VRIJDAG 25 MEI 1934 i)E LEIDSCHE COURANT DEKDE BLAD, FAO. ^*ÊÊÊÊf- 1 II Er zijn heel wat vragen binnengekomen. Dit is verblijdend, want ook dat bewijst, dat de belangstelling der lezers van deze courant in alles wat inhoud en vorm van onzen Godsdienst betreft, levendig is. Die belangstelling ging bij eenigen zelfs zóó ver, dat zij vragen inzonden, welke eigenlijk zéér uitgebreide antwoorden eischen, die in het uiteraard beperkt be stek van deze rubriek niet kunnen worden gegeven. Maar dit is geen reden om dit soort vragen totaal onbeantwoord te laten al weten wij, dat wij zulk een weetgierig heid niet geheel zullen bevredigen! Een paar vragen en dat zal in de toekomst wel méér voorkomen leenden zich niet voor beantwoording in de courant: den in zenders zal ik hier persoonlijk over schrij ven. Eenig geduld zullen de inzenders soms moeten hebben: de vragen worden zooveel mogelijk naar volgorde van „binnenkomst" beantwoord. Vraag 5. Als men rijk is en sterft krijgt men een veel plechtiger uitvaart en veel meer Missen voor zijn zielerust dan wanneer men minder goed gesitueerd of arm was. Is dat niet een achterstelling van de arm-gestorvenen? Antwoord. De inhoud van deze vraag is door de tegenstanders van het Katholi cisme dikwijls uitgebuit. In 't kort kan men dit er op antwoorden. De Kerk kent maar één begrafenis-ritueel, dat voor arm en rijk hetzelfde is. Langzamerhand is wel bijna overal de practijk ontstaan dat, in ver houding tot het bedrag, dat de familie van den gestorvene er aan wil besteden, men dien ritus met min of meer groote u i t e r- lijke plechtigheden omkleedt. Die omkleeding met plechtigheden op zich heeft natuurlijk niet den geringsten invloed ten bate van de zielerust van de gestorvene. Daarop hebben alleen invloed: het H. Misoffer (voor een ieder hetzelfde!) en de gebeden en goede werken der geloo- vigen. Ook beduidt zoo'n plechtige of zéér plechtige uitvaart op zich heelemaal niet, dat de Kerk of de Pastoor aan de geloo- vigen wil te kennen geven, dat de gestorve ne als een braaf katholiek heeft geleefd. Slechts in bijzondere gevallen, als iemand zich zeer verdienstelijk heeft gemaakt voor de parochie bijv., kan het voorkomen, dat die parochie spontaan een zeer plechtige uitvaart houdt om de verdiensten van den gestorvene in het licht te stellen. Verder moet men ook niet vergeten, dat hoe plech tiger de uitvaart en begrafenis zijn, des te meer onkosten er gemaakt moeten wor den aan kaarsen, rouw-ornamenten, den organist en zangers vaak, enz., zoodat niet het geheele bedrag zoo maar aan het on derhoud der geestelijken ten goede komt. Het is natuurlijk heel goed mogelijk, dat er hier of daar op dit gebied misstan den bestonden of bestaan. Dat is dan zeer te betreuren, maar dit mag men niet aan „de Kerk" verwijten. Volkomen ben ik het met u eens, dat het wenschelijk zou zijn, dat die uit vaart- klassen" werden afgeschaft en een ieder met dezelfde plechtigheden begraven werd, tenzij hij een geestelijk of wereldlijk over heidspersoon was. Dat zou echter alleen dan kunnen, wanneer de menschen uit zich zelf bij begrafenissen een bedrag gaven in verhouding tot hun vermogen, zonder dat men daarvoor ook evenredige uitwendige statie eischte. Want u moet bedenken: geld moet er zijn voor onderhoud van geestelij ken en kerk. Als de menschen dit altijd spontaan gaven, dan waren zulke gebrui ken ik denk ook 'aan de „plaatsengel- den" overbodig. Maar zoo lang de geloo- vigen nog niet zóó zijn, zijn die gebruiken onvermijdelijk. De arme kan geen of weinig Missen laten lezen voor de zielerust van een gestorvene, de rijke wel. Is de ziel van een gestorven rijke er dan niet beter aan toe? Dat bedoelt u waarschijnlijk? U moet het volgende goed onthouden. Alle Missen en gebeden voor