DEMPING VAN HET LEVENDAAL Straataanleg Oegstgeesterlaan DONDERDAG 21 JUNI 1934 DE LEIDSCHE COURANT 1WEE.DE BLAD. PAG. 4 UITVOERING VAN OPENBARE WERKEN TE LEIDEN Een „baatbelasting Levendaal" van f 2 48 per M2 in eens of f 0.15 p. M2 per jaar gedurende 30 jaren Voor het grootste gedeelte in werkverschaffing Met inschakeling van de aannemers Zooals bekend is, heeft het vraagstuk van de demping van het Levendaal reeds lange jaren een punt van ernstige overwe ging uitgemaakt. Omtrent de wenschelijk- heid van dit werk, zoowel uit hygiënisch oogpunt als in het belang van het verkeer, behoeven wij, aldus B. en W. aan den Raad, thans wel niet uit te weiden; te dien opzichte bestaat, dunkt ons, geen verschil van gevoelen. Wij volstaan met de mede- deeling, dat wij, nadat besloten was het vraagstuk los van het uitbreidingsplan te behandelen, in de maand Juli 1930 den Di recteur van Gemeentewerken opdroegen plannen in zake de demping van het Leven daal in te dienen. Deze plannen, in hoofdzaak omvattende de demping van het Levendaal, het maken vam een verbinding tusschen de 4e Binnen vestgracht en de Utrechtsche brug en het verbreed en van deze brug, werden B. en W. 18 April 1931 toegezonden. Nadat zij het advies der Commissie van Fabricage hadden ingewonnen, besloten zij in de ver gadering van 22 October 1931 de voor de demping noodige gelden bij den Raad aan te vragen. De tijdsomstandigheden hebben echter de uitvoering van dit voornemen verhin derd. Bij het overleg met Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland aangaande het destijds door B. en W. ontworpen urgentie programma bleek n.l., dat van dit College geen goedkeuring was te verwachten op een raadsbesluit tot uitvoering van dit werk op normale wijze. B. en W. konden toen geen vrijheid vinden desondanks een dergelijk besluit van den Raad uit te lok ken, eenerzijds omdat daarvan resultaat ook bij een eventueel beroep op de Kroon tegen weigering van de noodige goedkeu ring door Gedeputeerde Staten niet te verwachten was, anderzijds omdat er voor het standpunt van Gedeputeerden inder daad goede gronden waren aan te voeren. B. en W. hebben toen overwogen, of niet langs anderen weg toch tot demping van het Levendaal c.a. zou kunnen worden ge komen, ni. door dit werk in het bijzonder dienstbaar te maken aan de bestrijding van de werkloosheid. Indien het immers mogelijk bleek dit werk uit te voeren bij wijze van werkverschaffing met Rijkssub sidie, zou reeds dadelijk een deel van de geldelijke bezwaren tegen het plan zijn ver vallen. Weliswaar is een werk als het on derhavige, wat het loonpercentage betreft, niet zoo gunstig te noemen, daar staat te genover, dat bezwaarlijk andere werken zijn te vinden, die een mittiger en met meer instemming begroet resultaat zullen opleveren. Overleg nu met het desbetref fende Departement gaf B. en W. de zeker heid, dat de mogelijkheid van Rijkssubsi die voor dit werk inderdaad aanwezig was. Niettemin bleef het de vraag, of de uiter aard zeer groote kapitaalsuitgave, welke de demping van het Levendaal zal vorde ren, in de bestaande moeilijke tijdsomstan digheden mogelijk zou zijn. Ten einde tot een bevestigende beantwoording van deze vraag te kunnen komen, besloten B. en W. tegelijk met het voorstel inzake de dem ping den Raad in overweging te geven over te gaan tot heffing van een zng. baatbelas ting, als bedoeld in art. 281 der gemeente wet, d.w.z. een belasting, welke geheven wordt van gebouwde of ongebouwde eigen dommen en hun aanhoorigheden, die ge baat zijn door werken, door of met mede