VRIJDAG 25 MEI 1934
i)E LEIDSCHE COURANT
DEKDE BLAD, FAO.
^*ÊÊÊÊf- 1
II
Er zijn heel wat vragen binnengekomen.
Dit is verblijdend, want ook dat bewijst,
dat de belangstelling der lezers van deze
courant in alles wat inhoud en vorm van
onzen Godsdienst betreft, levendig is.
Die belangstelling ging bij eenigen zelfs
zóó ver, dat zij vragen inzonden, welke
eigenlijk zéér uitgebreide antwoorden
eischen, die in het uiteraard beperkt be
stek van deze rubriek niet kunnen worden
gegeven. Maar dit is geen reden om dit
soort vragen totaal onbeantwoord te laten
al weten wij, dat wij zulk een weetgierig
heid niet geheel zullen bevredigen! Een
paar vragen en dat zal in de toekomst
wel méér voorkomen leenden zich niet
voor beantwoording in de courant: den in
zenders zal ik hier persoonlijk over schrij
ven.
Eenig geduld zullen de inzenders soms
moeten hebben: de vragen worden zooveel
mogelijk naar volgorde van „binnenkomst"
beantwoord.
Vraag 5. Als men rijk is en sterft
krijgt men een veel plechtiger uitvaart en
veel meer Missen voor zijn zielerust dan
wanneer men minder goed gesitueerd of
arm was. Is dat niet een achterstelling van
de arm-gestorvenen?
Antwoord. De inhoud van deze vraag
is door de tegenstanders van het Katholi
cisme dikwijls uitgebuit. In 't kort kan men
dit er op antwoorden. De Kerk kent maar
één begrafenis-ritueel, dat voor arm en rijk
hetzelfde is. Langzamerhand is wel bijna
overal de practijk ontstaan dat, in ver
houding tot het bedrag, dat de familie van
den gestorvene er aan wil besteden, men
dien ritus met min of meer groote u i t e r-
lijke plechtigheden omkleedt.
Die omkleeding met plechtigheden op
zich heeft natuurlijk niet den geringsten
invloed ten bate van de zielerust van de
gestorvene. Daarop hebben alleen invloed:
het H. Misoffer (voor een ieder hetzelfde!)
en de gebeden en goede werken der geloo-
vigen. Ook beduidt zoo'n plechtige of zéér
plechtige uitvaart op zich heelemaal niet,
dat de Kerk of de Pastoor aan de geloo-
vigen wil te kennen geven, dat de gestorve
ne als een braaf katholiek heeft geleefd.
Slechts in bijzondere gevallen, als iemand
zich zeer verdienstelijk heeft gemaakt voor
de parochie bijv., kan het voorkomen, dat
die parochie spontaan een zeer plechtige
uitvaart houdt om de verdiensten van den
gestorvene in het licht te stellen. Verder
moet men ook niet vergeten, dat hoe plech
tiger de uitvaart en begrafenis zijn, des te
meer onkosten er gemaakt moeten wor
den aan kaarsen, rouw-ornamenten, den
organist en zangers vaak, enz., zoodat niet
het geheele bedrag zoo maar aan het on
derhoud der geestelijken ten goede komt.
Het is natuurlijk heel goed mogelijk,
dat er hier of daar op dit gebied misstan
den bestonden of bestaan. Dat is dan zeer
te betreuren, maar dit mag men niet aan
„de Kerk" verwijten.
Volkomen ben ik het met u eens, dat het
wenschelijk zou zijn, dat die uit vaart-
klassen" werden afgeschaft en een ieder
met dezelfde plechtigheden begraven werd,
tenzij hij een geestelijk of wereldlijk over
heidspersoon was. Dat zou echter alleen
dan kunnen, wanneer de menschen uit zich
zelf bij begrafenissen een bedrag gaven in
verhouding tot hun vermogen, zonder dat
men daarvoor ook evenredige uitwendige
statie eischte. Want u moet bedenken: geld
moet er zijn voor onderhoud van geestelij
ken en kerk. Als de menschen dit altijd
spontaan gaven, dan waren zulke gebrui
ken ik denk ook 'aan de „plaatsengel-
den" overbodig. Maar zoo lang de geloo-
vigen nog niet zóó zijn, zijn die gebruiken
onvermijdelijk.
