25ste Jaargang
WOENSDAG 14 MAART 1934
No. 7760
DAGBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN
DE ABONNEMENTSPRIJS bedraagt bij vooruitbetaling:
Voor Leiden 19 cent per week2.50 per kwartaal
By onze Agenten 20 cent per week 2.60 per kwartaal
Franco per post 2.95 p?- kwartaal
Het Geïllustreerd Zondagsblad is voor de A 's ver
krijgbaar tegen betaling van 50 cent per k ral, bü
vooruitbetaling. Afzonderlijke nummers 5 cent, met
Geïllustreerd Zondagsblad 9 cent.
Bureaux: PAPENGRACHT 32, LEIDEN
TEL. INT. ADMINISTRATIE 93S, REDACTIE IS II
GIRONUMMER 103003, POSTBUS No. 11
DE ADVERTENTIEPRIJS BEDRAAGT:
C.jrone Advertentiën 30 cent per regel
Voor Ingezonden Mededeelingen wordt
het dubbele van het tarief berekend.
TELEFOONTJES van ten hoogste 30 woorden, waarin bo
betrekkingen worden aangeboden of gevraagd, huur «o
verhuur, koop en verkooD: 0.50
DIT NUMMER BESTAAT UIT DRIE
BLADEN.
„Het blijve goed gaan"
Hooggeachte Rediactie,
U waart zoo vriendelijk mij te zenden de
Leidsche Courant van 8 Maart li., waar
voor dank.
Met U ben ik het eens, dat men tegen
woordig overdrijft in het creëeren van ju
bilea. In casu moet ik mij echter van be-
oordeeling onthouden.
Laat mij daarom U hartelijk mogen dank
zeggen voor Uwe waardeerende woorden,
èn in het bijzonder voor het daaraan toe-
gevoeg woord van kritiek, dat mij aanlei
ding geeft het volgende te schrijven.
Het was voor mij een verrassing te ver
nemen, dat sommige na lezing van artike
len van mij (welke werd niet aangeduid)
tot de conclusie waren gekomen, dat het
volgens mij ince R. K. S t a a tsp ar tij
niet goed gaat. Laat mij de zoodand-
gen aanstonds mogen geruststellen met de
verzekering, dat mocht het onverhoopt
ooit zoover komen, dat naar mijne meening
het in de R. K. Staatspartij „niet goed
gaat" ik dat, mijn gewoonte getrouw,»
spontaan zal zeggen.
Maar ook daar, waar het goed gaat, zal
er toch steeds wel iets te verbeteren zijn.
Daarop te wijzen is ieders plicht.
Nu staat het vast, dat er op staatkundig
terrein veel te -erbeteren valt, juist in de
zen tijd.
In het jongste Vastenaonendement lezen
we:
„Wij weten zeer goed, dat allerlei
grieven worden ingebracht tegen de
bestaande inrichting van den Staat,
tegen de verschillende partijen en ook
tegen de katholieke Staatspartij".
En in het belangrijke stuk in October 1.1.
gepubliceerd door Mgr. Dr. van Noort lezen
we:
„Wü ontkennen geenszins, dat het
parlementaire stelsel, ook in ons Vader
land, in een staat van verwording ver
keert, dat het partijwezen misschien
wel omdat het totaal ongeregeld is ge
laten, bovenmatig is uitgegroeid, dat de
volksvertegenwoordiging eenerzijds
door het ontbreken van parlementaire
meerderheidsvorming, den volksinvloed
niet tot voldoende gelding kon doen
komen, anderzijds door velen barer
leden voortdurend gedreven wordt op
een terrein, dat niet het hare, maar
dat der Regeering is, en zoodoende het
regeeren uitermate belemmert.
Wij ontkennen ook niet, dat de Over
heid, hetzij uit eigen wil, hetzij noodge
dwongen, veel te slap is geweest in het
beteugelen van uitwassen op allerlei
gebied.
Derhalve, wij erkennén, dat hervor
ming en saneering van ons staatkun
dig leven noodzakelijk is en urgent is".
