25ste Jaargang DONDEDAG 28 JUNI 1934 No. 7848 DAGBLAD VOOR LEIDEIN EN OMSTREKEN Bureaux: PAPENGRACHT 32, LEIDEN VOORNAAMSTE NIEUWS. DE ABONNEMENTSPRIJS bedraagt bij vooruitbetaling: Voor Leiden 19 cent per week1 2.50 per kwartaal Bij onze Agenten 20 cent per week 2.60 per kwartaal Franco per post 2.95 per kwartaal JS«t Geïllustreerd Zondagsblad is voor de Abonné's ver krijgbaar tegen betaling van 50 cent per kwartaal, bij vooruitbetaling. Afzonderlijke nummers 5 cent, met Geïllustreerd Zondagsblad 9 cent TEL. INT. ADMINISTRATIE 935, REDACTIE 15 Ll GIRONUMMER 103003, POSTBUS No. 11] DE ADVERTENTIEPRIJS BEDRAAGT! Gewone Advertentiën 30 cent per regel Voor Ingezonden Mededeelingen wordt bet dubbele van het tarief berekend. TELETOOK***i6 van ten hoogste 30 woorden, waarin be- betrekkingen worden aangeboden of gevraagd, huur ea verhuur, ^oop en verkoop: 0.50 DIT NUMMER BESTAAT UIT VIER BLADEN. V wat nu? Neen, we bedoelen niet, wat er nu moet gebeuren nu de wereld jammert om 'n eindelijke uitkomst in de ellende der werk loosheid. Wat nu? Wat nu, nu de Tweede Ka mer de motie-Tilanus heeft aanvaard en daarin de regeering als haar meening heeft te kennen gegeven, dat zij de oplossing van Minister Marchant inzake het spellings- vraagstuk niet wenscht? Wat nu? De vraag is al aan Minister Marchant voorgelegd. Hij wenschte echter te zwijgen, daar de kwestie Dinsdag a.s. in den ministerraad zat worden besproken. Wanneer wij dit vraagstuk bezien, terwijl wij leven in het besef van de ontzaglijke wereld-problemen, die zich rondom ons op dringen, dan wordt de beteekenis er van wel héél klein. Zeker, dat is op zich volstrekt geen re den, om het te laten liggen. Natuurlijk niet. Maar er zijn toch wel overwegingen, die het, ons inziens, wenschelijk maken, om het spellingsvraagstuk niet n u, op een min of meer geforceerde wijze, te willen oplos sen. En ons schijnt ook de oplossing zelf niet de meest verkieslijke. Om dat alles verheugt ons de aanne ming der motie-Tilanus. De regeering kan deze naast zich leggen. Maar dat zij in deze kwestie op deze wijze van haar recht zal gebruik maken, kunnen wij niet veronderstellen. V De baat-belasting Als er maatregelen moeten worden ge nomen ten bate der gemeenschap, dan moet de gemeenschap deze betalen en niet de een of ander. Zoo b.v. is het onbillijk en onrechtvaardig, als er, als algemeene re gel zonder uitzondering, geen schadever goeding wordt toegekend aan hen, wier eigendommen in waarde dalen door maat regelen van de overheid. Maar ook het omgekeerde is waar. Als er maatregelen worden genomen ten bate der gemeenschap, dan moet de gemeen schap de vruchten daarvan plukken en niet de een of ander. Indien dat laatste ge schiedt, indien particulieren er direct-fi- nancieel van profiteeren, dan is 't billijk, dat dezen voor de baten, welke zij uit die maatregelen trekken, ook naar evenredig heid mee-betalen in de kosten van die maatregelen. Dit laatste beginsel ligt opgesloten in de baat-belasting een belasting, welke B. en W. van Leiden nu voorstellen in ver band met de demping van het Levendaal. De baat-belasting steunt op een ge zond beginsel. Zij is rechtvaardig, als er werkelijk aan particulieren directe geldelijke baten worden in den schoot geworpen door over heidsmaatregelen. In zulke gevallen is er alles voor te zeggen. Maar dat feit het feit van die baten moet dan ook vaststaan. Of dat in het hier genoemde geval vast staat daarover zal, naar wjj vermoeden, in de a.s. zitting van den Leidschen ge meenteraad nog wel 'n woordje worden ge sproken! ZWARE EXPLOSIE IN DYNAMIET- FABRIEK. Elf dooden. WASHINGTON, 28 Juni. (V.D.) In Olym- pia in den staat Washington is in een dy- namietfabriek een hevige ontploffing ont staan. Elf personen werden gedood, waar onder een vrouw en een kind. Verder kre gen talrijke personen min of meer ernstige verwondingen. Vijf gewonden moesten in een ziekenhuis worden opgenomen. Een Herderlijk Schrijven van het Duitsche Episcopaat A.s. Zondag wordt In alle kerken van Duitschland van af den kansel een Her derlijk Schrijven