fSTÖFFEfr
m WAALS Haarl.straat 130-136^
MODERNE MANTELSTOFFEN
lil
GRATIS KNIPPEN
VRIJDAG 24 NOVEMBER 1933
DE LEIDSCHE COURANT
EERSTE BLAD PAG. 2
Wij konden beslag leggen op eene schitterende partij
(UITSLUITEND VANUIT SEIZOEN)
Wij besloten deze geheel/ par Si in! detj verkoop te
brengen met een korting/op demnon
alen prij6 van:
V
Buitendien staat onze coupeuse voor AU cflSponibel om
gekochte stoffen bij aankoop', van tenminste Fl. 5.
(ook japonstoflfen) naar een aqor UAiitgezocht model
te knippen. Profiteer van deze buitengewone gelegenheid.
De prijs kan nu geen bezwaar zijn, terwijl door het
alle moeilijkheden verbonden aan bet zelf maken van
Uwe kleeding zijn opgeheven
BAROMETER.
naar waarnemingen verricht in den
morgen van 24 Nov. 1933, medegedeeld
door het Kon. N ju. i .eteoroL Instituut
te De Bildt.
Hoogste barometerst.: 767.5 te Thorshavn.
Laagste barometerst.: 749.8 te Memel.
Verwachting tot den avond van 25 Nov.:
Zwakke tot matige
Noordelijke tot Oos
telijke wind, neve
lig tot licht of half
bewolkt, weinig of
geen neerslag, kou
der des nachts, over
dag weinig verande
ring in temperatuur.
Het depressie-systeem over Scandinavië
bewoog zich Zuidwaarts en de as passeerde
in den loop van den nacht het Noorden en
midden van ons land. daarbij eenigen regen
brengend. Over de Noorsche Zee en Scan
dinavië komt thans weer een hoog drukge-
bied tot ontwikkeling dat ons weer Oos
tenwind met koudere nachten zal brengen.
In Duitschland is onder de depressie-invloed
het vorstgebied geheel verdwenen. In Fin
land nam de vorst toe, terwijl zij in mid
den-Zweden minder zwaar werd. Over IJs
land en het Noorden van de Britsche Eilan
den steeg de temperatuur. Tengevolge van
den aanvoer van koude lucht uit Noord
en Noord-Oost is ten onzent de mistoestand
geheel verdwenen. De nachtelijke afkoeling
kan echter morgen eenige ochtendnevel
brengen. Het is verder over het vasteland
vrij rustig weer, met in Frankrijk, Duitsch
land en Engeland zwakke winden. In
Schotland en Scandinavië waait het hier
en daar krachtig, terwijl aan onze kust bij
buitjes de wind nu en dan wat aanwak
kert.
De gisteren genoemde depressie in het
Westen op den Oceaan bleef nog steeds sta
tionair.
LUCHTTEMPERATUUR.
Temp- -atuur des middags te half drie
7.— gr. C.
LICHT OP VOOR FIETSERS CA.:
Van Vrijdagnamiddag 4.25 uur tot
Zaterdagmorgen 7.08 uur.
HOOG WATER.
Te Katwijk: op Zaterdag 25 Nov. voorm.
8.56 en nam. 9.35 uur.
VERDERE LOONSVERLAGING BIJ DE
NEDERLANDSCHE SPOORWEGEN?
In een vergadering van den personeel-
raad kwam een schrijven van de directie
aan de orde, waarin werd meegedeeld, dat
naar het gevoelen der regeering verdere
loonsverlaging onvermijdelijk is.
In verband hiermede wenscht de direc
tie den geldigheidsduur van het R. D. V.
met twee maanden, dus tot 1 Maart 1934, te
verlengen, ten einde tijd tot voorbereiding
der loonsverlaging te vinden.
In een gemotiveerd schrijven heeft de
raad zijn ernstige bezwaren tegen de voor
nemens tot verlaging der loonen aan de
directie ter kennis gebracht en haar om een
onderhoud verzocht.
TIJDELIJKE KORTING OP INDISCHE
PENSIOENEN.
Vele Tweede Kamerleden hebben ernstige
bezwaren van principieelen aard.
Aan het Voorloopig Verslag der Tweede
Kamer over het ontwerp tot tijdelijke kor
ting der pensioenen, onderstanden en ga-
gementen van gewezen Indische landsdie
naren, locale beambten en bijzondere leer
krachten wordt het volgende ontleend.
