t BRIEVEN OVER ONS GELOOF VRIJDAG 16 MAART 1934 DE LEIDSCHE COURANT DERDE BLAD - PAG. 9 GEMENGDE BERICHTEN JEZUS CHRISTUS, GODS GEZANT EN GODS ZOON. 3 De voorzeggings-wonderen van Je zus Christus. Zij zijn eveneens bewijzen van de boven-natuurlijk- heid van Zijn zending. Christus' grootste Wonder: Zijn opstanding uit het gesloten graf, het ontzag- lijkst bewijs. Je begrijpt Paul, hoeveel pleizier 't ook mij doet, dat twee niet-katholieke collega's op je kantoor zoo'n belangstelling blijven behouden voor ons Geloof. Er zijn zooveel andersdenkenden, die zich een tijdje „voor het katholicisme interesseeren", zoo als zij zioh interesseeren voor theosophie of boedhisme of vegetarisme. Dat zijn zoo de welwillende beschouwers van onzen Godsdienst, die je allervriendelijkst bedui den, dat er „toch zooveel moois en diepge voelds" in het katholicisme is, die een tijdje hun sentiment verkwikken met „de sublie me bladzijden van het Evangelie" en daar na, als vlinders, alleen verlokt door kleu ren en geuren, weer fladderen naar andere plaatsen, waar zij nog schoonere bloemen vermoeden. Ook met deze menschen moeten wij in liefde en vriendschap spreken over ons Geloof en wij moeten ons best doen *t valt misschien wel eens moeilijk om bij hun genadige welwillendheid onze gelijk moedigheid te bewaren, hun vooral de idee bij te brengen, dat, welbeschouwd, Godsdienst niet ten doel heeft om allerlei bevredigende gedachten en gevoelens in ons te wekken die ,,'t leven méér waard maken om geleefd te worden", maar dat Godsdienst het allerbelangrijkste, het éénig werkelijk tot in eeuwigheid belangrijke is voor den mensch, óók al zou de Godsdienst moeilijke voor de menschelijke natuur soms zelfs har de, plichten eischen.... 't Doet mp zoo'n pleizier, dat volgens je brieven onze (ik kan wel zeggen: ex-) „atheïst" Basman en jul lie bijdehande typiste dit door en door be grepen hebben. Door hun ijverige, dieper- gaande belangstelling voor ons Geloof bfe- reiden zij de komst der genade in hun har ten voor. Over Christus' wonderen heb ik je ge schreven en ook, hoe Christus vooral juist door de wonderen welke Hij verrichte Zijn Goddelijke zending heeft bewezen. Ik wil de 't nu nog eens in 't bijzonder met je heb ben over die wonderen van Christus, welke men profetieën noemt en vooral tenslotte over het groote wonder Zijner V e r r ij z e- n i s uit den dood. Vroeger schreef ik je al: een profetie is een ondubbelzinnige aankondiging van een toekomstige gebeurtenis, welke geen schep sel tevoren kan weten en die dus alléén door God kan worden gekend. Nu heeft Christus véél, dat alléén aan God bekend kon zijn, en dat later werkelijk gebeurd is, met bepaaldheid voorzegd. Hiervan geef ik je nu eenige voorbeelden. Kort vóór het „laatste avondmaal" zond HU Petrus en Joannes vooruit om alles voor te bereiden. Hij zeide hun: „Ziet, ^ls ge de stad binnengaat, zult ge een man tegenkomen, die een kruik water draagt...." deze man zou de twee apostelen dan een geschikte zaal voor het paaschmaal aanwijzen. „Zij gin gen heen, en vonden het, zooals Hij het hun had gezegd" 1) Bij het laatste avondmaal verklaarde Je zus ondubbelzinnig: „Voorwaar, voorwaar Ik zeg U, één van U zal Mij verraden Hij is het, wien ik het ingedoopte brood zal toereiken. Toen nam Hij een stuk brood en gaf het aan Judas Iscarioth" 2). En tot Petrus sprak Hij: „Voorwaar ik zeg U: heden, nog in dezen nacht, eer de haan twee maal gekraaid heeft, zult gij Mij driemaal verloochenen". 