t
BRIEVEN OVER ONS
GELOOF
VRIJDAG 16 MAART 1934
DE LEIDSCHE COURANT
DERDE BLAD - PAG. 9
GEMENGDE BERICHTEN
JEZUS CHRISTUS, GODS
GEZANT EN GODS ZOON. 3
De voorzeggings-wonderen van Je
zus Christus. Zij zijn eveneens
bewijzen van de boven-natuurlijk-
heid van Zijn zending. Christus'
grootste Wonder: Zijn opstanding
uit het gesloten graf, het ontzag-
lijkst bewijs.
Je begrijpt Paul, hoeveel pleizier 't ook
mij doet, dat twee niet-katholieke collega's
op je kantoor zoo'n belangstelling blijven
behouden voor ons Geloof. Er zijn zooveel
andersdenkenden, die zich een tijdje
„voor het katholicisme interesseeren", zoo
als zij zioh interesseeren voor theosophie
of boedhisme of vegetarisme. Dat zijn zoo
de welwillende beschouwers van onzen
Godsdienst, die je allervriendelijkst bedui
den, dat er „toch zooveel moois en diepge
voelds" in het katholicisme is, die een tijdje
hun sentiment verkwikken met „de sublie
me bladzijden van het Evangelie" en daar
na, als vlinders, alleen verlokt door kleu
ren en geuren, weer fladderen naar andere
plaatsen, waar zij nog schoonere bloemen
vermoeden. Ook met deze menschen moeten
wij in liefde en vriendschap spreken over
ons Geloof en wij moeten ons best doen
*t valt misschien wel eens moeilijk om bij
hun genadige welwillendheid onze gelijk
moedigheid te bewaren, hun vooral de
idee bij te brengen, dat, welbeschouwd,
Godsdienst niet ten doel heeft om allerlei
bevredigende gedachten en gevoelens in ons
te wekken die ,,'t leven méér waard maken
om geleefd te worden", maar dat Godsdienst
het allerbelangrijkste, het éénig werkelijk
tot in eeuwigheid belangrijke is voor den
mensch, óók al zou de Godsdienst moeilijke
voor de menschelijke natuur soms zelfs har
de, plichten eischen.... 't Doet mp zoo'n
pleizier, dat volgens je brieven onze (ik kan
wel zeggen: ex-) „atheïst" Basman en jul
lie bijdehande typiste dit door en door be
grepen hebben. Door hun ijverige, dieper-
gaande belangstelling voor ons Geloof bfe-
reiden zij de komst der genade in hun har
ten voor.
Over Christus' wonderen heb ik je ge
schreven en ook, hoe Christus vooral juist
door de wonderen welke Hij verrichte Zijn
Goddelijke zending heeft bewezen. Ik wil
de 't nu nog eens in 't bijzonder met je heb
ben over die wonderen van Christus, welke
men profetieën noemt en vooral tenslotte
over het groote wonder Zijner V e r r ij z e-
n i s uit den dood.
Vroeger schreef ik je al: een profetie is
een ondubbelzinnige aankondiging van een
toekomstige gebeurtenis, welke geen schep
sel tevoren kan weten en die dus alléén
door God kan worden gekend. Nu heeft
Christus véél, dat alléén aan God bekend
kon zijn, en dat later werkelijk gebeurd is,
met bepaaldheid voorzegd. Hiervan geef ik
je nu eenige voorbeelden.
Kort vóór het „laatste avondmaal" zond
HU Petrus en Joannes vooruit om alles
voor te bereiden. Hij zeide hun: „Ziet, ^ls
ge de stad binnengaat, zult ge een man
tegenkomen, die een kruik
water draagt...." deze man zou
de twee apostelen dan een geschikte zaal
voor het paaschmaal aanwijzen. „Zij gin
gen heen, en vonden het, zooals Hij het hun
had gezegd" 1)
Bij het laatste avondmaal verklaarde Je
zus ondubbelzinnig: „Voorwaar, voorwaar
Ik zeg U, één van U zal Mij verraden
Hij is het, wien ik het ingedoopte brood zal
toereiken. Toen nam Hij een stuk brood en
gaf het aan Judas Iscarioth" 2). En tot
Petrus sprak Hij: „Voorwaar ik zeg U:
heden, nog in dezen nacht, eer de haan twee
maal gekraaid heeft, zult gij Mij driemaal
verloochenen". 3) Hoe kan Christus dit
menschelijkerwijs zoo zeker weten? Wie
toch had er vuriger trouw en gloeiender
liefde betuigd dan Petrus, die eens Chris
tus' Godheid had beleden en nu vol geest
drift en zelfs met een zekere verontwaar
diging uitriep: „Al moest ik zelfs met U
streven, verlooohenen zal ik U niet!"
