DEMPING VAN HET LEVENDAAL
Straataanleg Oegstgeesterlaan
DONDERDAG 21 JUNI 1934
DE LEIDSCHE COURANT
1WEE.DE BLAD. PAG. 4
UITVOERING VAN OPENBARE WERKEN TE LEIDEN
Een „baatbelasting Levendaal" van f 2 48 per M2
in eens of f 0.15 p. M2 per jaar gedurende 30 jaren
Voor het grootste gedeelte in werkverschaffing
Met inschakeling van de aannemers
Zooals bekend is, heeft het vraagstuk
van de demping van het Levendaal reeds
lange jaren een punt van ernstige overwe
ging uitgemaakt. Omtrent de wenschelijk-
heid van dit werk, zoowel uit hygiënisch
oogpunt als in het belang van het verkeer,
behoeven wij, aldus B. en W. aan den
Raad, thans wel niet uit te weiden; te dien
opzichte bestaat, dunkt ons, geen verschil
van gevoelen. Wij volstaan met de mede-
deeling, dat wij, nadat besloten was het
vraagstuk los van het uitbreidingsplan te
behandelen, in de maand Juli 1930 den Di
recteur van Gemeentewerken opdroegen
plannen in zake de demping van het Leven
daal in te dienen.
Deze plannen, in hoofdzaak omvattende
de demping van het Levendaal, het maken
vam een verbinding tusschen de 4e Binnen
vestgracht en de Utrechtsche brug en het
verbreed en van deze brug, werden B. en
W. 18 April 1931 toegezonden. Nadat zij
het advies der Commissie van Fabricage
hadden ingewonnen, besloten zij in de ver
gadering van 22 October 1931 de voor de
demping noodige gelden bij den Raad aan
te vragen.
De tijdsomstandigheden hebben echter
de uitvoering van dit voornemen verhin
derd. Bij het overleg met Gedeputeerde
Staten van Zuid-Holland aangaande het
destijds door B. en W. ontworpen urgentie
programma bleek n.l., dat van dit College
geen goedkeuring was te verwachten op
een raadsbesluit tot uitvoering van dit
werk op normale wijze. B. en W. konden
toen geen vrijheid vinden desondanks een
dergelijk besluit van den Raad uit te lok
ken, eenerzijds omdat daarvan resultaat
ook bij een eventueel beroep op de Kroon
tegen weigering van de noodige goedkeu
ring door Gedeputeerde Staten niet te
verwachten was, anderzijds omdat er voor
het standpunt van Gedeputeerden inder
daad goede gronden waren aan te voeren.
B. en W. hebben toen overwogen, of niet
langs anderen weg toch tot demping van
het Levendaal c.a. zou kunnen worden ge
komen, ni. door dit werk in het bijzonder
dienstbaar te maken aan de bestrijding
van de werkloosheid. Indien het immers
mogelijk bleek dit werk uit te voeren bij
wijze van werkverschaffing met Rijkssub
sidie, zou reeds dadelijk een deel van de
geldelijke bezwaren tegen het plan zijn ver
vallen. Weliswaar is een werk als het on
derhavige, wat het loonpercentage betreft,
niet zoo gunstig te noemen, daar staat te
genover, dat bezwaarlijk andere werken
zijn te vinden, die een mittiger en met
meer instemming begroet resultaat zullen
opleveren. Overleg nu met het desbetref
fende Departement gaf B. en W. de zeker
heid, dat de mogelijkheid van Rijkssubsi
die voor dit werk inderdaad aanwezig was.
Niettemin bleef het de vraag, of de uiter
aard zeer groote kapitaalsuitgave, welke
de demping van het Levendaal zal vorde
ren, in de bestaande moeilijke tijdsomstan
digheden mogelijk zou zijn. Ten einde tot
een bevestigende beantwoording van deze
vraag te kunnen komen, besloten B. en W.
