ZATERDAG 7 JULI 1934 DE LEIDSCHE COURANT DERDE BLAD. PAG. f WIJ PLAATSEN HIER EEN MOOIE PHOTO VAN HET INTE RIEUR DER OUDE MON PERE-KERK TE LEIDEN, WAAR MORGEN VOOR HET LAATST DE GODS DIENSTOEFENINGEN ZULLEN PLAATS HEBBEN. Foto Slegtenhorst. Een eeuw haast ging voorbij langs dees' gewijde muren, Veel jaren van gena, veel weken, dagen, uren, Veel oogenblikken van het innigste gebed, Veel tranen en veel troost en veel gesprekken met God zelf, die hier een eeuw verborgen is gebleven. Om meer dan één geslacht Zijn troost en steun te geven. Hier heeft Hij smart getroost en wonden, diep, geheeld, Hier schiep Hij in de ziel opnieuw Zijn evenbeeld. Hier werd het kleine kind, dat nauw'lijks nog kon klagen, Tot bij Gods milde hart door 't doopsel heengedragen. Hier zat het d' eerste maal aan 't heilig Gastmaal aan, Hier liet het zich, gevormd, door God tot ridder slaan. Hier klonk zijn blijde zang, God lof, langs de gewelven, Hier was de mensch Gods kind, hier vond de mensch zichzelven, Hier kwamen man en vrouw als bruidegom en bruid Al dragende hun ziel big naar elkan der uit. Hier kwam een moeder na haar lange, zware dagen, Ter kerkgang om haar kind God zeiven op te dragen. Hier brak veel jaren lang Gods Priester 't heilig Brood, Hier zweefde een gebed rondom den stillen dood. Nu is dit al gedaan na zooveel milde jaren, 't Zijn doode vensters, die naar binnen zullen staren, Wellicht nog langen tijd of nog maar kort misschien, Maar 't zal gestorven zijn, zij zullen niet meer zien. En wij, die onzen dank aan deze jaren geven, Wij roepen in gebed: o God, blijf in ons leven. (Na de onlangs in ons blad gegeven his torie der Mon Père kerk, van de hand van Leidens archivaris, nemen wij hier nog gaarne op e^uige, ons toegezonden histo rische beschouwingen van een oud-Leide- naar). Nu de oude „Mon Père", indertijd ge sticht om voor de naar Leiden uitgeweken Waalsche en Fransche wevers de gelegen heid te scheppen, ter kerke te gaan bij priester n.l. Fransche Carmelieten, aan wier zorgen de nieuwe statie werd toe vertrouwd die hun landstaal verston den, morgen voor het laatst is geopend, moge het volgende uit haar geschiedenis in herinnering.' worden gebracht. Hier mede zal tevens worden onthuld, hoezeer toen financieele overwegingen de antipa pistische overheid er toe brachtén, water in hun wijn te doen als in hun oog de be langen der stad zulks eischten. In het derde decennium der 18e eeuw kwamen n.l. in de Sleutelstad met weinig tijdsverschil twee pastoors-plaatsen vacant, waarvan de weder-bezetting groot onder scheid in tijdsduur vertoonde. Den 6en Mei 1728 overleed de herder der statie van Hollandsche Carmelieten aan het Utrechtsche Veer, hetwelk leidde tot sluiting der kerk op 1 Juli d.a.v. Bur- gemeesteren weigerden nJ. hardnekkig, een opvolger toe te laten; pas 22 jaar later kon de kerk weer in gebruik worden geno men. Heel anders echter verging het de statie der Fransche Carmelieten, de „Mon Père"- kerk. Daar was 3 November 1726 de pas toor overleden, pater Aug. Darnault, maar ziet: tegen Paschen des volgenden jaars was daar al een opvolger. En dit ondanks de vrees der parochianen, dat hun bede huis wel eens gesloten zou kunnen wor den, ja, aan de Jansenisten zou kunnen overgaan, omdat deze zeer gebeten wa ren op den overledene, die hen fel had be streden, terwijl de overheid juist op hun hand was. Dit zou wel eens minstens tot sluiting der kerk kunnen leiden. 