De Regeeringsmaatregelen ten bate
van Land- en Tuinbouw
EEN OVERZICHT DAARVAN EN DE RESULTATEN
ERMEDE BEREIKT
WOENSDAG 4 APRIL 1934
DE LEIDSCHE COURANT
TWEEDE BLAD. PAG. 6
WAT DE TOEKOMST BRENGEN ZAL
Dezer dagen is in de Rolzaal een pers
conferentie gehouden, gewijd aan de
landbouwcrisispolitiek, onder leiding van
mr. dr. A. A. van Rhijn, secretaris-gene
raal van het departement van economische
zaken. Aan de pers werd gelegenheid gebo
den tot het stellen van vragen, met het
oog waarop de leiders der voornaamste
crisisinstellingen de conferentie bijwoon
den. Verscheidene bladen hadden tevoren
schriftelijke vragen ingediend, welke met
een gedétailleerde beantwoording verza
meld waren in een boekwerkje, dat den
journalisten werd aangeboden. Bij den
aanvang van de bijeenkomst heette de chef
van den Regeeringsdienst, de heer A. J.
Lievegoed, de aanwezigen welkom.
Mr. dr. van Rhijn heeft een toespraak
gehouden, waarin hij op drie der belang
rijkste grondgedachten wees van de ge
volgde landbouwcrisispolitiek.
De eerste is, dat de bijzondere aard van
het landbouwbedrijf steunmaatregelen
wettigt. Met hun gezinnen mede, vinden
11/2 a 2 millioen Nederlanders in den
landbouw een bestaan. Rekent men am
bachtslieden enz. mede, dan kan men zeg
gen, dat 2 a 3 millioen Nederlanders van
de gesteldheid van den landbouw afhan
kelijk zijn. Tevens openbaart de bijzondere
aard van het landbouwbedrijf zich in de
moeilijke aanpassing van vraag en aan
bod.
De tweede grondgedachte der landbouw
crisispolitiek is, dat de export zooveel mo
gelijk moet worden bevorderd, en de der
de, dat het geven van financieelen steun
zooveel mogelijk moet worden vermin
derd en vervangen door teeltbeperking.
Organisatie der landbouw
crisismaatregelen.
Aan bovengenoemd boekwerk wordt
ontleend, dat door de aangekondigde cen
traliseering van de crisisrechtspraak en van
het gewestelijk landbouwcrisisapparaat
getracht zal worden, meer eenheid te
brengen in het landbouwcrisisbeleid, voor
wat betreft de uitoefening van het tucht
recht en de provinciale organisatie van de
uitvoering der verschillende crisismaatre
gelen. Hiertoe zal één dezer dagen worden
afgekondigd een wijziging van het crisis-
organisatiebesluit-1933. Door deze centra
lisatie zal niets veranderen in het systeem
van landbouwsteun; wel wordt verande
ring in de organisatie van de uitvoering ge
bracht.
Steun aan hypotheekboeren.
De maatregelen tot steunverleening aan
de hypotheekboeren, welke ook in de
troonrede werden aangekondigd, worden
nog overwogen Met een kleine financieele
concessie op dit gebied kunnen aanstonds
bedragen van eenige millioenen gemoeid
zijn.
Steun aan de olie-industrie.
De Nederlandsche olie-industrie werd
gesteund door een contingenteering van
den invoer van buitenlandsche veekoeken,
opdat deze industrie wat grooter afzetge
bied zou krijgen. Men had verwacht, daar
door geen stijging van de prijzen van eeni
ge beteekenis te zullen zien, zoodat men
dacht, aan de Nederlandsche industrie een
afzetgebied te zullen waarborgen zonder
groote lasten voor den landbouw. Nu even
wel is gebleken, dat er een vrij aanzien
lijke prijsstijging heeft plaats gevonden, is
de vraag gerezen, of niet in anderen geest
de olie-industrie moet worden gesteund,
b.v. door een heffing; de dan geheven
rechten zouden zijn te storten in het land
bouwcrisisfonds.
De smokkelarij.