werking van het gemeentebestuur tot stand gebracht, naar grondslagen, volgens welke een billijke bijdrage in de kosten van die werken wordt gevorderd. B. en W. achten het alleszins redelijk, dat i.c. een zoodanige bijdrage wordt gevorderd. Weliswaar is de demping een in het algemeen belang on dernomen werk, doch dit brengt bijzondere voordeelen mede voor de eigenaren van de aan en in de onmiddellijke nabijheid van het Levendaal gelegen perceelen, wel ke door de demping belangrijk in waarde zullen vooruitgaan. Ongeveer terzelfdertijd, toen de moge lijkheid van uitvoering van de demping van het Levendaal vasteren vorm ging aan nemen, was bij B. en W. in overweging een voorstel van den Directeur der Ge meentewerken tot doortrekking van de Oegstgeesterlaan en de Mariënpoelstraat tot den Maredijk. B. en W. hebben toen, ge let op den aard der daarvoor vereischte werkzaamheden, gemeend ook dit werk voor uitvoering in werkverschaffing in aan merking te moeten brengen en wel aldus, dat het met de demping van het Levend aal c.a. als één geheel zal zijn te beschouwen. Combinatie toch van deze twee werkver schaffingsobjecten zal in verschillende op zichten een economische uitvoering in de hand werken, terwijl het werk aan de Oegstgeesterlaan door zijn hooger loonper- oentage het uit een oogpunt van werkver schaffing minder aantrekkelijke loonper centage van de demping van het Leven daal c.a. gunstig zal beïnvloeden. Boven dien verkrijgt de gemeente door dezen straataanleg aanmerkelijke oppervlakten bouwrijpen grond, gelegen in een gezocht stadsgedeelte en derhalve voor spoedigen verkoop op gunstige voorwaarden in aan merking komende. Door den verkoop van deze gronden zulïen belangrijke, thans vast liggende kapitalen vrijkomen, hetgeen de financiering van den kapitaaldienst der gemeente, die door de demping van het Levendaal c.a. zwaar wordt belast, weer ten goede zal komen. Intusschen ontveinzen B. en W. zich niet, dat, ondanks de in het bovenstaande aan gegeven directe en indirecte compensaties, de uitvoering van het onderhavige complex werken een groot offer van de gemeente zal vergen. Zij meenen echter, dat dit offer moet worden gebracht, in het bijzonder om dat de werken een ruime werkgelegenheid voor de Leidsche werkloozen zullen schep pen, hetgeen de noodzakelijkheid van steun-uitkeeringen zal beperken, en gelet op de groote verbeteringen, welke de dem ping van het Levendaal zoowel uit hygië nisch als uit verkeersoogpunt zal brengen. Thans overgaande tot een meer gedetail leerde bespreking van onze voorstellen, mo gen wij het volgende opmerken. DEMPING VAN HET LEVENDAAL c.a. Het plan, waarvan bij den voren aange geven opzet is uitgegaan, omvat in de eer ste plaats de demping van het Levendaal. voorzoover gelegen tusschen de Barbara- brug en de 4e Binnenvestgracht. Aange zien het gedempte Levend aal de functie zal verkrijgen van deel uit te maken van de verbinding Oost-West (Hooge Rijndijk— Haagweg) door de stad en als zoodanig derhalve in de plaats zal treden van de Hooge woerd, is een rechtstreeksche ver binding ontworpen tusschen het Levendaal en den Hoogen Rijndijk, gepaard gaande aan een noodzakelijke verbreeding van de Utrechtschebrug. De totale breedte van den weg bedraagt voor 't gedeelte BarbarabrugGeeregracht gemiddeld 20,50 Meter, n.l. een rijweg van 13 Meter en trottoirs van pl.m. 3,75 Meter, en voor het gedeelte Geeregracht4e Bin- nnenvestgracht gemiddeld 26 Meter, n.l. een rijweg van 16 Meter en trottoir van pl.m. 5 Meter. In laatstbedoelde trottoirs zal een daarvoor geschikt