voorgelezen van het Ge zamenlijk Episcopaat. Wij kunnen den korten inhoud hiervan thans reeds mede- deelen. Het omvangrijk schrijven begint met te wijzen op de beteekenis van het Heilig Jaar, dat voor het Duitsche Katholicisme een jaar van beproeving is geworden. De Bisschoppen geven uiting aan de zorgen, die hen kwellen in verband met de stroo ming en beweging, die zich rechtstreeks wendt tegen de verheven daden van Jezus Christus en de grondwaarheden der Ka tholieke Kerk. Daarom wijzen de Bis schoppen met nadruk op de zware ver plichting om te gelooven aan een persoon lijken God en aan de godheid van Chris tus, daarom moeten de katholieken trouw blijven aan de Kerk, waarvan men zich niet mag losscheuren ten gunste van een soort Nationale Kerk. De bisschoppen waarschuwen verder voor de brutale acti viteit van het moderne heidendom, dat zich geen beperkingen heeft laten opleggen, maar dat steeds in woord en geschrift ge vaarlijker wordt, nog te meer daar men er niet voldoende stelling tegen kan ne men, omdat de katholieke pers aan banden is gelegd en het organisatieleven zeer be perkt is. De uitspraken en slagwoorden zooals „Dogma's zijn werk van menschen", „In uniform is men noch Katholiek noch Pro testant" en vele anderen worden tot haar juiste waarde teruggebracht. De opwerping, dat het vermanend woord der Bisschoppen een inmenging zou zijn in de politiek, wordt met heilige verontwaardiging ver worpen. Het onverschrokken woord der Bis schoppen besluit met een ernstig vermaan om trouw te volharden, vooral zorg te besteden aan de katholieke Jeugd en vol vertrouwen te zijn, want: als God met ons is, wie zal dan tegen ons iets vermogen? Het spellingsvraagstuk GEEN COMPROMIS? Motie Til an us aangenomen. Met 48 tegen 43 stemmen heeft gister middag de Tweede Kamer de motie Tilanus aangenomen en den voortvarenden mr. Marchant een „niet verder" be+eekend. De T ij d schrijft naar aanleiding hier van: Blaast de aangenomen motde-Tilanus ook het epellingscompromifl weg? Men weet, dat mr. Marchant den schijn speelde, alsof hij er zich niet veel van zou aantrekken. Voor hem lag de motie overhoop met ons staatsrecht; ze introduceerde de Kamer op regeeringsterrein en beproefde onze con stitutie te forceeren. Maar gevat pareerde jhr. mr. de Geer, dat een zekere mr. Mar chant er in 1917 anders over dacht, toen hij tegen Minister Bosboom twee moties van gelijk karakter als thans de motie- Tilanus had ingediend. Die pijl maakte inderdaad mr. Marchant machteloos. Ongetwijfeld kan de motie- Tilanus hem niet verplichten, ze is niet meer dan een uiting van het gevoelen der Kamer en heeft niet de minste staatsrech telijke beteekenis. Maar minister Marchant zit aan zijn verleden vast. In Mei 1917 leg de ook minister Bosboom een motie-Mar- chant naast zich neer, maar dadelijk was toen mr. Marchant bij de hand, om den on willig en minister te dwingen haar uit te voeren (het gold toen het oproepen van de militielichiting vóór den landstorm: „De minister aldus mr. Marchant in de vergadering van 10 Med 1917 heeft Vrijdag gezegd, dat hij zich zijn vrijheid volkomen voorbehoudt. Ik zeggen: natuurlijk, de minister is zoo vrij als een vogel in de lucht, de mi nister moet weten, hoe hij wil regee- ren. Maar de Kamer moet weten, of zij met den minister kan samenwerken. Indien nu de minister een beleid volgt, dat door de Kamer onjuist is geoor deeld, indien de minister daarvoor geen andere verantwoording doet dan deze: zoo wil ik het nu eenmaal; en indien dan de Kamer zou concludeeren: best, dan moet het maar zoo, al begrijpen we niet waarom, waarvoor dient dan onze afwijkende meening te ken nen geven? Waarom zullen wij dan niet liever zeggen: de regeering re geert, dat beteekent, zooals de regee ring doet is het welgedaan? Elke mi nister heeft plein pouvoir om te han delen naar welgevallen, de Kamer blijft harerzijds tot samenwerking bereid met eiken minister, hoe zijn beleid ook moge zijn. Ik zou zeggen, laten we ons dan hier in de Kamer bepalen tot wetgevend werk alleen". Al staat thans de Minister Marchant aan een