De vertegenwoordiger P., te Brussel,
was, voor hij bij de varkenscentrale kwam,
agent voor verschillende exportslachte
rijen, maar had vroeger niets met Zwanen
berg uit te staan. Zwanenberg heeft nooit
met P. in relatie gestaan.
De smokkelaar v. d. E. had met de var
kenscentrale evenals andere exporteurs
van versch vleesch een contract aange
gaan en, voor zoo ver aan de varkenscen
trale bekend is, slachtte hij vroeger voor
verschillende exporteurs. In Ijet laatst van
Januari 1934 heeft de varkenscentrale aan
P. geschrevenj dat de bestaande arbeids
overeenkomst met 1 Februari 1934 werd
opgezegd, maar dat de centrale bereid was,
met hem over een nieuwe overeenkomst te
spreken. Bij het opzeggen was der var
kenscentrale niets bekend betreffende P.'s
wangedrag.
Eeurloonen.
Tusschen den directeur-generaal van de
volksgezondheid en den hoofdinspecteur
van de Volksgezondheid is overleg gaande
omtrent een wijziging van de vleeschkeu-
ringswet op enkele punten, waarbij men
tevens zal trachten, eenigermate regelend
op te treaen ten aanzien van de keurloo-
nen, ook wat betreft de verhouding van
exportkeurloonen en keurloonen van voor
het binnenland bestemd vleesch. Natuur
lijk zal de vrucht van dit overleg aan het
oordeel van den minister van sociale zaken
worden onderworpen.
De crisisvarkenswet.
Ir. S. L. Louwes, Regeeringscommissa-
ris voor de steunverleening aan de var
kenshouderij, de granen, het zetmeel en de
fabrieksaardappelen, heeft mondeling de
bedoeling van de crisisvarkenswet verdui
delijkt. Toen de varkensprijzen geweldig
daalden, vooral door de afschaffing van
den gouden standaard door Engeland, al
dus spr., kwam er steeds meer drang naar
steun. Wij moesten den prijs steunen, maar
tevens zorgen, dat er niet te veel varkens
kwamen. Ook moesten wij de exportmoge
lijkheid zooveel doenlijk openhouden.
Daarbij moesten wij in aanmerking ne
men, dat, hoe kleiner de markt is, des te
grooter de prijsfluctuaties zijn. Nergens
is er meer een volmaakt vrije import.
Duitschland, België, Frankrijk en Enge
land, onze voorname afnemers van ouds
her, contingenteerden of heffen hooge in
voerrechten. Daardoor waren wij aange
wezen op de Hollandsche markt met veel
prijsfluctuaties. Het systeem, dat wij zou
den volgen, moest uitvoerbaar zijn. Moei
lijk was het, te bepalen, hoeveel varkens
er noodig zouden zijn. Ons systeem was
oormerken, maar dat dit knoeierij moge
lijk maakt, was ons bekend. Wij hebben
ons verkeken in de exportmogelijkheid.
Sedert 1 Januari 1933 is zij van 25 k 27
duizend stuks per week verminderd tot 13
k 15 duizend stuks. Er heeft dus een ex
portvermindering plaats gevonden van
ruim 10.000 stuks per week. Ondanks de
teeltbeperking moet er op dit oogenblik
een surplus aan varkens aanwezig zijn.
Juist in den zomer van 1933 werden veel
biggen geboren. Er zijn plannen in voor- I
bereiding om biggen uit de markt te ne
men.
Er moest voorts, vervolgde ir. Louwes,
een toeslag op den prijs zijn. Deze kwam
er door de binnenlandsche heffing,. Ver
der moet, daar de vrije exportmogelijkheid
practisch uit is en er geen wereldmarkt
prijs meer bestaat, de export zooveel mo
gelijk geconcentreerd worden. Vandaar
het contract, met de baconfabrieken ge
sloten. Wij kunnen, verklaarde ir. Louwes,
den export regelen met minder fabrieken;
ik zie kans, in een klein aantal fabrieken
de noodige slachtingen te laten verrichten.
Maar dan zouden de andere moeten wor
den stilgelegd en zou er werkloosheid ont
staan.