Reeds eerder had Christus Zijn lijden
en dood herhaaldelijk voorspeld. Ten derde
male deed hij dit met groote nauwkeurig
heid toen hij met zijn leerlingen op weg
was naar Jeruzalem: „Ziet, wij gaan op naar
Jeruzalem; en de Menschenzoon zal wor
den overgeleverd aan de opperpriesters en
schriftgeleerden en zij zullen Hem ter dood
veroordeelen. Zij zullen Hem overleveren
aan de heidenen om Hem te bespotten en
te geeselen en te kruisigen; en op den der
den dag zal Hij verrijzen". 4)
Christus heeft zóó (en ook nog op an
dere wijzen) Zijn verrijzenis voorzegd en
eveneens Zijn hemelvaart en de nederda-
ling van den H. Geest. Ook deze gebeurte
nissen kon Hij menschelijkerwijze onmo
gelijk tevoren weten, daar zij immers ge
heel van de vrije, ondoorgrondelijke raads
besluiten van God afhingen. Zijn voorspel
ling van de verwoesting van Jerusalem
(welke ruim veertig jaar na Zijn dood ge
schiedde) bevatte bijzonderheden, bijv.
dat de vijanden de stad met een wal zou
den omringen 5), de bijna totale vernieling
van de stad en de tempel 6) welke door
de geschiedschrijvers Tacitus en Flavius
Josephus uitdrukkelijk als juist zóó ge
schied worden vermeld.
En worden Christus' voorzeggingen om
trent de verstrooing van het Joodsche volk
over de wereld 7) en over de voortdurende
uitbreiding en eeuwige duur van Zijn
Kerk 8) niet door de geschiedenis beves
tigd?
Toen Christus zich in 't algemeen op Zijn
wonderwerken beriep ter bevestiging van
de boven-natuurlijkheid Zijner zending
hetgeen ik twee weken geleden met je be
handelde beriep Hij zich daarmede te
vens op Zijn voorzeggings-wonderen. Bij
verschillende zijner profetiëen heeft Hij
trouwens ook uitdrukkelijk gezegd, dat zij
ten bewijze van de Goddelijkheid Zijner
zending zijn geschied en zoo heeft
God, óók op deze wijze, door die profetieën,
Christus' gezantschap afdoende bezegeld.
Het grootste wonder, dat Christus ver
richtte, is Zijn verrijzenis uit het
gesloten graf, door Hem meerdere
malen met uitdrukkelijke woorden voor
speld. Herhaaldelijk ook heeft Hij doen blij
ken, dat Hij juist dit ontzaglijk wonder, de
kroon op al Zijn andere werken, als d e
schitterende bevestiging van
de bovennatuurlijkheid Zijner
zending wilde doen gelden 9). De ver
rijzenis zou daarvan het voornaamste tee-
ken worden en daardoor het hoofdfunda
ment van ons Geloof; daarom heeft
God er voor gezorgd, dat de
echtheid van dit wonder aller-
duidelijkst voor een ieder zou
blij ken.
Nu moet je eigenlijk beginnen, Paul, met
het Evangelie-verhaal van Jezus' lijden,
dood en verrijzenis nog eens te lezen, (je
hebt dit in dezen Vastentijd natuurlijk al
gedaan?) 10), Tfrant het bewijs voor de
boven-natuurlijkheid der verrijzenis berust
natuurlijk geheel op de feiten, welke de,
naar wij zagen: geschiedkundig-betrouw
bare Evangelieën geven. Wij moeten dan
twee dingen bewijzen: ten eerste, dat Chris
tus waarlijk gestorven is en ten tweede, dat
Hij waarlijk ten leven is teruggekeerd.
