fSTÖFFEfr m WAALS Haarl.straat 130-136^ MODERNE MANTELSTOFFEN lil GRATIS KNIPPEN VRIJDAG 24 NOVEMBER 1933 DE LEIDSCHE COURANT EERSTE BLAD PAG. 2 Wij konden beslag leggen op eene schitterende partij (UITSLUITEND VANUIT SEIZOEN) Wij besloten deze geheel/ par Si in! detj verkoop te brengen met een korting/op demnon alen prij6 van: V Buitendien staat onze coupeuse voor AU cflSponibel om gekochte stoffen bij aankoop', van tenminste Fl. 5. (ook japonstoflfen) naar een aqor UAiitgezocht model te knippen. Profiteer van deze buitengewone gelegenheid. De prijs kan nu geen bezwaar zijn, terwijl door het alle moeilijkheden verbonden aan bet zelf maken van Uwe kleeding zijn opgeheven BAROMETER. naar waarnemingen verricht in den morgen van 24 Nov. 1933, medegedeeld door het Kon. N ju. i .eteoroL Instituut te De Bildt. Hoogste barometerst.: 767.5 te Thorshavn. Laagste barometerst.: 749.8 te Memel. Verwachting tot den avond van 25 Nov.: Zwakke tot matige Noordelijke tot Oos telijke wind, neve lig tot licht of half bewolkt, weinig of geen neerslag, kou der des nachts, over dag weinig verande ring in temperatuur. Het depressie-systeem over Scandinavië bewoog zich Zuidwaarts en de as passeerde in den loop van den nacht het Noorden en midden van ons land. daarbij eenigen regen brengend. Over de Noorsche Zee en Scan dinavië komt thans weer een hoog drukge- bied tot ontwikkeling dat ons weer Oos tenwind met koudere nachten zal brengen. In Duitschland is onder de depressie-invloed het vorstgebied geheel verdwenen. In Fin land nam de vorst toe, terwijl zij in mid den-Zweden minder zwaar werd. Over IJs land en het Noorden van de Britsche Eilan den steeg de temperatuur. Tengevolge van den aanvoer van koude lucht uit Noord en Noord-Oost is ten onzent de mistoestand geheel verdwenen. De nachtelijke afkoeling kan echter morgen eenige ochtendnevel brengen. Het is verder over het vasteland vrij rustig weer, met in Frankrijk, Duitsch land en Engeland zwakke winden. In Schotland en Scandinavië waait het hier en daar krachtig, terwijl aan onze kust bij buitjes de wind nu en dan wat aanwak kert. De gisteren genoemde depressie in het Westen op den Oceaan bleef nog steeds sta tionair. LUCHTTEMPERATUUR. Temp- -atuur des middags te half drie 7.— gr. C. LICHT OP VOOR FIETSERS CA.: Van Vrijdagnamiddag 4.25 uur tot Zaterdagmorgen 7.08 uur. HOOG WATER. Te Katwijk: op Zaterdag 25 Nov. voorm. 8.56 en nam. 9.35 uur. VERDERE LOONSVERLAGING BIJ DE NEDERLANDSCHE SPOORWEGEN? In een vergadering van den personeel- raad kwam een schrijven van de directie aan de orde, waarin werd meegedeeld, dat naar het gevoelen der regeering verdere loonsverlaging onvermijdelijk is. In verband hiermede wenscht de direc tie den geldigheidsduur van het R. D. V. met twee maanden, dus tot 1 Maart 1934, te verlengen, ten einde tijd tot voorbereiding der loonsverlaging te vinden. In een gemotiveerd schrijven heeft de raad zijn ernstige bezwaren tegen de voor nemens tot verlaging der loonen aan de directie ter kennis gebracht en haar om een onderhoud verzocht. TIJDELIJKE KORTING OP INDISCHE PENSIOENEN. Vele Tweede Kamerleden hebben ernstige bezwaren van principieelen aard. Aan het Voorloopig Verslag der Tweede Kamer over het ontwerp tot tijdelijke kor ting der pensioenen, onderstanden en ga- gementen van gewezen Indische landsdie naren, locale beambten en bijzondere leer krachten wordt het volgende ontleend. Bij vele leden bestonden tegen de in het ontwerp vervatte regeling, voor zoover die reeds verleende pensioenen betreft, ernstige bezwaren van principieelen aard. Hem