't Zag er aanvankelijk wel naar uit. Reeds in dezelfde Novembermand van 't overlijden zijns voorgangers kwam de nieu we pastoor, pater Paulus Des Martins, maar kerkmeesters kregen van Burgemees- teren nul op hun request om toelating zelfs herhaling van het verzoek hielp niet. Slechts werd den pastoor tegen Paschen 1727 toegestaan, gedurende 3 weken den dienst waar te nemen, wat er evenwel toe leiddedat de pastoor bleef. Toch toestemming? Geen quaestie van: de over heid deed eenvoudig een oogje dicht. Een F. Sch. officieele vergunning kwam niet, tegenbe vel echter evenmin; oogluikend ging in de „Mon Père" alles zijn gewonen gang. Vanwaar dat verschil in de behandeling? Er waren te dien tijde heel wat vreemde studenten in de Sleutelstad. De beroemde Boerhaave trok een zeer groot aantal bui tenlanders, honderden tegelijk, waaronder veel Duitsohers. Bovendien bestond des tijds bij den adel van Oostenrijk en Bohe- men de gewoonte, zijn zoons een poosje naar Leiden te zenden om daar in de rech ten te studeeren en algemeene ontwikke ling op te doen. De tijdgenoot von Pöll- nitz beweert zelfs, dat de geheele adel lijke jongelingschap dier gewesten te Leiden de lessen van den hoogleeraar Vi- triavier ging bijwonen. Hierin moge overdrijving schuilen, feit is, dat er zeer veel gegoede studenten kamen, naar de gewoonte des tijds ver gezeld van bedienden: „éphosi, cubicularü, famuli" enz., die ook allemaal onderdak moesten hebben. Daar profiteerde de burgerij van, vooral ook wijl die adellijke jongelui op grooten voet plachten te le ven. Nu waren de Katholieken onder die buitenlanders zeer gesteld op de aanwe zigheid van een vreemden geestelijke, al was 't dan een Franschman; deze zal de Duitsche taal ook wel hebben verstaan. Hoe 't zij: de Duitsche R.-K. studenten wilden den Fransche Carmelieten niet mis sen en dreigde met vertrek als zij hun zin niet kregen. Daar zag de in ieder geval pientere overheid een belangrijke vingerwijzing in! Ik weet niet, of toentertijd in de ambte lijke wereld antecedenten ook zooveel ge wicht in de schaal legden als tegenwoor dig, maar in ieder geval: er was een ante cedent. Reeds in 1577, kort na de oprichting der Hoogeschool, begrepen de Staten, dat in het belang der jeugdige instelling moest worden toegegeven aan het door professo ren, curatoren en burgemeesters onder steunde verzoek der uitheemsche studen ten tot afschaffing van den ook van hen geëischten religie-eed. De goede gevolgen van dezen, in een tijd van religie-haat zoo opmerkelijken maatregel hadden niet op zich doen wach ten. Leiden was weldra een wereldbe roemd, door vreemdelingen druk bezocht centrum van geleerdheid geworden. Deze traditie van verdraagzaamheid was dan ook steeds door de overheden in eere ge houden. Zou men nu daarmee breken en den Duitschers de gelegenheid bieden, om overal den roem van verdraagzaamheid der Academie te gaan verduisteren? Dit zou den zij zeker doen als zij elders, aan con- curreerende hoogescholen, hun studiën gingen voortzetten. En welk een schade voor de goede bewoners der stad, niet al leen terstond, als de bedreigde uittocht van Roomsche goedbetalenden werkelijk heid mocht worden, maar ook blijvend, in dien voortaan Leiden door buitenlanders gemeden mocht worden als 'n plaats, waar den Roomschen studeerenden geen volle dige vrijheid van godsdienstuitoefening werd vergund. Al mocht de exodus zoo'n vaart niet nemen als het leek, de ver draagzame traditie moest gehandhaafd, mocht geen gevaar loopen. Nu was het college van curatoren sa mengesteld uit zeven leden: drie, door de Staten benoemd, terwijl de andere vier de regeerende burgemeesteren van Lei den waren. Dat was makkelijk: de belan gen van de Universiteit en stad gingen broederlijk samen, ook in 't gegeven geval, en zoo werd een zeer verdraagzaam be sluit genomen. De professoren konden de studenten gerust stellen, burgemeesteren zorgden wel, dat pastoor Des Martins niet werd lastig gevallen en terzelfder tijd was toch goedgunstig beschikt op het verzoek van kerkmeesters. Het kerkgebouw van pastoor Des Mar tins was natuurlijk niet hetzelfde als