De arme kan geen of weinig Missen laten
lezen voor de zielerust van een gestorvene,
de rijke wel. Is de ziel van een gestorven
rijke er dan niet beter aan toe? Dat bedoelt
u waarschijnlijk? U moet het volgende goed
onthouden. Alle Missen en gebeden voor
de afgestorvenen worden gedaan „als
smeeking", dat wil zeggen: wij weten
niets omtrent de wijze, waarop God de
oneindige verdiensten van het lijden en
dood van Zijn Zoon op de zielen in het
vagevuur toepast en, als wij door Mis
sen en gebeden die toepassing op een be
paalde ziel afsmeeken van God, dan hangt
het van Z ij n wil alléén af of en in welke
mate dat zal gebeuren. U moet niet den
ken, dat tien H. Missen voor een ziel tien
keer meer waarde hebben dan één. De
waarde van een H. Mis is oneindig, maar
wij weten nooit met volmaakte zekerheid
of en in welke mate God de vruchten van
een Mis op een bepaalde ziel toepast: dat
hangt geheel van Zijn goedgunstigheid af.
Wij mogen wel met reden hopen, dat Hij
de vruchten van een H. Mis toepast op de
ziel die wij bedoelen, maar u begrijpt toch
ook wel, dat God heusch niet de ziel van
een afgestorvene, die arm was, langer zal
doen boeten dan de ziel van een rijke, die
evenveel misdeed. Hij regelt dat, zooals Hij
't Zelf wil en houdt daarbij natuurlijk re
kening als ik 't zoo mag uitdrukken
met de bedoeling der achtergeblevenen: of
deze op dit gebied doen wat zij kunnen.
Kunnen zij geen Missen laten lezen uit ar
moede, dan kan God immers de vruchten
van welke Mis dan ook op die ziel toepas
sen. En vergeet dit niet: lo. dat er jaar
lijks duizende Missen worden gelezen voor
alle zielen in het Vagevuur en 2o. in
elke H. Mis wordt gebeden voor alle. ge-
loovige zielen, dat „God hun moge geven
het oord van verkwikking, licht en vrede.
Door denzelfden Christus onzen Heer
Amen" (Memento der dooden).
Vraag 6. Zijn wij als katholieken nu
verplicht al die wonderverhalen welke ver
teld worden in de levens van vele heili
gen, te gelooven?
Antwoord. In de „brieven over ons
Geloof' over „het Wonder" heb ik dit reeds
ontkend. Daar immers heb ik uitvoerig uit
eengezet, wat er voor een feit geëischt
wordt, opdat het waarlijk als een wonder
kan en moet worden beschouwd. Wij heb
ben gezien, dat de voornaamste wonderen
die in de Evangelieën worden verhaald de
scherpste critiek kunnen doorstaan. Maar
in de „oude heiligenlevens" zijn heel wat
feiten te vinden die zonder twijfel „legen
den" d.i. niet geschiedkundig bewezen ge
beurtenissen zijn. De Katholieke Kerk is
uiterst voorzichtig in het als echt aanne
men van wonderen. Paus Benedictus XIV
(t 1758) heeft in Zijn Decreet over de
Heiligverklaring daaromtrent regels gege
ven welke van die uiterste voorzichtigheid
schitterend getuigen. In de processen over
heiligverklaring wordt dan ook altijd heel
wat, dat als „wonder" werd aangevoerd,
onverbiddelijk verworpen.
V r a a g 7. Wat beteekent het kussen van
het Altaar, dat de priester dikwijls doet on
der de Mis en het Lof?