Bij vele leden bestonden tegen de in het
ontwerp vervatte regeling, voor zoover
die reeds verleende pensioenen betreft,
ernstige bezwaren van principieelen aard.
Hem aldus deze leden die als ambtenaar
in dienst der overheid treedt, wordt voor
gehouden dat hij als vergoeding voor de
door hem te bewijzen diensten gedurende
den tijd zijner werkzaamheid een zeker
bedrag per jaar en daarna gedurende de
rest van zijn leven elk jaar een eveneens
te voren vastgestelde som zal ontvangen.
Het eerste wordt salaris, het tweede pen
sioen genoemd. Beide zijn echter volkomen
gelijkwaardige bestanddeelen van het loon,
dat hem voor zijn arbeidsprestatie wordt
uitgekeerd. Zoowel het salaris als het pen
sioen is verdiend, als de ambtenaar zijn
arbeid naar behooren heeft verricht. Even
min als salarisregeling met terugwerkende
kracht kan worden ingevoerd, welke den
ambtenaar zou verplichten een deel van
het door hem met zyn arbeid verdiende
salaris terug te geven, is het geoorloofd
hem een gedeelte te onthouden van dat an
dere deel van zijn loon, dat hij eveneens
met het verrichten van arbeid heeft ver
diend, zijn pension.
Nu is natuurlijk het intreden denkbaar
van zulk een benarden financieelen toe
stand, dat het voldoen aan de verplichting
tot het uitbetalen van pensioenen, welke
het land tegenover zijn dienaren op zich
nam, practisch onmogelijk wordt. Zulk een
noodtoestand kan echter thans nog geens
zins aanwezig worden geacht. Wel ver
toonden Indië's financiën een zeer weinig
opwekkend beeld, doch van het niet kun
nen voldoen aan 's lands verplichtingen is
op dit oogenblik nog geen sprake. Daar
voor ligt nog een te groot veld voor bespa
ring op de uitgaven open.
NIEUWE INVOERTARIEVEN IN
NEDERL. INDIë.
Hoogerc opbrengst van 6.25 millioen.
De regeering heeft een wetsontwerp bij
de Tweede Kamer ingediend tot wijziging
van het tarief van invoerrechten in Ned.-
Indië en bestendiging voor het jaar 1934
van de tijdelijke opcenten op het gewijzig
de tarief.
Van deze tariefsherziening wordt (exclu
sief opcenten) een meerdere opbrengst van
6.25 millioen verwacht.
DOOR WELKE MAATREGELEN KAN
ONZE JEUGD BESCHERMD WORDEN?
Waar de Interdiocesane Jeugdcommis
sie den laatsten tijd herhaaldelijk vragen
bereiken van de zijden van Besturen van
R.K. Jeugdorganisaties vooral, of van den
kant van onze katholieke georganiseerde
jeugd geen stappen moeten worden ge
daan ten opzichte van de geheel bijzon
dere gevaren die de jeugd van onzen tijd
vooral in den overgangsleeftijd bedreigen,
meent de Interdiocesan Jeugdcommissie
goed te doen, door middel vcan onze R.K.
Pers er op te wijzen, dat zij in dezen
reeds geruimen tijd werkzaam is.
Reeds in de eerste helft van dit jaar
werd door de Interdiocesane Jeugdcom
missie een uitgebreid onderzoek ingesteld
en dat niet slechts over een of ander be
paald onderdeel van dit zoo bij uitstek
actueele vraagstuk, doch over het geheele
gebied, waarop onze jeugdigen zich be
wegen en hen in onzen nieuwen tijd bij
zondere gevaren dreigen.
Dit onderzoek werd ingesteld door mid
del van onze jeugdorganisaties zelf, die
daarbij de gelegenheid hadden om de
eigen jeugdigen te hooren en aldus van
eigen ervaring te getuigen.
De resultaten van dit onderzoek wer
den door de Interdiocesane Jeugdcommis
sie neergelegd in een uitvoering rapport,
dat in zijn geheel werd doorgezonden aan
den Centralen Jeugdraad en waarvan de
hoofdconclusies werden opgenomen in de
„Mededeelingen der Interdiocesane Jeugd
commissie" van Juli 1.1.
Aan het einde van dit rapport werden
ook toegevoegd verschillende wenschen,
die namens de georganiseerde R.K. Jeugd
beweging werden uitgesproken en waar
voor de aandacht der betrokken instan
ties werd gevraagd.
