DE LEIDSCHE COURANT ONZE RAADSELWEDSTRIJD Nog drie dagen en de deur gaat dicht. Wie dan nog komt, doet niet meer mee. Ik zei: wacht niet tot het laatste oogen- blik, anders kom je of te laat of de krant is zoek. Zoo gaat het altijd. Of ik tevreden ben? Meer dan tevreden! Vooral voor het „woordraadsel" zijn er meer opgekomen, dan ik gedacht had. En dan de afdeeling „Teekenen". Mooi en goed werk is binnengekomen. Trouwens hierop kom ik terug. Alles bij elkaar genomen, is de wedstrijd een succes. En omdat ik tevreden ben, geef ik zelf nog twee troostprijzen (boeken) apart en zal ik met den Directeur overleg- gen, of er nog niet een prijsje als troost prijs kan erbij gegeven worden. Tot Zaterdag. Dan weet ik meer! Dan zal ik eens precies de getallen noemen. Wie nog niet klaar is, haaste zich! Oom Wira. WIE ZIJN JARIG? Van 24 Juni tot 30 Juni. 25 Juni: Stef Zonneveld, Kerkhout-Wasse- naar. 26 Juni: Bets van Dijk, Oosteindscheweg 24, Bergschenhoek. 26 Juni: Antoon Otten, „De Fransche Brug" Roelof arendsveen. 26 Juni: Cor de Bruijn, Lange Diefsteeg 11 26 Juni: Jan de Wilde, Atjehstraat 29a. 27 Juni: Maria de Wilde, idem. 27 Juni: Thea de Wilde, idem. 28 Juni: Hes v. d. Meer, Noordbuurt E 163, Zoeterwoude. 28 Juni: Arie v. d. Voorn, H. Rijndijk 106. 29 Juni: Emil v. a. Tuuyn, N. Rijn 59. 30 Juni: Jan van Ulden, N. Rijn 106. Ik feliciteer de jarigen. Wie zijn of haar naam in deze lijsten wil opgenomen zien, schrijve me minstens 14 dagen voor zijn verjaring. Ik bedoel al leen de namen van schoolgaande kinderen. Oom. W i m. MOOI HOLLAND. door Gretha Haverkora. Hoera, de Zomer is weer daar, Vacantie in 't verschiet; Een tijd van pret, genieten maar..,» Ja, wie bevalt dit niet!? Nog korten tijd dan gaan we weer Op reis, per tram of spoor, Bepraten plannen, keer op keer, Een ieder stelt wat voor. Men wil kampeeren op de hei, Een ander naar het bosch; Een derde wil weer allebei, Laat zijn idee niet los. Dan wordt het geld eens nageteld, Dit speelt een groote rol; Want is er nietheb je geteld, Bederft het vaak je lol! En is dan de vacantie daar, Waar iedereen naar haakt, Dan staan de koffers lang reeds klaar, Het reisplan is gemaakt! Wij gaan niet naar het buitenland, Daar moeten wij niet zijn; Want Holland biedt aan eiken stand: „Veel moois!" al is het klein!! KLEINE WEVI door Gonnïe. Wimpie vroeg eens aan zijn opoe, „Waar is opa, weet u dat?" Opa, sprak het oude vrouwtje, Die is in den hemel schat! Als je altijd zoet gaat slapen; En je jokt, en snoept nooit meer. Vind je opa vast en zeker, Eenmaal in de hemel weer. Leer je in den hemel klimmen? Is daar ook een berg met zand? Is daar ook een dierengaarde Met zoo'n dikke olifant? In den hemel sprak het vrouwtje Daar woont onze Lieve Heer En Hij kijkt ook vast en zeker Lachend op ons beiden neer.... lederen avond vroeg het ventje, Als u weer voor opa bidt? Moet u zeggen dat zijn Wimpje Al zoolang te wachten zit; En dan moet u ook eens vragen, Als Hij naar beneden gluurt, Dat Hij aan zijn kleine Wimpje, Ook een ansichtkaartje stuurt. NIEUWE RAADSELS van Dora Kniest. Raadsel I: Zoek de verborgen plaatsnamen uit: Verlang je naar een goede betrekking, wees proper en net. Ik ben blij, dat ze is thuis gebleven. Geen enkel burggraaf kon rustig thuis blijven. Ik vond de arme