anderen kant van de groene tafel dan waar in 1917 het Kamerlid Marchant stond, hij kan krachtens zijn verleden logica den spellings-chaos niet over het onderwijs los laten. In 1917 deed de aangenomen tweede motie-Marchant minister Bosboom aftre den. Zou zich thans minister Marchant aan een tweede motie-Tilanus willen blootstel len? De motie-Marchant van 4 Mei 1917 luid de woordelijk als de heden aangenomen motie-Tilanus. Beide moties staan in de oude spelling. De bekeerling van twee maanden zal het, hopenlijk, met zijn par lementair verleden ernstiger nemen dan met zijn visie op de spellingsbeginselen. Met de laatsten heeft hij den compromis beproefd, met zijn parlementaire houding is zij niet mogelijk! Mr. Goseling legde gisteren namens de katholieke fractie de volgende verklaring af: „Onze fractie erkent dat de rijksoverheid met betrekking tot de schrijfwijze van de Nederlandsche taal een taak heeft op het gebied van het onderwijs. Deze taak kan slechts zijn: het scheppen van orde door de schrijfwijze te doen aanpassen aan de werkelijk levende taal. Na de gedachten- wisseling met de Kamer, waarnaar de mi nister blijkens zijn verklaringen heeft ver langd en waarbij is gebleken, dat Zijne Ex cellentie in zijn aanvankelijk kenbaar ge maakte voornemens tweeëerlei wijziging brengt, zien wij in de ingediende moties de mogelijkheid geopend, dat de Kamer als sluitstuk dier gedachtenwisseling haar meening uitspreekt. Sommige leden onzer fractie, die, met betrekking tot de zaak zelf, mede op de mo tieven door den minister aangevoerd, hun standpunt hebben bepaald, kunntn zich ver eenigen met uitvoering van de door den minister laatstelijk kenbaar gemaakte voornemens. Deze leden zullen derhalve stemmen, zoowel tegen de motie-Tilanus als tegen de motie-Ter Laan. Andere leden achten het niet voldoende verantwoord, dat thans in het aanpassingsproces een daad wordt gesteld, gelijk de minister voorne mens is te doen, omdat in de tegenwoordige voor regeering en volk zoo moeilijke om standigheden de dringende reden ontbreekt om op dit gebied thans iets te ondernemen. In dezen gedachtengang zal zij haar stem uitbrengen voor de motie-Tilanus en tegen de motie-Ter Laan. Voor zooveel noodig zullen wij ons gaarne stellen achter het gezonde nationale en oer-Nederlandsche verzoek van den heer Moller." MotieTilanus. Daarop had de stemming plaats over de motie-Tilanus luidende: „De Kamer van oordeel, dat niet behoort te worden overgegaan tot toelating volgens het op 7 Maart 1934 geteekende verslag van de commissie ingesteld voor het ontwer pen van regelen van overheidswege, ten einde te komen tot vereenvoudiging van de schrijfwijze van de Nederlandsche taal, gaat over tot de orde van den dag". Vóór deze motie stemden: de heer Scha per (de eenigb sociaal-domocraat), de ka tholieken v. d. Weiden, Groen, IJsselmui- den, Kampschoër, Suring, Bongaerts, baron van Voorst tot Voorst, Engels, Goseling, Steinmetz, Fleskens, Feber en de presi dent jhr. mr. Ruys de Beerenbrouck, als mede de C. H., Vrijheidsbondsche en A. R.- fracties, behalve de heer Wielinga, terwijl ook voor de motie stemden de heeren Arts, ds. Lingbeek, ds. Zandt, van Dis en Ver- voorn. Tegen de motie stemden de katholieken Hermans, v. d. Putt, Kortenhorst, Schaep- man, van Koeverden, Stumpel, Kuiper, v. d. Bilt, Loerakker, alsmede de sociaal-de mocratische, vrijzinnig-democratische en communistische afgevaardigden. De motie-Tilanus bleek aangenomen met 48 tegen 43 stemmen. Motie-Ter Laan. De Kamer stemde vervolgens over de motie-Ter Laan, die de vereenvoudigde spelling wil invoeren met 1 September a.s. Deze motie werd met zitten en opstaan verworpen. Opstaan deden alleen de S. D. A. P., de V. D., de Communisten en de hesr Van Houten. Motie-Moller. De motie-Moller luidende, dat de juistere en diepere kennis en de zuivere uitspraak van onze Nederlandsche taal voor alle groe- TWEEDE KAMER Instelling van een Verkeersfonds Begonnen werd in de Kamerzitting van gisteren met de stemming over de moties van de heeren Tilanus, ter Laan en Moller. Door