te achten beplan ting worden aangebracht. De rijweg bezit voldoende ruimte voor dubbel tramverkeer, terwijl daarnaast nog voldoende breede rijbanen overblijven voor het verdere ryverkeer. Voor de verbinding van het Levendaal met den Hoogen Rijndijk dient het gedeelte water tusschen de Veste brug en de Rustie- kebrug te worden gedempt. Tusschen Vestebrug en Plantagebrug verkrijgt men aldus een breedte van slechts pl.m. 6.50 Me ter. Voor doortrekking van den weg op zijn volle breedte zouden een tweetal per ceelen moeten worden aangekocht en voor- zooveel noodig afgebroken. Ofschoon dit op zich zelf zeer zeker wenschelijk zou zijn en op den duur ook niet zal kunnen uitblij ven, zoo meenen B. en W. toch, dat voor- loopig, ter beperking van de kosten, met een plaatselijke versmalling van den weg moet worden volstaan. Tusschen de Plantagebrug en de Utrecht schebrug is een rijweg ontworpen van pl.m. 15 Meter breedte met ter weerszijden trot toirs van plm. 3,60 Meter, met boombe planting. Langs het aan de zijde van de Zoeterwoudschesingelgracht gelegen trot toir is, met het oog op een goede aan passing aan de omgeving, een pl.m. 5 Me ter breed grastalud met beplanting ge dacht Voor een en ander zal het noodig zijn, dat een klein gedeelte van genoemde sin gelgracht wordt aangeplempt; deze singel gracht zal ter plaatse echter nog een breedte van ongeveer 20 Meter op de wa terlijn behouden. Tusschen den nieuwen verbindingsweg en de Plantage blijft nog een driehoekig terrein over, hetwelk zijn bestemming van plantsoen kan behouden. De verbreeding van de Utrechtschebrug, in het plan opgenomen, ten einde een goe den overgang tusschen den nieuwen weg en den Hoogen Rijndijk te verkrijgen, is al dus ontworpen, dat naast de beide tram sporen vrije rijbanen voor het overige rij verkeer ontstaan, met verbreeding van de trottoirs. De breedte van de brug bedraagt thans 8 Meter, waarvan 5 Meter voor den rijweg en 1.50 Meter voor elk der trot toirs; na verbreeding zal zij bedragen 20 Meter, n.l. een rijweg van 12.80 Meter en trottoirs van 3.60 Meter. De beide leunin gen komen dan ongeveer in het verlengde van de voorgevelrooilijnen van den Hoo gen Rijndijk. In verband met de demping Is het voorts noodig de thans in het Levendaal loozende rioleering op te vangen in een over de ge- heele lengte van de gracht te leggen nieu we rioleering. Hiertoe is ontworpen een dubbelriool, zoodat langs elke straatzijde een riool zal worden gelegd. Overigens is het de bedoeling dat deze rioleering over eenigen tijd wordt aangesloten op de cen trale rioleering; de daarvoor noodige maat regelen zijn op het oogenblik bij B. en W. in overweging. Volgens de thans opgemaakte plannen zal het gedeelte van het Levendaal tusschen Steenschuur en de Barbarabrug ongedempt blijven. De Commissie van Fabricage heeft tn haar advies B. en W. in overweging gege ven de demping uit te strekken ook over laatstgenoemd grachtgedeelte. In het bij zonder is daarvoor aangevoerd het bezwaar, dat bij niet-demping een doodloopend stuk gracht ontstaat, hetwelk vrijwel van elke waterverversching zal zijn verstoken, als mede het voordeel, hetwelk bij demping ook van dit gedeelte wordt verkregen voor het verkeer, doordat n.l. het drukke kruis punt Hoogewoerdsbrug eenigermate zou kunnen worden ontlast. Hiertegenover moge worden opgemerkt, aldus B. en W., dat door niet-demping van dit grachtgedeelte een zeer aantrekkelijk stukje stadsschoon, aansluitende aan Steen- schuur en Rapenbrug, wordt gespaard. Voorts zou demping van het geheele Le vendaal de toch reeds