zieke in een hut recht tegenover de watertoren. Wij kunnen ons goed vermaken zelfs des •jvinters, wij kiezen nuttige ontspanning. Ik kan me thans niet naar de notaris be geven. Raadsel II: Welke dracht staat man en vrouw het best? Raadsel III: Met b ben ik een visch. Met d houdt men kleine kinderen zoet. Met 1 behoor ik bij de loterij. Met k ben ik een gering verblijf. Met m ben ik een insect. Met r ben ik bedorven. Met t ben ik een voegwoord. Met z heet ik dwaas. Raadsel IV: Hoe schrijft men 'n levende muizenval met 3 letters? Raadsel V: Ik ben in een heete streek geboren, Het hoofd af al of niet bevroren. Gaat heel mijn romp ook mee verloren. Er blijft slechts een van mijn ooren. Raadsel VI: Met oe ben ik zwart. Met ie is het groen. Met a is 't een dier dat veel kwaad kan doen. Raadsel VII: 'n Stuk van een koe. 'n Stuk van een rat. De staart van een geit is samen weer een dier. Welk? Raadsel VIII: Naar welke muisjes meisjes ook verlan gen. Die toch de beste kat nog niet zal vangen. Raadsel IX: Ik kom aan alle nichtjes, neefjes vragen. Wie schoenen zonder hak, ja zonder zool kan dragen.. Raadsel X: Wie in de kerk nog speelt En niemand toch verveelt? Raadsel XI: Chocolade, die koud is, En drie dagen oud is, Hoe heet men die? Raadsel XII: Welke voet heeft nimmer teenen? Zit ook niet aan iemands beenen. Raadsel XIII: Mijn 1ste is niet vuil. Mijn 2de zijn tuinen. Mijn geheel is 'n dorp in Z.-Holland. Raadsel XIV: Met b ben ik aan de huisdeur. Met c ben ik in de gevangenis. Met f ben ik vlug en levendig. Met h ben ik 'n akelige strafplaats. Met v bedek ik je geheel. Raadsel XV: De kinderen moeten weten. Uit welk bord zij niet kunnen eten. De oplossingen niet opsturen. Deze geef ik de volgende week zelf. Wie nog een stel weet, sture ze op! Oom W i m. DE NIEUWE SPELLING door Gretha Haverkorn. Nederlandsche taal is moeilijk, Heusch, dit is maar al te waar! Groote mannen, taalgeleerden Maken nieuwe wetten klaar. Wat zal het eenvoudig worden, Spellen met één o, één e, Schrijven soms voor ij een i-tje Komt niet voor meer. Ook dt? Nieuwe spelling, gij brengt uitkomst, Wat zal „taal" eenvoudig zijn; De of den! dat zal verdwijnen? Het wordt de, ja dat is fijn! Wat is eerste, vierde naamval, Tweede naamval, onderwerp? En ik wil U toch nu vragen: „Is dat Hollandsch, 't woordje sjerp?" En de woorden: „acte, rhythme, „Accountant en patisseur, „Taxi-auto en coiffeuse, „Canapé en controleur!" Ja, zoo zijn er heel wat woorden In de Nederlandsche taal; Zullen die nu ook verdwijnen? „Ruimt ze op maar allemaal!" Bezuiniging, de eisch der tijden, Wordt toegepast op het verstand; ,Veel voordeel brengt dit met zich mede, Geen gróóte kosten voor het land! De studie boeken, oude spelling, Blijven thans voor de school bewaard; Want wij, de'kind'ren, krijgen opdracht: „Brengt nieuwe spelling thans in kaart!" VACANTIE door Agatha Vesseur. De schooldeuren gingen wijd open en joe lend stormden de kinderen naar buiten. Eindelijk was de vacantie begonnen. Nu konden ze de boeken en schriften voor twee volle weken in de kast bergen. Nu hoefden ze niet meer elke dag huiswerk te maken maar konden spelen naar harte lust. Flip Duinoord ging vlug naar huis met zijn rapport. Hij ging over dus dat beloofde een prettige vacantie, want, als alle