aldus deze leden die als ambtenaar in dienst der overheid treedt, wordt voor gehouden dat hij als vergoeding voor de door hem te bewijzen diensten gedurende den tijd zijner werkzaamheid een zeker bedrag per jaar en daarna gedurende de rest van zijn leven elk jaar een eveneens te voren vastgestelde som zal ontvangen. Het eerste wordt salaris, het tweede pen sioen genoemd. Beide zijn echter volkomen gelijkwaardige bestanddeelen van het loon, dat hem voor zijn arbeidsprestatie wordt uitgekeerd. Zoowel het salaris als het pen sioen is verdiend, als de ambtenaar zijn arbeid naar behooren heeft verricht. Even min als salarisregeling met terugwerkende kracht kan worden ingevoerd, welke den ambtenaar zou verplichten een deel van het door hem met zyn arbeid verdiende salaris terug te geven, is het geoorloofd hem een gedeelte te onthouden van dat an dere deel van zijn loon, dat hij eveneens met het verrichten van arbeid heeft ver diend, zijn pension. Nu is natuurlijk het intreden denkbaar van zulk een benarden financieelen toe stand, dat het voldoen aan de verplichting tot het uitbetalen van pensioenen, welke het land tegenover zijn dienaren op zich nam, practisch onmogelijk wordt. Zulk een noodtoestand kan echter thans nog geens zins aanwezig worden geacht. Wel ver toonden Indië's financiën een zeer weinig opwekkend beeld, doch van het niet kun nen voldoen aan 's lands verplichtingen is op dit oogenblik nog geen sprake. Daar voor ligt nog een te groot veld voor bespa ring op de uitgaven open. NIEUWE INVOERTARIEVEN IN NEDERL. INDIë. Hoogerc opbrengst van 6.25 millioen. De regeering heeft een wetsontwerp bij de Tweede Kamer ingediend tot wijziging van het tarief van invoerrechten in Ned.- Indië en bestendiging voor het jaar 1934 van de tijdelijke opcenten op het gewijzig de tarief. Van deze tariefsherziening wordt (exclu sief opcenten) een meerdere opbrengst van 6.25 millioen verwacht. DOOR WELKE MAATREGELEN KAN ONZE JEUGD BESCHERMD WORDEN? Waar de Interdiocesane Jeugdcommis sie den laatsten tijd herhaaldelijk vragen bereiken van de zijden van Besturen van R.K. Jeugdorganisaties vooral, of van den kant van onze katholieke georganiseerde jeugd geen stappen moeten worden ge daan ten opzichte van de geheel bijzon dere gevaren die de jeugd van onzen tijd vooral in den overgangsleeftijd bedreigen, meent de Interdiocesan Jeugdcommissie goed te doen, door middel vcan onze R.K. Pers er op te wijzen, dat zij in dezen reeds geruimen tijd werkzaam is. Reeds in de eerste helft van dit jaar werd door de Interdiocesane Jeugdcom missie een uitgebreid onderzoek ingesteld en dat niet slechts over een of ander be paald onderdeel van dit zoo bij uitstek actueele vraagstuk, doch over het geheele gebied, waarop onze jeugdigen zich be wegen en hen in onzen nieuwen tijd bij zondere gevaren dreigen. Dit onderzoek werd ingesteld door mid del van onze jeugdorganisaties zelf, die daarbij de gelegenheid hadden om de eigen jeugdigen te hooren en aldus van eigen ervaring te getuigen. De resultaten van dit onderzoek wer den door de Interdiocesane Jeugdcommis sie neergelegd in een uitvoering rapport, dat in zijn geheel werd doorgezonden aan den Centralen Jeugdraad en waarvan de hoofdconclusies werden opgenomen in de „Mededeelingen der Interdiocesane Jeugd commissie" van Juli 1.1. Aan het einde van dit rapport werden ook toegevoegd verschillende wenschen, die namens de georganiseerde R.K. Jeugd beweging werden uitgesproken en waar voor de aandacht der betrokken instan ties werd gevraagd. Waar het nu, gezien de vele tot de In