Christus is waarlijk gestor
ven. „Hij boog het hoofd en stierf" sohreef
de ooggetuige Joannes, maar er zijn onge-
loovigen, die de onzinnige bewering heb
ben aangedurfd, dat Christus slechts schijn
dood is geweest. Bedenk eerst, welk een
lijden aan Christus5 dood voorafging: de
zieleangst in den hof van olijven, de on-
menschelijke, matelooze geeseling, de
hoofdwonden der doornenkroning, de kruis
weg, de kruisiging, het drie uur bloedend
hangen aan een paar spijkers. Zulk een
lijden moest zelfs bij den gezondsten
mensch den dood tengevolge hebben. Dat
de dood inderdaad gevolgd is getuigen: de
soldaten die Hem niet, zooals den twee
moordenaars de been en verbrijzelden, juist
omdat zij zagen, dat Hij al dood was. Ver
der de hoofdman, die aan Pilatus een
ambtelijk rapport van Jezus' dood uit
bracht, en Jezus' vrienden die Hem be
groeven (men begraaft iemand toch niet
als men ook maar vermoedt, dat Hij
nog leeft!), Jezus' v ij a n d e n, die van Pi
latus een grafwacht eischten, opdat het
„lijk" niet gestolen zou worden.
Zelfs indien men zich het alleronwaar
schijnlijkste voorstelt n.l. dat Christus drie
uur na Zijn kruisiging nog leefde, dan
zouden toch zeker de lanssteek en de
insluiting in het graf Hem gedood
hebben!
Neen, zelfs de Joden, die de belachelijk
ste uitvluchten verzonnen om de ver r ij-
z e n i s te ontkennen, hebben het feit van
Jezus' dood niet durven loochenen.
Christus is waarlijk tot het
leven teruggekeerd. Na drie dagen werd
het gesloten en bewaakte graf leeg ge
vonden. Talrijke getuigen verzekeren een
stemmig, dat zij gedurende veertig dagen
op allerlei plaatsen en onder allerlei om
standigheden den verrezen Christus heb
ben gezien, met Hem hebben gesproken,
gegeten, Hem zelfs betast hebben. Men
heeft stoutmoedig beweerd: hallucinaties,
zinsbegoochelingen zijn dat geweest! Maar
dat beweren beteekent: beweren, dat
al die talrijke getuigen (eens zelfs waren
het er vijfhonderd tegelijk!) geheel op de
zelfde wijze door hun zintuigen zijn bedro
gen, een zinsbegoocheling, die na veertig
dagen, plotseling, bij allen tegelijk voor al
tijd ophield!
En dat zou dan een zinsbegoocheling ge
weest zijn niet bij lichtgeloovige
menschen, die daarvoor vatbaar zijn,
maar bij menschen, die hierin juist
zeer hardgeloovig waren, die 't
zich juist maar niet konden indenken, dat
Jezus werkelijk verrijzen zou of verrezen
was: denk aan de leerlingen, die den weg
naa^ Emmaüs vol droefheid gingen, geheel
terneergeslagen en ontmoedigd, juist om
dat Christus' lijden en dood hun verwach
tingen totaal hadden teleurgesteld; en zij
herkenden den verrezen Jezus niet eens,
zóóver waren hun gedachten daarvan af.
Urenlang liep Hij met hen mee terwijl Hij
hun verklaarde wat de H. Schrift over
Hemzelf had verteld; pas 's avonds aan
tafel herkenden zij Hem aan de manier,
waarop Hij het brood brak 11).
En vooral, denk aan den Apostel Tho
mas! God, die uit het kwade altijd nog het
goede doet voorkomen, heeft in de geschie
denis van het hardnekkig ongeloof van den
H. Thomas een vernietigend antwoord ge
geven aan allen, die zouden beweren, dat
hier zinsbegoocheling in het spel was.