Waar het nu, gezien de vele tot de In
terdiocesane Jeugdcommissie gerichte vra
gen, ge wenscht lijkt, dat ook in wijder
kring aan de werkzaamheden der Inter
diocesane Jeugdcommissie bekendheid
wordt gegeven, laten we hier dit gedeelte
van het rapport volgen, dat omtrent die
wenschen en eventueel te nemen maatre
gelen eenige aanwijzingen geeft.
Na dan ggwezen te hebben op de meer
primaire taak van ouders en jeugdorgani
saties, waar 't geldt de opvoeding der
jeugd in verband met de bijzondere ge
varen, die haar in dezen tijd bedreigen,
legt het rapport er ook bij zonderen na
druk op, dat maatregelen van overheids
weg wenschelijk en mogelijk zijn.
Het rapport zegt daaromtrent het vol
gende:
Naast hei werk van de ouders en de
jeugd-organisaties, kan hier de hulp van
de overheid niet gemist worden.
Waar deze gevaren allereerst moéten
bestreden worden door practische vor
ming van de jeugdigen zelf en de jeugd
organisaties daartoe zooveel kunnen bij
dragen, dient de Overheid het werk van
de jeugdorganisaties te steunen.
Ruimer financieele steun, opdat zij
haar ethisch en cultureel werk kunnen
uitbreiden, is dringend gewenscht. Ruimer
gelegenheid ook tot voortgezet onderwijs
en ontwikkeling. Speciale steun ter be
strijding van de crisiswerkloosheid onder
de jeugdigen.
Doch tenslotte ook beschermende maat
regelen van Overheidswege. Speciaal doe
len we hier ook op de Gemeentelijke
Overheid.
Deze beschermende maatregelen kun
nen op de eerste plaats bestaan in strenge
handhaving van de bestaande wetgeving
op dit terrein en een minder ruime in
terpretatie door de Burgerlijke Overheid
van wat met de goede orde en de zeden in
strijd is.
Verder:
1. Beschermende maatregelen tegen ver
spreiding van voor de zeden gevaarlijke
lectuur, advertenties, affiches en étalagès.
2. Strakker optreden tegen communisti
sche propaganda en actie.
3. Maatregelen tegen toenemend strand
leven, gemengd kampeeren en vrijen om
gang der sexen op den openbaren weg.
4. Betere regeling der Centrale film
keuring en controle van Bioscoopprogram
5. Verhooging van toegangsleeftijd tot
dancings, vooral wanneer alcohol wordt
geschonken.
6. Aanvulling der arbeidswet, speciaal
ter bescherming van jeugdige personen.
7. Wettelijk verbod van fabrieks-arbeid
voor meisjes beneden de 16 jaren.
8. Voldoende vakopleiding, op eenvou
dige wijze, om die meisjes voor vrouwe
lijke betrekkingen op te leiden.
9. Door de bestaande middelen beter te
gebruiken. De tiende titel van het wet
boek van strafrecht tegen overtredingen
betreffende de zeden moest, vooral ter
wille van jeugdige personen, strenger
worden toegepast. Herhaalde aanschrij
vingen aan het openbaar ministerie als
ook oplettendheid bij de aanstelling van
ambtenaren van het openbaar ministerie
zullen daartoe de geëigende middelen
zijn.
10. Door eenige nieuwe maatregelen.
Zoodra art. 56 (nieuw) van de drankwet
gesanctioneerd zal zijn, moet een a. m.
v. b., die minimum eischen voor drank
gelegenheden, waar gedanst wordt, stelt
worden uitgevaardigd. Deze maatregel,
mits voldoende rigoureus, zal veel kwaad
kunnen voorkomen.
11. De arbeidswet vereischt eenige pre-
cisieve regels wat betreft het te werk
stellen van jeugdige personen om gevaren
op zedelijk gebied te keeren.
De Interdiocesane Jeugdcommissie kan
hieraan nog toevoegen, dat door haar de
zer dagen ook voor deze aangelegenheid
de bijzondere aandacht is gevraagd van
het bestuur der R.K. Staatspartij, van het
Bestuur van den Bond van R.K. Ge
meenteraadsleden en van de R.K. Frac
ties van de le en 2e Kamer der Staten-
Generaal.
Daarenboven heeft de Interdiocesane
Jeugdcommissie in haar laatste bijeen
komst besloten een speciale Commissie in
het leven te roepen, om de wenschen van
onze georganiseerde R.K. Jeugdbeweging
in dezen zoo sterk mogelijk levendig te
houden en tegelijk na te gaan, wat prac
tisch gedaan kan worden, om deze wen
schen ook tot uitvoering te doen komen.