het feit echter, dat de eerste met 48 tegen 43 stemmen werd aangenomen, had het stemmen over de tweede niet veel zin meer; de motie-ter Laan werd dan ook bij zitten en opstaan verworpen. Op dezelfde wijze werd de motie-Moller aangenomen. Het is dus de wensch der Kamer, dat de spelling-Marchant niet doorgevoerd wordt, en dat er hoogere eischen zullen worden gesteld wat betreft de kennis van de Ne derlandsche taal op scholen en bij examens Vervolgens werden de algemeene be schouwingen over het Verkeersfonds voort gezet. Bij de reeks tegenstanders, die het woord reeds gevoerd hebben, voegden zich nog een andere. De heer Bo n g a e r t s (R.K.S.P.) verklaarde zich eens met de cri- tiek van de 6 hem voorafgaande sprekers en van de 43 adressanten, waaronder die van alle Kamers van Koophandel. Deze minister wil, aldus spr., de Verkeersorde- ning beginnen met het remmen van den aanleg van nieuwe wegen, het remmen van het aanschaffen van nieuwe vervoermidde len en het heffen van een hoogere belas ting op het verkeer. Het begin zou moeten zijn het oprichten van een statistiek van het verkeer. Het beginsel, dat een nieuw verkeersmiddel of -weg alleen bevorderd kan worden, als het, naast de gewone kos ten, ook nog die, welke door het verlies van het vroegere zijn ontstaan, kan dra gen, acht spr. een uiting van starre, con servatieve verkeerspolitiek. Zoodoende hecht men meer waarde aan een sluitend budget, dan aan een goede ontwikkeling van handel en nijverheid. Zoo wordt het platteland weer teruggedreven in de ach terstelling bij de industrie- en handels centra. Als men snel voortgaat met het aanpassen van de spoorwegen aan de nieu we eischen, dan is een wetsontwerp als dit spoedig onnoodig. Onder de tegenstanders rekenden zich ook nog de heeren van Dis (St. Ger.), Duymaer van Twist (A.R.), die ver klaarde, dat de coördinatie van het ver keer de vlag was, die de lading van het Verkeersfonds: dekking van het Spoorweg tekort, moest dekken; de heer Bakker (C.H.), die met zijn fractie op intrekken van het ontwerp aandrong, Van Braam beek (S.D.A.P.), die als het eenige juiste systeem de concentratie van verkeerson dernemingen verdedigde, en Bierema (V.B.), die minder bezwaar tegen de voor gestelde belasting had, als wel tegen de wijze, waarop de regeering dacht de co- ordonatie tot stand te brengen. De heer Rutgers van Rozenburg (C.H.) drong, evenlas zijn partijgenoot de heer Bakker, aan op het in nadere overweging nemen van het ontwerp, terwijl tenslotte ook de heer Drop (S.D.A.P.) zich tegen het ontwerp verklaarde. De eenigste, die de regeering in deze algemeene beschou wingen eenigszins steunde, was de heer van Dij k (A.R.). Het grootste bezwaar voor de meesten is echter door den Minister van Wa terstaat opgeheven. Deze zeide, dat het Verkeersfonds voor de oplossing van het verkeersvraagstuk noodzakelijk was. Het verkeer eischt van de schatkist te groote offers; daaruit is de belastingver- booging te verklaren. Deze dient niet om het Spoorwegtekort te dekken; dit zal al lereerst door verbeterde exploitatie moe ten geschieden. Dat men hiermede reeds druk doende is, toonde spr. aan door er op te wyzen, dat sinds 1929 de exploitatie kosten met 20 millioen zijn teruggeloopen; anderzijds zijn echter de ontvangsten met 60 millioen gedaald. Spoedig zal echter het Spoorwegbedrijf geheel naar de nieuwe eischen worden gereorganiseerd. De oppo sitie tegen de opheffing van het Wegen fonds achtte spr. ongegrond, als zou de Regeering het belang van een bloeiend wegverkeer niet zien. Bovendien zou jaar lijks bij de begrooting een bedrag voor wegenverbetering vastgesteld kunnen wor den door de Kamer. Om echter aan alle bezwaren een einde te maken, had spr. be sloten, vast te stellen, dat 9J4/30 van het fonds voor de wegen zou bestemd wor den, d.w.z. niet minder dan de laatste ja ren daarvoor uit uitgegeven. Een speciale toelichting over de belas- BUITENLAND. Herderlijk schrijven van het Dultsch Episcopaat. (1ste blad). Hitier heeft de „Stahlhelm" de hand bo ven het hoofd gehouden (2de blad). Nieuwe aanslagen