de afgestorvenen worden gedaan „als smeeking", dat wil zeggen: wij weten niets omtrent de wijze, waarop God de oneindige verdiensten van het lijden en dood van Zijn Zoon op de zielen in het vagevuur toepast en, als wij door Mis sen en gebeden die toepassing op een be paalde ziel afsmeeken van God, dan hangt het van Z ij n wil alléén af of en in welke mate dat zal gebeuren. U moet niet den ken, dat tien H. Missen voor een ziel tien keer meer waarde hebben dan één. De waarde van een H. Mis is oneindig, maar wij weten nooit met volmaakte zekerheid of en in welke mate God de vruchten van een Mis op een bepaalde ziel toepast: dat hangt geheel van Zijn goedgunstigheid af. Wij mogen wel met reden hopen, dat Hij de vruchten van een H. Mis toepast op de ziel die wij bedoelen, maar u begrijpt toch ook wel, dat God heusch niet de ziel van een afgestorvene, die arm was, langer zal doen boeten dan de ziel van een rijke, die evenveel misdeed. Hij regelt dat, zooals Hij 't Zelf wil en houdt daarbij natuurlijk re kening als ik 't zoo mag uitdrukken met de bedoeling der achtergeblevenen: of deze op dit gebied doen wat zij kunnen. Kunnen zij geen Missen laten lezen uit ar moede, dan kan God immers de vruchten van welke Mis dan ook op die ziel toepas sen. En vergeet dit niet: lo. dat er jaar lijks duizende Missen worden gelezen voor alle zielen in het Vagevuur en 2o. in elke H. Mis wordt gebeden voor alle. ge- loovige zielen, dat „God hun moge geven het oord van verkwikking, licht en vrede. Door denzelfden Christus onzen Heer Amen" (Memento der dooden). Vraag 6. Zijn wij als katholieken nu verplicht al die wonderverhalen welke ver teld worden in de levens van vele heili gen, te gelooven? Antwoord. In de „brieven over ons Geloof' over „het Wonder" heb ik dit reeds ontkend. Daar immers heb ik uitvoerig uit eengezet, wat er voor een feit geëischt wordt, opdat het waarlijk als een wonder kan en moet worden beschouwd. Wij heb ben gezien, dat de voornaamste wonderen die in de Evangelieën worden verhaald de scherpste critiek kunnen doorstaan. Maar in de „oude heiligenlevens" zijn heel wat feiten te vinden die zonder twijfel „legen den" d.i. niet geschiedkundig bewezen ge beurtenissen zijn. De Katholieke Kerk is uiterst voorzichtig in het als echt aanne men van wonderen. Paus Benedictus XIV (t 1758) heeft in Zijn Decreet over de Heiligverklaring daaromtrent regels gege ven welke van die uiterste voorzichtigheid schitterend getuigen. In de processen over heiligverklaring wordt dan ook altijd heel wat, dat als „wonder" werd aangevoerd, onverbiddelijk verworpen. V r a a g 7. Wat beteekent het kussen van het Altaar, dat de priester dikwijls doet on der de Mis en het Lof? Antwoord. Het altaar is een zinne- beel van Christus: „Want het altaar der H. Kerk is Christus zelf, zooals Joannes getuigt, die in Zijn Boek der Openbaring verhaalt, dat hij een gouden altaar gezien had, staande voor den troon; in Hem en door Hem worden de offers der geloovigen aan God den Vader opgedragen", zoo staat er in het ritueel der Subdiaconaatswyding. De altaar-kus is dus een eerbiedsbetuiging aan Christus. Ook is het een eerbiedsbe tuiging aan de heiligen, wier relikwieën in den altaarsteen rusten. Vraag 8. Wat beteekent nu eigenlijk een aflaat van honderd dagen, voor de zie len in het vagevuur, is dat nu: 100 dagen minder in het vagevuur of niet? Antwoord. U lijkt een beetje geprik keld, of u zeggen wilt: nu zou ik daarvoor toch eindelijk wel eens een oplossing wil len hebben! Toch is deze al zoo dikwijls gegeven! Wij weten niet, hoeveel ver mindering van straf God geeft, als wij zulk een aflaat voor een geloovige ziel verdie nen. Dat aantal dagen enz. is afkomstig van de kerkelijke boetepractijk. In vroeger eeuwen gaf de Kerk