overgingen, had Vader gezegd, gingen ze de heele vacantie naar Scheveningen; daar huurden ze dan een villa dicht bij de zee. Als Frans, Riet en Toos riU ook maar overgingen, want anders vielen alle plannen in duigen. Zoo in zijn eigen den kend was Flip de Voorstraat genaderd en was thuis voor hij het wist. Hij belde zoo wild, dat Dina de meid verschrikt aan kwam hollen. Maar jongen is dat bellen! ik dacht minstens dat er brand was, zei ze, toen de deur open deed. Ja Dina, voor deze eene keer moet je me dat maar ver geven, want zie je, ik ga over en nu moes ik het gauw aan moeder gaan vertellen, want je weet dat we dan uitgaan. Maar zijn Frans, Riet en Toos al thuis? Neen Flip, je bent de eerste dat gebeurt ook niet eiken dag, maar ik heb geen tijd meer om te pra ten. Flip ging de kamer in. „Dag moe", „dag Flip", hoe is het met je rapport? Ik ga over moe, fijn hè? nou hoor prachtig! Ik geloof, dat Frans daar ook al aan komt, ik hoor de brievenbus zoo kleppen, het duurt mijnheer ongeduld zeker al weer te lang. Nu dat is een goed teeken en jawel hoor, daar kwam hij al aanstormen. Ik ga over! Ik ga over! Zeg, kan je eerst niet net jes gedag zeggen? O ja, dag moe, d,ag Frans, ik ben blij dat je over gaat, hoor jullie hebben goed je best gedaan! dus zul len de vacantieplannen wel doorgaan. Moe keek eens door het raam, daar kwamen Riet en Toos ook aan met blijde gezichten en druk babbelend. Er werd gebeld. Zeg Flip doe jij eens even open, anders moet Dina telkens van haar werk afloopen. Blijf maar hoor Dien, riep Flip in de gang. ik zal wel open doen. Hallo, zeg, gaan jullie over? ja allebei, en jij? ja ik ook en Frans ook, ha fijn! Dag Moe, dag Riet! dag Toos! ik zie het al aan jullie gezichten dat het goed is. Hé Moe, gaan we nu naar zee. Dat weet ik nog niet, dat moet ik eerst aan vader vra gen, maar ik denk van wel. Om zes uur kwam vader thuis. Dag vader, we gaan allemaal over; gaan we nu naar Scheve ningen? Ja als jullie alle goede rapporten hebben wel. Ha, een hoeratje voor vader, hiep! hiep! hoera. We gingen allemaal vroeg naar bed, want het was morgen druk met het pakken van de koffers. De volgen de morgen gingen ze eerst naar de kerk en te communie, daarna ontbijten en na het ontbijt gingen de kinderen naar boven om het een en ander, dat ze mee moesten ne men in te pakken. Riet en Toos namen een paar handwerkjes mee en Flip en Frans hadden ieder een boek van mijnheer ge kregen om onder de vacantie te lezen. Daar na pakten ze nog een paar dingen in en toen waren ze klaar. „Moeder, riep Toos boven aan de trap, mogen we onze kleeren ook al vast. Nu hoor, dat zal ik zelf wel doen,( zëi moeder, dan weet ik hoeveel ik voor ieder mee moet nemen. Gaan jullie maar een poosje in de tuin spelen. Ja, dat zullen we doen en ze renden alle tegelijk de trap af en de tuin in. Wat zullen we doen? vroeg Toos. Verstoppertje spelen zei Flip, ik zal zoeken. Flip ging bij een boom staan en de andere zochten gauw een schuilplaats op. Flip telde tien, twintig, dertig en zoo door tot honderd. Ik kom riep hij geen antwoord, dus allen waren zeker al weg. Nu aan 't zoeken, al gauw had hij Toos gevonden achter het kippenhok, toen Riet achter het priëel. Nu Frans nog! Waar zou die nu weer zitten. Flip had de heele tuin al