Tegen de leerlingen die der Verrezene had
den gezien hield Thomas stijfhoofdig vol:
„Zoo ik in Zijn handen de wonden der spij
kers niet zie en mijn vinger niet leg in de
plaats van de spijkers en mijn hand
niet in Zijn zijde steek, dan geloof ik het
niet!' en terwijl de deuren gesloten waren,
kwam Jezus binnen, liet Thomas zijn vin
ger leggen in de wonden Zijner handen en
zijden en Thomas riep uit in een kreet van
't allerschoonste eerherstel: „Mijn Heer en
mijn God!" 12).
Leugen en bedrog te veronderstel
len bij al deze getuigen is even onzinnig.
Nog daarlatend, dat het voor zóó veel men
schen wel héél moeilijk zou zijn geweest
om ongestraft zulk een gemeenschappelijk
bedrog te plegen, vragen wij ons ook hier
af: waarom zouden de leerlingen zóó heb-
VREESELIJK DRAMA
TE UITGEEST.
Een doode, een ernstig
gewonde. Oorzaak van
het gebeurde nog niet
bekend. Parket stelt
een onderzoek in.
In het pakhuis van de firma J. S. Visser,
groothandel in gedistilleerd, wijnen, bak
kersartikelen, kruidenierswaren enz., ge
vestigd aan den Middelweg te Uitgeest,
heeft zich gistermiddag een ernstig drama
afgespeeld, omtrent de oorzaak waarvan
men tot dusver nog in het duister tast.
Toen de firmant, de heer W. G. Schoen
maker, omstreeks kwart voor twee, van zijn
naast de zaak gelegen woning, terugkeerde,
trof hij in het pakhuis zijn beide knechts
aan, voorover liggend op den grond en ba
dend in hun bloed. Bij den eene, de 64-jari-
ge M. Twisk, bleken de levensgeesten reeds
te zijn geweken, de andere, de 36-jarige P.
van den Kommer, was nog in leven, hoewel
zijn hals was doorgesneden en hij in het
gelaat en aan armen en handen tal van an
dere snijwonden vertoonde. Twisk was
eveneens ernstig toegetakeld. Hij had een
groot aantal snijwonden in het gelaat en
ook zijn armen en handen waren ernstig
gewond. Naast de mannen lag een mes.
Onmiddellijk werden dokter Brugman,
die tegenover de firma woont, en de poli
tie gewaarschuwd. Deze waren spoedig aan
wezig, evenals de burgemeester, de heer J.
M. van Roosmalen, die van het gebeurde
op de hoogte was gesteld. Van den Kommer,
die bewusteloos was, werd op last van den
geneesheer naar het Roode Kruis Zieken
huis te Beverwijk overgebracht.
In den loop van den middag hebben de
Officier van Justitie, mr. G. C. B. van der
Feen de Lille en de andere leden van het
Parket te Alkmaar, ter plaatse een onder
zoek ingesteld. Het lijk van Twisk is in be
slag genomen.
Omtrent de toedracht van het gebeurde
is niets bekend. Twisk was weduwnaar, van
den Kommer is gehuwd.
Zooals te begrijpen is heeft het drama
groote consternatie in het plaatsje verwekt.
Nader kan nog worden gemeld, dat de
toestand van v. d. K. nog zeer ernstig is.
Bij aankomst in het ziekenhuis was de man
uit zijn bezwijming bijgekomen, doch in
verband met den aard zijner verwondingen
heeft hij nog geen verklaring betreffende
het gebeurde kunnen afleggen.
Aangezien het vaststaat, dat er tusschen
de beide knechts altijd een goede verstand
houding geheerscht heeft althans noch
bij de firma, noch in hun omgeving was
niets bekend, dat zoü kunnen wijzen op
het bestaan van een veete of iets derge
lijks strekt het onderzoek, dat de justi
tie onmiddellijk ter hand heeft genomen
zich ook uit tot de vraag, of men hier met
een misdaad door derden te doen heeft.