aan zondaars als boe te op: zooveel dagen of jaren moet u dit of dat doen. Nu beteekent bijv. een aflaat van 100 dagen, dat iemand, die zulk een aflaat verdient, evenveel kwijtschelding van tij delijke straffen verdient (voor zichzelf of voor een geloovige ziel) als hij vroeger zou hebben verdiend door 100 dagen Kerkelij ke boetpleging. U ziet, tegenwoordig heb ben wij het in dit opzicht heel wat gemak kelijker. De Kerk kan zulke kwijtscheldin gen geven, omdat Zij de macht heeft te putten uit de schatkamer der oneindige verdiensten van Jezus Christus en der overvloedige verdiensten van de Heiligen. Wanneer in de „brieven over ons Geloof' de Aflaat behandeld wordt, zult u hier over meer kunnen lezen. G. N. te O. Met uw welnemen, uw uitleg is niet aannemelijker, want er staat niet: „al zouden hemel en aarde voorbijgaan" maar „hemel en aarde zullen voorbij gaan". Overigens komt de door u gegeven uitlegging zakelijk op hetzelfde neer als de juiste. „Een trouw lezer der Courant". U be grijpt, dat deze nogal kiesche gewetenszaak niet in de krant kan worden beantwoord. Indien u mij uw naam en adres geeft (eigenlijk moeten naamlooze inzendingen zonder meer terzijde worden gelegd!) zal ik u hierover schrijven. J. Cr. te Leiden. Uw vragen getuigen van veel nadenken over deze uiterst moeilijke stof. Als u een weinig geduld hebt zal ik u persoonlijk hierover schrijven: een be handeling in de krant vergt te veel plaats ruimte en is m.L ook niet wenschelijk om redenen die ik u zal berichten. GEMENGDE BERICHTEN AANRIJDING MET DOODELUKEN AFLOOP. Wielrijder plotseling overgestoken. Gistermiddag tegen zes uur reed op den Bredascheweg in de richting Tilburg een wielrijder, die, gekomen bij den Delmer- weg, zonder teeken te geven, plotseling naar links den weg overstak. Op dat oogen- blik kwam een auto, bestuurd door den heer V. uit Tilburg, aanrijden. Een botsing kon niet worden voorkomen, hoewel de auto naar links is uitgeweken. De wielrij der werd over den weg geslingerd, terwijl de auto tegen een boom reed. Hevig bloedend werd de wielrijder opge nomen en naar het St. Elisabethziekenhuis te Tilburg overgebracht, waar hij kort na aankomst is overleden. De identiteit van het slachtoffer is nog niet vastgesteld. Ver moedelijk is het een arbeider uit Tilburg, die van zijn werk kwam. De auto is licht beschadigd. 4 NED. AUTOMOBILIST IN ITALIë GEWOND. Auto rijdt in volle vaart tegen vrachtwagen De Nedenlandsdhe automobilist J. v. Abbe, die deed uitmaakt van 'het Fondteam, dat mee zou dingen in de race om de Coppo del Oro, een autowedstrijd op het eiland Sici lië, heeft een ernstig ongeluk gehad, meldt de „Telegraaf". Vain Abbe reed in gezelschap vam den Zwibserschen monteur Wild naar Rome, waar een bijeenkomst der deelnemers zou plaats hebben. Door de lichten van een van den anderen kant komende auto verblind, reed hij met groote snelheid op een voor hem uitrijdende vrachtauto. Zijn auto werd totaal vernield, terwijl hij zelf een arm en een been brak. De monteur Wild bekwam enkele schrammen en een enkel-ontwrich ting. Van Abbe is in het ziekenhuis te Fiden za, een plaatsje in de buurt van Milaan, opgenomen. De twee overgebleven wagens van het Fordteam uit Eindhoven zijn gisteren in Rome aangekomen. Omtrent het ongeval, dat zich Woens dagnacht om drie uur bij Fidenza heeft af gespeeld, deelde de heer Posthumus aan de „Telegraaf" nog het volgende mede: Als laatste van de drie wagens reed op den weg tusschen Fidenza en Parma de open tweepersoonswagen van den heer v. d. Meulen, bestuurd door den heer O. Wild uit Zwitserland. Daar de heer Wild alleen was de heer v. d. Meulen komt n.l. per vliegtuig naar Rome had de heer J. van Abbe voor de afwisseling bij hem in den open wagen plaats genomen. Een halve