doorzocht en daat zat de rakker boven op het dak van het kleine schuurtje. Daar hoorde ze moeder roepen. Ze gingen gauw naar binnen, waar de tafel al ge dekt stond. Toen ze gegeten hadden zei vader, „nu kunnen Riet en Toos de tafel afruimen en Flip en Frans gaan naar boven om de koffers te halen en een beetje voort maken, want om half drie gaat de trein. Toen de kinderen klaar waren, gingen ze hun mantels en jassen aantrekken en daar gingen ze op stap. Toen ze op het perron kwamen, nam vader de kaartjes en ze had den nog maar vijf minuten gewacht of daar kwam de trein al aan. Allen stapten in en de trein zette zich weer in beweging. De kinderen gingen ieder voor een raam zitten en keken naar de weide en dorpen waar ze voorbij gingen. Na een half uur waren we in Scheveningen toen moesten we nog een klein eindje loopen en waren bij het huis, waar ze logeerden. Eerst kwamen ze in de gang, daar hingen ze hun kleeren aan de kapstok, toen 'gingen ze in de kamer kijken en daarna naar de slaapkamers; toen gingen ze nog even naar het strand, daarna eten en toen naar bed, want ze waren alle maal moe na de eerste vacantiedag. De vol gende dagen gingen ze naar het strand en de duinen. De twee weken waren veel te gauw om naar hun zin, maar ze hebben toch een prettige vacantie gehad, MIJN VACANTIE door Nelly Huyts. 's Was 4 uur. De school ging uit en alle maal gingen we met vacantie. Met een paar vriendinnetjes bespraken we al onze plan netjes, die we voor de vacantie gemaakt hadden. De een ging 'n paar weekjes naar haar tante in Haarlem, de andere de heele vancantie naar Katwijk aan Zee en ik mocht met mijn ouders mee naar Alkmaar en omstreken. Wat heerlijk! We gingen 's morgens heel vroeg van huis, want we zouden het reisje naar Alkmaar per fiets afleggen. Het weer was prachtig en geluk kig niet zoo e»g warm. Hier en daar rustten wij wat uit en kwamen om 11 uur in Haar lem aan. Toen maar weer verder langs mooie fietspaden naar Velzen. Voor het eerst mocht ik nu eens over het Velserpont. Wat groot en mooi is dat stoompont. De menschen, auto's, rijwielen en karren die er allemaal tegelijk op mochten om over gezet te worden waren niet om te tellen. Na verloop van tien minuten zaten we weer op de fietsen en bereikten om 4 uur de Alkmaarsche Hout. Prachtig is het daar en wat 'n heerlijk wandelen. In Alkmaar aangekomen was ons eerste werk om 't hotel op te zoeken alwaar het eten na zoo'n fietstocht ons goed deed. 's Avonds zijn we de stad ingegaan. Wat rustig dat er geen trams reden. Een heele mooie stad is Alk maar toch en groote parken met schitte rende bloemen kregen we te zien. Den volgenden morgen liepen we om 9 uur al op de kaasmarkt, 't Was Vrijdag, dus nu konden we alles eens rustig bekijken. In lange rijen zagen we die mooie, glinsterende ronde kaasjes liggen. De kaasdragers met hun groote hoeden op, de een wit, de ander blauw en hun linnen pakjes aan, sjouwden om 't hardst op berrie's de kazen naar en van het Waaggebouw. Wat 'n echt oud ge bouw is dat en wat 'n mooie toren staat er op. We zijn ook op de toren geweest en hadden 'n mooi vergezicht op de stad. Om 11 uur zouden we nu in werkelijkheid kun nen zien de ruitertjes met de trompetten, alwaar ik zoo vaak van gehoord had. Het tijdstip brak aan en de deurtjes