terdiocesane Jeugdcommissie gerichte vra gen, ge wenscht lijkt, dat ook in wijder kring aan de werkzaamheden der Inter diocesane Jeugdcommissie bekendheid wordt gegeven, laten we hier dit gedeelte van het rapport volgen, dat omtrent die wenschen en eventueel te nemen maatre gelen eenige aanwijzingen geeft. Na dan ggwezen te hebben op de meer primaire taak van ouders en jeugdorgani saties, waar 't geldt de opvoeding der jeugd in verband met de bijzondere ge varen, die haar in dezen tijd bedreigen, legt het rapport er ook bij zonderen na druk op, dat maatregelen van overheids weg wenschelijk en mogelijk zijn. Het rapport zegt daaromtrent het vol gende: Naast hei werk van de ouders en de jeugd-organisaties, kan hier de hulp van de overheid niet gemist worden. Waar deze gevaren allereerst moéten bestreden worden door practische vor ming van de jeugdigen zelf en de jeugd organisaties daartoe zooveel kunnen bij dragen, dient de Overheid het werk van de jeugdorganisaties te steunen. Ruimer financieele steun, opdat zij haar ethisch en cultureel werk kunnen uitbreiden, is dringend gewenscht. Ruimer gelegenheid ook tot voortgezet onderwijs en ontwikkeling. Speciale steun ter be strijding van de crisiswerkloosheid onder de jeugdigen. Doch tenslotte ook beschermende maat regelen van Overheidswege. Speciaal doe len we hier ook op de Gemeentelijke Overheid. Deze beschermende maatregelen kun nen op de eerste plaats bestaan in strenge handhaving van de bestaande wetgeving op dit terrein en een minder ruime in terpretatie door de Burgerlijke Overheid van wat met de goede orde en de zeden in strijd is. Verder: 1. Beschermende maatregelen tegen ver spreiding van voor de zeden gevaarlijke lectuur, advertenties, affiches en étalagès. 2. Strakker optreden tegen communisti sche propaganda en actie. 3. Maatregelen tegen toenemend strand leven, gemengd kampeeren en vrijen om gang der sexen op den openbaren weg. 4. Betere regeling der Centrale film keuring en controle van Bioscoopprogram 5. Verhooging van toegangsleeftijd tot dancings, vooral wanneer alcohol wordt geschonken. 6. Aanvulling der arbeidswet, speciaal ter bescherming van jeugdige personen. 7. Wettelijk verbod van fabrieks-arbeid voor meisjes beneden de 16 jaren. 8. Voldoende vakopleiding, op eenvou dige wijze, om die meisjes voor vrouwe lijke betrekkingen op te leiden. 9. Door de bestaande middelen beter te gebruiken. De tiende titel van het wet boek van strafrecht tegen overtredingen betreffende de zeden moest, vooral ter wille van jeugdige personen, strenger worden toegepast. Herhaalde aanschrij vingen aan het openbaar ministerie als ook oplettendheid bij de aanstelling van ambtenaren van het openbaar ministerie zullen daartoe de geëigende middelen zijn. 10. Door eenige nieuwe maatregelen. Zoodra art. 56 (nieuw) van de drankwet gesanctioneerd zal zijn, moet een a. m. v. b., die minimum eischen voor drank gelegenheden, waar gedanst wordt, stelt worden uitgevaardigd. Deze maatregel, mits voldoende rigoureus, zal veel kwaad kunnen voorkomen. 