zoo aanzienlijke uit gave, welke de gemeente zich voor dit werk moet getroosten, nog zeer belangrijk doen stijgen. Het is, ten einde de uitvoerbaarheid uit geldelijk oogpunt niet in gevaar te bren gen, een dringende eisch, dat al datgene, wat niet strikt noodzakelijk is, tot later wordt uitgesteld. Mocht eerlang blijken, dat handhaving van het onderhavige gracht gedeelte tot ongewenschte toestanden aan leiding zou geven, dan kan de demping daarvan altijd nog plaats vinden. Op deze gronden hebben B. en W. ge meend op de gedachte van de Commissie van Fabricage niet te mogen ingaan. De verbreeding van de Utrechtschebrug zal ten gevolge hebben, dat de Bleekersluis moet worden opgeruimd en de coupure ge dicht. Ter verkrijging van een behoorlijke uit monding van den Zoeterwoudschesingel op den Hoogen Rijndijk zal het daarbij in elk geval noodig zijn, dat een gedeelte van de langs dien singel gelegen sloot, ter leng te van pl.m. 20 Meter, nabij de Utrechtsche brug, wordt gedempt. B. en W. achten het met de Commissie van Fabricage, aangewe zen, dat thans ook tot demping van het resteerende gedeelte van bedoelde sloot tot de Fruinstraat, wordt overgegaan, waar door ook het onderhavige gedeelte van den Zoeterwoudschesingel, evenals reeds ten aanzien van het overige gedeelte van dien singel is geschied, zal worden verbreed en verbeterd. De breedte van het onderhavige singelgedeelte zal pl.m. 12 Meter bedragen, n.l. pl.m. 9 meter voor den rijweg en pl.xn. 3 Meter voor het trottoir. DE KOSTEN. De kosten van de boven aangegeven wer ken worden als volgt geraamd. Voor het gedeelte BarbarabrugPlantage zal noodig zijn een bedrag van pl.m. 148.500.Hiervan heeft een gedeelte, groot 142.800.meer in ,het bijzonder betrekking op de in werkverschaffing uit te voeren werken, in welk gedeelte een be drag van 52.500.aan voor de berekening van het Rijkssubsidie medetellende arbeids- loonen is begrepen. De kosten van de werken tusschen Plan tage en Utrechtschebrug, de verbreeding van deze brug en de verbetering van den Zoeterwoudschesingel tusschen Hooge Rijn dijk en Fruinstraat zijn te stellen op pl.m. 98.500.Voor de in werkverschaffing uit te voeren werken is daarvan een bedrag uitgetrokken, groot f91.000.omvattende een bedrag van f 28.000.aan arbeidsloo- nen. In totaal zal voor de demping van het Le vendaal c.a. derhalve noodig zijn een be drag van f 247.000. STRAATAANLEG OEGSTGEESTERLAAN Beoogd wordt het doortrekken van de Oegstgeesterlaan en de Mariënpoelstraat tot den plaatselijk te verbreeden Maredijk, alsmede het maken van een dwarsstraat tusschen de beide te verlengen straten. De breedte der ontworpen straten is in het algemeen gedacht op 15 Meter (n.l. een ryweg van 9 Meter met aan weerszijden trottoirs van 3 Meter), behoudens het ge deelte der verlengde Mariënpoelstraat, het welk onmiddellijk langs de Poelwetering is geprojecteerd en dat een breedte zal krijgen van 10.50 Meter, en het gedeelte der ver lengde Oegstgeesterlaan tusschen het be staande deel dezer straat en de te maken dwarsstraat, hetwelk, evenals de bestaande Oegstgeesterlaan, een breedte van 25 Meter zal krijgen. Wat betreft het overige gedeelte der doorgetrokken Oegstgeesterlaan zijn B. en W., met de meerderheid van de Commissie van Fabricage, van oordeel, dat een breed te van 15 Meter daarvoor voldoende is. DE KOSTEN. De kosten van het onderhavige werk zijn geraamd op 90.000.In dit bedrag is be grepen een bedrag van pl.m. f 40.000.aan arbeidsloonen, welke voor de berekening van het Rijkssubsidie bij uitvoering in werkverschaffing