Ik mag dus wel als vaststaand aannemen,
dat er heel wat te hervormen en te sanee-
ren valt
Voor zooverre zulks moet geschieden
door den wetge\ er, zullen ook wij katholie
ken daarbij hebben mee te werken, maar
daarnaast zullen wij de noodige verbete
ringen hebben aan te brengen op eigen
katholiek terrein. Men vergete toch niet,
dat de strijd an in het buitenland èn hier,
zich vooral richt tegen het partijwezen,
tegen de partijen.
Nu mag men stellig niet van eenieder,
die zegt dat verandering moet komen,
eischen, dat hij ook zegt, hoe dat moet.
Ik stem U echter gaarne toe, dat men
het wel mag vergen van mij.
Immers, wanneer men jarenlang heeft
mogen werken op politiek terrein als mij
is te beurt gevallen, dan verkrijgt men van
zelf daarin ligt niet de minste verdiens
te gelijk U schrijft „een schat van
e r v a r i n g".
Plicht acht ik het zooveel maar eenigs-
ains mogelijk anderen van dien schat van
ervaring te doen profiteeren o.a. door pu
blicaties in de Pers, waartegenover ik voor
mij dan ook een zekere mate van vrijheid op
het terrein der Pers meen te mogen vra
gen. In den loop der jaren heeft daaraan
nu en dan wel eens wat ontbroken, waar
op ik natuurlijk hier niet verder kan in
gaan.
En wat verder dien „schat van ervaring"
betreft, ik heb dien steeds ten volle ter
beschikking gesteld, aan anderen overla
tende al dan niet er van gebruik te ma
ken; ik zal zoo blijven doen.
Wat mij echter zoo buitengewoon ver
baast: in uw artikel te moeten lezen, dat
ik, naar de meening van sommigen, nim
mer conyeet aangaf, wat er zoo al ge
beuren moest.
Zie eens, Mijnheer de hoofdredacteur, ik
heb naar aanleiding daarvan mijn
eens opgeslagen en mijn verzameling van
artikelen gezien geschreven in De Maasbode
De Tijd, Het Centrum, Utrechtsche Courant,
Limburger Koerier, Gelderlander, Residen
tiebode. En nu zal het me een voorrecht
zijn U eens te mijnent te mogen ontvangen
om U eens een overzicht te geven van al
hetgeen door mij concreet werd aan
gegeven ter bevordering van den goeden
gang van zaken op katholiek-politiek ter
rein.
Laat mij in afwachting daarvan U zeer
summier en zonder aanspraak te maken op
volledigheid U enkele punten mogen op
sommen, door mij ter sprake gebracht.
1. Toen bij de jongste verkiezingen het
ontstellend, tot dusverre niet voorgekomen
feit te constateeren viel, dat honderden
(naar de meening van sommigen duizen
den) katholieken, en waarlijk niet de min
ste, hun stem op een der niet-katholieke
partijen hadden uitgebracht, gaf ik het ad
vies daaraan bijzondere aandacht te schen
ken en vooral eens rustig te gaan
praten binnenskamers. (Zie mijn artikel
in De Maasbode van 22 Augustus 1933 en
de reactie daarop in de Volkskrant van 23
en 24 Augustus en in De Maasbode van
29 Augustus). Welnu, het advies is opge
volgd met zeer goed resultaat, en van
harte hoop ik, dat de rustige besprekingen
binnenskamers in contact met de leiding
zullen worden voortgezet.
2. Noodig acht ik, zeker na de wijze,
waarop er in '29 en in '33 mede is gemani
puleerd geworden, de afschaffing der kwa
liteitszetels thans omschreven zetels.
Dat zeg ik niet pas nu, maar heb het her
haaldelijk uitgesproken. Nog ten vorigen
jare, toen ik te Druten de beginsel-politiek
tegenover de belangen-politieke verdedigde
en een der aanwezigen mij vroeg, of daar
mee niet lijnrecht streed het instituut der
kwaliteitszetels, heb ik dan ook onomwon
den geantwoord, dat genoemd instituut, ge
lijk wij het kennen, door mij geacht wordt
te zijn een de partij ondermijnend insti
tuut.
3. Noodig is, dat in eiken kieskring de
lijstaanvoerders zijn een der meest op den
voorgrond tredende politieke persoonlijk
heden. De andere partijen hebben dat zeer
goed ingezien.