3) Hoe kan Christus dit menschelijkerwijs zoo zeker weten? Wie toch had er vuriger trouw en gloeiender liefde betuigd dan Petrus, die eens Chris tus' Godheid had beleden en nu vol geest drift en zelfs met een zekere verontwaar diging uitriep: „Al moest ik zelfs met U streven, verlooohenen zal ik U niet!" Reeds eerder had Christus Zijn lijden en dood herhaaldelijk voorspeld. Ten derde male deed hij dit met groote nauwkeurig heid toen hij met zijn leerlingen op weg was naar Jeruzalem: „Ziet, wij gaan op naar Jeruzalem; en de Menschenzoon zal wor den overgeleverd aan de opperpriesters en schriftgeleerden en zij zullen Hem ter dood veroordeelen. Zij zullen Hem overleveren aan de heidenen om Hem te bespotten en te geeselen en te kruisigen; en op den der den dag zal Hij verrijzen". 4) Christus heeft zóó (en ook nog op an dere wijzen) Zijn verrijzenis voorzegd en eveneens Zijn hemelvaart en de nederda- ling van den H. Geest. Ook deze gebeurte nissen kon Hij menschelijkerwijze onmo gelijk tevoren weten, daar zij immers ge heel van de vrije, ondoorgrondelijke raads besluiten van God afhingen. Zijn voorspel ling van de verwoesting van Jerusalem (welke ruim veertig jaar na Zijn dood ge schiedde) bevatte bijzonderheden, bijv. dat de vijanden de stad met een wal zou den omringen 5), de bijna totale vernieling van de stad en de tempel 6) welke door de geschiedschrijvers Tacitus en Flavius Josephus uitdrukkelijk als juist zóó ge schied worden vermeld. En worden Christus' voorzeggingen om trent de verstrooing van het Joodsche volk over de wereld 7) en over de voortdurende uitbreiding en eeuwige duur van Zijn Kerk 8) niet door de geschiedenis beves tigd? Toen Christus zich in 't algemeen op Zijn wonderwerken beriep ter bevestiging van de boven-natuurlijkheid Zijner zending hetgeen ik twee weken geleden met je be handelde beriep Hij zich daarmede te vens op Zijn voorzeggings-wonderen. Bij verschillende zijner profetiëen heeft Hij trouwens ook uitdrukkelijk gezegd, dat zij ten bewijze van de Goddelijkheid Zijner zending zijn geschied en zoo heeft God, óók op deze wijze, door die profetieën, Christus' gezantschap afdoende bezegeld. Het grootste wonder, dat Christus ver richtte, is Zijn verrijzenis uit het gesloten graf, door Hem meerdere malen met uitdrukkelijke woorden voor speld. Herhaaldelijk ook heeft Hij doen blij ken, dat Hij juist dit ontzaglijk wonder, de kroon op al Zijn andere werken, als d e schitterende bevestiging van de bovennatuurlijkheid Zijner zending wilde doen gelden 9). De ver rijzenis zou daarvan het voornaamste tee- ken worden en daardoor het hoofdfunda ment van ons Geloof; daarom heeft God er voor gezorgd, dat de echtheid van dit wonder aller- duidelijkst voor een ieder zou blij ken. Nu moet je eigenlijk beginnen, Paul, met het Evangelie-verhaal van Jezus' lijden, dood en verrijzenis nog eens te lezen, (je hebt dit in dezen Vastentijd natuurlijk al gedaan?) 