tegelijk met het voorstel inzake de dem
ping den Raad in overweging te geven over
te gaan tot heffing van een zng. baatbelas
ting, als bedoeld in art. 281 der gemeente
wet, d.w.z. een belasting, welke geheven
wordt van gebouwde of ongebouwde eigen
dommen en hun aanhoorigheden, die ge
baat zijn door werken, door of met mede
werking van het gemeentebestuur tot stand
gebracht, naar grondslagen, volgens welke
een billijke bijdrage in de kosten van die
werken wordt gevorderd. B. en W. achten
het alleszins redelijk, dat i.c. een zoodanige
bijdrage wordt gevorderd. Weliswaar is de
demping een in het algemeen belang on
dernomen werk, doch dit brengt bijzondere
voordeelen mede voor de eigenaren van
de aan en in de onmiddellijke nabijheid
van het Levendaal gelegen perceelen, wel
ke door de demping belangrijk in waarde
zullen vooruitgaan.
Ongeveer terzelfdertijd, toen de moge
lijkheid van uitvoering van de demping
van het Levendaal vasteren vorm ging aan
nemen, was bij B. en W. in overweging
een voorstel van den Directeur der Ge
meentewerken tot doortrekking van de
Oegstgeesterlaan en de Mariënpoelstraat
tot den Maredijk. B. en W. hebben toen, ge
let op den aard der daarvoor vereischte
werkzaamheden, gemeend ook dit werk
voor uitvoering in werkverschaffing in aan
merking te moeten brengen en wel aldus,
dat het met de demping van het Levend aal
c.a. als één geheel zal zijn te beschouwen.
Combinatie toch van deze twee werkver
schaffingsobjecten zal in verschillende op
zichten een economische uitvoering in de
hand werken, terwijl het werk aan de
Oegstgeesterlaan door zijn hooger loonper-
oentage het uit een oogpunt van werkver
schaffing minder aantrekkelijke loonper
centage van de demping van het Leven
daal c.a. gunstig zal beïnvloeden. Boven
dien verkrijgt de gemeente door dezen
straataanleg aanmerkelijke oppervlakten
bouwrijpen grond, gelegen in een gezocht
stadsgedeelte en derhalve voor spoedigen
verkoop op gunstige voorwaarden in aan
merking komende. Door den verkoop van
deze gronden zulïen belangrijke, thans vast
liggende kapitalen vrijkomen, hetgeen de
financiering van den kapitaaldienst der
gemeente, die door de demping van het
Levendaal c.a. zwaar wordt belast, weer ten
goede zal komen.
Intusschen ontveinzen B. en W. zich niet,
dat, ondanks de in het bovenstaande aan
gegeven directe en indirecte compensaties,
de uitvoering van het onderhavige complex
werken een groot offer van de gemeente zal
vergen. Zij meenen echter, dat dit offer
moet worden gebracht, in het bijzonder om
dat de werken een ruime werkgelegenheid
voor de Leidsche werkloozen zullen schep
pen, hetgeen de noodzakelijkheid van
steun-uitkeeringen zal beperken, en gelet
op de groote verbeteringen, welke de dem
ping van het Levendaal zoowel uit hygië
nisch als uit verkeersoogpunt zal brengen.
Thans overgaande tot een meer gedetail
leerde bespreking van onze voorstellen, mo
gen wij het volgende opmerken.
DEMPING VAN HET LEVENDAAL c.a.
Het plan, waarvan bij den voren aange
geven opzet is uitgegaan, omvat in de eer
ste plaats de demping van het Levendaal.
voorzoover gelegen tusschen de Barbara-
brug en de 4e Binnenvestgracht. Aange
zien het gedempte Levend aal de functie
zal verkrijgen van deel uit te maken van
de verbinding Oost-West (Hooge Rijndijk—
Haagweg) door de stad en als zoodanig
derhalve in de plaats zal treden van de
Hooge woerd, is een rechtstreeksche ver
binding ontworpen tusschen het Levendaal
en den Hoogen Rijndijk, gepaard gaande
aan een noodzakelijke verbreeding van de
Utrechtschebrug.
De totale breedte van den weg bedraagt
voor 't gedeelte BarbarabrugGeeregracht
gemiddeld 20,50 Meter, n.l. een rijweg van
13 Meter en trottoirs van pl.m. 3,75 Meter,
en voor het gedeelte Geeregracht4e Bin-
nnenvestgracht gemiddeld 26 Meter, n.l.
een rijweg van 16 Meter en trottoir van
pl.m. 5 Meter. In laatstbedoelde trottoirs
zal een daarvoor geschikt te achten beplan
ting worden aangebracht.