teisterden Oostenrijk in den afgeloopen nacht. (2de blad). De doop van den Prins van Luik. (2de blad). BINNENLAND. Heden ls te Tilburg een Internationale tentoonstelling geopend door minister mr. Steenberghe (4de blad). Het spellingsvraagstuk van de baan? (lste blad). pen van het Nederlandsche volk van zeer groot cultureel belang zijn, verzoekt de regeering met grooten aandrag strengere eischen te stellen voor de kennis van het Nederlandsch op alle scholen en bij alle examens, vooral bij die examens, die ver- eischt worden om de bevoegdheid te ver werven voor het geven van onderwijs. Deze motie werd met zitten en opstaan met algemeene stemmen, behalve die der Communisten, aanvaard. tingverhooging gaf de minister van Financiën, de heer Oud. Men moet het fonds zien als een afzonderlijke rekening voor verkeersuitgaven. Voor ieder ver keersmiddel worden aparte saldi berekend, terwijl het eindsaldo ten laste zal komen van de begrooting van Waterstaat. Dat het spoorwegtekort het eindsaldo ongunstig zal beinvloeden, wil nog niet zeggen, dat dit tekort uit andere middelen zal worden ge dekt. De belastingbetaler moet het Spoor wegtekort toch betalen, en het komt er weinig op aan onder welke titel dit tekort op de begrooting staat. De belastingver- hooging dient om de uitgaven voor de we gen te dekken, hetgeen bij de huidige be lasting niet het geval is. Het Verkeers fonds in een integreerend deel van het dekkingsplan-1933, waarom spr. een drin gend beroep op de Kamer doet om het goed te keuren. Op veler verzoek werd besloten heden met de replieken te beginnen. EERSTE KAMER Credietverleening voor werk verruiming De Senaait heeft gisteren beschouwingen gehouden over het befaamde 60-millioenen- plan tot werfeverruiming. De rij van spre kers werd geopend met een rede van den heer van Lanschot (R.K.S.P.), die meer trad in algemeene beschouwingen over de kabinetspolitiek, dan wel in het bijzonder over het onderhavige voorstel. Spr. zag het zwaartepunt in de handelspo litiek. Daarvan hangt de beoordeeling van het 60-millioenenplan af. Het begrootings- saldo over dit jaar zal naar alle waar schijnlijkheid een groot tekort aanwijzen. Een leeningspolitiek gaan volgen is een methode, maar ook aan de leeningscapaci- teit van een land komt een einde. Men denkt nog veel te veel, dat deze crisis wel spoedig voorbij zal gaan; misschien duurt zij nog een menschenleven lang. Er is niet het minste uitzicht, dat b.v. Engeland zijn tarievenpolitiek zal wijzigen; evenmin zal de door ons gewenschte stabilisatie binnen afzienbare tijd plaats vinden. Wij moeten tot com pas nemen: de opportuniteit. Ner gens is ons land meer mee te treffen dan met tarieven, gezien- onze internationale afhankelijkheid. Groote landen hebben veel meer middelen tot zelf-voorziening. Wat moeten we doen? Bilaterale handelsverdra gen afsluiten. Daartoe moet de Regeering haar bevoegdheden hanteeren zooals zij dat noodig acht. Tegen Duitschland b.v. staan we sterk; het is onze groote debiteur; het schijnt evenwel alsof we naast de dic tatuur van den enkeling en van het pro letariaat die van den debiteur krijgen. Wij moeten ons echter niet laten beheersdhen het gaat nu om het eigen veege lijf. Als Engeland tengevolge van zijn forsche nota de rente van de Dawes-leening krijgt uit betaald, dan is dat van ons geld. Een beetje meer durf in onze handelspolitiek is dus gewenscht. Het zgn. economisch mogelijke van het loon moet verruimd worden door industrieuitbreidmg. Laten wij trachten zelf te produceeren, wat wij kunnen pro- duceeren. Het al of niet goed werken van een industrie-bank hangt van de directie, en dus eventueel van de Regeering af. Ook kunnen zeer veel bedrijven door het hef fen van tijdelijke invoerrechten geholpen worden. Spr. besloot zijn rede met de vraag „Are we down-hearted?" met het ant woord: „No". De heer 011 e n V.D.) pleitte voor be stemming van een deel van de 60 millioen voor den landbouw. De heer de Zeeuw (S.D.A.P.) interpelleerde de regeering in

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1934 | | pagina 1