Antwoord. Het altaar is een zinne-
beel van Christus: „Want het altaar der
H. Kerk is Christus zelf, zooals Joannes
getuigt, die in Zijn Boek der Openbaring
verhaalt, dat hij een gouden altaar gezien
had, staande voor den troon; in Hem en
door Hem worden de offers der geloovigen
aan God den Vader opgedragen", zoo staat
er in het ritueel der Subdiaconaatswyding.
De altaar-kus is dus een eerbiedsbetuiging
aan Christus. Ook is het een eerbiedsbe
tuiging aan de heiligen, wier relikwieën in
den altaarsteen rusten.
Vraag 8. Wat beteekent nu eigenlijk
een aflaat van honderd dagen, voor de zie
len in het vagevuur, is dat nu: 100 dagen
minder in het vagevuur of niet?
Antwoord. U lijkt een beetje geprik
keld, of u zeggen wilt: nu zou ik daarvoor
toch eindelijk wel eens een oplossing wil
len hebben! Toch is deze al zoo dikwijls
gegeven! Wij weten niet, hoeveel ver
mindering van straf God geeft, als wij zulk
een aflaat voor een geloovige ziel verdie
nen. Dat aantal dagen enz. is afkomstig
van de kerkelijke boetepractijk. In vroeger
eeuwen gaf de Kerk aan zondaars als boe
te op: zooveel dagen of jaren moet u dit of
dat doen. Nu beteekent bijv. een aflaat van
100 dagen, dat iemand, die zulk een aflaat
verdient, evenveel kwijtschelding van tij
delijke straffen verdient (voor zichzelf of
voor een geloovige ziel) als hij vroeger zou
hebben verdiend door 100 dagen Kerkelij
ke boetpleging. U ziet, tegenwoordig heb
ben wij het in dit opzicht heel wat gemak
kelijker. De Kerk kan zulke kwijtscheldin
gen geven, omdat Zij de macht heeft te
putten uit de schatkamer der oneindige
verdiensten van Jezus Christus en der
overvloedige verdiensten van de Heiligen.
Wanneer in de „brieven over ons Geloof'
de Aflaat behandeld wordt, zult u hier
over meer kunnen lezen.
G. N. te O. Met uw welnemen, uw uitleg
is niet aannemelijker, want er staat niet:
„al zouden hemel en aarde voorbijgaan"
maar „hemel en aarde zullen voorbij
gaan". Overigens komt de door u gegeven
uitlegging zakelijk op hetzelfde neer als
de juiste.
„Een trouw lezer der Courant". U be
grijpt, dat deze nogal kiesche gewetenszaak
niet in de krant kan worden beantwoord.
Indien u mij uw naam en adres geeft
(eigenlijk moeten naamlooze inzendingen
zonder meer terzijde worden gelegd!) zal
ik u hierover schrijven.
J. Cr. te Leiden. Uw vragen getuigen van
veel nadenken over deze uiterst moeilijke
stof. Als u een weinig geduld hebt zal ik
u persoonlijk hierover schrijven: een be
handeling in de krant vergt te veel plaats
ruimte en is m.L ook niet wenschelijk om
redenen die ik u zal berichten.
GEMENGDE BERICHTEN
AANRIJDING MET DOODELUKEN
AFLOOP.
Wielrijder plotseling overgestoken.
Gistermiddag tegen zes uur reed op den
Bredascheweg in de richting Tilburg een
wielrijder, die, gekomen bij den Delmer-
weg, zonder teeken te geven, plotseling
naar links den weg overstak. Op dat oogen-
blik kwam een auto, bestuurd door den
heer V. uit Tilburg, aanrijden. Een botsing
kon niet worden voorkomen, hoewel de
auto naar links is uitgeweken. De wielrij
der werd over den weg geslingerd, terwijl
de auto tegen een boom reed.
Hevig bloedend werd de wielrijder opge
nomen en naar het St. Elisabethziekenhuis
te Tilburg overgebracht, waar hij kort na
aankomst is overleden. De identiteit van
het slachtoffer is nog niet vastgesteld. Ver
moedelijk is het een arbeider uit Tilburg,
die van zijn werk kwam. De auto is licht
beschadigd.