de huidige „Mon Père". Het stond zooals in dien tijd gebruikelijk was tusschen de huizen van Haarlemmerstraat en Oude Vest, ongeveer ter plaatse, denk ik, waar nu in de kerk van de „Mon Père" de preek stoel staat. Uit die verborgen statie heeft zich gaandeweg het huidige complex van kerk en pastorie ontwikkelt. Deken Dessen z.g., die een zoo belangrijk deel van zijn priesterleven aan de „Mon Père" sleet eerst als kapelaan, later als pas toor placht gaarne zijn gerechtheid aan de traditie te toonen door te zeggen: „deze kerk is de eenige der Roomsche bedehui zen van Leiden, die nog op haar oude plaats staat." Dit gaat ook nu veranderen. Zal de typische naam „Mon Père" mede verdwijnen? Of neemt de spraakmakende gemeente, de gewoonte getrouw, dien mede naar den Heerensingel. Dit ware te wen- schen. AJO. KERKNIEUWS PATERS VAN DEN H. GEEST Als opvolger van den HoogEerw. Pater dr. L. Vogel, die onlangs benoemd werd tot Provinciaal der.Nederlandsche Provin cie van de Congregatie van den H. Geest, is thans tot Overste gekozen van het Mis siehuis te Weert: de ZeerEerw. Pater P. Pelt. Geboren te VijlenVaals, was Z.E. na zijn studies en priesterwijding te Leu ven, achtereenvolgens werkzaam als leer- aar te Gentinnes (België), en te Weert, waar hij sinds September 1933 Prefekt der studenten was. Verder is benoemd tot Procurator van de Nederlandsche Provincie, de Zeer E. Pater J. A. de Rooy, geboren te Alkmaar. Na eveneens te Leuven zijn studies vol tooid en de Priesterwijding ontvangen te hebben, vertrok hij in 1923 naar de Mis sie van Bagamoyo .(Engelsch Oost-Afrika) Na zijn terugkeer in 1933 werd hij ver bonden aan het Missiehuis te Weert. Heeren Onderwijzers Retraite Van Dinsdag 31 Juli tot Vrijdag 3 Aug., en van Vrijdag 3 Aug. tot Maandag 6 Aug. zal in het Retraitenhuis St. Igna tius in Spaubeek (L.) een retraite wor den gegeven voor heeren onderwijzers. De directie verzoekt den deelnemers zich spoedig op te^ geven (telefoonnum. 7) BUITENLAND DUITSCHLAND. Toen het onweer voorbij dreef VON PAPEN. Leden van zijn staf In vrijheid. Van officieele zijde wordt aan „United Press" medegedeeld, dat drie leden van den staf van von Papen, die gearresteerd waren, in vrijheid zijn gesteld, omdat zij bewijzen konden, dat zij met de samen zweerders tegen de regeering niets uit staande hadden. De namen van de in vrij heid gestelden zgn: Friedrich Gunther von Tschirschky und Bocgendorff, Frie drich Karl v. Savigny en Fraulein Marga- rethe von Stotzingen. De heer von Tschirschky was de adjudant van von Pa pen. De overigen waren op zijn bureau werkzaam. Naar „United Press" uit betrouwbare bron verneemt, is vice-kanselier von Pa pen voornemens eerstdaags een bezoek te brengen aan president von Hindenburg, die. zooals bekend, op zijn buitenverblijf te Neudeck vertoeft. Von Papen verlangt van de regeering het bewijs, dat het op treden tegen zijn medewerkers gerecht vaardigd is. Von Papen voert op het oogenblik nog besprekingen met den rijkskanselier over zijn positie in het ka binet. De vice-kanselier ziet er vermoeid en overwerkt uit. GEEN PRINSEN BIJ HET COMPLOT BETROKKEN. „Verbanningsberlchten volkomen onjuist". De beheerder van de bezittingen van de Hohenzollern-familie heeft in een inter view met Reuter verklaard, dat geen der leden der keizerlijke familie op eenigerlei wijze is betrokken bij het complot van Roehm. De berichten, dat de ex-kroon prins of prins August Wilhelm bevel ge kregen hebben, Duitschland te verlaten, zijn volkomen onjuist. Waarom zouden zij ook? aldus de vertegenwoordiger der kei zerlijke familie. Geen Duitsche regeering kan aan een Duitscher bevelen het land te verlaten. Het bezoek van prinses Hermine aan Duitschland was reeds eenige dagen vóór het complot van Roehm vastgesteld. De prinses