in aanmerking komen. DE WERKVERSCHAFFING. Aanvankelijk hadden B. en W. zich uit voering van het complex werken in eigen beheer gedacht, zooals ook bij den aan leg van de Houtlaan heeft plaats gevon den. De Commissie van Advies voor Sociale Zaken had tegen dezen vorm echter over wegend bezwaar en gaf in overweging het ontworpen werkverschaffingsplan alleen dan tot uitvoering te brengen, indien daar bij de particuliere aannemer zou kunnen worden ingeschakeld. Te dien einde had overleg plaats met de Commissie inzake werkverschaffing, samengesteld door ver schillende patroons- en arbeidersorganisa ties. Naar aanleiding van dit overleg be sloten B. en W. de inschakeling van den aannemer by het werk te bevorderen, mits de Minister van Sociale Zaken zich daar mede zou kunnen vereenigen en het ka rakter van werkverschaffing bij de uitvoe ring zou behouden blijven. Het is B. en W. gelukt, een ontwerp bij zondere Bepalingen" samen te stellen, wel ke bij de aanbesteding als voorwaarden zullen worden gesteld en waarin de twee te stellen eischen inschakeling van den aannemer en handhaving van het karakter van werkverschaffing tot uitdrukking komen. Deze bepalingen hebben na eenige wijziging de goedkeuring van den Minis ter verworven, die daarbij' tevens onder het stellen van eenige voorwaarden de toe kenning van Rijkssubsidie toezegde. Ook de boven bedoelde Commissie inzake werk verschaffing vereenigde zich ten slotte met de door B. en W. gedachte wijze van uit voering. Slechts bleek het, dat zij niet ge heel bevredigd was, omdat het niet moge lijk was te verkrijgen, dat geschoolde te- werk-gestelden een hoogere vergoeding zouden ontvangen dan niet-geschoolden. Om hieraan eenigszins tegemoet te komen, gaf de Commissie in overweging de werken aan de Utrechtschebrug niet in werkver schaffing uit te voeren, doch deze op de normale wijze aan te besteden. Ten einde op dit onderdeel het bereiken van eensge zindheid alsnog mogelijk te maken, zouden B. en W. het werk aan de Utrechtsche brug als een afzonderlijk perceel willen aanbe steden en daarvoor een tweeledige inschrij ving vragen, n.l. een voor uitvoering in werkverschaffing op denzelfden voet als de overige werken en een voor gewone uit voering. Van het resultaat der inschrijvin gen ware dan te doen afhangen, welk stel sel bij de verbreeding van de brug zal wor den gevolgd. FINANCIEELE REGELING. Wat de financieele regeling van de bo ven aangegeven uitgaven betreft zij mede gedeeld, dat de genoemde loonbedragen, in totaal beloopende f 120.500.ten laste van den gewonen dienst zullen worden ge bracht, waartoe de post „steun aan uitge trokken werkloozen" met genoemd bedrag zal worden verlaagd. De overblijvende be dragen blijven ten laste van den Kapitaal- I dienst, voorzoover den straataanleg Oegst geesterlaan aangéiat ten laste van het grondbedrijf. DE BAATBELASTING. Een ontwerp der verordeningen op de heffing en de invordering van de baatbe lasting is hierbij opgenomen. Ter toelich ting van dit ontwerp mogen wij nog het volgende opmerken. De belasting kan alleen worden gehe ven wegens de gebouwde en ongebouwde eigendommen, welke door de tot stand ge brachte demping en verbetering van het Levendaal zullen zijn gebaat. Het is te verwachten, aldus B. en W., dat vrijwel de eigendommen, welke aan het Levendaal belenden, door het werk zullen worden gebaat en niet onbelangrijk in waarde zullen stijgen. Ook met in de na bijheid van het Levendaal liggende eigen dommen, al belenden zij niet daaraan, zal dit het geval zijn. In het bijzonder zullen de eigenaren