4 NED. AUTOMOBILIST IN ITALIë
GEWOND.
Auto rijdt in volle vaart tegen vrachtwagen
De Nedenlandsdhe automobilist J. v. Abbe,
die deed uitmaakt van 'het Fondteam, dat
mee zou dingen in de race om de Coppo del
Oro, een autowedstrijd op het eiland Sici
lië, heeft een ernstig ongeluk gehad, meldt
de „Telegraaf".
Vain Abbe reed in gezelschap vam den
Zwibserschen monteur Wild naar Rome,
waar een bijeenkomst der deelnemers zou
plaats hebben. Door de lichten van een van
den anderen kant komende auto verblind,
reed hij met groote snelheid op een voor
hem uitrijdende vrachtauto. Zijn auto werd
totaal vernield, terwijl hij zelf een arm en
een been brak. De monteur Wild bekwam
enkele schrammen en een enkel-ontwrich
ting.
Van Abbe is in het ziekenhuis te Fiden
za, een plaatsje in de buurt van Milaan,
opgenomen.
De twee overgebleven wagens van het
Fordteam uit Eindhoven zijn gisteren in
Rome aangekomen.
Omtrent het ongeval, dat zich Woens
dagnacht om drie uur bij Fidenza heeft af
gespeeld, deelde de heer Posthumus aan de
„Telegraaf" nog het volgende mede:
Als laatste van de drie wagens reed op
den weg tusschen Fidenza en Parma de
open tweepersoonswagen van den heer v.
d. Meulen, bestuurd door den heer O. Wild
uit Zwitserland. Daar de heer Wild alleen
was de heer v. d. Meulen komt n.l. per
vliegtuig naar Rome had de heer J. van
Abbe voor de afwisseling bij hem in den
open wagen plaats genomen.
Een halve kilometer voor Fideruza ge
schiedde het ongeluk. De weg was sterk be
zet met het nachtelijk verkeer van vracht
wagens, met sterke koplichten. Zij het door
vermoeidheid sedert het vertrek uit
Eindhoven Maandagavond had men zonder
slaap aan één stuk doorgereden zij het
door het verblindende licht van een der
wagens, de auto reed recht op een grooten,
met stroo geladen vrachtwagen in.
De Ford sloeg dwars overzij en de vracht
wagen kwam er met zijn voorwielen boven
op te staan. De beide andere Fords, die aan
het begin van den start op den derden deel
nemer wachtten, vernamen van een ach
terop rijdenden vrachtwagen het ongeluk
en keerden haastig terug, zoodat zij onge
veer vijf minuten na het ongeval ter plaat
se waren. Het gelukte, den heer Wild en
met groote moeite ook den heer Van Abbe
uit den wagen te trekken. De heer Wild,
die aan beide enkels gekneusd was, kan het
ongeluk niet anders verklaren dan door het
verblindende lioht en in een oogenblik van
beduusdheid. Hij zag het licht, wilde uit
wijken en schoot het volgende oogenblik
tegen den zwaren vrachtwagen aan. De
heer Van Abbe was ernstiger gewond. Hij
had een arm gebroken en de pan van het
heupgewricht was gekneusd. Verder had hij
ook een lichte wonde aan het voorhoofd.
Men legde hem neer op eendge bossen
stroo en de heer Posthumus, die semi-arts
is, verleende hem de eerste hulp. Daar de
verwachte ambulance uitbleef, werd met
behulp van stroo, de dichte Ford van den
heer Van Abbe zelf, tot een ambulance ge
ïmproviseerd, waarmede de beide gewon
den naar het ziekenhuis te Fidenza gebracht
werden.
De open Ford, onder de wielen van den
vrachtwagen, was een complete ruïne.