De rijweg bezit voldoende ruimte voor
dubbel tramverkeer, terwijl daarnaast nog
voldoende breede rijbanen overblijven voor
het verdere ryverkeer.
Voor de verbinding van het Levendaal
met den Hoogen Rijndijk dient het gedeelte
water tusschen de Veste brug en de Rustie-
kebrug te worden gedempt. Tusschen
Vestebrug en Plantagebrug verkrijgt men
aldus een breedte van slechts pl.m. 6.50 Me
ter. Voor doortrekking van den weg op
zijn volle breedte zouden een tweetal per
ceelen moeten worden aangekocht en voor-
zooveel noodig afgebroken. Ofschoon dit
op zich zelf zeer zeker wenschelijk zou zijn
en op den duur ook niet zal kunnen uitblij
ven, zoo meenen B. en W. toch, dat voor-
loopig, ter beperking van de kosten, met
een plaatselijke versmalling van den weg
moet worden volstaan.
Tusschen de Plantagebrug en de Utrecht
schebrug is een rijweg ontworpen van pl.m.
15 Meter breedte met ter weerszijden trot
toirs van plm. 3,60 Meter, met boombe
planting. Langs het aan de zijde van de
Zoeterwoudschesingelgracht gelegen trot
toir is, met het oog op een goede aan
passing aan de omgeving, een pl.m. 5 Me
ter breed grastalud met beplanting ge
dacht
Voor een en ander zal het noodig zijn,
dat een klein gedeelte van genoemde sin
gelgracht wordt aangeplempt; deze singel
gracht zal ter plaatse echter nog een
breedte van ongeveer 20 Meter op de wa
terlijn behouden.
Tusschen den nieuwen verbindingsweg
en de Plantage blijft nog een driehoekig
terrein over, hetwelk zijn bestemming van
plantsoen kan behouden.
De verbreeding van de Utrechtschebrug,
in het plan opgenomen, ten einde een goe
den overgang tusschen den nieuwen weg
en den Hoogen Rijndijk te verkrijgen, is al
dus ontworpen, dat naast de beide tram
sporen vrije rijbanen voor het overige rij
verkeer ontstaan, met verbreeding van de
trottoirs. De breedte van de brug bedraagt
thans 8 Meter, waarvan 5 Meter voor den
rijweg en 1.50 Meter voor elk der trot
toirs; na verbreeding zal zij bedragen 20
Meter, n.l. een rijweg van 12.80 Meter en
trottoirs van 3.60 Meter. De beide leunin
gen komen dan ongeveer in het verlengde
van de voorgevelrooilijnen van den Hoo
gen Rijndijk.
In verband met de demping Is het voorts
noodig de thans in het Levendaal loozende
rioleering op te vangen in een over de ge-
heele lengte van de gracht te leggen nieu
we rioleering. Hiertoe is ontworpen een
dubbelriool, zoodat langs elke straatzijde
een riool zal worden gelegd. Overigens is
het de bedoeling dat deze rioleering over
eenigen tijd wordt aangesloten op de cen
trale rioleering; de daarvoor noodige maat
regelen zijn op het oogenblik bij B. en W.
in overweging.
Volgens de thans opgemaakte plannen
zal het gedeelte van het Levendaal tusschen
Steenschuur en de Barbarabrug ongedempt
blijven.
De Commissie van Fabricage heeft tn
haar advies B. en W. in overweging gege
ven de demping uit te strekken ook over
laatstgenoemd grachtgedeelte. In het bij
zonder is daarvoor aangevoerd het bezwaar,
dat bij niet-demping een doodloopend stuk
gracht ontstaat, hetwelk vrijwel van elke
waterverversching zal zijn verstoken, als
mede het voordeel, hetwelk bij demping
ook van dit gedeelte wordt verkregen voor
het verkeer, doordat n.l. het drukke kruis
punt Hoogewoerdsbrug eenigermate zou
kunnen worden ontlast.
Hiertegenover moge worden opgemerkt,
aldus B. en W., dat door niet-demping van
dit grachtgedeelte een zeer aantrekkelijk
stukje stadsschoon, aansluitende aan Steen-
schuur en Rapenbrug, wordt gespaard.