10), Tfrant het bewijs voor de boven-natuurlijkheid der verrijzenis berust natuurlijk geheel op de feiten, welke de, naar wij zagen: geschiedkundig-betrouw bare Evangelieën geven. Wij moeten dan twee dingen bewijzen: ten eerste, dat Chris tus waarlijk gestorven is en ten tweede, dat Hij waarlijk ten leven is teruggekeerd. Christus is waarlijk gestor ven. „Hij boog het hoofd en stierf" sohreef de ooggetuige Joannes, maar er zijn onge- loovigen, die de onzinnige bewering heb ben aangedurfd, dat Christus slechts schijn dood is geweest. Bedenk eerst, welk een lijden aan Christus5 dood voorafging: de zieleangst in den hof van olijven, de on- menschelijke, matelooze geeseling, de hoofdwonden der doornenkroning, de kruis weg, de kruisiging, het drie uur bloedend hangen aan een paar spijkers. Zulk een lijden moest zelfs bij den gezondsten mensch den dood tengevolge hebben. Dat de dood inderdaad gevolgd is getuigen: de soldaten die Hem niet, zooals den twee moordenaars de been en verbrijzelden, juist omdat zij zagen, dat Hij al dood was. Ver der de hoofdman, die aan Pilatus een ambtelijk rapport van Jezus' dood uit bracht, en Jezus' vrienden die Hem be groeven (men begraaft iemand toch niet als men ook maar vermoedt, dat Hij nog leeft!), Jezus' v ij a n d e n, die van Pi latus een grafwacht eischten, opdat het „lijk" niet gestolen zou worden. Zelfs indien men zich het alleronwaar schijnlijkste voorstelt n.l. dat Christus drie uur na Zijn kruisiging nog leefde, dan zouden toch zeker de lanssteek en de insluiting in het graf Hem gedood hebben! Neen, zelfs de Joden, die de belachelijk ste uitvluchten verzonnen om de ver r ij- z e n i s te ontkennen, hebben het feit van Jezus' dood niet durven loochenen. Christus is waarlijk tot het leven teruggekeerd. Na drie dagen werd het gesloten en bewaakte graf leeg ge vonden. Talrijke getuigen verzekeren een stemmig, dat zij gedurende veertig dagen op allerlei plaatsen en onder allerlei om standigheden den verrezen Christus heb ben gezien, met Hem hebben gesproken, gegeten, Hem zelfs betast hebben. Men heeft stoutmoedig beweerd: hallucinaties, zinsbegoochelingen zijn dat geweest! Maar dat beweren beteekent: beweren, dat al die talrijke getuigen (eens zelfs waren het er vijfhonderd tegelijk!) geheel op de zelfde wijze door hun zintuigen zijn bedro gen, een zinsbegoocheling, die na veertig dagen, plotseling, bij allen tegelijk voor al tijd ophield! En dat zou dan een zinsbegoocheling ge weest zijn niet bij lichtgeloovige menschen, die daarvoor vatbaar zijn, maar bij menschen, die hierin juist zeer hardgeloovig waren, die 't zich juist maar niet konden indenken, dat Jezus werkelijk verrijzen zou of verrezen was: denk aan de leerlingen, die den weg naa^ Emmaüs vol droefheid gingen, geheel terneergeslagen en ontmoedigd, juist om dat Christus' lijden en dood hun verwach tingen totaal hadden teleurgesteld; en zij herkenden den verrezen Jezus niet eens, zóóver waren hun gedachten daarvan af. Urenlang liep Hij met hen mee terwijl Hij hun verklaarde wat de H. Schrift over Hemzelf had verteld; pas 's avonds aan tafel herkenden zij Hem aan de manier, waarop Hij het brood brak 11). En vooral, denk aan den Apostel Tho mas! God, die uit het kwade altijd nog het goede doet voorkomen, heeft in de geschie denis van het hardnekkig ongeloof van den H. Thomas een vernietigend antwoord ge geven aan allen, die zouden beweren, dat hier zinsbegoocheling in het spel was. Tegen de leerlingen die der Verrezene had den gezien hield Thomas stijfhoofdig vol: „Zoo ik in Zijn handen de wonden