uur n a zonsondergang en een half uur vóór zonsopgang op een weg bevindt, aan de achterzijde moet zijn be vestigd, mag niet hooger dan 1.25 meter boven het wegdek zijn aangebracht en niet meer dan 0.50 meter verwijderd zijn van het meest naar links uitstekende ge deelte van het motorrijtuig. Deze bepaling is tot 1 Januari 1935 niet van toepassing op motorrijtuigen, waarvan de lantaarn aan de linkerachterzijde is aangebracht. De verkeersborden. Tenslotte bevat de beschikking een vol ledige uiteenzetting omtrent vorm, tee- kening en kleur der borden, welke ter aanduiding van verboden, aanwijzingen, verplichtingen c.d. zullen moeten worden gebruikt op Rijks-, Provinciale- en Ge- i meentewegen. UND- EN TUINBOUW RUILVERKAVELING. De laatste kwarteeuw is door de Ned. Heide Mij. in geschrift en door voorbeeld propaganda gemaakt voor ruilverkave ling. Maar in het Mei-nummer van het Maandschrift dier Mij. wordt door den heer V. R. IJ. Croesen gewezen op een bij drage in de Drentsche Volksalmanak van 1838, dus bijna een eeuw geleden, waarin reeds door een landbouwer een pleidooi voor ruilverkaveling wordt gehouden en zelfs is gedacht aan een wettelijke rege ling en aan de bindende kracht van een meerderheidsbesluit. De schrijver, zekere J. S., wees op de meerdere kosten van be arbeiding en bezaaiing tengevolge, van de verspreide ligging en den tijd, dat daardoor verspild wordt. „Iéder landeigenaar zal zijn belang inzien zoo schrijft hij om door onderlinge ruiling of wel door een geheel nieuwe verdeeling der eischen, zijn ver spreide akkers aan elkander verbonden te krijgen. Bij zoodanige ruiling of verdee ling zoude men kunnen beproeven, om van de registratie-regelen te worden ont heven, terwijl de overige kosten van ver deeling rijkelijk vergoed worden door het voordeel, hetwelk een dergelijke verdee ling zoude aanbrengen. De voordeelen welke aan een verdeeling der eischen ver bonden zijn, vinden we in de regelmatige ligging, welke men aan de akkers zou kun nen geven, wanneer aan ieder het eige- dom op den eisch op ééne plaats aange wezen werd. Dit zou de bewerking gemak kelijker maken, en den eigenaar in staat stellen om goede wegen naar zijn land te leggen, hetwelk hem tevens zoude bevrij den dat geen zijner naburen, door overrij den, zijne bewerkte en soms bezaaide ak kers eenig nadeel toebrengt, 'n Landbouwer welke zijn belang zal voorstaan, zal het hoogst nuttige van een nieuwe verdeeling der uitgestrekte eischen in Drenthe toe stemmen, omdat hij door ondervinding het nut en voordeel heeft leeren kennen, dat bij scheiding en deeling van landerijen zooveel mogelijk alle splitsing of doorsnij ding van perceelen worde vermeden, en dat ieder zijn aandeel of eigendom op één en dezelfde plaats bij elkander hebbe. Taxisheggen. In den loop der jaren von den we een enkele maal aanleiding om te waarschuwen tegen Taxisheggen, die voor paarden vergiftig bleken te zijn. Zoo ock maakten de nieuwsbladen nu weer melding •van zulk efen vergiftigingsgeval. Bij een zuivelfabriek staat een Taxishaag; een paar paarden, gespannen voor een melk wagen, hadden, terwijl zij bij de fabriek hadden moeten wachten, van de heg gege ten, met het gevolg, dat zij op de terug reis, eerst de een, toen de ander, plotse ling dood neervielen. De takken van de Taxishaag bleken de oorzaak te zijn. Men zij dus voorzichtig met Taxisheggen. De Taxis is een soort naaldboom, verwant aan den spar; de naalvormige bladeren, en vooral de jonge scheuten, bevatten een zwaar vergift: taxine, dat zoowel voor mensch als dier doodelijk is. Reeds bij een kleine dosis ontstaat een gevoel van mat heid en slaap, grootere hoeveelheden wer ken verdoovend, de pols wordt langzamer. De pupillen verdwijnen. In den regel tus schen 1 en 14 uur na het gebruik volgt plotseling de dood. Ook het zaad, dat zich in mooie roode besjes bevindt, is uiterst gevaai-lijk; enkele jaren geleden zijn schoolkinderen door die besjes verlokt en vergiftigd. Pas op bij het bespuiten van den Boom gaard! Dr. W. van R. geeft in de Land bouw Courant voor de Veenkoloniën een waarschuwing bij het gebruik van Bor- deausche pap in den boomgaard. Vol gens den schrijver verdient het aanbeveling eens extra de aandacht te vestigen op de gevaren, die er van de zijde van de sind3 lang zoo onschuldig gewaande Bordeau- sche pap kunnen dreigen, opdat onze vee houders voor schade, die bij kennis van zaken gemakkelijk voorkomen, kan wor den, bewaard blijven. De ziekteverschijnse len, welke bij deze kopervergiftiging op treden, zijn eenigen tijd geleden door Dr. A. J. Beijers uitvoerig beschreven door de vaagheid der verschijnselen en vooral ook door het feit, dat het lang kan duren, al vorens de vergiftiging zich openbaart, zul len zij niet gemakkelijk onderkend wor den. Schapen, die in den boomgaard graas den, werden suf en wilden niet meer gra zen. De ooren gingen sterk opzwellen, ter wijl de punten gaan oprollen. De huid er van wordt schubbig, en later soms met korsten bedekt. Ook op den neus ziet men soms die korstjes optreden. Verder wate ren de dieren bloed en krijgt de huid op de plekken, welke niet door de wol be dekt zijn, een gele kleur. Eenige jaren geleden zijn in een bepaalde streek van Duitschland, waar de boomen geregeld be spoten werden, 271 schapen en eenige run deren aan kopervergiftiging gestorven. Het is dus op grond van deze ervaringen, zeer aan te raden om tijdens en na het spuiten, alle vee uit den boomgaard en de omgeving er van verwijderd te houden. Br. De nieuwe verkeersseinen (roode rand, witte achtergrond, zwarte teekens). Deze borden worden bij de wegen geplaatst en beteekenen, dat de inrij verboden is voor de erop afgebeelde wegge bruikers (behoudens de onder enkele seinen aangegeven uitzonderingen). Parkeer verbod rechterzijde der straat. De genormaliseerde teekens voor verkeersagenten. Stopteeken voor van voren nade rend verkeer. Stopteeken voor van achteren naderend verkeer. 2 Stopteeken voor van voren en ach teren nade rend verkeer. 3 Opriffedicn voor links opgesteld verkeer. Richüngspijl. vermeerde- vermindering ring. Linksaf verboden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1934 | | pagina 10