kilometer voor Fideruza ge schiedde het ongeluk. De weg was sterk be zet met het nachtelijk verkeer van vracht wagens, met sterke koplichten. Zij het door vermoeidheid sedert het vertrek uit Eindhoven Maandagavond had men zonder slaap aan één stuk doorgereden zij het door het verblindende licht van een der wagens, de auto reed recht op een grooten, met stroo geladen vrachtwagen in. De Ford sloeg dwars overzij en de vracht wagen kwam er met zijn voorwielen boven op te staan. De beide andere Fords, die aan het begin van den start op den derden deel nemer wachtten, vernamen van een ach terop rijdenden vrachtwagen het ongeluk en keerden haastig terug, zoodat zij onge veer vijf minuten na het ongeval ter plaat se waren. Het gelukte, den heer Wild en met groote moeite ook den heer Van Abbe uit den wagen te trekken. De heer Wild, die aan beide enkels gekneusd was, kan het ongeluk niet anders verklaren dan door het verblindende lioht en in een oogenblik van beduusdheid. Hij zag het licht, wilde uit wijken en schoot het volgende oogenblik tegen den zwaren vrachtwagen aan. De heer Van Abbe was ernstiger gewond. Hij had een arm gebroken en de pan van het heupgewricht was gekneusd. Verder had hij ook een lichte wonde aan het voorhoofd. Men legde hem neer op eendge bossen stroo en de heer Posthumus, die semi-arts is, verleende hem de eerste hulp. Daar de verwachte ambulance uitbleef, werd met behulp van stroo, de dichte Ford van den heer Van Abbe zelf, tot een ambulance ge ïmproviseerd, waarmede de beide gewon den naar het ziekenhuis te Fidenza gebracht werden. De open Ford, onder de wielen van den vrachtwagen, was een complete ruïne. In het ziekenhuis is een voorloopig ver band gelegd, waarna vervolgens de arm vam den heer Van Abbe gezet is. De Italii- aansohe arts achtte zijn toestand niet zorg wekkend en meende te kunnen gelooven, dat zijn reisgezellen hem op den terugweg weer mee naar huis kunnen nemen. De andere deelnemers, de heeren v. d. Mark, Posthumus en Erens, hebben enkele uren te Fidenza gerust. Men hoopt het Nederlandsche team door een Italiaanschen Fordwagen te kunnen vervolledigen, zoodat het alsnog aan de Gouden Beker-wedstrijden kan deelnemen. MAGAZIJN UITGEBRAND. Gistermiddag om vier uur brak brand uit in het pakhuis van de firma Th. Ver- kooyen aan de Wilhelminastraat te Don gen. Het vuur vond gretig voedsel in de opgeslagen kruidenierswaren en weldra brandde het dak reeds door. De brandweer, die vlakbij is gestationeerd, was terstond ter plaatse en kon voorkomen, dat het ge heele gebouw in vlammen opging. Toch is het geheele dak verbrand terwijl de groote opgeslagen voorraden geheel door water schade zijn verloren. Het woonhuis met den winkel stonden op eenigen afstand en be kwamen daardoor geen schade. EEN INSLUIPER GEVOLGD EN GEARRESTEERD. De bewoonster van een huis aan den Boulevard Heuvelink te Arnhem kwam Dinsdagmorgen tot de ontdekking, dat een onbekende man zich door inklimming toe gang had verschaft tot de slaapkamer. Bij de komst van de bewoonster maakte hij juist aanstalten om zich onder het ledi kant te verschuilen. Toen hij bemerkte dat hij ontdekt was, maakte hij zich y lings uit de voeten. Hij werd evenwel gevolgd door het 12-jarige zoontje van de bewoonster. De jongen bemerkte, dat de man in een wo ning in een slop bij de Spijkerstraat ver dween. De politie werd gewaarschuwd en de man gearresteerd. Hij werd herkend en bekende in het huis waar hij geen gele genheid had om iets te ontvreemden te zijn binnen gedrongen. NACHTVORST IN DE BETUWE. Aardappelen en boonen vrij veel geleden. Nu de invloed vam de nachtvorsten van de vorige week zijm waar te nemen, blijkt, dat ook in de Betuwe aam verschillende veldvruchten' belangrijke schade is toege bracht. Het