Omtrent vermoedens, die in dit opzicht bij
de justitie post hebben gevat, kon uiter
aard in het belang van het onderzoek, nog
niets naders worden gepubliceerd. Wel weet
men, dat eenigen tijd geleden bij dezelfde
firma een diefstal is gepleegd van een
groote hoeveelheid jenever. De daders van
dezen diefstal zitten nu achter slot en gren
del. De beide slachtoffers waren in deze
zaak, die binnenkort voor de rechtbank te
Alkmaar zal worden behandeld, als getui
gen gedagvaard.
De Maasbode meldt nog:
Het gerucht van het bloedige drama ging
als een loopend vuurtje door het stadje. De
menschen stroomden voor het huis van den
heer Schonmaker te zamen, waar zy in
groepjes, fluisterend allerlei verhalen ver
telden, welke al spoedig de ronde deden.
Zoo werd er verteld, dat dit drama ver
band zou houden met een indertijd bij de
firma Visser gepleegden diefstal van spiri
tualiën voor een groot bedrag. De beide
pakhuisknechts hadden dezen diefstal ont
dekt en onmiddellijk bij hun patroon aan
gegeven, waarna deze de politie waar
schuwde en drie mannen gearresteerd kon
ben bedrogen? Niets dan smaad en vervol
ging hebben zij om hun getuigenis moeten
lijden, velen zijn als martelaars er voor ge
storven!
Juist om bedrog te voorkomen werd het
graf ambtelijk verzegeld en bewaakt. Toch
werd het graf den derden dag leeg gevon
den en de wachters werden omgekocht om
te zeggen, dat „terwijl zij sliepen" het
lichaam door de leerlingen was gestolen:
„O, mislukte slimheid! Ge beroept U op
slapende getuigen!" schreef de H. Augus-
tinus dan ook terecht.
Is er ontzaglijker bewijs voor de Godde
lijkheid van Christus' zending denkbaar,
dan Zijn terugkeer tot het leven?
Op het Paaschfeest Paul, dat dichtbij is,
zullen wij in geestdriftige overtuiging
juichen met de Kerk: „Wij weten, dat
Christus waarachtig verrezen is uit den
dood! Gij, Koning, Overwinnaar, ontferm
U over ons!"
1) Luc. 22, 10 en 13. 2) Jo. 13, 21 en
26. 3) Mare. 14, 30. 4) Matt. 20, 18. 5) Luc.
19, 43. 6) Mc. 13, 2. Luc. 19, 44. 7) Luc.
21,24. 8) Matth. 13, 31; 24, 14; 16, 18.
9) Jo. 2, 14-22; Matth. 12, 38-42; Jo. 10, 17.
10) Het verhaal der verrijzenis en der ver
schijningen van den' Verrezene vormen het
slot der Evangelieën n.l. bij Matth. vanaf
hoofdstuk 27,62; bij Mare. 16; bij Luc. 24
en bij Jo. vanaf 20. 11) Luc. 24, 13-32.
12) Jo. 20, 24-30.
Correspondentie-adres: Mr. A. Diepen-
brook, Hageveld, Heemstede.
den worden. Deze zaak komt Dinsdag a.s.
voor.
In den loop van den middag arriveerde
het parket uit Alkmaar en heeft de offi
cier van justitie, mr. G. C. B. van der
Feen de Lille 'n onderzoek ingesteld, 't Lijk
van Twisk werd in beslag genomen en de
koffiebranderij verzegeld.
Vandaag komt de politie-deskundige dr.
van Ledden Hulsebosch sectie verrichten.
Wat de heer Schoenmaker
vertelde.
We hebben nog een kort onderhoud ge
had met den eigenaar van de firma Visser,
den heer Schoenmaker, die maar niet kon
begrijpen, dat een der beide mannen den
anderen zou hebben vermoord. Ook me
vrouw Schoenmaker bevestigde de mee
ning van haar man.
Nog nooit is er oneenigheid tusschen de
beide slachtoffers geweest, vertelde de fir
mant ons. Ook tusschen mij en hen be
stond een uitstekende verhouding en nog
nooit heb ik zelf iets aan de mannen kun-
ne'n merken. Ze waren altijd zeer oppas
send, deden hu i werk met pleizier en had
den dan ook een goeden naam in het stadje
Toen ik de koffiebranderij binnentrad,
om er iets te brengen, schrok ik dan ook
hevig bij het zien van mijn beide knechts,
die voorover op den vloer lagen.