der spij kers niet zie en mijn vinger niet leg in de plaats van de spijkers en mijn hand niet in Zijn zijde steek, dan geloof ik het niet!' en terwijl de deuren gesloten waren, kwam Jezus binnen, liet Thomas zijn vin ger leggen in de wonden Zijner handen en zijden en Thomas riep uit in een kreet van 't allerschoonste eerherstel: „Mijn Heer en mijn God!" 12). Leugen en bedrog te veronderstel len bij al deze getuigen is even onzinnig. Nog daarlatend, dat het voor zóó veel men schen wel héél moeilijk zou zijn geweest om ongestraft zulk een gemeenschappelijk bedrog te plegen, vragen wij ons ook hier af: waarom zouden de leerlingen zóó heb- VREESELIJK DRAMA TE UITGEEST. Een doode, een ernstig gewonde. Oorzaak van het gebeurde nog niet bekend. Parket stelt een onderzoek in. In het pakhuis van de firma J. S. Visser, groothandel in gedistilleerd, wijnen, bak kersartikelen, kruidenierswaren enz., ge vestigd aan den Middelweg te Uitgeest, heeft zich gistermiddag een ernstig drama afgespeeld, omtrent de oorzaak waarvan men tot dusver nog in het duister tast. Toen de firmant, de heer W. G. Schoen maker, omstreeks kwart voor twee, van zijn naast de zaak gelegen woning, terugkeerde, trof hij in het pakhuis zijn beide knechts aan, voorover liggend op den grond en ba dend in hun bloed. Bij den eene, de 64-jari- ge M. Twisk, bleken de levensgeesten reeds te zijn geweken, de andere, de 36-jarige P. van den Kommer, was nog in leven, hoewel zijn hals was doorgesneden en hij in het gelaat en aan armen en handen tal van an dere snijwonden vertoonde. Twisk was eveneens ernstig toegetakeld. Hij had een groot aantal snijwonden in het gelaat en ook zijn armen en handen waren ernstig gewond. Naast de mannen lag een mes. Onmiddellijk werden dokter Brugman, die tegenover de firma woont, en de poli tie gewaarschuwd. Deze waren spoedig aan wezig, evenals de burgemeester, de heer J. M. van Roosmalen, die van het gebeurde op de hoogte was gesteld. Van den Kommer, die bewusteloos was, werd op last van den geneesheer naar het Roode Kruis Zieken huis te Beverwijk overgebracht. In den loop van den middag hebben de Officier van Justitie, mr. G. C. B. van der Feen de Lille en de andere leden van het Parket te Alkmaar, ter plaatse een onder zoek ingesteld. Het lijk van Twisk is in be slag genomen. Omtrent de toedracht van het gebeurde is niets bekend. Twisk was weduwnaar, van den Kommer is gehuwd. Zooals te begrijpen is heeft het drama groote consternatie in het plaatsje verwekt. Nader kan nog worden gemeld, dat de toestand van v. d. K. nog zeer ernstig is. Bij aankomst in het ziekenhuis was de man uit zijn bezwijming bijgekomen, doch in verband met den aard zijner verwondingen heeft hij nog geen verklaring betreffende het gebeurde kunnen afleggen. Aangezien het vaststaat, dat er tusschen de beide knechts altijd een goede verstand houding geheerscht heeft althans noch bij de firma, noch in hun omgeving was niets bekend, dat zoü kunnen wijzen op het bestaan van een veete of iets derge lijks strekt het onderzoek, dat de justi tie onmiddellijk ter hand heeft genomen zich ook uit tot de vraag, of men hier met een misdaad door derden te doen heeft. Omtrent vermoedens, die in dit opzicht bij de justitie post hebben gevat, kon uiter aard in het belang van het onderzoek, nog niets naders worden