4. Noodig is, dat weder stipt de hand
worde gehouden aan de kennisgeving van
het Nederlandsch Episcopaat van Februari
1918, gericht aan alle Katholieke Sociale
Organisaties betreffende het stellen van
z.g. standscandidaten.
5. Noodig is, zeer zeker nu, wil men de
partijen handhaven (iets wat met alle
kracht moet worden nagestreefd voor wat
betreft de partijen, steunend op een be
paalde. levens- en wereldbeschouwing) dat
alle partijen, dus ook de katholieke, zich
beijveren om naar de vertegenwoordigende
lichamen personen af te vaardigen, die zijn
vrjj en onafhankelijk. Met instem
ming zie ik dan ook, dat meer dan eene po
litieke groep voorstelt, dat vrijgestelden niet
thuis behooren in de vertegenwoordigende
lichamen; met instemming las ik in de
„Maasbode" van 15 Augustus: „Personen,
al te eng aan een bepaald groepsbelang
verbonden, dienen niet als volksvertegen
woordiger op te treden". (Zie ook Mr. van
Haren in de „Maasbode" van 17 Augustus).
Volgaarne zou ik alle eer hebben gelaten
aan hen, die er nu mede aankomen. Ver
wijt men mij echter, dat ik niets concreets
weet aan te geven, dan dwingt men mij in
herinnering te brengen, dat ik, gedachtig
aan het „principüs obsta" op deze voor de
ontwikkeling van het staatkundig leven
uiterst belangrijke zaak (ook het buiten
land bewijst dat) reeds ongeveer 20 jaar
geleden de aandacht heb gevestigd. Toen
miste men echter den moed mij bij te val
len, althans in het openbaar.
6. Noodig is, dat den katholieken steeds
worde voorgehouden, en dat uit daad, woord
en geschrift der leidende personen onom-
wonde blijke, dat de Katholieke Staat
kunde er in de eerste plaats op gericht zij
te bevorderen, dat gelijk Mr. Romme
het onlangs te Utrecht zoo kernachtig uit
drukte de Staat zij een deugdelijk
instrument tot verheerlijking
van Christus. Daarmede zal men ook
de jeugd kunnen begeesteren het aantal
I redevoeringen en artikelen van mij daar-
1 aan gewijd is legio.
J Meermalen heb ik er dan ook op aange-
drongen de rede van prof. Aengenent te
Maastrioht onder de kiezers te versprei-
i den.
7. Noodig is, dat in de katholieke partij
j vaststa, waarheen men stuurt, naar een
Christelijk Kabinet of naar eene samenwer-
king, die tot andere formatie kan leiden,
b.v. naar eene met de sociaal-democraten.
I Daaromtrent moet klaarheid bestaan vóór
de verkiezingen. Men zjj ten deze voor
100% oprecht. Uit den verkiezingsstrijd,
gelijk die door ons gevoerd wordt, moet
j duidelijk blijken, welke de gezindheid der
candidaten ten opzichte der samenwerking
met andere partijen is.
8. Noodig is.... Mijnheer de hoofdre
dacteur, ik zou nog een heelen tijd kun
nen voortgaan, maar ook dan nog niet vol
ledig zijn. Bij uw bezoek te mijnent daar
over meer. En aan hen, die in het boven
staande nog niet genoeg concreets ont
dekt hebben, zult U wel zoo vriendelijk
willen zijn te zeggen, dat ook zij mij steeds
hartelijk welkom zullen zijn en dan nog
heel wat meer kunnen vernemen alle
maal zaken gelijk de bovenstaande, reeds
verschillende malen door mij gezegd en
geschreven.
Of uit het bovenstaande nu valt af te
leiden, dat het niet goed gaat in de R. K.
Staatspartij?
Allerminst. Maar ieder heeft tot plicht
het zijne bij te dragen, opdat het blijve
goed gaan.
Ook ik hoop dat te doen en wèl op de
wijze, die mij op grond van opgedane er
varing is gebleken deugdelijk te zijn.
Met ware hoogachting heb ik de eer te
zijn.
Uw dw. dr,
A. VAN WIJNBERGEN.
Utrecht, 10 Maart 1934.