zijm vooral de aardappelen en boonen, die het meest hebben geleden, meldt de „Msb.". Ook de aardbeien hebben htm portie mee gekregen. De eerste bloed heeft zich nog wel kunnen herstellen, doch vam de tweede is vrij veel verloren gegaan. Het betreft in de eerste plaats, die soorten, die onbeschut in den vollen trek hebben gestaan, op meer beschutte plaatsen en onder beplantingen heeft de koude geen vat kunnen krijgen. Het boomfruit sdhijnit den aanslag te heb ben weerstaan. Het kersen- en morellen ge was laat zich nog steeds overvloedig aan zien en belooft een zeer ruim beschot. Van de pruimensoorten zuilen de Eldensohe blauwen niet aan de hooggespannen ver wachtingen voldoen en hierin zal het wel met een klein half gewas ophouden. De ap pelen beloven eveneens veel, vooral de goudreinetten, die ziiah van den besten kant laten bezien en er fleurig bijstaan. Inmiddels heeft de eerste onderhandsche tramsactie plaats gehad en werd een mooie partij vroege Duitsohe kersen, in de buurt schap Lijmden, uit de hand verkocht. Zoo als gewoonlijk wordt de prijs hiervan door belanghebbenden geheim gehouden. Overi gens heersoht er nog een kalme, afwachten de rust. De „Postjagers te voet'' op weg naar Nederlandsch Indië Van Griekenland naar Fransch Syrië I De jonge Bussumer P. van Heyningen, die met zijn vriend en stadgenoot E. Grei- nadus sinds December van het vorige jaar, elk met slechts 25.op zak, op weg is naar Indië, teneinde te trachten daar de levenspositie te vinden, welke het moeder land hun niet geven kon, 18 Mei j.L had het tweetal Rangoon reeds achter den rug vervolgt op zijn beurt het interessante reisverhaal van dezen geweldigen tocht. Ook dit verhaal, dat het Persbureau Vaz Dias mocht ontvangen, stamt uit een vroe gere periode (omstreeks eind Februari) en vormt een aansluiting op de reportage van de zeereis, die v. Heyningen en Grei- danus aan boord van het Grieksche stoom schip „Frintos" gemaakt hebben van Brin- disi naar Pireaus. Voor we veilig in Griekenland aan wal stappen, hebben we nog een benauwd half uurtje aan boord. De douanebeambten, die de valreep zijn opgeklauterd, blijken niet alleen voor de verboden, maar ook voor de verplichte bezittingen belangstelling te hebben. „U moet ieder over 70.beschikken, als U Griekenland binnen wilt. Kunt U dat niet, dan wordt U teruggestuurd naar Ita lië. Wilt U Uw geld even laten zien? klinkt het onheilspellend. Ik grijp in mijn broek zak en zeg: „Zeker beneden laten liggen; een oogenblik, ik zal het halen". Meteen verdwijnen we uit den gezichtskring van den douaneambtenaar. Terugzenden betee kent: aan wal zetten in Brindisi, met de mededeeling aan de Italiaansche politie: „Zonder middelen van bestaan aangetrof fen". Je wordt op den trein gezet, naar de grens van Zwitserland of Frankrijk en het eind van het liedje is, dat je ten slotte weer in Holland terecht komt en opnieuw kunt beginnen. De eerste klas-passagiers, dien we het ge val uitleggen, met het verzoek ons even het geld voor te willen schieten, bekijken ons alsof we een stel bijzondere insecten zijn. Een enkele slechts reageert hoorbaar en deelt ons mede, dat hij er niets voor voelt te worden opgelicht. We zoeken dan de tweede klasse op en zyn zoo gelukkig daar een Yankee te vinden, die zelf ook vaak in de knel heeft gezeten. Hij leent ons het noodzakelijke bedrag; we laten het den douaneman even zien en de zaak is in or de. Het heele geval heeft misschien een half uur geduurd, maar als ik donker haar zou hebben gehad, dan zouden er nu be slist een paar grijze bijgekomen zijn. De Grieksche familie, bij wie we zullen logeeren, wordt met veel moeite gevonden. Het alphabet is letterlijk en fig. Grieksch voor ons; straatnamen kunnen we niet ont cijferen. De ontvangst is hartelijk