„Piet en Thijs, wat scheelt jullie?" riep
ik, maar geen van mbeiden gaf eenig teeken
van leven. Aanvankelijk dacht ik dat bei
den door een luik in den zolder warén
gevallen, maar toen ik wat naderbij kwam,
zag ik, dat beide mannen hevig bloedden,
en deerlijk verminkt waren. De rest
weet u.
Wat nu de oorzaak van de steekpartij
geweekt mag zijn, ik weet het niet. Ik zou
me echter bij de theorie, volgens welke
alles in een vlaag van waanzin is ge
schied, kunnen neerleggen. Er wordt op
het oogenblik niets in mijn zaak vermist,
zoodat het drama dus ook niet met een
ander misdrijf in verband kan staan.
Voorlocpig staat echter niets vast en we
moeten dus maar afwachten, wat de justi
tie omtrent dit drama mededeelt."
Mathijs Twisk was 64 jaar oud en we
duwnaar. P. van der Kommer, 36, gehuwd
en vader van twee kinderen. Zijn vrouw
is diep onder den indruk van het gebeur
de, doch ook zij had den laatsten tijd niets
1 aan haar man bemerkt en kon dan ook
geen enkel vermoeden of oordeel uitspre
ken.
JONGETJE AANGEREDEN.
Door den val verlamd.
Woensdagmiddag speelde een Z Jarig
jongetje op het trottoir voor zjjn woning
in de Goetzeestraat te Haarlem. Plotseling
liep het van het trottoir af, juist toen een
vrachtauto passeerde. Het kind :rd tegen
den grond geslingerd en s '-\jnbaar met
slech1" enkele schrammen opgenomen. La
ter op den avond bleek het lam te zijn ge
worden en werd naar het ziekenhuis St.
Joannes de Deo overgebracht, waar een
bloeduitstorting in de hersenen werd ge
constateerd. De toestand van het kind is
levensgevaarlijk.
MEISJE BEWUSTELOOS LANGS DEN
WEG AANGETROFFEN.
De Haarlemsche politie werd Woensdag
avond voor een raadselachtig geval ge
plaatst. Omstreeks negen uur hield voor 't
pósthuis bij de Haarlemsche poort een auto
stil. De chauffeur deelde mede, dat hij van
Amsterdam komend, even voorbij Halfweg
een meisje had zien liggen aan den kant
van den weg. Na die merkwaardige ont
dekking had hij gestopt en naderbij geko
men, bemerkte hij, dat de jonge vrouw be
wusteloos was. Met behulp van enkele om-
kele omstanders tilde hij zijn vondst in zijn
auto en reed door naar Haarlem. Het meis
je was niet gewond en vertoonde ook geen
uiterlijke teekenen van geweld, zoodat men
vermoedt, dat het niet goed is geworden
onderweg. Het hoofdbureau van politie
werd gewaarschuwd en de dienstdoende
inspecteur waarschuwde op zijn beurt de
familie nadat gebleken was, dat het meisje
de 24-jarige S. G. was uit de Oranjeboom-
straat alhier. In overleg met de familie is
zij toen in 't Elisabethgasthuis ter observa
tie opgenomen, terwijl het onderzoek ver
der zal worden ingesteld door de politie te
Halfweg.
De „Tel." meldt nader:
Gistermorgen spraken wij de familie bij
wie het meisje inwoont. De vrouw des hui
zes had het slachtoffer bezocht in het St.-
Elisabethgasthuis en heeft haar gevraagd of
zij zich iets kon herinneren van één of an
dere gebeurtenis. Woensdagmiddag was zij
per fiets van Haarlem naar Amsterdam ge
reden, zooals zij wel meer doet, om haar
verloofde te bezoeken. Zij is toen in zijn ge
zelschap weer per fiets in de richting Haar
lem vertrokken. Hoe ver deze haar heeft
gebracht, weet zij echter niet meer te her
inneren.