bij de klok gingen open daar kwamen de ruitertjes naar buiten. De man met de trompel liet zich hooren. Het was een spannend oogenblik. Bijna ieders oog was om 11 uur op den toren ge richt. Na het slaan -van de 11de slag sloten de deurtjes zich en waren de ruitertjes weer verdwenen. Na Alkmaar nog wat nader bekeken te hebben, bijv. het oude stadhuis met zijn groote trap zijn we voorbijgegaan en we zijn ook naar Bergen aan Zee ge weest. Wat een schitterende rijwielpaden en mooie bosschen, zijn daar te zien. Ook Schoorl heeft ons veel te zien gegeven. Daar zijn we ook geweest op de Kattenberg. Wat 'n geklim en wat hoog was het daar! Wat hebben we daar heerlijk gezeten en wat kregen we de omegving prachtig te zien. Van de oriënteertafel moesten wij wel gebruik maken om te zien welke plaatsen ons oog bereikten. Ook hebben wij Heiloo op onze terugreis goed gezien en wij zijn nog even op de bekende bedevaartsplaats geweest. De kapel met tuin is daar ook schitterend gelegen. Het reisje naar Alk maar en omgeving zal nooit door mij wor den vergeten. VRAGENBUS. Vr aa g 380: Hoeveel talen zouden er wel gesproken worden? Antwoord: Het preciese getal is ook nu niet te zeggen. De statistiek wier be trouwbaarheid moeilijk te controleeren is, leert dat over de geheele wereld 860 ver schillende talen gesproken worden, waar van er in Europa alleen rond de 80 bestaan. Hierbij komen dan nog zeggen de ge leerden de 5000 dialecten. In ditzelfde verband wil ik je nog eens iets heel bijzonders vertellen. Je weet, dat de lucht fijne stofdeeltjes bevat. De stads lucht met haar vele fabrieken bevat meer roet en stof dan de lucht der plaatsen, waar geen fabrieken zijn en veel meer dan de berg-, bosch- en zeelucht. Dat is duide lijk, is wel? Nu dan! In Londen heeft men thans door onderzoekingen vastgesteld, dat niet minder dan 2000 kg. stof per M3. in den loop van 1 jaar op aarde terugvalt. En nu begrijp je ook, dat niets, letterlijk niets op de aarde verloren gaat. Vraag 381: Vader vraagt waar het woord fi s c u s vandaan komt? Antwoo rd: Fiscus is eigenlijk een uit tenen of biezen gevlochten mand. Het schijnt, dat de Romeinen geldmanden in plaats van geldkisten gebruikten. Vandaar fircus als schatkist van den staat. Onder de keizer kreeg fiscus de beteekenis van per- WALEWEIN. Een verhaal uit den Riddertijd door Ant. Olde Kalter. LVTII. Onder heft eten zei Banker: „Ik geef U in overweging acht te geven op de Saksens, wilt gij tenminste van deze lieden ver schoond blijven. Den laartsten tijd heto ik meermallen sporen van paarden hoeven en voetstappen ontdekt, die zeer waarschijn lijk van deze mannen afkomstig zijn. Ik heb de vaste overtuiging dat ge moedig zijt, doch ge ziult me terstond moeten toe geven, dat ge geenszins tegen een bende dezer vrijbuiters zijt opgewassen". „Gewis, waarde Banker, ik dank U voor uw mededeeling". „Ik geloof dat het vuur nog brand vriend", hervatte Banker, „acht ge het niet gewenscht het te dooven?" „Daat maar Banker, het kan mijns in ziens geen kwaad". „Zij, die toevallig de hut voorbijgaan, zouden er echter terstond door opmerk zaam worden gemaakt dat hier menschen. zijn". „Hetwelk echter niets uitmaakt. Moch ten zij er lust in gevoelen hier aan te leg gen, wel laat ze dan. Ik sta een geheele