gepubliceerd. Wel weet men, dat eenigen tijd geleden bij dezelfde firma een diefstal is gepleegd van een groote hoeveelheid jenever. De daders van dezen diefstal zitten nu achter slot en gren del. De beide slachtoffers waren in deze zaak, die binnenkort voor de rechtbank te Alkmaar zal worden behandeld, als getui gen gedagvaard. De Maasbode meldt nog: Het gerucht van het bloedige drama ging als een loopend vuurtje door het stadje. De menschen stroomden voor het huis van den heer Schonmaker te zamen, waar zy in groepjes, fluisterend allerlei verhalen ver telden, welke al spoedig de ronde deden. Zoo werd er verteld, dat dit drama ver band zou houden met een indertijd bij de firma Visser gepleegden diefstal van spiri tualiën voor een groot bedrag. De beide pakhuisknechts hadden dezen diefstal ont dekt en onmiddellijk bij hun patroon aan gegeven, waarna deze de politie waar schuwde en drie mannen gearresteerd kon ben bedrogen? Niets dan smaad en vervol ging hebben zij om hun getuigenis moeten lijden, velen zijn als martelaars er voor ge storven! Juist om bedrog te voorkomen werd het graf ambtelijk verzegeld en bewaakt. Toch werd het graf den derden dag leeg gevon den en de wachters werden omgekocht om te zeggen, dat „terwijl zij sliepen" het lichaam door de leerlingen was gestolen: „O, mislukte slimheid! Ge beroept U op slapende getuigen!" schreef de H. Augus- tinus dan ook terecht. Is er ontzaglijker bewijs voor de Godde lijkheid van Christus' zending denkbaar, dan Zijn terugkeer tot het leven? Op het Paaschfeest Paul, dat dichtbij is, zullen wij in geestdriftige overtuiging juichen met de Kerk: „Wij weten, dat Christus waarachtig verrezen is uit den dood! Gij, Koning, Overwinnaar, ontferm U over ons!" 1) Luc. 22, 10 en 13. 2) Jo. 13, 21 en 26. 3) Mare. 14, 30. 4) Matt. 20, 18. 5) Luc. 19, 43. 6) Mc. 13, 2. Luc. 19, 44. 7) Luc. 21,24. 8) Matth. 13, 31; 24, 14; 16, 18. 9) Jo. 2, 14-22; Matth. 12, 38-42; Jo. 10, 17. 10) Het verhaal der verrijzenis en der ver schijningen van den' Verrezene vormen het slot der Evangelieën n.l. bij Matth. vanaf hoofdstuk 27,62; bij Mare. 16; bij Luc. 24 en bij Jo. vanaf 20. 11) Luc. 24, 13-32. 12) Jo. 20, 24-30. Correspondentie-adres: Mr. A. Diepen- brook, Hageveld, Heemstede. den worden. Deze zaak komt Dinsdag a.s. voor. In den loop van den middag arriveerde het parket uit Alkmaar en heeft de offi cier van justitie, mr. G. C. B. van der Feen de Lille 'n onderzoek ingesteld, 't Lijk van Twisk werd in beslag genomen en de koffiebranderij verzegeld. Vandaag komt de politie-deskundige dr. van Ledden Hulsebosch sectie verrichten. Wat de heer Schoenmaker vertelde. We hebben nog een kort onderhoud ge had met den eigenaar van de firma Visser, den heer Schoenmaker, die maar niet kon begrijpen, dat een der beide mannen den anderen zou hebben vermoord. Ook me vrouw Schoenmaker bevestigde de mee ning van haar man. Nog nooit is er oneenigheid tusschen de beide slachtoffers geweest, vertelde de fir mant ons. Ook tusschen mij en hen be stond een uitstekende verhouding en nog nooit heb ik zelf iets aan de mannen kun- ne'n merken. Ze waren altijd zeer oppas send, deden hu i werk met pleizier en had den dan ook een goeden naam in het stadje Toen ik de koffiebranderij binnentrad, om er iets te brengen, schrok ik dan ook hevig bij het zien van