25ste Jaargang
DAGBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN
Bureaux: PAPENGRACHT 32, LEIDEN
Winkelsluitingswet en Zondagsrust
ST. CLEMENSRETRAITENHUIS
ZATERDAG 19 MEI 1934
No. 7815
DE ABONNEMENTSPRIJS bedraagt bij vooruitbetaling:
Voor Leiden 19 cent per week2.50 per kwartaal
Bij onze Agenten 20 cent per week 2.60 per kwartaal
Franco per post 2.95 per kwartaal
Het Geïllustreerd Zondagsblad is voor de Abonné's ver
krijgbaar tegen betaling van 50 cent per kwartaal, bij
vooruitbetaling. Afzonderlijke nummers 5 cent, met
Geïllustreerd Zondagsblad 9 cent
TEL. INT. ADMINISTRATIE 935, REDACTIE 15 II
GIRONUMMER 103003, POSTBUS No. 11
DE ADVERTENTIEPRIJS BEDRAAGTj
Gewone Advertentiën 30 cent per regel
Voor Ingezonden Mededeelingen wordt
het dubbele van het tarief berekend.
TELEFOONTJES van ten hoogste 30 woorden, waarin b©»
betrekkingen worden aangeboden of gevraagd, huur e*
verhuur, koop en verkoop: 0.50
DIT NUMMER BESTAAT UIT VIJF
BLADEN W.O. GEILL. ZONDAGS
BLAD.
HET FEE3T
VAN
VUUR EN LIEFDE
„Ignis, Charitas" 1)
We bidden het lederen dag: „Kom Hei
lige Geest, vervul de harten van Uw Ge-
loovigen en ontsteek in hen het vuur van
uw Goddelijke Liefde". Denken we er ooit
bij, dat het ook werkelijkheid worden
moet? Dat wil zeggen, dat we menschen
moeten worden, vol van den Heiligen
Geest en ontvlamd door het vuur van een
Goddelijke Liefde? Of meenen we, dat dit
een gebruikelijke formuul is, die men nu
eenmaal niet afschaft, maar die toch eigen
lijk geheel buiten de werkelijkheid staat?
Een van beiden: we zijn Christenen, of
we zijn het niet. Als we het zijn, waarom
schrikken we dan terug voor een volheid,
die voor den Christen eigenlijk vanzelf
moet spreken?
Vervuld van den Heiligen Geest en ont
vlamd door het vuur van een Goddelijke
Liefde! Misschien willen we ons eruit
redden, door te zeggen, dat er voor zoo
iets geen plaats is in ons leven? Onze
bezigheden zijn veel te vulgair, te laag-
bij-de-grondsch, we zitten tot over onze
ooren in zorgen en stoffelijke zaken, onze
omgeving werkt niet mee, enz., kortom,
't is wel mooi, goed voor paters en non
netjes, maar voor de menschen in de we
reld onbereikbaar: laten we blij zijn, dat
we het oude Geloof hebben vastgehouden
om 's Zondags naar de kerk te gaan, enz.
Deze verontschuldiging gaat niet heele-
maal op. Zeker, de stoffelijke omstandig
heden, waarin we moeten leven, hebben
onwillekeurig invloed op den toestand
van onze ziel: ons werk oriënteert onze
aandacht, nijpende zorgen maken ons zoo
licht ongevoelig voor den groei van ons
geestelijk leven. Maar van den anderen
kant is het ook waar, dat deze dingen
voor ons juist een middel konden zijn,
ora sneller en voller geestelijk uit te
groeien: wanneer we er maar met een zui
ver inzicht tegenover stonden.
Waar ligt dan de fout?
Niet bij de omstandigheden, waarin
we moeten leven, maar bij ons zelf, bij de
opvatting, die we van het leven hebben.
Want we zeggen: „eerst leven", en daar
mee bedoelen we niet het Leven, dat uit
den hemel op aarde kwam, en dat in het
Heilig Doopsel over onze zielen is uitge
stort; we bedoelen dan het stoffelijk voort
bestaan hier op de wereld, dat leven, dat
door Sint Gregorius eerder een dood dan
een leven genoemd wordt. En toch heeft
Jezus gezegd (het is mischien de duizend
ste maal, dat we het lezen): Zoekt eerst
het Rijk van God en Zijn gerechtigheid
en het overige zal u worden toegeworpen.
Wat ontbreekt er dan aan bij ons?
Vooral Geloof.