Het meisje was erg zwak en klaagde over
pijn in het achterhoofd. Zij dacht, dat zij
aangereden was, doch kon dit niet met ze
kerheid verklaren. Zooals bekend, was zij
niet gewond en ook vertoont zij geen tee
kenen van geweldpleging.
RECHTZAKEN
DE VARKENSGESCHIEDENIS MET
BELGIë.
Donderdag heeft een van de vier ver
dachten uit de zaak van de fraude met voor
export bestemde bacon-var kens, de gear
resteerde N. S., uit Ouderkerk, in hooger
beroep terecht gestaan wegens een over
treding van de Vleeschkeuringswet; hij was
in het bezit geweest van 35 kilo dierlijk
vet, dat niet van de vereischte keuringstem-
pelmerken was voorzien geweest. Verdach
te was in hooger beroep gekomen tegen
een vonnis van den Rotterdamschen kan
tonrechter die hem veroordeelde tot 250
boete, subsidair 50 dagen heohtenis.
Nadat eenige formeele verklaringen wa
ren afgelegd, vroeg de president, of er ook
verband was tusschen deze zaak en de
groote fraude-affaire met België.
Hierbij kwam vast te staan dat het con
tact met België reeds bestond, want het
vet, waarop deze strafzaak betrekking had,
was ook van smokkelhandel met België af
komstig.
Het O.M. eischte bevestiging van het von
nis.
Uitspraak 29 dezer.
BRANDSTICHTING IN HET GEBOUW
DER ARBEIDSBEMIDDELING TE LISSE.
Voor de Haarlemsche rechtbank heeft
gistermiddag terecht gestaan een 30-jarige
bloemistknecht uit L i s s e, terzake brand
stichting in het gebouw der Arbeidsbemid
deling aldaar, gepleegd in den nacht van
1 op 2 Januari.
Verdachte had 's avonds bij vrienden zit
ten kaarten, waarbij hij volgens zijn ver
klaringen, nogal stevig gedronken had.
Thuisgekomen had hij een limonadeflesch-
je met petroleum gevuld en eenige papie
ren bij zich gestoken, waarna hij naar het
gebouw der Arbeidsbemiddeling was ge
gaan. Hij stopte het papier in de houten
brievenbus, goot de petroleum er over en
gooide eenige brandende lucifers in de bus.
Door gebrek aan zuurstof was het vuurtje
echter uitgegaan. Een gedeelte van de cor
respondentie in de bus was verkoold. Ge
lukkig had het vuur zich niet medegedeeld
aan het geheel van hout opgetrokken ge
bouw, waarin de administratie van den ge
meentelijken dienst van arbeidsbemidde
ling en werkloosheidsbestrijding was on
dergebracht.
Verdachte kon geen motieven voor zijn
daad aangeven. Wrok tegen de arbeidsbe
middeling had hij niet, want hij woonde bij
zyn ouders in en wist dat hij geen recht
op steun had. Het was niet zijn bedoeling
geweest brand te stichten. Op de vraag,
waarom hij juist het gebouw van de ar
beidsbemiddeling had uitgezocht en b.v.
niet het Piusgebouw aan den overkant of
zijn eigen huis, kon hij geen antwoord
geven. De president wees hem er op, dat
hij niet in een dronkemansopwelling heeft
gehandeld, daar uit zijn voorbereidingen
wel bleek, dat hij met overleg te werk was
gegaan.
Toen verdachte een lucifer in de brieven
bus had geworpen, had hij het petroleum-
fleschje in den tuin van het patronaatsge
bouw aan den overkant gegooid en was
weggegaan. Hij kwam echter direct weer
terug, naar hij zeide, omdat hij spijt gekre
gen had van zijn daad. Hij merkte, dat het
vuur gedoofd was en ging naar huis. Nog
later kwam hij zich evenwel weer overtui
gen, dat het gebouw niet in brand stond.
De inspecteur van politie, Warmenhoven,
die als getuige werd gehoord, had bij het
onderzoek o.a. in de brievenbus een ver