FAME5 RUBRIEK wm X I f mm W-, TWEE SIERIJKE MANTELPAKKEN. Bijgaand prentje geeft een tweetal sier lijke mantelpakken te zien. De mantel pakjes zullen in het as. voorjaar weer veel worden gedragen, zooals feitelijk ieder jaar het geval is. Maar een scherp zinnige opmerkster zal evenwel toch ieder jaar een andere lijn bespeuren. Dit jaar rullen de tweedstoffen de voorkeur ge nieten. De meest rokjes bevatten diepe plooien en slechts zelden vindt men er een klokrok bij. Onze eerste afbeelding No. 674 geeft 'n aardig mantelpakje weer van Engelsche mantelstof, welke evenwel heel soepel en tamelijk dun moet zijn. Het jasje bezit een uitstekenden vorm doordat het nauw aansluitend om het middel rit. De rever is een moderne heerenrever. De eigen lijke revers zijn wat grooter dan het kraagje, hetgeen heel sierlijk staat. Twee knoopen sluiten de beide voorpanden. Desgewenscht kan men hier zakjes in het jasje aanbrengen, hoewel deze zakjes toch weinig doelmatig zullen zijn, omdat men, zoo gauw men er iets in wilt bergen, al dadelijk een „propje" krijgt, hetgeen de volmaakte lijn breekt. De rok bezit twee plooien, welke ver zijn ingestikt. Van achteren kan men eveneens twee plooien aanbrengen, hoewel dit niet altijd wordt gedaan. Een kleine bontsjaal voor de nog komende kille dagen kan op het jasje worden gedragen. No. 675 is een niet minder sierlijk man telpakje. De stof is echter grover. Tweed- stof, eenigszins ruw, leent zich beter voor dit model dan een dunne, soepele Engel sche stof. De kraag is, bij nader beschou wen, weer heel anders geknipt dan van het eerste model. Dit is de snit van de re vers der „ouderwetsche" heerencolberts, doch wordt bij dameskleeding nog veel vuldig toegepast. Verder is het jasje bijna hetzelfde van snit en maaksel; alleen be vinden de twee knoopen, welke voor de sluiting zorgen, zich niet naast, maar on der elkaar. De mouw is gewoon recht en kan naar den pols iets nauwer toeloopen. De rok is ingewikkelder dan van het model No. 674. Het heupstuk bevat van voren twee punten naar boven toeloo pend en verder vallend in platte plooien. Van achteren zijn deze punten niet noo- dig, hoewel zij bij toepassing ervan de sierlijkheid van het pakje zullen verhoo- gen. Het gemakkelijkst van een tweed- stof-mantelpak is wel, dat men bijna iedere kleur blouse er op kan dragen, hetgeen bij een effen stof lang niet al tijd het geval is. Alleen moet men er voor zorgen, dat de blouses niet te wijd en te dik van stof worden genomen. De roklengte der nieuwe mantelpakjes is vrijwel hetzelfde gebleven. SMAAKVOLLE MIDDAGJAPON. No. 687 is een smaakvolle middagjopan van donkere crepestof en daarom wellicht meer geschikt voor dames van middel baren leeftijd. Door de slanke afkleeding dezer japon is het model bij uitstek ge schikt voor meer zware figuren. De fichukraag is met wit gevoerd en met een groote clip voltooid. U weet wel, die mo derne clips kan men tegenwoordig in letterlijk alle kleuren en grootten beko men. Ze staan vaak heel lief gn garnee- ren tevens de japon. De snit van deze japon is wel ongewoon, doch zal de draagster zeker voldoening schenken. Het lijfje is vrij nauwsluitend en loopt in den rok aan één stuk door. Twee breede, niet te wijd klokkende heupstukken geven den rok een mooie snit. Over het witte bovenstuk komt de fichukraag, waar van men den achterkant kan beschouwen op het kleine prentje onderaan. De mouw is