In het ziekenhuis is een voorloopig ver
band gelegd, waarna vervolgens de arm
vam den heer Van Abbe gezet is. De Italii-
aansohe arts achtte zijn toestand niet zorg
wekkend en meende te kunnen gelooven,
dat zijn reisgezellen hem op den terugweg
weer mee naar huis kunnen nemen.
De andere deelnemers, de heeren v. d.
Mark, Posthumus en Erens, hebben enkele
uren te Fidenza gerust.
Men hoopt het Nederlandsche team door
een Italiaanschen Fordwagen te kunnen
vervolledigen, zoodat het alsnog aan de
Gouden Beker-wedstrijden kan deelnemen.
MAGAZIJN UITGEBRAND.
Gistermiddag om vier uur brak brand
uit in het pakhuis van de firma Th. Ver-
kooyen aan de Wilhelminastraat te Don
gen. Het vuur vond gretig voedsel in de
opgeslagen kruidenierswaren en weldra
brandde het dak reeds door. De brandweer,
die vlakbij is gestationeerd, was terstond
ter plaatse en kon voorkomen, dat het ge
heele gebouw in vlammen opging. Toch is
het geheele dak verbrand terwijl de groote
opgeslagen voorraden geheel door water
schade zijn verloren. Het woonhuis met den
winkel stonden op eenigen afstand en be
kwamen daardoor geen schade.
EEN INSLUIPER GEVOLGD
EN GEARRESTEERD.
De bewoonster van een huis aan den
Boulevard Heuvelink te Arnhem kwam
Dinsdagmorgen tot de ontdekking, dat een
onbekende man zich door inklimming toe
gang had verschaft tot de slaapkamer. Bij
de komst van de bewoonster maakte hij
juist aanstalten om zich onder het ledi
kant te verschuilen. Toen hij bemerkte dat
hij ontdekt was, maakte hij zich y lings uit
de voeten. Hij werd evenwel gevolgd door
het 12-jarige zoontje van de bewoonster. De
jongen bemerkte, dat de man in een wo
ning in een slop bij de Spijkerstraat ver
dween. De politie werd gewaarschuwd en
de man gearresteerd. Hij werd herkend en
bekende in het huis waar hij geen gele
genheid had om iets te ontvreemden te zijn
binnen gedrongen.
NACHTVORST IN DE BETUWE.
Aardappelen en boonen vrij veel geleden.
Nu de invloed vam de nachtvorsten van
de vorige week zijm waar te nemen, blijkt,
dat ook in de Betuwe aam verschillende
veldvruchten' belangrijke schade is toege
bracht. Het zijm vooral de aardappelen en
boonen, die het meest hebben geleden,
meldt de „Msb.".
Ook de aardbeien hebben htm portie mee
gekregen. De eerste bloed heeft zich nog wel
kunnen herstellen, doch vam de tweede is
vrij veel verloren gegaan. Het betreft in de
eerste plaats, die soorten, die onbeschut in
den vollen trek hebben gestaan, op meer
beschutte plaatsen en onder beplantingen
heeft de koude geen vat kunnen krijgen.
Het boomfruit sdhijnit den aanslag te heb
ben weerstaan. Het kersen- en morellen ge
was laat zich nog steeds overvloedig aan
zien en belooft een zeer ruim beschot. Van
de pruimensoorten zuilen de Eldensohe
blauwen niet aan de hooggespannen ver
wachtingen voldoen en hierin zal het wel
met een klein half gewas ophouden. De ap
pelen beloven eveneens veel, vooral de
goudreinetten, die ziiah van den besten kant
laten bezien en er fleurig bijstaan.
Inmiddels heeft de eerste onderhandsche
tramsactie plaats gehad en werd een mooie
partij vroege Duitsohe kersen, in de buurt
schap Lijmden, uit de hand verkocht. Zoo
als gewoonlijk wordt de prijs hiervan door
belanghebbenden geheim gehouden. Overi
gens heersoht er nog een kalme, afwachten
de rust.