11. De arbeidswet vereischt eenige pre- cisieve regels wat betreft het te werk stellen van jeugdige personen om gevaren op zedelijk gebied te keeren. De Interdiocesane Jeugdcommissie kan hieraan nog toevoegen, dat door haar de zer dagen ook voor deze aangelegenheid de bijzondere aandacht is gevraagd van het bestuur der R.K. Staatspartij, van het Bestuur van den Bond van R.K. Ge meenteraadsleden en van de R.K. Frac ties van de le en 2e Kamer der Staten- Generaal. Daarenboven heeft de Interdiocesane Jeugdcommissie in haar laatste bijeen komst besloten een speciale Commissie in het leven te roepen, om de wenschen van onze georganiseerde R.K. Jeugdbeweging in dezen zoo sterk mogelijk levendig te houden en tegelijk na te gaan, wat prac tisch gedaan kan worden, om deze wen schen ook tot uitvoering te doen komen. Zooals uit het bovenstaande voldoende zal blijken, heeft de Interdiocesane Jeugd commissie getracht het geheele terrein zoo breed mogelijk te overzien. Vandaar, dat zij niet stil is blijven staan bij een of an der onderdeel, dat misschien meer direct om voorziening vraagt; zonder directe maatregelen uit te sluiten, heeft zij haar aandacht gericht gehouden op dat geheele complex van nooden en gevaren, die onze jeugd in onzen tijd over de geheele linie bedreigen en heeft zij daaruit opgebouwd een program van wenschen, waaruit met behulp van onze georganiseerde jeugd en van ons geheele katholieke volk een be tere wereld voor de jeugd kan groeien. Namens de Interdiocesane Jeugdcomm. G. BANNENBERG, Secretaris. B. H. DE GROOT, Voorzitter. INVOER VAN VEEKOEKEN GECONTINGENTEERD. Bij Kon. Besl. is de invoer van veekoe ken voor den tijd van zes maanden gecon- tingenteerd. Onder veekoeken vallen: lijnkoeken, raapkoeken, grondnotenkoeken, katoen- zaadkoeken, sesamkoeken, soyakoeken, co- coskoeken, palmpitkoeken en alle andere soorten veekoeken. Onder koeken wordt verstaan koeken, al dan niet gebroken, meel van koeken, schroot en schilvers, al les voor veevoeder. De contingenteeringsbepalingen gelden van 1 November 1933 tot 30 April 1934. Het percentage van den toegestanen in voer is vastgesteld op 100 van de hoeveel heid welke van ieder artikel gemiddeld per 6 maanden ingevoerd werd in het tijd vak 1 Juli 1931 tot en met 30 Juni 1933. BESMETTELIJKE ZIEKTEN. In de week van 12 tot en met 18 Novem ber zijn in ons land aangegeven 7 geval len van buiktyphus. 2 van para typhus (typheuze vorm), 2 van paratyphus (gastra-enteritische vorm), 9 van dysenteria bacillaris (Amsterdam 1, Sint Oedenrode 4), 326 van roodvonk (Rot terdam 81, Amsterdam 56, Den Haag 25, Leiden 16, Maastricht 13). 99 van diphterie (Rotterdam 11, Venlo 7, Amsterdam 12, Dén Haag 12), 4 van nek kramp, 8 gevallen van poliomyelitis ante rior acuta. 1 geval van encephalitis lethargica en 1 geval van ziekte van Weil. Het aantal sterfgevallen aan infuenza, bronchitis en pneumonie in de 48 gemeen ten met meer dan 20.000 zielen, omvatten de op 1 Juli 1933 eene bevolking van 4.049.715 inwoners, voorgekomen geduren de de week van 12 tot en met 18 No vember 1933 bedroeg aan influenza 3; bronchitis (acuta, chronica) 12; bronchep- neumorie (capillaire bronchitis) 42; lobaire pneumonie (croupeuze pneumonie) 4; pneumonie zonder meer 19; totaal 77 ge vallen. Dr. C. H. Kunen t Gistermiddag is in de Mariastichting te Haarlem waar hij sinds eenigen tijd wegens een hartaandoening werd verpleegd, dr. C. H. Kunen op 52-jarigen leeftijd overleden. De overledene was een in Haarlem zeer bekend geneesheer en in de laatste jaren om gezondheidsredenen als oogarts geves tigd. Van 19151927 maakte hij deel uit van den Haarlemschen raad. In dien tijd was hij bestuurslid van verschillenden ver- eenigingen op politiek en charitatief ge bied o.m. vice-president van de Vereeniging „Geloof en Wetenschap" en voorzitter van de R. K. Vereeniging van Haarlemsche va- cantiekolonies. Luitenant-Generaal R. B. A. N. de Quay, t Te 's-Gravenhage is op 64-jarigen leeftijd overleden Z.Exc. luit.