Er is met de exportcentrale nog al wat
te doen geweest in verband met de smok
kelarij. De controle op de schriftelijke be
wijzen was niet voldoende. Dit was de
oorzaak. Nu is, voor zoo ver wij het kunnen
beoordeelen de smokkeleraij onmogelijk ge
worden. Als men meent, dat er nog een
gaatje is, waardoor de smokkelaars kunnen
kruipen, moet men het ons vooral zeg
gen.
Exportslachterijen en
middenstand.
Aan ir. Louwes was gevraagd, of de
crisismaatregelen de groote exportslachte
rijen niet begunstigen, ten nadeele van den
middenstand. Hij antwoordde, dat indien
dit het geval was, de omzet der groote ex
portslachterijen op de binnenlandsche
markt sterk zou toenemen, maar dat de cij
fers dit logenstraffen. Hij noemde deze cij
fers. De geweldige concurrentie tusschen
de baconfabrieken op de binnenlandsche
markt was mogelijk in den tijd van de ge
weldig groote slachtingen, merkte ir. Lou-
was nog op. De centrale leverde de var
kens goedkoop aan de baconfabrieken,
welke daardoor in staat waren, goedkoop
te verkoopen. Maar van den beginne af
was verboden aan fabrieken, die dit be
drijf niet hadden uitgeoefend, om het te
gaan uitoefenen en bestaande desbetref
fende nevenbedrijven mogen niet worden
uitgebreid. Uit de cijfers van de laatste
jaren blijkt een concentratie ook in het
slachtsbedrijf. De exportslachterijen heb
ben zich in de latere jaren ernstig bezig
gehouden met den verkoop op de binnen- J
landsche markt. De crisisvarkenswet heeft
het proces van de verdringing van' den
middenstand in dit bedrijf door de groote
fabrieken eer vertraagd dan versneld.
Op de vraag, of in de veenkoloniën de
varkenshouderijen kunnen worden terug
gebracht tot de vooroorlogsche verhoudin
gen, antwoordde ir. Louwes, dat hij het be
stuur der varkenscentrale heeft gevraagd,
of het niet gewenscht was, dien kant op
te gaan. Wij moeten, zeide hij, veel meer
rekening gaan houden met het bedrijfs-
type. Wanneer de teelt van fabrieksaard
appelen wordt gebaseerd alleen op 1929,
is dit slechts goed als. overgangsmaatregel.
De bedrijven, die tarwe, suikerbieten en
fabrieksaardappelen verbouwen, hebben
n:et zoo'n behoefte aan varkens en zullen
in dit opzicht moeten worden beperkt. De
vetnkoloniale bedrijven, die minder goed
tarwe verbouwen, hebben het echter niet
gemakkelijk.
In antwoord op een vraag betreffende
de verlaging van den richtprijs van tarwe
antwoordde ir. Louwes, dat het streven
is om te komen tot vooroorlogsche prijzen.
Bij tarwe leefden wij daarboven, maar
hier moest de boer ook een vergoeding voor
den strcoprijs vinden. Echter is er een
plafond. Een vergelijking tusschen de prij
zen van rogge, gerst en haver eenerzijds
en van tarwe anderzijds toont, aan dat de
prijsverhouding van voor den oorlog ver
broken is. Er mocht niet te veel steun
worden verleend aan één teelt. De regee
ring heeft te kennen gegeven, ook de peul
vruchten te zullen steunen. Zij heeft ook
de consumptie-aardappelen gesteund. Nu
is er niet veel bezwaar om den tarwesteun
te vermmderen.
Gevraagd werd voorts, welk stelsel de
regeering voigt in verband met de verla
ging van de prijzen voor tarwe en bieten,
welke, zoo zeide men, ongerustheid wekt.