en we hebben zoo langzamerhand al genoeg rou tine gekregen om de menschen er spon taan toe te bewegen ons uit te noodigen voor een bad, een kleine eetparty en der gelijke gerieflijkheden, waarbij vaak nog komt, dat ook onze kleeren con amore worden gewasschen. Als dat alles naar ge noegen in orde is gekomen, is het nog vroeg genoeg om de stad in te gaan voor zaken. In Rome hadden we een introductie op den kop getikt voor den Franschen ge zant te Athene. Deze wordt nog dienzelf den middag omgezet in een gratis visum voor Fransch-Syrië. Op het Turicsche con sulaat zijn we minder gelukkig. „Een gratis visum kan ik wel geven", zegt de consul, „maar als U Turkije binnekomt, moet U tien pond storten, die U eerst terugkrijgt als U het land weer verlaat." Dat is voor ons onmogelijk, dus Turkije vervalt. Gelukkig hebben we van hier uit gratis reizen met een boot van de stoom vaartmaatschappij, waarvoor we een in troductie hebben ontvangen. We zullei) oversteken naar Syrië en zoodoende de reis een beetje verkorten. Na het Simplon-avontuur heeft sneeuw geen bekoring meer voor ons. Toen we dan ook tusséhen Napels en Brindisi de bergen overtrokken en weer in de sneeuw zaten, hebben we een paar leelijke woorden ge zegd. In Griekenland heeft het naar men ons vertelde in dertig jaar niet noemens waard gesneeuw. Maar zie, daar kij ken we den eersten ochtend uit het raam en ontdekken, dat het 's nachts zwaar ge- sneeuw heeft! Alles is met een dikke laag bedekt. Deze maal blijkt het ons geluk te zijn. Het K. L. M.-vliegtuig, dat den vo- rigen dag is geland, kan niet weg. Het ho tel waar de passagiers en de bemanning logeeren, is spoedig gevonden en een kwar tier later zijn we in druk gesprek. De pilo ten zijn aandachtige luisteraars en voor zien ons van allerlei versnaperingen. De passagier er was er maar één stopte ons bij het vertrek twee pond in de hand ter aanmoediging. Hy heeft gevoeld, dat er iets niet in'orde is met onze financiën en, eerlijk gezegd, hebben we ook ons best ge daan dat hij het merken zou. Nog steeds hebben we geen visum voor Irak en Britsch Indië. De Engelsche consul in Ne derland had in de bladen gelezen, hoe groot onze reiskas was. Hij had geen ver trouwen in de gastvrijheid, die we overal dachten te vinden, hetgeen ik hem niet kwalijk kan nemen. Ook wat onzen eco- nomischen aanleg betreft, was hij scep tisch gestemd. Uit een en ander had hij ge concludeerd: Jullie jongens blijven ergens in onze koloniën steken en dan komen jul lie ten laste van ons gouvernement. Daar aan kan en mag ik niet meewerken. In Pa rijs had ik heel argeloos verteld, dat we foto's nemen en artikelen schrijven wilden. Weer was het toen mis geweest: Engeland wenschte geen buitenlandsche publiciteit over haar gebied. In Rome hadden we het zelf verknoeid door met een baard en een gescheurde broek bij den Engelschen con sul te komen aanzetten. Eddy had de baard en ik de gescheurde broek. Een be trouwbaren indruk schenen we niet te ma ken, want de consul vroeg direct hoeveel geld we bij ons hadden. We noemden voor het vuistje weg maar een flink be drag. De consul wou zich echter persoon lijk van ons bezit overtuigen en dat kon den wij hem niet toestaan, omdat we nog geen tiende gedeelte van het vermelde be drag bij ons hadden. Hier willen we het nog eens probeeren. We trekken beiden een pak aan van mijn Griekschen vriend, we leenen ook een keu rig overhemd en poetsen onze schoenen tot zij glimmen als spiegels. De consul ont vangt ons dan ook uiterst beleefd. Met een: „Waarmee kan ik de heeren van dienst zijn", opent hij het onderhoud. „We gaan, antwoord ik per boot naar Syrië, vandaar per auto naar Bag dad en nemen daar het vliegtuig naar Ne derlandsch-Indië. Hebben we voor die paar dagen in Irak een visum noodig of niet?" De consul antwoordde heel beleefd, dat het hem speet, maar dat we een visum noodig hadden. Hij was echter zoo geim- poneerd, dat hij, zonder ons naar geld te vragen, de papieren verstrekte en vijf mi nuten later wandelden we zielsvergenoegd met het visum voor Irak op straat. De boot naar Tripolis ging eerst 's Zon dags en zoo konden we twee dagen zoek- brengen met het speuren naar landgenoo- ten. 