Het Geloof leert ons het leven op zijn
juiste waarde schatten. De dingen van
deze wereld kunnen schitteren en ons
aantrekken: het is als de schittering van
een zeepbel, die rijst en uiteenspat: ze
zijn en blijven vergankelijk! Overvloed
ervan kan ons uiteindelijk niet verderven.
Wie ze heeft, kan er nut mee stichten: hij
kan ze ook verkeerd gebruiken; wie ze
niet heeft, is daardoor niet per se ver
oordeeld, om naar den slechten weg te
verdwalen. Het is alleszins toe te juichen,
dat men door de prediking van sociale
rechtvaardigheid en de invoering van so
ciale wetten naar betere levensomstan
digheden streeft voor de tallooze ver
schopten en onterfden: het was niet voor
niets, dat de Pausen hun stem deden hoo-
ren. Het is voor een bepaalde categorie
van personen nog steeds niet overbodig,
daaraan te herinneren. Maar het is van
den anderen kant onjuist, het voor te
stellen, alsof zij, die arm zijn, daarom ook
noodzakelijk in een moeras van zonde en
onverschiligheid moeten wegzinken. Want
het is niet waar, dat de omstandigheden
hen per se slecht moeten maken; wat hen
slecht maakt, is het gebrek aan een
levensideaal, een ideaal, dat de
harten stormenderhand verovert en de
zielen onstuimig meesleurt naar steeds
vollediger overgave en onthechting. Iets
zooals Sint Bernardus en Sint Franciscus
eertijds aan de menschen kwam brengen:
eenvoudig, licht te begrijpen, vooral con
sequent. Beiden, rijken en armen, hebben
behoefte aan zoo'n ideaal. De rijken moet
het ertoe brengen,zich aan hun bezit te
onthechten; de armen moet het leer en,
niet naar het bezit te verlangen.
Zoo'n ideaal kan alleen het Geloof ons
geven, maar een Geloof, dat levende over
tuiging is en dat doorgloeid is door het
vuur van een Goddelijke Liefde. Daarom
moet de Heilige Geest in onze harten ko
men en daarom moet daar in deze dagen
dat geweldige heimwee ontwaken, dat de
zielen ongevoelig maakt voor alle bezit en
genot, en dat de hemelen omlaag doet
neigen. Het vuur van de Heilige Geest,
dat de wereld ln vlam zet, een Godde
lijke Liefdebrand, dat is het waarachtige
Christendom.
O, waar dat Vuur oplaait, daar wordt de
wereld weer een paradijs. Want de Liefde
maakt het leven zoo licht en zoo simpel.
De problemen, die thans denkers en
machthebbers gevangen houden, ze lossen
zich op als het ijs in de lente. Het leven
wordt dan zonnig als een zomerdag en wij
kunnen allen weer zijn, zooals Jezus het
verlangde, klein en onschuldig als de
kinderen en vrij als de vogeltjes op het
veld. We leeren weer zingen en juichen.
Dan zal men ook van ons kunnen zeg
gen: voor hen is het Rijk der Hemelen!
O Vuur o Liefde, laat het komen, Uw
Rijk!
Kom, o allerzaligst Licht!
fr. dr. HENRI VAN ROOIJEN,
Zoeterwoude. Kruisheer.
1) „Vuur, Liefde", namen aan den H.
Geest gegeven in de hymne „Veni
Creator".
Amendement inzake tijdelijke ruimere vrijheid
van verkoop op Zondag
De practische afloop dezer zaak zal vermoedelijk
zóó zijn, dat de Minister de volgende week schorsing
der beraadslagingen vraagt en dan de rest overlaat
aan Minister Verschuur's opvolger.
Het is een eigenaardige historie geweest
met de Winkelsluitingswetten. Reeds spoe
dig na de uitvoering van de Winkelslui
tingswet begon er verzet te rijzen bij den
middenstand, omdat volgens haar door
deze wet de inkomsten, althans van zekere
bedrijfstakken, die het van den Zondags-
verkoop moesten hebben, die door de crisis
toch al zoo sterk waren getroffen, den ge
nadeslag kregen. Steeds grooter werd dit
verzet, totdat tenslotte door minister Ver
schuur de belofte werd gedaan, dat er een
wijziging tot stand zou komen. Er kwamen
twee voorstellen binnen; een tot techni
sche herziening en een tot verruiming van
den verkoop op Zondag. Toen kwam plot
seling het aftreden van minister Verschuur.