Mr. dr. van Rhijn antwoordde hierop,
dat 's ministers systeem niet is te zorgen,
dat de landbouw rendeert, maar dat de
landbouw voor den ondergang bewaard
wordt. Daarom worden prijzen vastgesteld,
welke er nrg mee door kunnen. Zij wor
den vastgesteld na een accountantsonder
zoek, waarbij rekening is gehouden met
objectieve gegevens betreffende verschil
lende soorten van bedrijven. Spr. voegde
er bij, dat men den steun moet beschouwen
als een overgangsmaatregel. Wij moeten
terug naar het vrije bedrijf zonder prijszet
ting, merkte hij op. De tarweprijs is niet
te laag. Dit blijkt ook, wanneer men in
aanmerking neemt, dat men niet alleen
aan den landbouw in Nederland moet
denken, maar dat men ook rekening moet
houden met ae industrie. Deze heeft na
deel van den landbouwsteun en onder
vindt bovendien de internationale concur
rentie. Men kan de industrie helpen met
contingenteer.ng, maar men kan haar nooit
helpen op de wijze, waarop men thans
den landbouw helpt. De verlaging voor
tarwe en bieten is niet onredelijk, mede
omdat allerlei andere producten worden
gesteund.
Met peulvruchten, aldus mr. dr. van
Rhijn, nemen wij een proef, trachtende,
den export van dit artikel, welke vroeger
van veel beteekenis was, eenigszins te her
stellen. En in het algemeen streven wij er
naar, de handelsverdragen met andere lan
den zoo te maken, dat weer export van
landbouwproducten mogelijk wordt, wat
aan het geheele economische leven, ook aan
de industrie, ten goede komt.
Zuivel-export naar Ncderlandsch-
Indië.
In het boekwerk, dat den journalisten
werd uitgereikt, wordt op een desbetref
fende vraag medegedeeld, dat de boterex-
port naar Nederlandsch Indië groote be
zwaren ondervindt, doordat reeds jaren
het Australische product het leeuwendeel
van den afzet daar heeft. Australië heeft
het voordeel van lagere productiekosten
op den geringeren afstand, geeft een ex
portpremie en levert een steviger boter,
dan de Hollandsche gemiddeld is. De cri-
siszuivelcentrale heeft een commsisie van
advies ter bevordering van den boterex-
port naar Nederlandsch Indië ingesteld,
waariu de verschillende belanghebbende
gruepen, alsmede de departementen van
koloniën en van economische zaken, ver
tegenwoordigd zijn. Deze commissie heeft
bij de centrale voorstellen ingediend, wel
ke den minister van economische zaken zijn
voorgelegd en naar aanleiding waarvan'
op bepaalde punten nog een nader onder
zoek wordt ir.gesteld. De eindbeslissing kan
binnenkort worden tegemoetgezien. Het ligt
in de bedoeling om den boterexport naar
Nederlandsch Indië, zoo noodig t ij d e 1 ij k
ook financieel gesteund te krijgen. Onder
de tegenwoordige omstandigheden is dit
evenwel niet noodig. In de laatste maan
den is de boterexport naar Nederlandsch
Indië sterk toegenomen en men verwacht
een verdere toeneming, als de Leeuwar
der boternoteering op hetzelfde peil blijft.
Wat de kaas betreft, is de centrale doen
de om de bestaande regelingen zoodanig te
wijzigen, dat ae export van dit product
naar Indië, waarbij zich geen specifieke
bezwaren voordoen, zooveel mogelijk
J wordt bevorderd.
Beperking van den rundvee
stapel.
De heer L. Bückmann, Regeeringscom-
missaris voor de steunverleening aan de
melkveehouderij, heeft o.m. gesproken over
beperking van den rundveestapel, waar
omtrent ook in het boekwerk in antwoord
op door journalisten gesteld, schriftelijke
vragen, mededeelingen worden gedaan.