't Verheugt ons, dat onze driestar naar
aanleiding van den 65sten verjaardag van
mr. A. Baron Van Wijnbergen aanleiding
is geworden tot het schrijven van een arti
kel als het bovenstaande.
Eerstens, omdat van deze zeer bevoegde
zijde nu nog eens in onze courant wordt
gezegd, wat wij ook zelf herhaaldelijk heb
ben opgemerkt: „dat er heel wat te her
vormen en te saneeren valt". Wij zijn 't
hiermede volkomen eens.
Vervolgens, omdat de heer Van Wijnber
gen nu de gelegenheid heeft gekregen, om
te verklaren, dat hij niet van meening is,
dat het in de R. K. Staatspartij niet goed
gaat. Wij kunnen verzekeren, dat som
migen, of misschien zelfs velen, tot nu toe
betreffende deze meening van den heer
Van Wijnbergen in twijfel verkeerden.
Had de heer Van Wijnbergen daartoe dan
aanleiding gegeven?
„Wat mij echter zoo buitengemeen
verbaast: in uw artikel te moeten lezen,
dat ik, naar de meening van sommigen,
nimmer concreet aangaf, wat er zoo
al gebeuren moet".
Aldus rioht zich de heer Van Wijnbergen
tot ons.
En wij zouden zijn verbazing volko
men kunnen verklaren, indien wij al
dus hadden geschreven! Maar wij hebben
niet geconstateerd, dat de geachte schrij
ven „nimmer" concreet aangaf, wat er
zoo al gebeuren moet. Natuurlijk niet. Wij
hebben gewezen op artikelen uit den
laatsten tijd; wij schreven n.L:
„En nog, hoewel geen plaats meer
innemend in het politieke leven als af
gevaardigde of organisatie-leider, leeft
de heer Van Wijnbergen met dat poli
tieke leven intens mee, wat oun. kan
blijken uit artikelen van politieken
aard, die hij herhaaldelijk in de katho
lieke pers schrijft.
Naar aanleiding van die artikelen
willen wij ons echter hier veroorloven,
bescheidenlij k, een opmerking te ma
ken".
Welnu, die (door ons bedoelde) artike
len van den heer Van Wijnbergen werden
inlaten we zeggen: een soort alarm-toon
geschreven, waardoor 't o.i. alleszins ver
klaarbaar is, dat de indruk werd gevestigd,
dat het naar de meening van den schrijvtr
in de R. K. Staatspartij niet goed gaat.
Welke indruk psychologisch nog meer ver
klaarbaar wordt, omdat in d i e artikelen
inderdaad nimmer concreet werd aangege
ven, wat er zooal gebeuren moet.
In de „Maasbode" van 5 Sept. 1933, ver
scheen een artikel onder den alarmeeren-
den titel: „Daden". De R. K. Staatspartij
moet daden stellen. Maar ook zelfs de ge
ringste aanwijzing, welke daden, ont
breekt.
In de „Maasbode" van 13 Sept. 1933 een
artikel „Te laat?", waarin we deze ernstige
waarschuwing lezen: „Neen onderschat
worde niet, wat gaande is heden ook
hier te lande. Ernstig geve men er zich
rekenschap van, dat in steeds breedere krin
gen iets anders gevraagd wordt op
staatkundig terrein...." En verder wordt
geconstateerd, dat het parlementair stelsel
moet bewijzen, dat het een goed is voor
land en volk. „Wordt dat bewijs niet gele
verd en niet door daden geleverd, dan
valt er op voortbestaan niet te reke
nenWederom, met geen enkel woord
wordt gewezen naar dat waarin het „iets
anders", hetwelk gevraagd wordt, moet be
staan.
In de „Maasbode" van 9 Febr. 1934 een
artikel: „Op een dwaalweg", waarin ook
weer wordt geconstateerd: „Hervorming en
saneering is noodig, ook in en door de R. K.
Staatspartij", maar waarin ook weer iedere
verdere concerete aanwijzing ontbreekt.
Nu kan de hooggeachte schrijver dezer
artikelen ons tegenwerpen, dat men dat al
les moet bezien in het licht van wat hij
vroeger en elders heeft geschreven, maar
iemand als de heer Van Wijnbergen weet
even goed door zijn zoo veel rijkere er
varing: beter dan wij, dat artikelen als de
hier bedoelde worden gelezen en beoordeeld
geheel opzichzelf s.-iand. Trouwens, ook
is, zelfs al beschouwt men de geciteerde
artikelen in verband met andere, nóg niet
in alles heel duidelijk, hoe dat verband
moet worden gelegd!