niet nauw, maar ook niet wijd. Bij even voorbij den elleboog is zij recht, doch dan volgt een ballon, welke aangezet kan worden, waardoor men stof bespaart. De lengte is vrij lang; dit is echter wel noo- dig, wanneer men haar voor middag- of visite-japon houdt. LANGZAAM ETEN. Als men een zieke of herstellende in huis heeft, die langzaam eet, kan men, zoo men niet in het bezit is van een warmwaterbord, het eten warm houden door het doen bewaren in een diep bord, dat men op een geëmailleerde schaal met warm water plaatst. Op die wijze kan men ook de pap voor kleine kinderen warm houden, terwijl zij worden gevoed. Bijgaand prentje laat U eenige lieve modelletjes zien van het modern onder goed. No. 676 is een onder jurkje van lin gerielinnen of batist. Zoowel het lijfje als het rokje bevatten verschillende ajour-lijnen, welke iets sierlijks aan het onderjurkje geven. De schouderbandjes kunnen ofwel van lingerielint worden genomen, ofwel van dezelfde stof der jurk. No. 677 bevat een tweetal voorbeelden van bustehouder en broekje. De buste houder bestaat voor het grootst gedeel- DE LOGEERKAMER. De leuze „Laat licht en lucht uw wo ning binnendringen" wordt voor de lo geerkamer nog niet al te vaak toegepast. En toch wil de gastvrouw het haar gasten zoo aangenaam mogelijk maken, ze zal hem overladen met lekkere beetjes, uit stapjes in elkaar zetten, ja wat niet al, maar de logeerkamer, het vertrek, waar onze gast zich nu en dan eens kan terug trekken om een brief te schrijven, of te rusten, die logeerkamer dan is altijd toch maar een stiefkind van het huis. Altijd is natuurlijk niet juist, maar toch in vele gevallen. Een schilderijtje, dat niet mooi genoeg meer is voor de huiskamer, wordt op de logeerkamer gehangen, een sprei, die vaal is, dekens, die dun zijn, een ma tras, dat wat is uitgezakt, allemaal goed genoeg voor de logeerkamer. En toch is dit geen standpunt. Want een gast heeft het meestal noodig een rustige kamer te hebben met vooral een goed en warm bed, omdat hij meestal moe is van het werk en nu bij familie of kennissen wat op „verhaal" tracht te komen. Sleept men nu zijn gast den heelen dag overal mee naar toe, praat men thuis den heelen dag tegen hem, of men heeft te veel notitie van zijn doen en laten genomen en is dan de kamer, waarin hij zich wil terug trekken nog niet eens geriefelijk, dan zal de logeerpartij een verkeerde uitwer king hebben en zal de gast nog vermoei der bij het vertrek zijn als toen hij aan kwam! Onze teekening geeft u het idee van 'n geriefelijke logeerkamer. Voor de ramen hangen lichte gordijnen van on doorzichtige stof, die overal opzij kunnen I worden geschoven en de zonnestralen bin nen laten. Van een oude taf el maken wy een moderne door er rondom van dezelf- BESCHILDERDE VAZEN. Meerdere malen hebben wij potjes, stopflesschen, ja zelfs aardwerkvazen enz., die wat kleur en teekening aangaan, niet erg in onzen smaak zullen vallen en daarom zoo mogelijk ver achter in de kast worden gezet, zoodat wij ons niet aldoor aan die leelijke dingen behoeven te ergeren. En omdat er meestal aan der gelijke dingen een of andere herinnering is verbonden, komen wij er niet toe ze weg te doen. Als ik bij kennissen soms zoo'n verzameling aard werkjes ziet, wei- te uit een breede kant, waaraan de schou derlintjes worden gehecht. De bustevor mer zelf kan worden gemaakt van sterk lint, in de kleur van de schouderbandjes. De