Aan één en ander wordt ontleend, dat
de inkrimping van den veestapel met
210.000 stuks niet veel verder strekt dan
ter voorkoming van uitorciding van den
veestapel boven den omvang van 1933. De
teeltregeling beoogt, het aantal melk- en
kalfkoeien op den duur te verminderen
tot 1.250.000 stuks. Van de mogelijkheid
van den export van zuivel- en melkpro
ducten zal afhangen, of tot verdere beper
king moet worden overgegaan. De opzet is
geweest, dat 210.000 dieren zouden verdwij- j
nen en dat er 10 000 van zouden worden
uitgevoerd. Tot dusver zijn ongeveer
100.000 dieren afgeslacht en 1420 geëxpor
teerd. Op 31 Maart waren 108.000 stuks
koeien ingeleverd. De inlevering ge
schiedt nog op basis van 4000 stuks per
week. Of de vrijwillige levering op den
zelfden voet zal doorgaan, is moeilijk te
zeggen. De consumptievermindering van
rundvleesch is op 8 pet. te stellen. In ver-
tand met de meening van ecu journalist,
dat dit percentage hooger was, verklaarde
de heer Bückmann, dat, als blijkt, dat het
percentage hooger is, dit stellig zal worden
gtpubliceerd, wat dat niets achterbaks
wordt gehouden. Men bedenke echter, dat
het rundvleeschverbruik destijds sterk is
aangemoedigd door de heffing op het var-
kensvleesch. Men kan een zuivere verge
lijking alleen krijgen, als men een nor
male periode als grondslag neemt. Nieuwe
gegevens kunnen eventueel worden ver
meld over 3 a 4 weken in de Memorie van
Antwoord inzake het landbouwcrisisfonds.
Bij de afslachting van vee is steeds het
leidende beginsel geweest het zooveel mo
gelijk verminderen van de melkproductie
in do perioden, waarin deze productie het
grootste is. Daarom is aangevangen met 't
afslachten van drachtige dieren, met uit
zondering van de hoog-drachtige. Eerst
later is overgegaan tot afslachting van
dieren, welke reeds hebben gekalfd. De
politiek der crisis-rundvee-centrale is dus,
in verschillende perioden andere
categorieën dieren af te slachten.
De in gang zijnde afslachting van een
deel van den rundveestapel heeft nog niet
kunnen leiden en zal ook niet kunnen lei
den tot een belangrijk geringeren melk
stroom dan in 1933. In 1934 en 1935 zal
eer. veel grooter aantal stuks melkvee dan
normaal voor het eerst aan de melkpro
ductie deelnemen. Zonder de inkrimping
zou dus een zeer veel grootere productie
dar in 1933 hebben plaats gevonden. De
toeneming van den veestapel is de laat
ste jaren veel sneller gegaan dan de toe
neming van het grasland. Men kan dus
zeggen, dat de veestapel voor een deel kan
worden opgeruimd, zonder dat scheuren
noodig is.
Ondanks het terugloopen van den bin-
nenlandschen groothandelsprijs voor boter
in de laatste maanden kon, dank zij de
door de crisis-zuivel-centrale gevormde
reserve, de uitkeering aan de veehouders
vorden verhoogd. Deze verhoogde uit
keering zal dit en het volgende jaar kun
nen worden behouden voor die veehou
ders, welke uit eigen beweging meewer
ken om de teeltregeling te doen slagen.
Het middenstandscrediet van 2 millioen
is bedoeld als steun voor den geheelen
middenstand, dus ook voor slagers. Hun
zullen geen zwaardere eischen worden ge
steld dan andere middenstandsgroepen.
De steun wordt overigens gegeven als cre-
diet en moet dus worden terugbetaald.
Wat de zuivel aangaat, wordt er nog de
aandacht op gevestigd, dat een inkrim
ping van productie niet altijd gepaard
behoeft te gaan met vermindering van
inkomen. Met een uitvoerige berekening
wordt dit in het boekwerk aangetoond.
Geconcludeerd wordt, dat het financieele
belang van den veehouder medebrengt,
dat hij tracht, de huidige prijzen te hand
haven, en streeft naar productiebeperking,
hetzij door inkrimping van den melkvee
stapel, hetzij door vermindering van ge
bruik van krachtvoer.
De heer Bückmann deelde nog mede, dat
de crisis-zuivel-centrale een speciale com
missie heeft ingesteld om de krachtvoeder-
kwestie te onderzoeken. Hierin zit ook
iemand, die met margarine vertrouwd is
en tevens het voedervraagstuk kent.