Intusschen waren de wetsontwerpen hun
gewonen weg naar de Tweede Kamer ge
gaan; er was voorloopig verslag, memorie
van antwoord, eindverslag uitgebracht door
de niets-kwaads-vermoedende Kamer. En
toen de ontwerpen tenslotte op de agenda
zouden worden geplaatst, kwam plotseling
een verzoek van minister Colijn, die het
ministerie van Economische Zaken interim
had overgenomen.... om de ontwernen
niet op de agenda te plaatsen, daar hij ze
niet zou verdedigen. Men stond rjor een
mysterie. Gevolgen waren: natuurlijk een
middenstand, die door het dolle heen was,
een Kamer die zoo gauw niet wist wat er
moest gebeuren en een hardnekkig zwij
gend kabinet.
Niet lang geleden, toen de agenda werd
opgemaakt, kwam de heer Vos (V.B.) met
het voorstel om zijn initiatiefvoorstel op
de agenda te plaatsen, initiatief tot wijzi
ging der Winkelsluitingswet. Het voorstel
werd met groote meerderheid verworpen,
omdat het, naar het inzicht van de meer
derheid der Kamer, toch waarschijnlijk in
de Tweede, hoogstwaarschijnlijk in de Eer
ste, maar vast en zeker op de regeerings-
tafel zou stranden. Maar het balletje was
aan het rollen gebracht. Bij de debatten
over het voorstel-Vos had de heer Teulings
den uitdrukkelijken wensch te kennen ge
geven, dat tenminste het voorstel tot tech
nische herziening zou worden behandeld.
Dit werd door de regeering toegestaan;
en het kwam op de agenda.
Gisteren werd het dan behandeld. Maar
wie denkt, dat het voorstel zelf behandeld
werd, vergist zich. De heer Teulings
(R.K.S.P.) had n.l. een amendement inge
diend, om den tijd gedurende welke winke
liers van suikerwerken enz. 's Zondags
mogen verkoopen van 4 op 6 en die van ta
bakswinkeliers en slijterijen van heelemaal
niets op 4 uur te brengen. Om dit amende
ment draaide alles en ook om dat van den
heer Vos om de winkeliers 's Zondags ijs
te laten verkoopen, maar dan, om ontdui
king met andere artikelen 'tegen te gaan,
in een ruimte, waar geen andere goederen
aanwezig zouden zijn. Echter, de christe-
lijk-historischen en de anti-revolutionnai-
ren kwamen roet in het eten gooien door
te komen verklaren, dat zij dit nooit konden
toestaan, omdat dit de grens tusschen Zon
dagsrust en niet-Zondagsrust, welke door
den tegenwoordigen toestand reeds bereikt
is, door deze amendementen overschreden
wordt. Zij zouden dus tegen de amende
menten stemmen. De heer Teulings verde
digde zijn amendement met deze stelling,
dat zijn fractie en de fracties, die zeiden
tegen te zullen stemmen, principieel op
hetzelfde standpunt stonden, ni. dat de
Zondagsrust een noodzakelijk middel is
voor de door beiden geëisch te Zondagshei
liging. Alleen het practische oordeel is
hoeverre deze Zondagsrust door de omstan
digheden gedwongen wordt te verkeeren
in werken op Zondag, alleen daarin be
stond verschil van meening. Zich daarbij
aansluitend, bewees de heer van Poll
(R.K.S.P.) met verschillende kerkelijke be
sluiten en oordeelen aangaande deze kwes
tie, dat het van de. eerste tijden af de
meening der Christelijke Kerk was ge
weest, dat de Zondagsrust, zijnde slechts
een middel tot Zondagsheiliging, naar de
omstandigheden moet worden geregeld.