-generaal R. B. A. N. de Quay. De overledene werd op 6 December 1868 te Maastricht geboren. Na zijn studies te hebben volbracht aan de Koninklijke Mili taire Academie, werd hij 2e luitenant en doorliep hij de verschillende rangen. Onder het ministerschap van den heer Colijn in het ministère Heemskerk, werd kapitein de Quay adjudant van den mi nister. Daarna trad hij weer in functie op het departement tot 1916. In dat oorlogsjaar deed de behoefte aan een militair attaché te Parijs zich gevoelen en de heer de Quay werd met deze post belast, welke hij tot 1922, toen de post werd opgeheven, ver vulde. De laatste jaren van deze periode was hij tevens militair attaché te Brussel. In 1922 werd de heer de Quay kolonel brigadecommandant te Venlo, later werd hij bevorderd tot commandant der Ille di visie te Breda. Na in 1927 gepensionneerd te zijn, werd luit.-generaal de Quay een jaar later in specteur van de Burgerwachten, welke func tie hij tot zijn dood bekleedde. Luit.-generaal de Quay was ridder in de Orde van den Nederlandschen Leeuw, offi cier in de Orde van Oranje Nassau, offi cier in het Legioen van Eer, commandeur in de Kroonorde van België en onderschei den met verschillende andere buitenland- sche eereteekenen. De uitvaart zal plaats hebben op Zater dag 25 November te half tien in de paro chiekerk van O. L. Vrouw van Goeden Raad aan den Bezuidenhoutschen weg te 's-Gravenhage. De begrafenis geschiedt daarna op het R.-K. Kerkhof te Beers bij Cuyk (N.-B.) „Msbd." HET RIJKSDAGBRANDPROCES „IK HEB HET ALLEEN GEDAAN". Maar de rechtbank gelooft Marinus niet. Bij de voortzetting van het rijksdag brandproces stelde gistermiddag de pre sident aan Van der Lubbe de vraag, waar om hy naar Duitschland is gegaan. V. d. Lubbe antwoordt daarop: „Wegens de nieuwe berichten uit Duitschland", maar hy ontkent, dat hy daarmede de regeering bedoelt. President: „En de brandstichtingen?" V. d. Lubbe: „Daartoe heb ik zelf beslo ten". Op andere vragen antwoordde hij, dat toen hij het besluit nam om het bureau van Maatschappelijken Steun, het Schloss enz. in brand te steken, hij nog niet aan het Rijksdaggebouw had gedacht. Daartoe had hij pas Maandagmorgen besloten. Ook te Henningsdorf had hij daarover nog niet gedacht. President: „Dat is zeer onwaarschijnlijk en ik geloof u oók niet". V. d. Lubbe: „Op weg van Henningsdorf naar Berlijn viel me 's morgens de ge- AGENDA LEIDEN. Dinsdag. Fritz Hirsch Operette „Das Drei- madlerhaus" Schouwburg 8.15 uur. Vrijdag. K. J. M. V. „St. Peter Kanis", So ciale vorming, Eigen Huis, 8.30 uur. De avond-, nacht- en Zondagsdienst der apotheken wordt van Maandag 20 tol en met Zondag 26 Nov. a.s. waargeno men door de apotheken: G. F. Reijst, Steen straat 35, telef. 136, en A. J. Donk, Doeza- straat 31, telef. 1313. dachte in om een gebouw in brand te ste ken. In de Müllerstrasse heb ik toen, na dat ik erover had nagedacht welk gebouw in aanmerking zou komen, besloten het Rijksdaggebouw aan te steken". Pres.: „Dat gelooft niemand. Overigens hebben de deskundigen geconstateerd, en ook het gezonde menschenverstand oor deelt aldus, dat ge het Rijksdaggebouw niet alleen in brand kunt hebben gesto ken". V. d. Lubbe: „Ik heb den brand gemaakt en deze heeft zich vanzelf uitgebreid". Pres.: „En wie heeft voor het overige, voor de voorbereiding, gezorgd?" V. d. Lubbe: „Niemand verder". V. d. Lubbe schetst nogmaals in het kort de brandstichting in den rijksdag en be weert dat hij in de plenaire zittingszaal eerst het gordijn heeft aangestoken. President: „Dat klopt niet. Want de des kundigen zeggen, dat het gordyn niet brandt of heel moeilijk". V. d. Lubbe: „Toch heeft het gebrand". President: „Wij gelooven dat