De uitvoer-mogelijkheden naar
Dnitschland, Engeland en Indië
Op vragen van verschillenden aard deel
de de heer Bückmann nog mede, dat er
dit jaar 15.000 ton boter meer naar
Duitschland gaat dan in 1933 en zeer veel
meer dan in 1932;
dat er naar Engeland een vrije uitvoer
ls tot eind 1935, weshalve men tracht, veel
boter uit te voeren, in de hoop, dat men
een bevredigende hoeveelheid zal mogen
leveren, als Engeland tot contingenteering
overgaat;
dat de crisis-zuivelcentrale, als zij het
geld uitkeert, dat zij ontvangt, den steun
kan handhaven, maar dat uit den aard
der zaak van den minister afhangt, of dit
geschieden zal; en
dat er een zending vleesch in blik naar
Indië is gegaan, daar aan de tropische
warmte is blootgesteld geweest en in zeer
gleden staat is terugontvangen.
Een staaltje van smokkelarij.
Om duidelijk te maken, hoe moeilijk het
is om alle mogelijkheden, welke de vin
dingrijke smokkelaars uitdenken ter uit
oefening van hun praktijken, te beëindi
gen, vertelde de heer Bückmann het vol
gende:
Uit Nederland werd boter naar België
gesmokkeld. Toen ik dit hoorde, zei ik,
dat het uit moest zijn. De smokkelaar wil
de ƒ30.000 cautie stellen om te waarbor
gen, dat de gesmokkelde boter hier nooit
zou worden aangetroffen, maar ik ging
daarop niet in. Ik meende, dat er in het
systeem geen gat zat, waardoor gesmok
keld zou kunnen worden. Toch was dit
het geval. De boter werd hier belast met
een gulden en uitgevoerd naar België. De
Hollandsche douanen teekenden op de
stukken den uitvoer, de Belgische den in
voer af. Op een zeker oogenblik konden
wij een bepaalde hoeveelheid boter niet
I thuisbrengen. Zij bleek te Antwerpen in
een entrepot geweest te zijn, daar uitge
voerd te zijn, naar Rotterdam in transito
te zijn gegaan om daarna per auto weer
1 naar België in transito te gaan. Wij vroe
gen aan het departement van financiën om
te bepalen, dat de boter alleen per spoor
j of boot, niet per auto zou mogen worden
I verzonden, maar het departement kon dit
niet doen, omdat men zich verbonden had,
geen moeilijkheden aan het vervoer in
den weg te zullen leggen. Wij zeiden:
„Waarschuw ons dan, als de boter in de
auto wordt geladen. Dan waarschuwen wij
de Belgische douanen". Was er toen geen
gat meer? Het mocht wat! Toen verkoch
ten de heeren de zaak in het binnenland.
Men stortte een waarborgsom, maar het
maximum daarvan was lager dan de hef
fing, die wij erop zouden doen plaats vin
den". De heer Bückmann voegde er nog
bij. dat de smokkelarij van boter naar Bel
gië niet alleen met Hollandsche, maar ook
mei Deensche boter gebeurt, wat de zaak
neg moeilijker maakt.
Aardappelsteun.
Voor 1934 geldt een teeltregeling voor
aardappelen, waardoor het areaal in dit
jaar niet zal overschrijden de in 1933 met
aardappelen beteelde oppervlakte. De
oogst is in hooge mate afhankelijk van
weder en plantenziekten. Zoo zijn er meer
onberekendbare factoren, welke het on
mogelijk maken, reeds nu te zeggen, of
voor den oogst 1934 steunmaatregelen
noodzakelijk zullen zijn. Als steun noodig
blijkt, zal de basis moeten zijn, dat de
teleur ongeveer den kostprijs van het pro
duct betaald krijgt. Garandeert men een
lagen afzetprijs, waarbij dus de teler ver
lies te dragen heeft, dan past het betere
product zich aan dien lagen garantieprijs
aan en verheft het zich eventueel een
b°etje boven die lage basis, terwijl elke
prikkel, om een afzetgebied te vinden voor
gewone en middelmatige kwaliteiten, zal
ontbreken. De hoeveelheid, die in dit geval
als een surplus boven de markt kan ko
men hangen, zal den prijs in het algemeen
di ukken tot ongeveer het garantiepeil. In
het vooruitzicht, dat het Rijk een bepaal
den prijs garandeert (deze behoort te lig
gen op een niveau, dat althans de produc
tiekosten opgebracht worden), zal de teler
een passieve houding gaan aannemen en
rustig de overneming door het Rijk af
wachten.