De „Postjagers te voet'' op
weg naar Nederlandsch Indië
Van Griekenland naar
Fransch Syrië
I
De jonge Bussumer P. van Heyningen,
die met zijn vriend en stadgenoot E. Grei-
nadus sinds December van het vorige jaar,
elk met slechts 25.op zak, op weg is
naar Indië, teneinde te trachten daar de
levenspositie te vinden, welke het moeder
land hun niet geven kon, 18 Mei j.L had
het tweetal Rangoon reeds achter den rug
vervolgt op zijn beurt het interessante
reisverhaal van dezen geweldigen tocht.
Ook dit verhaal, dat het Persbureau Vaz
Dias mocht ontvangen, stamt uit een vroe
gere periode (omstreeks eind Februari)
en vormt een aansluiting op de reportage
van de zeereis, die v. Heyningen en Grei-
danus aan boord van het Grieksche stoom
schip „Frintos" gemaakt hebben van Brin-
disi naar Pireaus.
Voor we veilig in Griekenland aan wal
stappen, hebben we nog een benauwd half
uurtje aan boord. De douanebeambten, die
de valreep zijn opgeklauterd, blijken niet
alleen voor de verboden, maar ook voor de
verplichte bezittingen belangstelling te
hebben.
„U moet ieder over 70.beschikken,
als U Griekenland binnen wilt. Kunt U dat
niet, dan wordt U teruggestuurd naar Ita
lië. Wilt U Uw geld even laten zien? klinkt
het onheilspellend. Ik grijp in mijn broek
zak en zeg: „Zeker beneden laten liggen;
een oogenblik, ik zal het halen". Meteen
verdwijnen we uit den gezichtskring van
den douaneambtenaar. Terugzenden betee
kent: aan wal zetten in Brindisi, met de
mededeeling aan de Italiaansche politie:
„Zonder middelen van bestaan aangetrof
fen". Je wordt op den trein gezet, naar de
grens van Zwitserland of Frankrijk en het
eind van het liedje is, dat je ten slotte
weer in Holland terecht komt en opnieuw
kunt beginnen.
De eerste klas-passagiers, dien we het ge
val uitleggen, met het verzoek ons even het
geld voor te willen schieten, bekijken ons
alsof we een stel bijzondere insecten zijn.
Een enkele slechts reageert hoorbaar en
deelt ons mede, dat hij er niets voor voelt
te worden opgelicht. We zoeken dan de
tweede klasse op en zyn zoo gelukkig daar
een Yankee te vinden, die zelf ook vaak
in de knel heeft gezeten. Hij leent ons het
noodzakelijke bedrag; we laten het den
douaneman even zien en de zaak is in or
de. Het heele geval heeft misschien een
half uur geduurd, maar als ik donker haar
zou hebben gehad, dan zouden er nu be
slist een paar grijze bijgekomen zijn.
De Grieksche familie, bij wie we zullen
logeeren, wordt met veel moeite gevonden.
Het alphabet is letterlijk en fig. Grieksch
voor ons; straatnamen kunnen we niet ont
cijferen. De ontvangst is hartelijk en we
hebben zoo langzamerhand al genoeg rou
tine gekregen om de menschen er spon
taan toe te bewegen ons uit te noodigen
voor een bad, een kleine eetparty en der
gelijke gerieflijkheden, waarbij vaak nog
komt, dat ook onze kleeren con amore
worden gewasschen. Als dat alles naar ge
noegen in orde is gekomen, is het nog
vroeg genoeg om de stad in te gaan voor
zaken. In Rome hadden we een introductie
op den kop getikt voor den Franschen ge
zant te Athene. Deze wordt nog dienzelf
den middag omgezet in een gratis visum
voor Fransch-Syrië. Op het Turicsche con
sulaat zijn we minder gelukkig. „Een gratis
visum kan ik wel geven", zegt de consul,
„maar als U Turkije binnekomt, moet U
tien pond storten, die U eerst terugkrijgt
als U het land weer verlaat."