niet, om dat het vuur, dat later gezien is, er geheel anders uitzag dan dat u het aldus 'zoudt hebben kunnen ontsteken. „Op de plaats van den voorzitter was een lange vlam en op de stoelen waren ook vlammen zichtbaar, welke geen ver band met elkaar hadden. Wilt u beweren, dat u op eiken stoel die vlammen hebt ont stoken? V. d. Lubbe: „Dat heb ik ook niet be weerd". President: „Wie heeft het dan gedaan?" V. d. Lubbe: „Dat kan ik niet zeggen, dat moeten. President: „Wat wilde u verder zeg gen?" Beklaagde zwijgt. President: „U hebt vandaag weer hetzelf de gezegd, als 'vroeger. Op twee punten kunnen wij u echter niet gelooven. Ten eerste dat u eerst op Zaterdagmorgen het besluit hebt genomen om den rijksdag in brand te steken, ten tweede, dat u dat al leen hebt gedaan. Als u niet mee helpt hierin klaarheid te brengen, dan moet dit proces nog langer duren". O. M.: „Heeft beklaagde vloeibare brand stof gebruikt?" V. d. Lubbe: „Ik heb als brandmateriaal slechts vuurmakers gebruikt, 'k Heb daar op ook niets gegoten, maar ze met vuur makers aangestoken". Het O. M. vraagt of hij zich opzettelijk in den rijksdag heeft laten arresteeren, of hoe hij gedacht had te ontvluchten. V. d. Lubbe antwoordt, dat hij gewacht heeft, dat het afgeloopen was. O. M.: „U hebt vroeger gezegd dat u niet wilde ontvluchten, hetgeen v. d. Lubbe toegeeft. President: „Heeft iemand u gezegd, dat u zich moest laten arresteeren?" V. d. Lubbe: „Ik heb met niemand daar over gesproken. Dimitroff verzocht eenige vragen te mo gen stellen. Hoewel de president hem aan maant zich te beperken, weidt Dimitroff over politieke dingen uit, zoodat de presi dent hem het woord ontneemt. V. d. Lubbe verklaart verder nog, dat hij stemmen gehoord heeft en op zooveel mogelijk plaatsen als mogelijk was, wilde brandstichten alvorens hij gepakt werd. Dimitroff: „Ik geloof dat v. d. Lubbe persoonlijk overtuigd is geweest, dat hij alleen was, misschien heeft hij met iemand daarover gesproken, en is een misbruikt werktuig geworden". V. d. Lubbe ontkent dit. Daarna wordt de zitting tot Vrijdag ver daagd. Nog verschillende getuigen gehoord. De proceszitting van heden begon met het verhoor van een Berlijnsche getuige, mevrouw Beyer, teneinde nog een verkla ring te krijgen over de mededeelingen van Grothe en Barz. Mevrouw Beyer woonde in het huis van Barz in de Sprengelstrasse in het Noorden van Berlijn en acht het uitgesloten dat Grothe's verklaringen kloppen, dat in het einde van Maart of begin April communis tische bijeenkomsten in Barz' woning zou den zijn gehouden. Zij had dat moeten merken, omdat zij den geheelen dag thuis was en voor het doen van boodschappen maar korten tijd van huis weg was. Ook een andere getuige, mej. Macke, die in Barz's huis woonde verklaart dat Gro- the's mededeelingen niet kloppen. De electro-monteur Meyer, die tot 1931 lid van de communistische partij was, weet van Grothe niets en kan over den commu nist Singer geen belangrijke mededeelin gen doen. Dr. Werner: „Is u niets bekend van het parool: Slaat de fascisten neer waar gij hen treft?" Get. Meyer: „Ja, we hebben in de cel daarover gesproken en waren van meening dat het zeer ongelukkig werd uitgevoerd. Wij konden altijd goed met de nationaal- socialisten opschieten en waren van mee ning dat zij met manifesten en propagan da bewerkt moesten worden." Vervolgens worden drie kellners van het bierhuis Aschinger in de Potsdammerstras- se te Berlijn gehoord over het alibi van Popoff en Taneff op den dag van den brand.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1933 | | pagina 2