van de dicht bij het Levendaal liggende perceelen, welke belenden aan op het Levendaal uitkomende straten, van het werk profiteeren en het is daarom niet on redelijk, dat dergelijke perceelen mede in de belasting worden betrokken. In verband hiermede zouden B. en W. in de heffing niet alleen willen betrekken de eigendom men, welke aan het Levendaal belenden, doch ook die, welke belenden aan op bet Levendaal uitkomende straten, indien en voorzoover zij niet verder dan een be paalden afstand van het Levendaal aflig gen. B. en W. zouden dien afstand willen zien bepaald op 15 Meter. Ten behoeve van enkele perceelen, welke door hun bestemming niet of althans in veel mindere mate zijn gebaat, zyn in de voorgestelde heffingsverordening vrijstel lingen opgenomen. Door de heffing mag een billijke bijdra ge worden verkregen in de kosten van door of met medewerking van het gemeentebe stuur tot stand gebrachte werken. B. en W. meenen, dat uit deze woorden voortvloeit, dat de te vorderen bijdrage alleen betrek king zal mogen hebben op de kosten, weJ- ke ten laste van de gemeente komen. Voor de bepaling van het bedrag, dat door deze baatbelasting zal worden verkregen, zal derhalve het van het Rijk te ontvangen subsidie in mindering van de kosten moe ten worden gebracht. Wat nu betreft de vraag, hoe groot de bij drage in de kosten naar billijkheid zal mo gen zijn, dient in het oog te worden gehou den, dat de uitvoering van het werk in de eerste plaats geschiedt in het algemeen be lang. Het verkeer en de volksgezondheid worden daarmede in belangrijke mate ge diend. Rekening houdende met die belan gen en de bijzondere belangen van de eige naren van de te belasten eigendommen, zou een verhaal van een derde deel van de door de gemeente te maken kosten, aldus B. en W., niet onredelijk en in overeen stemming zijn met het belang, dat de ge meenschap heeft en dat, hetwelk de te be lasten eigendommen hebben bij de demping van het Levendaal. Niettemin zouden B. en W., om billijkheid van de bijdrage geheel buiten twijfel te stellen, in totaal niet meer dan 25 pet. van de netto-kosten willen ver halen. Ter bepaling van deze kosten zouden B. en W. alleen rekening willen houden met de eigenlijke demping van het Levendaal; de doortrekking van het Levendaal van de Plantage naar de Utrechtschebrug, moet h.i. tan aanzien van de baatbelasting buiten beschouwing blijven. Op dezen voet zullen de kosten, waarin een bijdrage zal worden gevorderd, bedragen na ver mindering met het geraamde Rijkssubsidie 134.000.en het daarvan te verhalen bedrag 25 pet. van 134.000.33.500. Waar het gebaat zyn i.c. zich ln het bij zonder zal uiten in een vermeerdering van de waarde der betrokken perceelen, zou het voor de hand liggen deze waardevermeer dering als maatstaf voor de heffing te aan vaarden. Zulks zou echter groote practl- sche bezwaren met zich brengen. Art. 281 der gemeentewet, waarin opzettelijk niet van waardevermeerdering wordt gesproken, dwingt daartoe ook geenszins. Gelet op de waarschijnlijke ontwikkeling van het gedempte Levendaal tot winkel straat, zou als norm voor de heffing de ge vellengte van de eigendommen kunnen die nen. Echter zouden dan ondiepe perceelen, in verhouding tot diepere, te zwaar worden belast. Een betere oplossing meenen B. en W. te hebben gevonden, door de in de hef fing te betrekken perceelen te belasten naar de oppervlakte, voor zoover die oppervlakte ligt binnen een zekeren afstand van den weg. De gedeelten van de eigendommen, welke buiten dien afstand liggen, worden dam niet belast. Daardoor wordt tevens be reikt, dat de gevellengte, hoewel niet ge nomen als maatstaf, toch van invloed is op de te betalen belasting. In verband met de diepte van tal van perceelen aan het Le vendaal is in de voorgestelde verordening de afstand, waarbuiten de oppervlakte van de eigendommen niet wordt belast, gesteld op 15 Meter, gemeten van de grens van den weg af. De te belasten oppervlakte kan in totaal worden gesteld op pl.m. 13.500 M2., zood&t de te betalen bijdrage zal bedragen 33.500.