pantalon bezit aan den onderkant de zelfde breede kanten strook. Het model is gemakkelijk te vervaardigen. De pij pen wijduit, terwijl men elastiek in het middel kan verwerken. Op zijde van de pijpen kunnen weer ajournaden worden geplaatst om alles tot een keurig geheel te krijgen. de lichte stof een strook over aan te bren gen, terwijl wij ook het blad ermee kun nen omtrekken, en wij ook een spring bak op pooten met een goed matras en warme dekens bedekken met een divan kleed, eveneens van dezelfde stof met rondom een aangezette strook. Een bloe men vaas je, een paar schemerlampen en vooral een lampje boven de spiegel, zoo mogelijk een vaste waschtafel geven ver der den gast de noodige comfort, terwijl de lichte stof rustig maakt. Plaats vooral een stevige tafel en een gemakkelijken stoel met op tafel wat schrijfgereedschap in de logeerkamer. En als u kinderen hebt, die iets van electriciteit afweten, laat dan boven het logeerbed een bed- schakelaar maken, zoodat uw gast met het licht aan in bed kan stappen en dit in bed kan uitdoen en niet de kans op loopt, dat hij zich aan de verschillende vreemde meubelen zal stooten. ke den indruk maken, alsof het bewaard wordt om ter gelegenertijd dienst te doen in de vroolijke keuken op de kermis, dan vraag ik mij wel 'ns af, waarom men toch dergelijke voorwerpen niet geschikt maakt voor het dagelij ksch gebruik en tot decoratie in het huis. Met de speciale verven, die in den handel zijn, zijn zij met geringe kosten en moeite te beschil deren, zonder dat het dressoir, de boe kenkast of de ontbijttafel er door „opge prikt" wordt, wat iets heel anders is als „sieren". Men behoeft absoluut niet altijd beschilderingen, vlakverdeelingen of der gelijke versieringen, die moeilijk zijn voor een leek, op de vazen aan te bren gen. Doch is uw huis niet al te-modern ingericht, probeer u eens een gestyleerd takje bloemen of 'n dergelijk motief aan te brengen, terwijl u, als het u dan ten eenenmale aan schildertalent ontbreekt, in den winkel een aardige chablone kunt koopen, waardoor het schilderen een spelletje wordt. Onze teekening laat u een oude aardewerk pot zien, die eerst een licht grond verf je heeft gekregen en daarna een bloem versiering met een randje; waardoor men de oude pot niet meer zal terugkennen! EXOTISCHE LEKKERNIJEN. 's Lands wijs, 's lands eer, en wat men in het vaderland zou verafschuwen, geldt elders als lekkernij. Elk land heeft zijn eigenaardigheid, ook op het terrein van de keuken. Het gehemelte moet per slot aan vreemdsoortige spijzen gewennen en honger is nog de beste kok. Chineesche en Maleische zwaluwnesten, schildpad eieren, enz. zijn, aldus de N.S.C., door de Chineesche restaurants ook hier in Am sterdam en tal van groote Europeesche havensteden, die hum eigen Chineesche wijk hebben, kan men de heerlijkste Chi neesche gerechten opgediend krijgen, van de eenvoudigste Chop sjoeë tot de veel begeerde haaiensoep, die heeknaal niet zoo kwaad smaakt. Elke groot Amertkaamsche stad heeft haar Chinatown, waar in de merkwaar dige Oostersche restaurants meer Ameri kanen dan Chineeschen zitten, die zich aan de ondenkbaarste gerechten te goed doen. In het Zuidelijke Yucatan, in Gua temala en in het Amazonegebied, is Le guaangebraad een geliefkoosde lekkernij, het staartstuk van een ruim twee meter lange reuzen hagedis, wier vleesoh zach ter en blanker is dan dat van een