mijn beide knechts, die voorover op den vloer lagen. „Piet en Thijs, wat scheelt jullie?" riep ik, maar geen van mbeiden gaf eenig teeken van leven. Aanvankelijk dacht ik dat bei den door een luik in den zolder warén gevallen, maar toen ik wat naderbij kwam, zag ik, dat beide mannen hevig bloedden, en deerlijk verminkt waren. De rest weet u. Wat nu de oorzaak van de steekpartij geweekt mag zijn, ik weet het niet. Ik zou me echter bij de theorie, volgens welke alles in een vlaag van waanzin is ge schied, kunnen neerleggen. Er wordt op het oogenblik niets in mijn zaak vermist, zoodat het drama dus ook niet met een ander misdrijf in verband kan staan. Voorlocpig staat echter niets vast en we moeten dus maar afwachten, wat de justi tie omtrent dit drama mededeelt." Mathijs Twisk was 64 jaar oud en we duwnaar. P. van der Kommer, 36, gehuwd en vader van twee kinderen. Zijn vrouw is diep onder den indruk van het gebeur de, doch ook zij had den laatsten tijd niets 1 aan haar man bemerkt en kon dan ook geen enkel vermoeden of oordeel uitspre ken. JONGETJE AANGEREDEN. Door den val verlamd. Woensdagmiddag speelde een Z Jarig jongetje op het trottoir voor zjjn woning in de Goetzeestraat te Haarlem. Plotseling liep het van het trottoir af, juist toen een vrachtauto passeerde. Het kind :rd tegen den grond geslingerd en s '-\jnbaar met slech1" enkele schrammen opgenomen. La ter op den avond bleek het lam te zijn ge worden en werd naar het ziekenhuis St. Joannes de Deo overgebracht, waar een bloeduitstorting in de hersenen werd ge constateerd. De toestand van het kind is levensgevaarlijk. MEISJE BEWUSTELOOS LANGS DEN WEG AANGETROFFEN. De Haarlemsche politie werd Woensdag avond voor een raadselachtig geval ge plaatst. Omstreeks negen uur hield voor 't pósthuis bij de Haarlemsche poort een auto stil. De chauffeur deelde mede, dat hij van Amsterdam komend, even voorbij Halfweg een meisje had zien liggen aan den kant van den weg. Na die merkwaardige ont dekking had hij gestopt en naderbij geko men, bemerkte hij, dat de jonge vrouw be wusteloos was. Met behulp van enkele om- kele omstanders tilde hij zijn vondst in zijn auto en reed door naar Haarlem. Het meis je was niet gewond en vertoonde ook geen uiterlijke teekenen van geweld, zoodat men vermoedt, dat het niet goed is geworden onderweg. Het hoofdbureau van politie werd gewaarschuwd en de dienstdoende inspecteur waarschuwde op zijn beurt de familie nadat gebleken was, dat het meisje de 24-jarige S. G. was uit de Oranjeboom- straat alhier. In overleg met de familie is zij toen in 't Elisabethgasthuis ter observa tie opgenomen, terwijl het onderzoek ver der zal worden ingesteld door de politie te Halfweg. De „Tel." meldt nader: Gistermorgen spraken wij de familie bij wie het meisje inwoont. De vrouw des hui zes had het slachtoffer bezocht in het St.