Wïj zijn intusschen den hoogst ver
dienstelijken leider der katholieke actie op
politiek en ander terrein dankbaar, dat hij
nu zeer duidelijk heeft geschreven, dat liet
zijn bedoeling niet is geweest, te constatee
ren, dat het niet goed gaat in de R. K.
Staatspartij, maar dat hij door te wijzen
op dingen, die z.i. verbeterd moeten wor
den, alleen bedoelde mede te werken, dat
„het blijve goed gaan" een wensoh,
dien wij boven dit artikel hebben ge
plaatst, omdat daarin o.i. de hoofd-tendenz
van dit artikel van den heer Van Wijnber
gen ligt.
Wij hebben te veel waardeering voor
iemand als den heer Van Wijnbergen, dan
dat wij niet op hoogen prijs zouden stellen,
duidelijk te weten, hoe h ij denkt over den
gang van de politieke zaken!In die
waardeering ligt de verklaring van onze
critiek in ons nummer van 8 Maart.
Wij zullen hier nu niet verder ingaan op
alles wat de heer Van Wijnbergen in bo
venstaand artikel betoogt. En wij zullen
gaarne de ons zoo hoffelijk gedane invitatie
te zijner tijd beantwoorden.
BINNENLAND
VERHOOGDE KINDERAFTREK.
Eenige verlichting voor gezinnen met meer
dan vijf kinderen.
Op zichzelf bestond tegen den inhoud
van het wetsontwerp in zake technische
herziening van het tarief der inkomsten
belasting geen bezwaar, zoo verklaart de
commissie van voorbereiding uit de Tweede
Kamer in wier handen dit wetsontwerp is
gesteld.
Bij het mondeling overleg met den minis
ter van Financiën is de vraag opgeworpen
of het niet mogelijk zou zijn om, althans
voor de grootste gezinnen tot een eenigs-
zins verhoogden kinderaftrek te komen.
Nadere overweging van deze aangelegen
heid heeft er toe geleid, dat de minister
alsnog een wijziging in art. 1 van het ont
werp heeft gebracht. Deze wijziging, die
een verhooging van den kinderaftrek voor
gezinnen met meer dan vijf kinderen be-
teekent, beoogt tevens een technische ver
betering in de bestaande regeling van den
kinderaftrek.
Het offer, dat deze wijziging van 's rijks
schatkist vraagt, zal voor de inkomstenbe
lasting 200.000 bedragen en voor de
hoofdsom der gemeentefondsbelasting een
gelijk bedrag. De minister meende n.l. dat
het gewenscht is, dezen verhoogden kinder
aftrek ook te doen gelden voor laatstge-
melde belasting. Wel is waar zal daarvan
het gevolg zijn, dat de gemeentelijke op
centen op deze belasting iets minder zullen
opbrengen, doch het bedrag, waarmede de
hoofdsom wordt verminderd, is niet zoo
groot, dat van een verlies van beteekenis
voor eenige gemeente sprake zal kunnen
zijn.
De bestaande regeling komt hierop neer,
dat, indien het aantal kinderen meer dan
vier bedraagt, de aftrek voor de eerste vier
kinderen blijft bepaald op de vermindering,
genoemd in het eerste lid van art. 38, ter
wijl die voor het vijfde kind op 2 1/4 maal
deze vermindering wordt gebracht, doch
die van de volgende kinderen op slechts
11/4 maal deze vermindering wordt ge
steld. De minister meende deze inconse
quentie te kunnen wegnemen door den af
trek voor de kinderen boven vier op een
zelfde bedrag te bepalen.
Dit bedrag zou kunnen worden gesteld
op 2-1/4 maal de vermindering, die in het
eerste lid van art. 38 voor elk kind is be
paald. Door zulk een regeling zullen de
grootste gezinnen worden gebaat. Een be
lastingplichtige met tien kinderen, die een
inkomen heeft van 5000, geniet thans een
kinderaftrek van 2500; bij de voorgestel
de regeling zal hij aan aftrek genieten:
voor de eerste vier kinderen viermaal twee
honderd gulden, d.i. achthonderd gulden
en voor de volgende zes kinderen zesmaal
21/4 maal 200 of 2700, tezamen dus
3500.—.