Voorts zou demping van het geheele Le
vendaal de toch reeds zoo aanzienlijke uit
gave, welke de gemeente zich voor dit werk
moet getroosten, nog zeer belangrijk doen
stijgen.
Het is, ten einde de uitvoerbaarheid uit
geldelijk oogpunt niet in gevaar te bren
gen, een dringende eisch, dat al datgene,
wat niet strikt noodzakelijk is, tot later
wordt uitgesteld. Mocht eerlang blijken, dat
handhaving van het onderhavige gracht
gedeelte tot ongewenschte toestanden aan
leiding zou geven, dan kan de demping
daarvan altijd nog plaats vinden.
Op deze gronden hebben B. en W. ge
meend op de gedachte van de Commissie
van Fabricage niet te mogen ingaan.
De verbreeding van de Utrechtschebrug
zal ten gevolge hebben, dat de Bleekersluis
moet worden opgeruimd en de coupure ge
dicht. Ter verkrijging van een behoorlijke
uit monding van den Zoeterwoudschesingel
op den Hoogen Rijndijk zal het daarbij in
elk geval noodig zijn, dat een gedeelte van
de langs dien singel gelegen sloot, ter leng
te van pl.m. 20 Meter, nabij de Utrechtsche
brug, wordt gedempt. B. en W. achten het
met de Commissie van Fabricage, aangewe
zen, dat thans ook tot demping van het
resteerende gedeelte van bedoelde sloot tot
de Fruinstraat, wordt overgegaan, waar
door ook het onderhavige gedeelte van den
Zoeterwoudschesingel, evenals reeds ten
aanzien van het overige gedeelte van dien
singel is geschied, zal worden verbreed en
verbeterd. De breedte van het onderhavige
singelgedeelte zal pl.m. 12 Meter bedragen,
n.l. pl.m. 9 meter voor den rijweg en pl.xn.
3 Meter voor het trottoir.
DE KOSTEN.
De kosten van de boven aangegeven wer
ken worden als volgt geraamd.
Voor het gedeelte BarbarabrugPlantage
zal noodig zijn een bedrag van pl.m.
148.500.Hiervan heeft een gedeelte,
groot 142.800.meer in ,het bijzonder
betrekking op de in werkverschaffing uit
te voeren werken, in welk gedeelte een be
drag van 52.500.aan voor de berekening
van het Rijkssubsidie medetellende arbeids-
loonen is begrepen.
De kosten van de werken tusschen Plan
tage en Utrechtschebrug, de verbreeding
van deze brug en de verbetering van den
Zoeterwoudschesingel tusschen Hooge Rijn
dijk en Fruinstraat zijn te stellen op pl.m.
98.500.Voor de in werkverschaffing
uit te voeren werken is daarvan een bedrag
uitgetrokken, groot f91.000.omvattende
een bedrag van f 28.000.aan arbeidsloo-
nen.
In totaal zal voor de demping van het Le
vendaal c.a. derhalve noodig zijn een be
drag van f 247.000.
STRAATAANLEG OEGSTGEESTERLAAN
Beoogd wordt het doortrekken van de
Oegstgeesterlaan en de Mariënpoelstraat tot
den plaatselijk te verbreeden Maredijk,
alsmede het maken van een dwarsstraat
tusschen de beide te verlengen straten.
De breedte der ontworpen straten is in
het algemeen gedacht op 15 Meter (n.l. een
ryweg van 9 Meter met aan weerszijden
trottoirs van 3 Meter), behoudens het ge
deelte der verlengde Mariënpoelstraat, het
welk onmiddellijk langs de Poelwetering is
geprojecteerd en dat een breedte zal krijgen
van 10.50 Meter, en het gedeelte der ver
lengde Oegstgeesterlaan tusschen het be
staande deel dezer straat en de te maken
dwarsstraat, hetwelk, evenals de bestaande
Oegstgeesterlaan, een breedte van 25 Meter
zal krijgen.
Wat betreft het overige gedeelte der
doorgetrokken Oegstgeesterlaan zijn B. en
W., met de meerderheid van de Commissie
van Fabricage, van oordeel, dat een breed
te van 15 Meter daarvoor voldoende is.