— 2.48 per M2. van deze op- 13.500 pervlakte. Het komt B. en W. gewenscht voor de betaling van de op te brengen bij dragen zoo gemakkelijk mogelijk ,te ma ken en daarom gebruik te maken van de in artikel 281 van de gemeentewet geboden gelegenheid, om de belasting gedurende 30 achtereenvolgende jaren te heffen, hetgeen dan kan geschieden in den vorm van een annuïteit, berekend naar een rentevoet van 4 pet., derhalve Lc. groot rond 0.15 per jaar. Voor zoover de belasting 2.48 per M2.) niet in eens voor het geheele tijdvak wordt voldaan waartoe, aldus B. en W. in elk geval de gelegenheid moet worden gelaten kan de gedurende 30 jaar jaar lijks te betalen bijdrage alzoo worden be paald op ƒ0.15 per M2. te belasten opper vlakte. De baatbelasting kam eerst worden gehe ven, nadat het werk tot stand gebracht is; eerst dan zullen de te belasten eigendom men door het werk gebaat zijn. De hef fingsverordening kan daarom niet aan stonds in werking treden. Niettemin is het in verband met hetgeen B. en W. boven be toogden noodzakelijk in den opzet van hunne voorstellen, dat ook over de al of niet heffing van de baatbelasting, welke een onmisbaar onderdeel van de plannen vormt, thans wordt beslist. Daardoor wordt tevens bereikt, dat de belanghebbenden reeds te voren bijv. bij aankoop vam de te belasten perceelen rekening kunnen houden met de door hen op te brengen be lasting. Wordit met de vaststelling van de belasting-verordeningen gewacht tot het werk is uitgevoerd, dan bestaat de kans, dat de heffing niet de oorspronkelijke eigena- naren zal treffen, do oh de latere koopers, die met het oog op de waardevermeerdering reeds een hooger en koopprijs hebben moe ten betalen. Ook om deze reden kam de vaststelling van de verordeningen niet tot later worden versohoven. In de verwachting, dat het uit te voeren werk in den loop van 1935 zal worden vol tooid, ware het tijdstip van ingang der be lasting voorshands te bepalen op 1 Januari 1936. De Commissie van Financiën kan zich in meerderheid met de heffing van een baat belasting volgens de boven aangegeven re geling vereenigem. Aan het slot van onze beschouwingen, aldus B. en W. aan den Raad, mogen wij nog eens herhalen, dat het complex der hiervoren omschreven voorstellen door hun technisch, financieel en sociaal onderling in elkander grijpen als één onverbrekelijk geheel is te beschouwen. Wij doen hierbij een ernstig beroep op Uw Vergadering om dit geheel van voorstellen onveranderd aan te nemen. Het gaat hier om omvangrijke vraagstukken, die niet gemakkelijk tot een bevredigende oplossing zijn te brengen en waarmede zeer hooge uitgaven zijn ge moeid. Ook al is wellicht niet ieder Uwer op alle punten geheel voldaan, zoo meenen wij toch, dat door aanneming van onze voorstellen een resultaat zal worden be reikt, dat aan redelijke wenschen tegemoet komt en voor de demping van het Leven daal een bevredigende oplossing zal bren gen. Moge Uw Vergadering bedenken, dat het betere dikwijls de vijand is van het goede.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1934 | | pagina 6