Dat is voor ons onmogelijk, dus Turkije
vervalt. Gelukkig hebben we van hier uit
gratis reizen met een boot van de stoom
vaartmaatschappij, waarvoor we een in
troductie hebben ontvangen. We zullei)
oversteken naar Syrië en zoodoende de
reis een beetje verkorten.
Na het Simplon-avontuur heeft sneeuw
geen bekoring meer voor ons. Toen we dan
ook tusséhen Napels en Brindisi de bergen
overtrokken en weer in de sneeuw zaten,
hebben we een paar leelijke woorden ge
zegd.
In Griekenland heeft het naar men
ons vertelde in dertig jaar niet noemens
waard gesneeuw. Maar zie, daar kij
ken we den eersten ochtend uit het raam
en ontdekken, dat het 's nachts zwaar ge-
sneeuw heeft! Alles is met een dikke laag
bedekt. Deze maal blijkt het ons geluk te
zijn. Het K. L. M.-vliegtuig, dat den vo-
rigen dag is geland, kan niet weg. Het ho
tel waar de passagiers en de bemanning
logeeren, is spoedig gevonden en een kwar
tier later zijn we in druk gesprek. De pilo
ten zijn aandachtige luisteraars en voor
zien ons van allerlei versnaperingen. De
passagier er was er maar één stopte
ons bij het vertrek twee pond in de hand
ter aanmoediging. Hy heeft gevoeld, dat er
iets niet in'orde is met onze financiën en,
eerlijk gezegd, hebben we ook ons best ge
daan dat hij het merken zou. Nog steeds
hebben we geen visum voor Irak en
Britsch Indië. De Engelsche consul in Ne
derland had in de bladen gelezen, hoe
groot onze reiskas was. Hij had geen ver
trouwen in de gastvrijheid, die we overal
dachten te vinden, hetgeen ik hem niet
kwalijk kan nemen. Ook wat onzen eco-
nomischen aanleg betreft, was hij scep
tisch gestemd. Uit een en ander had hij ge
concludeerd: Jullie jongens blijven ergens
in onze koloniën steken en dan komen jul
lie ten laste van ons gouvernement. Daar
aan kan en mag ik niet meewerken. In Pa
rijs had ik heel argeloos verteld, dat we
foto's nemen en artikelen schrijven wilden.
Weer was het toen mis geweest: Engeland
wenschte geen buitenlandsche publiciteit
over haar gebied. In Rome hadden we het
zelf verknoeid door met een baard en een
gescheurde broek bij den Engelschen con
sul te komen aanzetten. Eddy had de
baard en ik de gescheurde broek. Een be
trouwbaren indruk schenen we niet te ma
ken, want de consul vroeg direct hoeveel
geld we bij ons hadden. We noemden
voor het vuistje weg maar een flink be
drag. De consul wou zich echter persoon
lijk van ons bezit overtuigen en dat kon
den wij hem niet toestaan, omdat we nog
geen tiende gedeelte van het vermelde be
drag bij ons hadden.
Hier willen we het nog eens probeeren.
We trekken beiden een pak aan van mijn
Griekschen vriend, we leenen ook een keu
rig overhemd en poetsen onze schoenen tot
zij glimmen als spiegels. De consul ont
vangt ons dan ook uiterst beleefd. Met een:
„Waarmee kan ik de heeren van dienst
zijn", opent hij het onderhoud.
„We gaan, antwoord ik per boot
naar Syrië, vandaar per auto naar Bag
dad en nemen daar het vliegtuig naar Ne
derlandsch-Indië. Hebben we voor die
paar dagen in Irak een visum noodig of
niet?"
De consul antwoordde heel beleefd, dat
het hem speet, maar dat we een visum
noodig hadden. Hij was echter zoo geim-
poneerd, dat hij, zonder ons naar geld te
vragen, de papieren verstrekte en vijf mi
nuten later wandelden we zielsvergenoegd
met het visum voor Irak op straat.