DE KOSTEN.
De kosten van het onderhavige werk zijn
geraamd op 90.000.In dit bedrag is be
grepen een bedrag van pl.m. f 40.000.aan
arbeidsloonen, welke voor de berekening
van het Rijkssubsidie bij uitvoering in
werkverschaffing in aanmerking komen.
DE WERKVERSCHAFFING.
Aanvankelijk hadden B. en W. zich uit
voering van het complex werken in eigen
beheer gedacht, zooals ook bij den aan
leg van de Houtlaan heeft plaats gevon
den. De Commissie van Advies voor Sociale
Zaken had tegen dezen vorm echter over
wegend bezwaar en gaf in overweging het
ontworpen werkverschaffingsplan alleen
dan tot uitvoering te brengen, indien daar
bij de particuliere aannemer zou kunnen
worden ingeschakeld. Te dien einde had
overleg plaats met de Commissie inzake
werkverschaffing, samengesteld door ver
schillende patroons- en arbeidersorganisa
ties. Naar aanleiding van dit overleg be
sloten B. en W. de inschakeling van den
aannemer by het werk te bevorderen, mits
de Minister van Sociale Zaken zich daar
mede zou kunnen vereenigen en het ka
rakter van werkverschaffing bij de uitvoe
ring zou behouden blijven.
Het is B. en W. gelukt, een ontwerp bij
zondere Bepalingen" samen te stellen, wel
ke bij de aanbesteding als voorwaarden
zullen worden gesteld en waarin de twee
te stellen eischen inschakeling van den
aannemer en handhaving van het karakter
van werkverschaffing tot uitdrukking
komen. Deze bepalingen hebben na eenige
wijziging de goedkeuring van den Minis
ter verworven, die daarbij' tevens onder
het stellen van eenige voorwaarden de toe
kenning van Rijkssubsidie toezegde. Ook
de boven bedoelde Commissie inzake werk
verschaffing vereenigde zich ten slotte met
de door B. en W. gedachte wijze van uit
voering. Slechts bleek het, dat zij niet ge
heel bevredigd was, omdat het niet moge
lijk was te verkrijgen, dat geschoolde te-
werk-gestelden een hoogere vergoeding
zouden ontvangen dan niet-geschoolden.
Om hieraan eenigszins tegemoet te komen,
gaf de Commissie in overweging de werken
aan de Utrechtschebrug niet in werkver
schaffing uit te voeren, doch deze op de
normale wijze aan te besteden. Ten einde
op dit onderdeel het bereiken van eensge
zindheid alsnog mogelijk te maken, zouden
B. en W. het werk aan de Utrechtsche brug
als een afzonderlijk perceel willen aanbe
steden en daarvoor een tweeledige inschrij
ving vragen, n.l. een voor uitvoering in
werkverschaffing op denzelfden voet als
de overige werken en een voor gewone uit
voering. Van het resultaat der inschrijvin
gen ware dan te doen afhangen, welk stel
sel bij de verbreeding van de brug zal wor
den gevolgd.
FINANCIEELE REGELING.
Wat de financieele regeling van de bo
ven aangegeven uitgaven betreft zij mede
gedeeld, dat de genoemde loonbedragen, in
totaal beloopende f 120.500.ten laste
van den gewonen dienst zullen worden ge
bracht, waartoe de post „steun aan uitge
trokken werkloozen" met genoemd bedrag
zal worden verlaagd. De overblijvende be
dragen blijven ten laste van den Kapitaal- I
dienst, voorzoover den straataanleg Oegst
geesterlaan aangéiat ten laste van het
grondbedrijf.
DE BAATBELASTING.
Een ontwerp der verordeningen op de
heffing en de invordering van de baatbe
lasting is hierbij opgenomen. Ter toelich
ting van dit ontwerp mogen wij nog het
volgende opmerken.
De belasting kan alleen worden gehe
ven wegens de gebouwde en ongebouwde
eigendommen, welke door de tot stand ge
brachte demping en verbetering van het
Levendaal zullen zijn gebaat.