't Is hopeloos vervelend, steeds weer dezelfde verhalen te moeten doen over je tocht. Maar toch blijft het altijd een dank baar werk. Hoe verder je van Holland af komt, des temeer ga je alles wat Hollandsch is, waardeeren. Zoo schijnt het onzen land- genooten ook te gaan. Ze zijn altijd heel vergenoegd weer een paar zuiver Holland- sche uitdrukkingen te hooren en het kost ons hier zelfs heel wat moeite, de verleide lijke uitnoodigingen voor logeerpartijen af te slaan. Wanneer er weer zoo'n bezoekje afge legd is, zijn we vrijwel altijd een intro ductie-rijke en meestal ook een filmpje, wat postzegels en andere zaken, die we op dit reisje niet zelf kunnen gaan koopen. De Grieken zijn nog steeds door het dol le heen in verband met de sneeuw. Jong en oud profiteert van dit buitenkansje en gooit met sneeuwballen. Zelfs de verkeers agenten vergeten het verkeer in sportie ve belangstelling voor hun omgeving. Veel kwaad kan dit niet: slechts een enkele taxichauffeur waagt zich op de gladde straten. Een tram valt nergens meer te be kennen, behalve één van den reinigings dienst. Het gemeentepersoneel, dat de rails schoon moet houden, doet zulks op een heel zonderlinge manier. De mannen ver wijderden de sneeuwmassa's steeds over een afstand van ongeveer 20 Meter van de rails; klommen dan op het voorbalcon van de tram, lieten deze een aanloopje nemen en begonnen opnieuw met hun arbeid als het vehikel zich muurvast had vastge werkt. De stedelingen, die het genoegen hadden, aan de trambaan te resideeren, schepten met veel ijver de sneeuw van hun stoe pen op" de juist schoongemaakte rails, om zich daarna „en masse" te verheugen als de tram weer vastliep. Zij heeft dan ook ten slotte het onderspit gedolven, met het gevolg, dat het tramverkeer in de geheele stad voorloopig werd stopgezet. De bewoners van Griekenland zijn in vroeger tijden misschien heel knappe men schen geweest, maar veel is daar niet van overgebleven. We hebben zelfs vruchteloos naar een Grieksche neus gespeurd. Maar wat geschiktheid betreft, behoeven de Grie ken niet voor een Nederlander onder te doen, en dat is wel het grootste compli ment, dat ik ze maken kan, en van veel meer belang dan een mooie neus. Zondags vertrekken we uit Athene en weer reizen we derde klasse op een schip. Ook van de keuken maken we geen ge bruik maar we hebben zooveel etenswa ren van onze landgenooten meegekregen, dat we ons werkelijk ongerust maken al dat lekkers niet voor Tripolis te kunnen verwerken. Onze boot is een boemeltje en heeft lading in voor de 'meest onwaarschijn lijke eilandjes. Het duurt dan ook vijf volle dagen voor we de kust van Syrië naderen. Gelukkig hebben we de ruimte aan boord. Er is doorloopend een hooge zee en de meeste eerste en tweede klasse passagiers zijn zeeziek. De enkeling die overblijft, is dankbaar als we ons nu en dan eens met hem bezighouden. Zoo zijn we dan ook meestal in een van de salons te vinden in- plaats van in de minder geriefelijke ruim te, die ons op het schip is toebedacht. Het eenige, dat ons geluk verduiesert is de vraag, die steeds weer bij ons opkomt. „Zal de douane ons naar geld vragen, of rollen we er doorheen?" Maar tot nu toe hebben we geluk gehad en het beste is dat we op ons goed gesternte blijven vertrouwen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1934 | | pagina 9