Zooals uit het bovenstaande voldoende
zal blijken, heeft de Interdiocesane Jeugd
commissie getracht het geheele terrein zoo
breed mogelijk te overzien. Vandaar, dat
zij niet stil is blijven staan bij een of an
der onderdeel, dat misschien meer direct
om voorziening vraagt; zonder directe
maatregelen uit te sluiten, heeft zij haar
aandacht gericht gehouden op dat geheele
complex van nooden en gevaren, die onze
jeugd in onzen tijd over de geheele linie
bedreigen en heeft zij daaruit opgebouwd
een program van wenschen, waaruit met
behulp van onze georganiseerde jeugd en
van ons geheele katholieke volk een be
tere wereld voor de jeugd kan groeien.
Namens de Interdiocesane Jeugdcomm.
G. BANNENBERG, Secretaris.
B. H. DE GROOT, Voorzitter.
INVOER VAN VEEKOEKEN
GECONTINGENTEERD.
Bij Kon. Besl. is de invoer van veekoe
ken voor den tijd van zes maanden gecon-
tingenteerd.
Onder veekoeken vallen: lijnkoeken,
raapkoeken, grondnotenkoeken, katoen-
zaadkoeken, sesamkoeken, soyakoeken, co-
coskoeken, palmpitkoeken en alle andere
soorten veekoeken. Onder koeken wordt
verstaan koeken, al dan niet gebroken,
meel van koeken, schroot en schilvers, al
les voor veevoeder.
De contingenteeringsbepalingen gelden
van 1 November 1933 tot 30 April 1934.
Het percentage van den toegestanen in
voer is vastgesteld op 100 van de hoeveel
heid welke van ieder artikel gemiddeld
per 6 maanden ingevoerd werd in het tijd
vak 1 Juli 1931 tot en met 30 Juni 1933.
BESMETTELIJKE ZIEKTEN.
In de week van 12 tot en met 18 Novem
ber zijn in ons land aangegeven 7 geval
len van buiktyphus.
2 van para typhus (typheuze vorm), 2 van
paratyphus (gastra-enteritische vorm), 9
van dysenteria bacillaris (Amsterdam 1,
Sint Oedenrode 4), 326 van roodvonk (Rot
terdam 81, Amsterdam 56, Den Haag 25,
Leiden 16, Maastricht 13).
99 van diphterie (Rotterdam 11, Venlo 7,
Amsterdam 12, Dén Haag 12), 4 van nek
kramp, 8 gevallen van poliomyelitis ante
rior acuta.
1 geval van encephalitis lethargica en 1
geval van ziekte van Weil.
Het aantal sterfgevallen aan infuenza,
bronchitis en pneumonie in de 48 gemeen
ten met meer dan 20.000 zielen, omvatten
de op 1 Juli 1933 eene bevolking van
4.049.715 inwoners, voorgekomen geduren
de de week van 12 tot en met 18 No
vember 1933 bedroeg aan influenza 3;
bronchitis (acuta, chronica) 12; bronchep-
neumorie (capillaire bronchitis) 42; lobaire
pneumonie (croupeuze pneumonie) 4;
pneumonie zonder meer 19; totaal 77 ge
vallen.
Dr. C. H. Kunen t
Gistermiddag is in de Mariastichting te
Haarlem waar hij sinds eenigen tijd wegens
een hartaandoening werd verpleegd, dr. C.
H. Kunen op 52-jarigen leeftijd overleden.
De overledene was een in Haarlem zeer
bekend geneesheer en in de laatste jaren
om gezondheidsredenen als oogarts geves
tigd. Van 19151927 maakte hij deel uit
van den Haarlemschen raad. In dien tijd
was hij bestuurslid van verschillenden ver-
eenigingen op politiek en charitatief ge
bied o.m. vice-president van de Vereeniging
„Geloof en Wetenschap" en voorzitter van
de R. K. Vereeniging van Haarlemsche va-
cantiekolonies.
Luitenant-Generaal R. B. A. N. de Quay, t
Te 's-Gravenhage is op 64-jarigen leeftijd
overleden Z.Exc. luit.-generaal R. B. A. N.
de Quay.