Het is te verwachten, aldus B. en W., dat
vrijwel de eigendommen, welke aan het
Levendaal belenden, door het werk zullen
worden gebaat en niet onbelangrijk in
waarde zullen stijgen. Ook met in de na
bijheid van het Levendaal liggende eigen
dommen, al belenden zij niet daaraan, zal
dit het geval zijn. In het bijzonder zullen
de eigenaren van de dicht bij het Levendaal
liggende perceelen, welke belenden aan op
het Levendaal uitkomende straten, van het
werk profiteeren en het is daarom niet on
redelijk, dat dergelijke perceelen mede in
de belasting worden betrokken. In verband
hiermede zouden B. en W. in de heffing
niet alleen willen betrekken de eigendom
men, welke aan het Levendaal belenden,
doch ook die, welke belenden aan op bet
Levendaal uitkomende straten, indien en
voorzoover zij niet verder dan een be
paalden afstand van het Levendaal aflig
gen. B. en W. zouden dien afstand willen
zien bepaald op 15 Meter.
Ten behoeve van enkele perceelen, welke
door hun bestemming niet of althans in
veel mindere mate zijn gebaat, zyn in de
voorgestelde heffingsverordening vrijstel
lingen opgenomen.
Door de heffing mag een billijke bijdra
ge worden verkregen in de kosten van door
of met medewerking van het gemeentebe
stuur tot stand gebrachte werken. B. en W.
meenen, dat uit deze woorden voortvloeit,
dat de te vorderen bijdrage alleen betrek
king zal mogen hebben op de kosten, weJ-
ke ten laste van de gemeente komen. Voor
de bepaling van het bedrag, dat door deze
baatbelasting zal worden verkregen, zal
derhalve het van het Rijk te ontvangen
subsidie in mindering van de kosten moe
ten worden gebracht.
Wat nu betreft de vraag, hoe groot de bij
drage in de kosten naar billijkheid zal mo
gen zijn, dient in het oog te worden gehou
den, dat de uitvoering van het werk in de
eerste plaats geschiedt in het algemeen be
lang. Het verkeer en de volksgezondheid
worden daarmede in belangrijke mate ge
diend. Rekening houdende met die belan
gen en de bijzondere belangen van de eige
naren van de te belasten eigendommen, zou
een verhaal van een derde deel van de
door de gemeente te maken kosten, aldus
B. en W., niet onredelijk en in overeen
stemming zijn met het belang, dat de ge
meenschap heeft en dat, hetwelk de te be
lasten eigendommen hebben bij de demping
van het Levendaal. Niettemin zouden B. en
W., om billijkheid van de bijdrage geheel
buiten twijfel te stellen, in totaal niet meer
dan 25 pet. van de netto-kosten willen ver
halen.
Ter bepaling van deze kosten zouden B.
en W. alleen rekening willen houden met
de eigenlijke demping van het Levendaal;
de doortrekking van het Levendaal van
de Plantage naar de Utrechtschebrug, moet
h.i. tan aanzien van de baatbelasting
buiten beschouwing blijven. Op dezen voet
zullen de kosten, waarin een bijdrage zal
worden gevorderd, bedragen na ver
mindering met het geraamde Rijkssubsidie
134.000.en het daarvan te verhalen
bedrag 25 pet. van 134.000.33.500.
Waar het gebaat zyn i.c. zich ln het bij
zonder zal uiten in een vermeerdering van
de waarde der betrokken perceelen, zou het
voor de hand liggen deze waardevermeer
dering als maatstaf voor de heffing te aan
vaarden. Zulks zou echter groote practl-
sche bezwaren met zich brengen. Art. 281
der gemeentewet, waarin opzettelijk niet
van waardevermeerdering wordt gesproken,
dwingt daartoe ook geenszins.