Nadat zoo verschillende sprekers van
kleinere partijen hun voor of tegen had
den doen hooren (de sociaal-democraten
zijn voor het amendement, zoo ook de
communisten en liberalen), moest natuur
lij w minister Colijn tot de verdedi
ging van het ontwerp komen. Hij begon
met te zeggen, dat van al het gesprokene
slechts een >4 pet. het eigenlijke ontwerp
betrof. De rest ging over de vraag waar
de grens ligt tusschen Zondagsrust en de
noodzakelijkheid om deze te verbreken en
zoo ja in hoeverre. Daarover wlide hij ook
zijn meening zeggen, omdat, zooals hij zeide,
dit gewenscht geacht werd. Er kwam nu
een heel voorzichtig en wikkend en we
gend betoog, waarvan de zeer belangrijke
inhoud eigenlijk hierop neerkomt: toen
minister Verschuur nog in zijn functie was,
had hij, zooals boven gezegd, twee wetten
in betrekking tot de Winkelsluitingswet
ontworpen. Toen een, dat betreffende de
verruiming, in den ministerraad kwam, had
spr. er bezwaar tegen gemaakt, omdat hij
voorzag, dat hieruit politieke geschilpun
ten zouden ontstaan, hetgeen volgens de
regeeringsverklaring van dit kabinet zou
worden voorkomen. De andere leden van
het kabinet waren blijkbaar niet van deze
meening, er werd over gestemd en de meer
derheid van het kabinet bleek vóór de in
diening van de ontwerpen te zijn. Dus ze
werden ingediend. Maar, terwijl de stem
ming over deze ontwerpen in de eerste mi
nisterraad wegens het bezwaar van den
heer Colijn tot de volgende verdaagd was,
kon de minister-president wegens onge
steldheid de volgende niet bijwonen. Op
dien volgenden ministerraad werd er over
gestemd, met het voornoemde gevolg, dat
het aangenomen werd, en ingediend. Dit
had misschien nog kunnen worden voorko
men, had niet minister Verschuur in den
Middenstandsraad ruchtbaarheid aan het
besluit van den ministerraad gegeven,
waardoor de heer Colijn zich voor één van
de volgende drie mogelijkheden zag ge
plaatst: ófwel verbreking van de samen
werking tusschen de leden van het kabinet,
ófwel het veroorzaken van een minister-
crisis, ófwel berusten in de toestand. Het
laatste had hij verkozen, omdat hij dit in
's lands belang achtte. Toen kwam het af
treden van minister Verschuur en het op
treden van minister Colijn ad interim voor
Economische Zaken. Door dit dubbele werk,
werd hij wel gedwongen een schifting te
maken, waarbij het minder belangrijke
voor het meer belangrijke moest wijken.
Dientengevolge werden beide ontwerpen op
zijn verzoek van de agenda afgevoerd. Nu
bleek met de heer Teulings een groot
deel van de Kamer prijs te stellen op de
behandeling van het ontwerp tot Techni
sche herziening der Winkelsluitingswet.
Daar spr. zooveel mogelijk aan de wenschen
van de Kamer tegemoet wilde komen en
bovendien dit ontwerp zuiver technisch
was, had hij toegestaan dit op de agenda
te plaatsen. Toch had spr. het gevoel, als
of hij zijn tijd'beter had kunnen gebruiken.
Maar erger was, dat de heeren Teulings en
Vos met hun amendementen het ontwerp
tot verruiming van den verkoop door een
achterdeurtje weer hadden binnengehaald.
Dat spr. met zijn inzicht in de gevolgen
hiervan gelijk had gehad, bewees dezen
middag. Hij zou dan ook weigeren het ont
werp verder te verdedigen, indien de
amendementen aangenomen zouden wor
den.
Daarop legde de heer Teulings (R.K.
S.P.) namens de Kath. Staatspartij de ver
klaring af, dat het amendement gehand
haafd zou blijven, daar er van principieele
verschillen geen sprake was en verder, om
dat na een eventueele uitspraak van de Ka
mer vóór het amendement, de verantwoor
delijkheid in deze zaak zou liggen waar
zij moet liggen. Daarop stelde de heer Vos
(V.B.) schorsing der beraadslagingen voor.
De Voorzitter zeide, dat hierover
Donderdag a.s. zou worden beslist en gaf
nog even het woord aan den heer C o 1 ij n,
die bleef bij wat hij gezegd had.
De practische kwestie waarom het nu
gaat is dus: de aanneming of verwerping
van het voorstel-Vos tot schorsing der be
raadslagingen.
Het zal Donderdag wel spannen, maar
waarschijnlijk nog meer in de verschillen
de fractievergaderingen daarvóór. De toe
stand is zéér ingewikkeld, vooral tengevol
ge van het onmiskenbare feit, dat de heer
Colijn zijn eigen opvatting omtrent de
strijdigheid van een wetsontwerp met dc
grondslagen van zijn kabinet heeft gesteld
boven de opvatting van den Ministerraad
dienaangaande.
PROF. DR. A. W. NIEUWENHUIS.
Prof. dr. A. W. Nieuwenhuis, hoogleeraar
aan de Leidsche Universiteit in de geschie
denis, letterkunde, oudheden, instellingen,
zeden en gewoonten der volken en natuur
kundige aardrijkskunde van den Indischcn
Arohipel, zal Dinsdag den 70-jarigen leef
tijd bereiken en derhalve aan het eind van
dezen academischen cursus het hooglee-
raarsambt moeten neerleggen.