De boot naar Tripolis ging eerst 's Zon
dags en zoo konden we twee dagen zoek-
brengen met het speuren naar landgenoo-
ten. 't Is hopeloos vervelend, steeds weer
dezelfde verhalen te moeten doen over je
tocht. Maar toch blijft het altijd een dank
baar werk. Hoe verder je van Holland af
komt, des temeer ga je alles wat Hollandsch
is, waardeeren. Zoo schijnt het onzen land-
genooten ook te gaan. Ze zijn altijd heel
vergenoegd weer een paar zuiver Holland-
sche uitdrukkingen te hooren en het kost
ons hier zelfs heel wat moeite, de verleide
lijke uitnoodigingen voor logeerpartijen af
te slaan.
Wanneer er weer zoo'n bezoekje afge
legd is, zijn we vrijwel altijd een intro
ductie-rijke en meestal ook een filmpje, wat
postzegels en andere zaken, die we op dit
reisje niet zelf kunnen gaan koopen.
De Grieken zijn nog steeds door het dol
le heen in verband met de sneeuw. Jong en
oud profiteert van dit buitenkansje en
gooit met sneeuwballen. Zelfs de verkeers
agenten vergeten het verkeer in sportie
ve belangstelling voor hun omgeving. Veel
kwaad kan dit niet: slechts een enkele
taxichauffeur waagt zich op de gladde
straten. Een tram valt nergens meer te be
kennen, behalve één van den reinigings
dienst.
Het gemeentepersoneel, dat de rails
schoon moet houden, doet zulks op een
heel zonderlinge manier. De mannen ver
wijderden de sneeuwmassa's steeds over
een afstand van ongeveer 20 Meter van de
rails; klommen dan op het voorbalcon van
de tram, lieten deze een aanloopje nemen
en begonnen opnieuw met hun arbeid als
het vehikel zich muurvast had vastge
werkt.
De stedelingen, die het genoegen hadden,
aan de trambaan te resideeren, schepten
met veel ijver de sneeuw van hun stoe
pen op" de juist schoongemaakte rails, om
zich daarna „en masse" te verheugen als
de tram weer vastliep. Zij heeft dan ook
ten slotte het onderspit gedolven, met het
gevolg, dat het tramverkeer in de geheele
stad voorloopig werd stopgezet.
De bewoners van Griekenland zijn in
vroeger tijden misschien heel knappe men
schen geweest, maar veel is daar niet van
overgebleven. We hebben zelfs vruchteloos
naar een Grieksche neus gespeurd. Maar
wat geschiktheid betreft, behoeven de Grie
ken niet voor een Nederlander onder te
doen, en dat is wel het grootste compli
ment, dat ik ze maken kan, en van veel
meer belang dan een mooie neus.
Zondags vertrekken we uit Athene en
weer reizen we derde klasse op een schip.
Ook van de keuken maken we geen ge
bruik maar we hebben zooveel etenswa
ren van onze landgenooten meegekregen,
dat we ons werkelijk ongerust maken al
dat lekkers niet voor Tripolis te kunnen
verwerken. Onze boot is een boemeltje en
heeft lading in voor de 'meest onwaarschijn
lijke eilandjes. Het duurt dan ook vijf volle
dagen voor we de kust van Syrië naderen.
Gelukkig hebben we de ruimte aan boord.
Er is doorloopend een hooge zee en de
meeste eerste en tweede klasse passagiers
zijn zeeziek. De enkeling die overblijft, is
dankbaar als we ons nu en dan eens met
hem bezighouden. Zoo zijn we dan ook
meestal in een van de salons te vinden in-
plaats van in de minder geriefelijke ruim
te, die ons op het schip is toebedacht. Het
eenige, dat ons geluk verduiesert is de
vraag, die steeds weer bij ons opkomt. „Zal
de douane ons naar geld vragen, of rollen
we er doorheen?" Maar tot nu toe hebben
we geluk gehad en het beste is dat we op
ons goed gesternte blijven vertrouwen.