braad- eend. Iedere reiziger in Zuid-Amerika zal ongetwijfeld, vooral als hij de binnen landen bezocht heeft, „peludoasado" heb ben gegeten; gordeldiervleesch, dat uit stekend smaakt. In Buenos Aires, Rio de Janeiro en Montevideo, komt dit ge braad zelfs op de spijskaarten der fijne restauratie-gelegenheden voor. In Argen tinië, Uruguay, Brazilië en Chili zijn in richtingen, waar peludo's gemest worden. De kleine nakomelingen van een verdwe nen dierenwereld, de reusachtige gylpto- dens, worden hier met een aas gevoe derd en dikwijls voor fabelachtige prij zen verkocht. In het centraal Pampage- bied, Rio Negro, Chubut en Santa Cruz, bereidt men zich vaak pannekoeken uit struisvogeleieren. Het vleesch van een struisvogel is zoo taai en zoo hard als een schoenzool Een lekkernij is verder geroosterde mieren, maar ook op Formosa, worden millioenen witte termieten in gloeiende pannen geworpen en geroosterd, om dan schielijk te worden opgegeten. Hoe zij smaken? Men kan niet 't minste verschil tusschen gebrande amandelen en zulke geroosterde mieren ontdekken, zegt men. Vooral na een stevigen maaltijd smaakt dit knappend dessert ter grootte van een halven nagel, uitstekend. In het noordelijk en zuidelijke Amazo negebied en in het Uberava-moerassen gebied nuttigt men Matamata-vleesch, af komstig van een afschuwelijk stinkende schildpad, die men reeds op een afstand van 200 meter kan ruiken. Toch smaakt het Matamata-vleesch best, verzekeren de reizigers; er zit geen kwade reuk aan. Bij de Indianen in Peru, Bolivia, Noord- Argentinië en West-Brazilië krijgt men „Chicha" (in Brazilië „Masato" genaamd) te drinken, een verkoelend alcoholhou dend vocht. Men zou t gaarne heel veel van willen drinken, als men maar niet wist, hoe het klaar wordt gemaakt. De fijngewreven Yukkawortels worden met een beetje maismeel en water tot een vast deeg gekneed, waarvan de huis vrouw bijna altijd een oude tandelooze Indiaansche vrouw met haar vuile vingers brokjes in haar mond steekt en deze fijn kauwt tot het een brei is ge wordenAls het goedje flink met speeksel is vermengd, spuwt zij het uit in een aarden vat, giet er een 6cheut wa ter bij en wacht dan een poosje. Spoedig gaat de brij gisten en kan men na een tijdje de „chucha" er af scheppen om te drinken. De overgebleven vla beschouwen de Indianen als de grootste lekkernij en werkelijk: ze smaakt lang niet slecht. De Doesoenen in Britsch-Borneo ken- neen een mengsel van buffel-, geiten-, slangen-, ratten- en apenvleesch, dat met bepaalde kruiden wordt bereid en vervolgens gedurende zes of zeven maan den in een uitgeholden bamboestuk on der den grond gestopt. Wanneer het vleesch in een rottenden toestand is over gegaan en een geleiachtigen vorm heeft gekregen, wordt het gerecht een na tionale lekkernij door de Doesonen verorberd. De smaak is heerlijk en tal van Europeanen moeten op dit kostje ver zot zijn. HOE MOET VLEESCH EN VISCH ER UIT ZIEN? Rundvleesdh moet een mooie, heldere roode kleur hebben, het vet moet licht geel zijn, het vleesoh niet slap, maar ste vig en het vet daarentegen zacht, doch niet te veel. Kalfsvleesoh moet blank zijn, evenals het vet; men neme vooral geen kalfs- vleesdh met blauwachtig roode tint, waar van het vet ook rood is. Schapenvleesch moet dezelfde tint heb ben als rundvleesch en heeft een witte vetkleur; wanneer het vleesch een blauwe tint heeft is het niet goed. Varkensvleesdh