Tegenover de uitgaven, welke het Rijk
zich zal moeten getroosten, moeten cok
inkomsten staan. Bij den steunmaatregel
voor den oogst 1933 worden dezen gevon
den in een heffing op het product, dat via
den handel tot den binnenlandschen con
sument komt
Ook als slechts een lage afzetprijs ge
garandeerd wordt, zal óf het product zelf,
voor zoover het voor menschelijke con
sumptie op de binnenlandsche markt dient,
■moeten worden belast, óf zullen van an
dere producten hoogere heffingen geno
men moeten worden voor het bijeenbren
gen van de noodige fondsen.
Rekening moet tevens worden gehouden
met de differentiatie bij een product als
aardappelen, t.w. verschil in ras, qualiteit,
bestemming, enz., zoodat niet kan worden
volstaan met de garantie van één bepaal
den, lagen afzetprijs. Een noodzakelijk ge
volg hiervan zou een vrij uitvoerig en om
vangrijk controlestelsel zijn.
In antwoord op een gestelde vraag ver
klaarde ir. C. G. P. Stevens, regeerings-
commissaris voor den aardappelsteun en
den vlassteun, dat de handel vertegen
woordigd blijft in de Nederlandsche aard
appelcentrale en ook in de werkcommis-
sies onder de provinciale besturen.
De geest der boeren.
Eén der journalisten heeft gevraagd,
wat kan worden gedaan ter verbetering
van den geest der boeren, waarover minis
ter Verschuur in het parlement heeft ge
klaagd. Hierop antwoordde mr. dr. Van
Rhijn, dat, wat de minister heeft gezegd,
zekere gevaren betrof, welke zich nog niet
hebben voltrokken, dat de toekomst er
niet verontrustend uitziet, maar dat er
aanleiding is, het probleem eens onder de
oogen te zien. Men kan niet zeggen, dat de
minister één algemeenen maatregel zal ne
men. Zijn in het onderhavige verband ge
sproken woorden beteekenen een waar
schuwing, dat hij niet voor krachtige maat
regelen zal terugdeinzen, als er aanleiding
voor is.
De vlassteun.
In verband met een desbetreffende vraag
herinnerde ir. Stevens eraan,, dat men
voor de vlasteelt in 1932 een bebouwing
van 6000 H.A. in uitzicht had gesteld.
Daarmede kwam de verwerkingscapaciteit
van de Nederlandsche industrie overeen.
De steunregeling heeft aanvankelijk geen
volledig succes gehad. Men teelde slechts
1500 H.A. Maar toen waren er groote hoe
veelheden vlaslint, welke niet werden af
genomen. Het volgende jaar werd het be
drag van 160 gld. tot 225 gld. per H.A.
verhoogd, ook weer bij een oppervlakte
van 6000 H.A. Toen werd de beteelde op
pervlakte uitgebreid tot 4800 H.A. Voor
den oogst 1934 is weer ƒ225 in uitzicht
gesteld .Nu is er 6200 H.A. opgegeven als
te zullen worden beteeld. Ir. Stevens
merkte op, dat hier één vlasspinnerij is,
n.l. te Tilburg, welke niet goed floreert.
De Nederlandsche vlasspinnerij kan niet
eer. voldoende hoeveelheid lint op de bin
nenlandsche markt verwerken, want dan
Kan zij niet met de Belgische garens con
curreer en.
Tuinbouw.
Aan een schriftelijke uiteenzetting be
treffende den tuinbouw, welke de journa
listen hebben ontvangen, wordt ontleend,
dat 1934 voor den tuinbouw van zeer groo
te beteekenis zal zijn, omdat dit jaar zal
blijken, of de ingeslagen weg ter verlich
ting van de moeilijkheden goed is geweest.
De verstrekking van een zeker bedrag als
tegemoetkoming voor geleden verliezen
miste iedere saneerende werking en kon
niet tot verbetering van den zeer ernsti-
gen toestand leiden.
Een middel, dat wel bij uitstek gunstig
heeft gewerkt, was de instelling van het
groenten- en fruitmonopolie.
Het invoermonopolie van fruit heeft een
zeer goeden invloed geoefend op den prijs
van het Nederlandsche fruit en een totale