bende. Gij wellicht niet?" „Bij den gehoornden duivel in eigen per soon, ik sta er minstens evenveel ai gij!" „Waarom ons dan ook onnoodig onge rust te maken. Kom, laten we onze bekers opnieuw vullen, dat zal ons zeker op an dere gedachten brengen". De mannen kwamen langzamerhand in een vroolijke Stemming. Hun gesprek be gon een schertsende houding aan te nemen. Het scheen dat het Bankers plan was dezen nacht in Rages' hut door te brengen, daar hij geenszins aanstalten maakte deze te verlaten; het liep im/tussdhen reeds tegen middernacht. De prins stond nu op en sloot het overgebleven vleesoh weg: het maal had ook geruimen tijd in beslag genomen. Op dit oogenblik werden zij in him gesprek gestoord, doordat er driemaal met de punt van een zwaard op de deur werd geklopt De beide reizigers hadden den geheelen dag in het zadel gehangen en waren geheel vermoeid. Zij waren genoodzaakt in de omgeving, waar zij nu waren, den nacht door te brengen, en het liep nu reeds tegen middernacht. Adelbrechts paard was zoo uitgeput, dat het slechts met moeite zijn meester verder kon dragen. Op dit oogen blik reden zij in het woud, dat wij in het vorige hoofdstuk hebben beschreven. Walewein, die ook niet gesteld was op voortzetting van den tocht sprak juist tot zijn knaap: „Het wil mij voorkomen, Adel- brecht dat wij dezen nacht inder den hemel moeten doorbrengen. We zullen ons moeten behelpen." „Het zij zoo, heer; bovendien is mijn ros geheel en al vermoeid: nog weinige mijlen en het zou neervallen, antwoordde de schild knaap, terwijl hij afsteeg. De ridder volgde dit voorbeeld, hoewel Mirjan nog vurig hinnikte. „Laten we nog een klein eidje doorloo- pen," hervatte Walewein na een weinig tijds: „het is niet geheel onmogelijk dat wij een betere gelegenheid ontdekken. Zwijgend liepen zij naast hunne paar den voort. Het eentonig getrappel maakte het geval nog onaangenamer dan het reeds was. De dennen stonden hier zoo dicht op elkaar, dat de beide mannen geen hand1 voor oogen konden zien. Met een vreugdekreet riep de ridder plotseling echter uit: „De Heilige Maria breng ik dank; in de verte voor mij zie ik een vuur branden; wellicht biedt men ons daar hulp." „Stel de gedachte, heer Walewein, dat het Saksers zijn. Zij namen ons gewis ter stond gevangen", sprak Adelbrecht, die het vuur nu ook bemerkte. „Ik denk geenszins dat het Saksers zijn", zeide de ridder, „deze zouden geen vuur aanleggen: dit immers zou hen dadelijk verraden, en zij toch vertoeven alleen in de wouden om te rooven." „Daarin hebt Ge gelijk, heer." Toen ze echter het vuur tot op onge veer vijftig schreden waren genaderd, be merkten zij tot hun verwondering, dat zich niemand bij den brandstapel bevond. Zoo dra ze echter dichterbij kwamen, zagen ze, dat zich vlak achter het vuur een hut be vond. „Bij het schaakbord van Koning Won der, wij hebben voor dezen nacht onder dak," riep Walewein verheugd uit. (Wordt vervolgd). soonlijke kas des keizers. Ten slotte nam het woord ook de beteekenis aan van be lastingheffing in het algemeen, in welke beteekenis het ons tegenwoordig bekend is; ook voor de ambtenaren, die met die be lastingheffing belast zijn. Wie wat te vragen heeft, vraagt. Oom W i m.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1934 | | pagina 11