De overledene werd op 6 December 1868
te Maastricht geboren. Na zijn studies te
hebben volbracht aan de Koninklijke Mili
taire Academie, werd hij 2e luitenant en
doorliep hij de verschillende rangen.
Onder het ministerschap van den heer
Colijn in het ministère Heemskerk, werd
kapitein de Quay adjudant van den mi
nister.
Daarna trad hij weer in functie op het
departement tot 1916. In dat oorlogsjaar
deed de behoefte aan een militair attaché
te Parijs zich gevoelen en de heer de Quay
werd met deze post belast, welke hij tot
1922, toen de post werd opgeheven, ver
vulde. De laatste jaren van deze periode
was hij tevens militair attaché te Brussel.
In 1922 werd de heer de Quay kolonel
brigadecommandant te Venlo, later werd
hij bevorderd tot commandant der Ille di
visie te Breda.
Na in 1927 gepensionneerd te zijn, werd
luit.-generaal de Quay een jaar later in
specteur van de Burgerwachten, welke func
tie hij tot zijn dood bekleedde.
Luit.-generaal de Quay was ridder in de
Orde van den Nederlandschen Leeuw, offi
cier in de Orde van Oranje Nassau, offi
cier in het Legioen van Eer, commandeur
in de Kroonorde van België en onderschei
den met verschillende andere buitenland-
sche eereteekenen.
De uitvaart zal plaats hebben op Zater
dag 25 November te half tien in de paro
chiekerk van O. L. Vrouw van Goeden
Raad aan den Bezuidenhoutschen weg te
's-Gravenhage.
De begrafenis geschiedt daarna op het
R.-K. Kerkhof te Beers bij Cuyk (N.-B.)
„Msbd."
HET RIJKSDAGBRANDPROCES
„IK HEB HET ALLEEN GEDAAN".
Maar de rechtbank gelooft Marinus niet.
Bij de voortzetting van het rijksdag
brandproces stelde gistermiddag de pre
sident aan Van der Lubbe de vraag, waar
om hy naar Duitschland is gegaan. V. d.
Lubbe antwoordt daarop: „Wegens de
nieuwe berichten uit Duitschland", maar
hy ontkent, dat hy daarmede de regeering
bedoelt.
President: „En de brandstichtingen?"
V. d. Lubbe: „Daartoe heb ik zelf beslo
ten".
Op andere vragen antwoordde hij, dat
toen hij het besluit nam om het bureau van
Maatschappelijken Steun, het Schloss enz.
in brand te steken, hij nog niet aan het
Rijksdaggebouw had gedacht. Daartoe had
hij pas Maandagmorgen besloten. Ook te
Henningsdorf had hij daarover nog niet
gedacht.
President: „Dat is zeer onwaarschijnlijk
en ik geloof u oók niet".
V. d. Lubbe: „Op weg van Henningsdorf
naar Berlijn viel me 's morgens de ge-
AGENDA
LEIDEN.
Dinsdag. Fritz Hirsch Operette „Das Drei-
madlerhaus" Schouwburg 8.15 uur.
Vrijdag. K. J. M. V. „St. Peter Kanis", So
ciale vorming, Eigen Huis, 8.30 uur.
De avond-, nacht- en Zondagsdienst der
apotheken wordt van Maandag 20 tol
en met Zondag 26 Nov. a.s. waargeno
men door de apotheken: G. F. Reijst, Steen
straat 35, telef. 136, en A. J. Donk, Doeza-
straat 31, telef. 1313.
dachte in om een gebouw in brand te ste
ken. In de Müllerstrasse heb ik toen, na
dat ik erover had nagedacht welk gebouw
in aanmerking zou komen, besloten het
Rijksdaggebouw aan te steken".
Pres.: „Dat gelooft niemand. Overigens
hebben de deskundigen geconstateerd, en
ook het gezonde menschenverstand oor
deelt aldus, dat ge het Rijksdaggebouw
niet alleen in brand kunt hebben gesto
ken".
V. d. Lubbe: „Ik heb den brand gemaakt
en deze heeft zich vanzelf uitgebreid".
Pres.: „En wie heeft voor het overige,
voor de voorbereiding, gezorgd?"
V. d. Lubbe: „Niemand verder".
V. d. Lubbe schetst nogmaals in het kort
de brandstichting in den rijksdag en be
weert dat hij in de plenaire zittingszaal
eerst het gordijn heeft aangestoken.
President: „Dat klopt niet. Want de des
kundigen zeggen, dat het gordyn niet
brandt of heel moeilijk".