Prof. Nieuwenhuis werd op 22 Mei 1864
te Papendrecht geboren en werd in 1883
te Leiden als student in de geneeskunde
ingeschreven. Den 15den November 1889
werd hij tot arts bevorderd en den 5den
December daaraanvolgend benoemd tot of
ficier van gezondheid 2de klasse bij het
O.-L leger. In 1890 promoveerde hij te
Freiburg in Baden met lof tot doctor in de
geneeskunde. In datzelfde jaar ging hij
naar Indië en vestigde zich eerst te Bata
via, daarna te Samhas. In 1894 nam hij
deel aan de expeditie naar Borneo, uitge
rust door de Maatschappij tot Bevordering
VOORNAAMSTE NIEUWS.
BUITENLAND.
Teleurstelling te Genève inzake de Saar
kwestie. (3de blad).
Zal Duitschland na Pinksteren een mo
ratorium afkondigen? (3de blad).
Geruchten omtrent het heengaan van
president von Hindenburg. (3de blad).
Bomaanslag ln een theater te Salzburg,
(Buitenl. Ber. 3de blad).
BINNENLAND.
De behandeling der Winkelsluitingswet
in de Tweede Kamer. (1ste blad).
De mogelijkheid bestaat, dat de verschil
lende crisis-diensten, met uitzondering van
de crisis-rundveecentrale, te Delft zullen
worden gehuisvest. (3de blad).
Leiders der Katholieke Verkenners de
volgende week in Wassenaar. (3de blad).
Tarwebouwers in de omstreken van
Berghem voor duizenden guldens bena
deeld. (Gem. Ber. 4de blad).
Winkel en woonhuis te Haarlem uitge
brand. (Gem. Ber. 4de blad).
Overweging op het Pinksterfeest.
(lste blad).
De afgeloopen week in het Buiten
land. (4de blad).
De radio-programma's voor de Pink
sterdagen. (2de blad).
Liturgische Weekkalender, (2de bl.).
TE NOORDWIJKERHOUT,
26—29 Mei Militieplichtigen 6.50
29 Mei1 Juni Politiebond 6.50
25 Juni Jonge Mannen 6.50
58 Juni Geh. Dames Middenst. 10.
1215 Juni Mannen .6.50
1619 Juni Mannen .6.50
2326 Juni Mannen 6.50
30 Juni3 Juli Mannen 6.50
36 Juli Meisjes boven 17 Jaar 6.50
7—10 Juli St. Jos. Gezellen 6.50
1013 Juli Gehuwde Vrouwen 6.50
1417 Juli Jonge Middenstanders 10.
van het Natuurkundig Onderzoek in do
Nederlandsche koloniën. Eind 1894 vertrok
hij naar Lombok. In 1895 begaf hij zich
opnieuw ter expeditie naar Borneo voor
onderzoekingstochten in het gebied der
onbekende landen van de Boven-Mahakkam
en trok met succes dwars door Borneo van
West naar Oost. In 1897 keerde hij terug
naar Batavia, waar hij ter beschikking
werd gesteld van den directeur van
'a Lands plantentuin. Hij deed aldaar on
derzoekingen over: „Tinea Imbricatae". In
Mei 1898 ondernam hij een derde reis naar
Borneo in opdracht van het Gouvernement,
welke reis hij in 1899 alleen voortzette ter
onderzoek van het Oostelijk deel van Cen
traal Borneo, waar hij weer het geheele
eiland doorkruiste.
Inmiddels was hij op 22 Mei 1898 bevor
derd tot officier van gezondheid lste klasse
la suite en was hij tevens bevorderd tot
Ridder in de Orde van den Nederlandschen
Leeuw.
Den 6den Juni 1902 werd hij benoemd
tot correspondent van de afdeeling natuur
kunde der Koninklijke Academie van We
tenschappen. Hij trad als zoodanig af op
25 Januari 1904 in verband met zijn benoe
ming den 14den Januari van dat jaar tot
hoogleeraar te Leiden. Hij aanvaardde het
hoogleeraarsambt den 4den Mei 1904. In
1910 werd hij benoemd tot ridder lste
klasse in de orde van Albrecht van Sak
sen. In den academischen cursus 1918
1919 was hij secretaris van den Leidschen
Academischen Senaat en in den cursus 1919
1920 rector-magnificus der Leidsche Uni
versiteit.
Gedurende tal van jaren is hij voorzit
ter van de Vereeniging voor Tropische Ge
neeskunde RotterdamLeiden.