komt ook naar Berlijn, waar zij eenige vrienden van den keizer zal be zoeken, inkoopen zal doen en besprekin gen voeren betreffende de keizerlijke be zittingen. Majoor von Muldner, de vriend en ver trouweling van den ex-kroonprins, die, naar bericht werd, eveneens terechtgesteld zou zijn, is in leven en heeft zijn werk zaamheden tot dusver niet onderbroken. TREVIRANUS GEFUSILLEERD. Ook Scherlnger is terechtgesteld. Reuter meldt, dat oud-minister Trevi- ranus gefusilleerd is. Ook luitenant Scheringer, een van de drie Rijksweer-officieren, die door het Hooggerechtshof van Leipzig eenige jaren geleden wegens hoogverraad werden ver oordeeld, is gefusilleerd. Van dit proces weet men zich nog te herinneren, dat Hitier verklaarde, dat „de hoofden door het stof zouden rollen, wan neer de nationaal-socialisten aan het be wind zouden komen". Gottfried Treviranus, die het laatst mi nister van Verkeer in het tweede kabinet- Brüning was, werd 20 Maart 1891 gebo ren, bezocht het gymnasium en werd in 1912 luitenant-ter-zee. Tijdens den oorlog was hg commandant van een torpedoboot en in 1918 verliet hij de marine, om in landbouw-wetenschappen te studeeren. Treviranus, die lid was van de Duitsch- nationale partij, deed in December 1924 z'n intrede in den Rijksdag, doch hij kwam in conflict met den leider Hugenberg, verliet de partij en vormde de „Volkscon- servatieve vereeniging". Op 30 Maart 1930 werd Treviranus benoemd tot minister voor de bezette gebieden in het ministerie Brüning, na de ontruiming van het be zette gebied werd hij rijkscommissaris voor de hulpverleening aan Oost-Pruisen. GESPREKKEN-CONTROLE TE BERLIJN. Te Berlijn is het wel is waar uiterlijk volkomen rustig, maar de eigenaardige be richten over de putsch-plannen en over de relaties der muiters met den Franschen generalen staf berichten welke overi gens onmiddellijk zijn gedementeerd hebben de belangstelling der bevolking weer wakker geschud. Er is in de gesprek ken, welke men hier en daar hoort, een groeiende twijfel over de juistheid der of ficieele verklaringen omtrent de toedracht der gebeurtenissen te constateeren. Ten einde de gesprekken van hét pu bliek te controleeren, loopen in burger gekleede S.S.-mannnen in de straten rond, die zich onopvallend in de buurt van pra tende groepjes menschen begeven, of zich in café's of restaurants onder de bezoe kers mengen. Personen, die in hun gesprek ken een staatsvijandigen toon aanslaan, of ongeoorloofde critiek oefenen, worden ge arresteerd. In den loop van den dag zijn ook vele gewone S.A.-mannen gearres teerd, die zich blijkbaar een oordeel had den aangematigd over het h.i. te scherpe optreden der S.S. tegen de leiders der S.A. DE CONCORDAATSONDERHANDE LINGEN TE BERLIJN. Naar aanleiding van het bericht, dat door het offioieele D. N. B. de wereld werd ingezonden, als zouden de intermediaire besprekingen te Berlijn over de toepassing tot volledige overeenstemming hebben ge leid, vernemen wij uit Vaticaansche krin gen, dat dit bericht niet geheel Juist ia. Naar ons van welingelichte zijde wordt medegedeeld, is bij het Pauselijk staats secretariaat nog een officieele mededeeling over de vermoedelijke resultaten ontvan gen. Van kerkelijke hoogwaardigheids- bekleeders, die in zeer nauwe betrekking staan tot het Vaticaan, worden wij er op merkzaam op gemaakt, dat er in de Duit- sche bladen slechts van een eventueel ac- coord gesproken wordt. Het artikel, dat de absolute vrijheid van handelen van alle reeds bestaande katholie ke organisaties wil beschermen, die geen politiek karakter hebben, zoowel voor vol wassenen als voor jeugdige personen, dus ook voor de Katholieke Actie, de christen lijke gezellen- en werkliedenvereenigingen en natuurlijk ook alle vereenigingen, die een liefdadig doel