Gelet op de waarschijnlijke ontwikkeling
van het gedempte Levendaal tot winkel
straat, zou als norm voor de heffing de ge
vellengte van de eigendommen kunnen die
nen. Echter zouden dan ondiepe perceelen,
in verhouding tot diepere, te zwaar worden
belast. Een betere oplossing meenen B. en
W. te hebben gevonden, door de in de hef
fing te betrekken perceelen te belasten naar
de oppervlakte, voor zoover die oppervlakte
ligt binnen een zekeren afstand van den
weg. De gedeelten van de eigendommen,
welke buiten dien afstand liggen, worden
dam niet belast. Daardoor wordt tevens be
reikt, dat de gevellengte, hoewel niet ge
nomen als maatstaf, toch van invloed is op
de te betalen belasting. In verband met de
diepte van tal van perceelen aan het Le
vendaal is in de voorgestelde verordening
de afstand, waarbuiten de oppervlakte van
de eigendommen niet wordt belast, gesteld
op 15 Meter, gemeten van de grens van den
weg af.
De te belasten oppervlakte kan in totaal
worden gesteld op pl.m. 13.500 M2., zood&t
de te betalen bijdrage zal bedragen
33.500.—
2.48 per M2. van deze op-
13.500
pervlakte. Het komt B. en W. gewenscht
voor de betaling van de op te brengen bij
dragen zoo gemakkelijk mogelijk ,te ma
ken en daarom gebruik te maken van de
in artikel 281 van de gemeentewet geboden
gelegenheid, om de belasting gedurende 30
achtereenvolgende jaren te heffen, hetgeen
dan kan geschieden in den vorm van een
annuïteit, berekend naar een rentevoet van
4 pet., derhalve Lc. groot rond 0.15 per
jaar. Voor zoover de belasting 2.48 per
M2.) niet in eens voor het geheele tijdvak
wordt voldaan waartoe, aldus B. en W.
in elk geval de gelegenheid moet worden
gelaten kan de gedurende 30 jaar jaar
lijks te betalen bijdrage alzoo worden be
paald op ƒ0.15 per M2. te belasten opper
vlakte.
De baatbelasting kam eerst worden gehe
ven, nadat het werk tot stand gebracht is;
eerst dan zullen de te belasten eigendom
men door het werk gebaat zijn. De hef
fingsverordening kan daarom niet aan
stonds in werking treden. Niettemin is het
in verband met hetgeen B. en W. boven be
toogden noodzakelijk in den opzet van
hunne voorstellen, dat ook over de al of
niet heffing van de baatbelasting, welke
een onmisbaar onderdeel van de plannen
vormt, thans wordt beslist. Daardoor wordt
tevens bereikt, dat de belanghebbenden
reeds te voren bijv. bij aankoop vam de
te belasten perceelen rekening kunnen
houden met de door hen op te brengen be
lasting. Wordit met de vaststelling van de
belasting-verordeningen gewacht tot het
werk is uitgevoerd, dan bestaat de kans, dat
de heffing niet de oorspronkelijke eigena-
naren zal treffen, do oh de latere koopers,
die met het oog op de waardevermeerdering
reeds een hooger en koopprijs hebben moe
ten betalen. Ook om deze reden kam de
vaststelling van de verordeningen niet tot
later worden versohoven.
In de verwachting, dat het uit te voeren
werk in den loop van 1935 zal worden vol
tooid, ware het tijdstip van ingang der be
lasting voorshands te bepalen op 1 Januari
1936.
De Commissie van Financiën kan zich in
meerderheid met de heffing van een baat
belasting volgens de boven aangegeven re
geling vereenigem.
Aan het slot van onze beschouwingen,
aldus B. en W. aan den Raad, mogen wij
nog eens herhalen, dat het complex der
hiervoren omschreven voorstellen door hun
technisch, financieel en sociaal onderling
in elkander grijpen als één onverbrekelijk
geheel is te beschouwen. Wij doen hierbij
een ernstig beroep op Uw Vergadering om
dit geheel van voorstellen onveranderd aan
te nemen. Het gaat hier om omvangrijke
vraagstukken, die niet gemakkelijk tot een
bevredigende oplossing zijn te brengen en
waarmede zeer hooge uitgaven zijn ge
moeid. Ook al is wellicht niet ieder Uwer
op alle punten geheel voldaan, zoo meenen
wij toch, dat door aanneming van onze
voorstellen een resultaat zal worden be
reikt, dat aan redelijke wenschen tegemoet
komt en voor de demping van het Leven
daal een bevredigende oplossing zal bren
gen. Moge Uw Vergadering bedenken, dat
het betere dikwijls de vijand is van het
goede.