Ten slotte zegt de minister nog in ver
band met wenschen in de commissie geuit,
dat een verruiming van den kinderaftrek
noodgedwongen zal moeten wachten, tot-
VOORNAAMSTE NIEUWS.
BUITENLAND.
Aanvallen op kardinaal Faulhaber. (2e
blad).
Reorganisatie van het economische leven
in Duitschland. (2e blad).
De toestand in Spanje blijft gespannen.
(2e blad).
Staat van oorlog in Estland. (2e blad).
Is er nog leven in de gezonken Japansche
torpedoboot? (Buitenl. Ber. 2e blad).
BINNENLAND.
Conflict in het maatkleedingbedrijf ge
ëindigd. (1ste blad).
Geruchten over een terugkeer van den
voormaligen Duitschen Keizer naar Duitsch
land ongegrond. (1ste blad).
Minister Oud over belastingen en de
groote gezinnen. Een kleine tegemoet
koming der groote gezinnen. (1ste blad).
Doodelijk auto-ongeluk te Tegelen.
De chauffeur reed door, doch is gearres
teerd. (Gem. Ber. 3de blad en Laatste Ber.)
Nabij Zwolle is hedenmorgen een perso
nentrein ontspoord. De passagiers kwa
men er goed af. (Laatste Ber.).
Tramontsporing in het Westland. (Gem.
Ber. 3de.blad).
SPORT EN WEDSTRIJDEN.
Alle spanning in de Berlijnsche Zesdaag-
sche geweken doordat Jan van Kempen op
gaf. (3e en le blad).
dat het mogelijk zal zijn haar door te voe
ren, zonder dat daartegenover elders in
het tarief der inkomstenbelasting een equi-
valant zal moeten worden gevonden.
Dan zal het mogelijk zijn eenerzijds een
verlichting van druk voor de groote gezin
nen over de geheele lijn te bewerkstelligen,
anderzijds de bezwaren te ontgaan, waar
toe het in het verslag opgenomen stelsel
aanleiding geeft. De minister betreurt het,
dat hij in dezen tot geen andere conclusie
heeft kunnen komen. Het zijn echter uit
sluitend de moeilijke financieele omstan
digheden van dezen tyd, die daarvan de oor
zaak zijn.
REGELING VAN HET KERKELIJK
CREDIET IN HET BISDOM
HAARLEM.
Het bij enkele kerkelijke crediteuren
aan den dag getreden ongeduld, geeft de
commissie tot regeling van het Kerkelijk
Crediet aanleiding tot de volgende mede-
deeling.
De commissie beschouwt het als haar
taak een regeling te treffen, die de finan
ciën der noodlijdende kerkbesturen we
derom op een gezonde basis brengt Met
maatregelen, die tijdelijk de moeilijkhe
den overbruggen, zijn de kerkbesturen
niet geholpen en de crediteuren niet ge
diend.
Daarvoor bleek het allereerst noodig een
algemeen overzicht van de bestaande
moeilijkheden te verkrijgen, teneinde een
deugdelijke basis voor de reorganisaties
te vinden.
Bovendien is de commissie doende maat
regelen te adviseeren en voor te bereiden,
om van belanghebbende zij de zooveel mo
gelijk medewerking, ook financieele, te
verkrijgen.
Een en ander stelt de commissie voor
een ve,el omvangrijker arbeid, dan men
aanvankelijk dacht. Daar echter alleen op
die wijze alle betrokken belangen werke
lijk gediend worden, vertrouwt de Com
missie .eenig geduld van de crediteuren te
mogen vragen.
ES 1ST NICHT WAHR".
Officieele ontkenning uit Doorn.
Bij informatie naar de juistheid van het
V.D.-bericht betreffende een door den ex-
keizer voorgenomen bezoek aan Duitsch
land in verband met financieele aangelegen
heden van particulieren aard, werd van of
ficiële zijde medegedeeld, dat dit bericht
als uit de lucht gegrepen moet worden be
schouwd.