nastreven, is natuurlijk buitengewoon voornaam. Want juist tegen deze organisaties en vereenigingen werden in de laatste weken door de Duitsche re geering allerlei hatelijke bepalingen ge maakt. Wanneer de rechten en christelijke verplichtingen van deze vereenigingen en organisaties erkend en omschreven wer den, zou dit inderdaad een groote toenade ring zijn op den weg naar den vrede tus schen Kerk en Staat in Duitschland. Doch door dit artikel alleen zou een dergelij ke eenheid nooit tot stand kunnen komen. Dan zouden er nog tal van andere, even zeer voorname punten, heelemaal opnieuw geïnterpreteerd en vastgesteld moeten worden. Zoo zou bijv. ook art. 21 betreffende de opvoeding der jeugd op de scholen in christelijken geest en geloof gewaarborgd moeten worden, terwijl ook de strijd, of liever de boycot tegen de katholieke bij zondere scholen, tegen de ouders, die hun kinderen daarheen durven zenden, tegen de leeraars en leerlingen, welke deze scho len bezoeken, opgeheven zou moeten wor den. Vooral echter zou de slot-paragraaf van art. 32 van het concordaat vastgelegd moeten worden, waarbij het onderwijzen en verklaren van de waarheden van het Katholiek geloof en van de christelijke ze denleer zonder eenige inmenging van de zijde der regeering aan geestelijken en re- ligieusen wordt toegestaan, een paragraaf, waartegen de nationaal-socialisten heel vaak gezondigd hebben, waarvoor tal van priesters in de gevangenis werden gezet en vele geestelijken tot in de laatste dagen tal van vervolgingen hadden te verduren. BELGIE. BELGISCH VOLMACHT-VOORSTEL Stuit op verzet. De beraadslagingen in de afdeelingen der Belgische Kamer over het wetsont werp, waarbij aan de regeering voor een periode van zeven maanden speciale vol machten op financieel en economisch ge bied gegeven worden, zijn in strijd met dc verwachting nog niet beëindigd. Het verzet blijkt krachtiger te zijn, dan men had gedacht en na afloop der zitting van gisteren was men nogal pessimistisch gestemd ten aanzien van het lot van het wetsontwerp. Sommige afgevaardigden waren van oordeel, dat, wanneer het niet aanzienlijk zou worden gewijzigd, het wel eens verworpen zou kunnen worden. De Kamer telt namelijk ruim 80 ge meentelijke bestuurders, o.w. burgemees ters, wethouders en leden van gemeentera den, die allen weigeren in te stemmen met controle door het ministerie van Binnen- landsche Zaken op het bestuur van hun ge meenten. Onder deze omstandigheden zal het ook nauwelijks mogelijk zijn, reeds Dinsdag as. met de behandeling van het wetsont werp in het plenum der Kamer een aan vang te maken. Mocht burgemeester Mnx van Brussel, die tegen het ontwerp is ge kant, er in slagen, een deel der liberalen aan zijn zijde te krijgen, dan zal dit de verwerping van het ontwerp beteekenen. De eenige oplossing, die in dat geval zou resten, zou, voor zoover dit op het oogenblik valt te beoordeelen, een ontbin ding zijn van het parlement. Dit zou ech ter allerminst naar den zin zijn van de af gevaardigden zelf, wier mandaten pas over twee jaar afloopen. In elk geval beschouwt men de situatie momenteel als tamelijk kritiek. FRANKRIJK. FRANKRIJK'S ROL IN DE DUITSCHE SAMENZWERING. „Belachelijke beweringen", zegt Barthou. De Fransche minister van Buitenlandschc Zaken, Barthou, heeft heden in de Kamer commissie voor buitenlandsche aangelegen heden een rede gehouden. Barthou begon met te verklaren, dat hij weigerde in te gaan op de tegen Frankrijk gevoerde cam pagne in verband met de jongste gebeur tenissen in Duitschland. Niets van al wat er beweerd wordt over de hem toegeschre ven rol, is waar. Hij zou zich vernederen als hij dergelijke belachelijke beweringen erns tig zou opvatten.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1934 | | pagina 9