V. d. Lubbe: „Toch heeft het gebrand".
President: „Wij gelooven dat niet, om
dat het vuur, dat later gezien is, er geheel
anders uitzag dan dat u het aldus 'zoudt
hebben kunnen ontsteken.
„Op de plaats van den voorzitter was
een lange vlam en op de stoelen waren
ook vlammen zichtbaar, welke geen ver
band met elkaar hadden. Wilt u beweren,
dat u op eiken stoel die vlammen hebt ont
stoken?
V. d. Lubbe: „Dat heb ik ook niet be
weerd".
President: „Wie heeft het dan gedaan?"
V. d. Lubbe: „Dat kan ik niet zeggen,
dat moeten.
President: „Wat wilde u verder zeg
gen?"
Beklaagde zwijgt.
President: „U hebt vandaag weer hetzelf
de gezegd, als 'vroeger. Op twee punten
kunnen wij u echter niet gelooven. Ten
eerste dat u eerst op Zaterdagmorgen het
besluit hebt genomen om den rijksdag in
brand te steken, ten tweede, dat u dat al
leen hebt gedaan. Als u niet mee helpt
hierin klaarheid te brengen, dan moet dit
proces nog langer duren".
O. M.: „Heeft beklaagde vloeibare brand
stof gebruikt?"
V. d. Lubbe: „Ik heb als brandmateriaal
slechts vuurmakers gebruikt, 'k Heb daar
op ook niets gegoten, maar ze met vuur
makers aangestoken".
Het O. M. vraagt of hij zich opzettelijk
in den rijksdag heeft laten arresteeren, of
hoe hij gedacht had te ontvluchten.
V. d. Lubbe antwoordt, dat hij gewacht
heeft, dat het afgeloopen was.
O. M.: „U hebt vroeger gezegd dat u niet
wilde ontvluchten, hetgeen v. d. Lubbe
toegeeft.
President: „Heeft iemand u gezegd, dat
u zich moest laten arresteeren?"
V. d. Lubbe: „Ik heb met niemand daar
over gesproken.
Dimitroff verzocht eenige vragen te mo
gen stellen. Hoewel de president hem aan
maant zich te beperken, weidt Dimitroff
over politieke dingen uit, zoodat de presi
dent hem het woord ontneemt.
V. d. Lubbe verklaart verder nog, dat
hij stemmen gehoord heeft en op zooveel
mogelijk plaatsen als mogelijk was, wilde
brandstichten alvorens hij gepakt werd.
Dimitroff: „Ik geloof dat v. d. Lubbe
persoonlijk overtuigd is geweest, dat hij
alleen was, misschien heeft hij met iemand
daarover gesproken, en is een misbruikt
werktuig geworden".
V. d. Lubbe ontkent dit.
Daarna wordt de zitting tot Vrijdag ver
daagd.
Nog verschillende getuigen gehoord.
De proceszitting van heden begon met
het verhoor van een Berlijnsche getuige,
mevrouw Beyer, teneinde nog een verkla
ring te krijgen over de mededeelingen van
Grothe en Barz.
Mevrouw Beyer woonde in het huis van
Barz in de Sprengelstrasse in het Noorden
van Berlijn en acht het uitgesloten dat
Grothe's verklaringen kloppen, dat in het
einde van Maart of begin April communis
tische bijeenkomsten in Barz' woning zou
den zijn gehouden. Zij had dat moeten
merken, omdat zij den geheelen dag thuis
was en voor het doen van boodschappen
maar korten tijd van huis weg was.
Ook een andere getuige, mej. Macke, die
in Barz's huis woonde verklaart dat Gro-
the's mededeelingen niet kloppen.
De electro-monteur Meyer, die tot 1931
lid van de communistische partij was, weet
van Grothe niets en kan over den commu
nist Singer geen belangrijke mededeelin
gen doen.
Dr. Werner: „Is u niets bekend van het
parool: Slaat de fascisten neer waar gij hen
treft?"
Get. Meyer: „Ja, we hebben in de cel
daarover gesproken en waren van meening
dat het zeer ongelukkig werd uitgevoerd.
Wij konden altijd goed met de nationaal-
socialisten opschieten en waren van mee
ning dat zij met manifesten en propagan
da bewerkt moesten worden."
Vervolgens worden drie kellners van het
bierhuis Aschinger in de Potsdammerstras-
se te Berlijn gehoord over het alibi van
Popoff en Taneff op den dag van den
brand.