- Elisabethgasthuis en heeft haar gevraagd of zij zich iets kon herinneren van één of an dere gebeurtenis. Woensdagmiddag was zij per fiets van Haarlem naar Amsterdam ge reden, zooals zij wel meer doet, om haar verloofde te bezoeken. Zij is toen in zijn ge zelschap weer per fiets in de richting Haar lem vertrokken. Hoe ver deze haar heeft gebracht, weet zij echter niet meer te her inneren. Het meisje was erg zwak en klaagde over pijn in het achterhoofd. Zij dacht, dat zij aangereden was, doch kon dit niet met ze kerheid verklaren. Zooals bekend, was zij niet gewond en ook vertoont zij geen tee kenen van geweldpleging. RECHTZAKEN DE VARKENSGESCHIEDENIS MET BELGIë. Donderdag heeft een van de vier ver dachten uit de zaak van de fraude met voor export bestemde bacon-var kens, de gear resteerde N. S., uit Ouderkerk, in hooger beroep terecht gestaan wegens een over treding van de Vleeschkeuringswet; hij was in het bezit geweest van 35 kilo dierlijk vet, dat niet van de vereischte keuringstem- pelmerken was voorzien geweest. Verdach te was in hooger beroep gekomen tegen een vonnis van den Rotterdamschen kan tonrechter die hem veroordeelde tot 250 boete, subsidair 50 dagen heohtenis. Nadat eenige formeele verklaringen wa ren afgelegd, vroeg de president, of er ook verband was tusschen deze zaak en de groote fraude-affaire met België. Hierbij kwam vast te staan dat het con tact met België reeds bestond, want het vet, waarop deze strafzaak betrekking had, was ook van smokkelhandel met België af komstig. Het O.M. eischte bevestiging van het von nis. Uitspraak 29 dezer. BRANDSTICHTING IN HET GEBOUW DER ARBEIDSBEMIDDELING TE LISSE. Voor de Haarlemsche rechtbank heeft gistermiddag terecht gestaan een 30-jarige bloemistknecht uit L i s s e, terzake brand stichting in het gebouw der Arbeidsbemid deling aldaar, gepleegd in den nacht van 1 op 2 Januari. Verdachte had 's avonds bij vrienden zit ten kaarten, waarbij hij volgens zijn ver klaringen, nogal stevig gedronken had. Thuisgekomen had hij een limonadeflesch- je met petroleum gevuld en eenige papie ren bij zich gestoken, waarna hij naar het gebouw der Arbeidsbemiddeling was ge gaan. Hij stopte het papier in de houten brievenbus, goot de petroleum er over en gooide eenige brandende lucifers in de bus. Door gebrek aan zuurstof was het vuurtje echter uitgegaan. Een gedeelte van de cor respondentie in de bus was verkoold. Ge lukkig had het vuur zich niet medegedeeld aan het geheel van hout opgetrokken ge bouw, waarin de administratie van den ge meentelijken dienst van arbeidsbemidde ling en werkloosheidsbestrijding was on dergebracht. Verdachte kon geen motieven voor zijn daad aangeven. Wrok tegen de arbeidsbe middeling had hij niet, want hij woonde bij zyn ouders in en wist dat hij geen recht op steun had. Het was niet zijn bedoeling geweest brand te stichten. Op de vraag, waarom hij juist het gebouw van de ar beidsbemiddeling had uitgezocht en b.v. niet het Piusgebouw aan den overkant of zijn eigen huis, kon hij geen antwoord geven. De president wees hem er op, dat hij niet in een dronkemansopwelling heeft gehandeld, daar uit zijn voorbereidingen wel bleek, dat hij met overleg te werk was gegaan. Toen verdachte een lucifer in de brieven bus had geworpen, had hij het petroleum- fleschje in den tuin van het patronaatsge bouw aan den overkant gegooid en was weggegaan. Hij kwam echter direct weer terug, naar hij zeide, omdat hij spijt gekre gen had van zijn daad. Hij merkte, dat het vuur gedoofd was en ging naar huis. Nog later kwam hij zich evenwel weer overtui gen, dat het gebouw niet in brand stond. De inspecteur van politie, Warmenhoven, die als getuige werd gehoord, had bij het onderzoek o.a. in de brievenbus een ver

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1934 | | pagina 9