moet niiet erg doorregen zijn en ook niet te hoog van kleur. Bij visdh ziet men aan de heldere oogen, de roode kieuwen en aan de stevigheid of ze goed is. Drukt men met een vinger op het ruggedeelte, dan moet het vleesch direct terugrijzen, veerkracht vertonnen; indrukken op oude visch blijven. OM HET BREKEN VAN GLAZEN TEGEN TE GAAN. Glazen en tumblers, welke veel ge bruikt worden voor heete vloeistoffen zullen minder vlug breken als men ze vooraf eerst taai maakt. Om dit te berei ken plaatst men de glazen eerst in een pan met koud water, elk glas van het an dere afgezonderd door dik zacht papier. Daarna zet men de pan voorzichtig op het vuur en brengt het water langzaam aan den kook. Nadat het water vijf minuten gekookt heeft,- moet de pan 'weer van het vuur worden afgenomen en ergens an ders worden neergezet, totdat het geheel is afgekoeld. Dan kunnen de glazen er uitgehaald worden en afgedroogd met een linnen doek. Dezelfde methode kan men toepassen alvorens men aardewerk als kookgerei in gebruik gaat nemen. Men noemt dit koken „vuurproef". Ook met nieuwe lampenglazen kan men aldus han delen. Zijn deze echter afgekoeld, dan moet men ze eerst nog wasschen in bad van ammonia met water. Daarna worden ze met een zachten lap afgenomen en ge polijst met krantenpapier. Alle bruine vlekjes worden verwijderd met fijn zout en fijn krijt. HOEVEEL SLAAP HEEFT EEN SCHOOLKIND NOODIG? Het schoolgaande kind heeft meer slaap noodig, dan een, wat den gehee- len dag buiten speelt. Als de kinderen lastig kunnen opstaan kan men er van verzekerd zijn, dat zij niet voldoende slaap gehad hebben. Vooral schoolkin deren moeten 's avonds tijdig naar bed. Ook als de kinderen groot genoeg zijn om 's avonds aan een of andere ontspanning deel te nemen, moet er toch zooveel mo gelijk voor gezorgd worden, dat dit op Zaterdagavond gebeurt, daar de kinderen den anderen dag kunnen uitslapen. Zelfs scholieren van 1820 jaar moeten vijf van de zeven avonden vroeg naar bed. Ook moet men er voor zorgen, dat de kinderen een goed, voedzaam ontbijt ne men voor zij naar school gaan. Geeft een kind na het avondeten geen snoepgoed, want dan zal het den volgenden morgen geen eetlust hebben. SOEDANEESCHE LIEFDESPROEF. In Soedan is een bijzonder wreede ma nier om de hand der geliefde te winnen. Zijn er twee mededingers naar hetzelfde meisje, dan onderwerpen zij zich aan een „mobatanah", een liefdesproef van bui tengewone gruwelijkheid. De beide men- schen komen overeen, elkaar met een stok of zweep over den rug te slaan, net zoolang er een der twee erbij neervalt. Wie het het langst uithoudt, voert de bruid weg, en ontvangt den titel van „Achu-el-Banat" (broeder der Dochters). Weliswaar heeft de politie deze strijden verboden, maar uitroeien kan zij ze nog niet. HOE MEN WAGENSMEERVLEKKEN VERWIJDERT. Om vlekken van wagensmeer te ver wijderen, bevochtigt men eerst de vlek met verdund zoutzuur, of bij gekleurde stoffen met azijn, en wrijft ze daarmede zoodanig, dat het zoutzuur of de azijn zich vermengt met het wagensmeer. Daarna laat men de plek opdrogen en wrijft ze flink met benzine, daarna met zeep of verdunden geest van salmiak uit. OM UITDROGEN VAN KAAS TE VOORKOMEN. Om te voorkomen, dat kaas uitdroogt, bedekt men de aangesneden kanten met een laagje boter of wikkelt de kaas in een neteldoeken lap.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1934 | | pagina 12