5™ Speelgoedafd;
t3s weer» alles van WAALS <?iet!|
DONDERDAG 23 NOVEMBER 1933
De nacht van 5 op 6
December
Zou St. Nicolaas komen, moedertje?
had Annie telkens en telkens aan moeder
gevraagd.
Moeder wist het niet, Spanje was im
mers zoo ver en nu er oorlog was en de oor
logsschepen en mijnen over de wateren dre
ven, zou er wel geen gelegenheid bestaan
om uit Spanje toch naar Nederland te
komen.
Kan de Sint dan niet per vliegmachine
komen, moeder?
Moeder dacht van niet. Sint Nicolaas is
immers een oude man. Pieterknecht kon
wel per vliegmachine komen aansnorren,
doch St. Nicolaasneendie zou dat
wel niet kunnen. Ook niet met 'n Zeppe
lin!
Gelukkig hadden de couranten echter
gemeld, dat de grijze bisschop toch was
aangekomen en in het Amstel-Hotel te
Amsterdam zijn intrek had genomen. St.
Nicolaas had per schip gereisd en uit eer
bied voor dien heiligen man had geen der
oorlogsvoerende volken zijn tocht belem
merd. Engeland had zelfs een torpedo
jager dat is een soort klein oorlogs
schip gestuurd, om het schip van St. Ni
colaas door veilig water te geleiden.
En nu was het St. Nicolaas, maar, An
nie was ziek!
De dokter was gekomen en had haar
polsje gevoeld!
't Zal wel gaan dacht hij. Maar Annie
moet in bed blijven, want als zij er uit zou
komen zou ze doodelijk ziek worden.
O, o, wat was dat naar!
Nu juist, terwijl de anderen, de broer
tjes en zusjes en vriendinnetjes, in de huis
kamer zoo'n pret hadden, moest ze boven
in haar bedje blijven.
En de tranen kwamen haar in de oogen.
Ze moest zich op de lippen bijten om d'r
eigen goed te houden.
Moe was wel bij haar geweest, maar die
moest toch ook op de kleintjes beneden
passen en zorgen dat alles goed ging daar!
En heel uit de verte klonk haar van be
neden uit de huiskamer het kindergezang
in de ooren der makkertjes, die hun schoen
tjes klaar zetten:
Sinterklaas Kapoentje
Rijd wat in mijn schoentje
Rijd wat in mijn laarsje
Dank u Sint Niclaasje.
Gelukkig was groote zus nog even bij
Annie boven gekomen en had haar beloofd
ook Annie's schoentje bij die der anderen
onder den schoorsteen te -zetten.
Toen waren ze allen gaan slapen.
En Annie sliep ook.
't Was diep in den nacht toen.heel
stil, heel stil de straatdeur werd openge
daan.
Pietermanknecht wist met zijn eigenaar-
digen sleutel, die looper wordt genoemd en
op alle deuren past, alle sloten open te
sluiten. En daarna liet hij St. Nicolaas in.
Ieder begrijpt, dat St. Nicolaas zelf geen
tijd heeft om persoonlijk bij alle kinderen
te komen. Daarom stuurt hij overal zijn
zwarte knechten heen. Maar bij sommige
kindertjes komt hij dan toch persoonlijk.
En hij had van Pietermanknecht gehoord,
dat Annie ziek was en niet bij de pret in
de huiskamer had kunnen tegenwoordig
wezen, moet zoet en stil in haar ledikant je
blijven liggen, nu had St. Nicolaas zelf
willen komen.
Zachtjes, heel zachtjes trad de grijze
Sint de slaapkamer van de zieke Annie
binnen, zegende haar en zette het mooiste
speelgoed en de lekkertjes lekkernijen, die
een ziek kindje mag hebben, op een tafel.
Annie droomde.... O, ze droomde zoo
heerlijk, zoo mooize droomde, dat St.
Nicolaas binnen kwam, dat ze heelemaal
beter was.dat ze allerlei moois en lek
kers kreeg en dat de goede bisschop haar
prees
't Was al dag, toen Annie wakker werd.
Ze voelde zich nu niets ziek meer.... ze
geloofde, dat ze heelemaal beter was. O,
wat had ze toch prettig gedroomd.maar
gauw aan moe vertellen
Maar wat was dat.... daar op tafel...,,
was het werkelijk? Wat dat alles dan geen
droom geweest? Ze dacht aan geen ziekte
meer, sprong d'r bedje uit en bezag alles
met groote oogen. Eerst een heele poos
later dacht ze er aan heel hard „dank u,
St. Nicolaas" te roepen!
Zóó vonden haar de dokter en moe, toen
dezen boven kwamen, om naar „zieke"
Annie te kijken.
Ik geloof warempel, dat ze heelemaal
beter is", lachte de dokter.
Nu heelemaal beter was ze nog wel niet,
maar gelukkig werd ze dat heel spoedig.
Doch dien Sint Nicolaasnacht vergeet An
nie nooit!
Een Sinterklaasdroom
Nu lag hij in zijn bed en kon" niet sla
pen. Kon niet slapen. Hij deed zijn oogen
wel dicht, maar het gaf niets. Hij bleef zoo
wakker als 's morgens bij het opstaan. Hij
moest aldoor denken aan morgen, den
grooten dag, Sinterklaas, en aan.... en
aandat hondje wat hij gister zoo ge
plaagd had. Zou Sinterklaas het weten?
Natuurlijk, Sinterklaas wist alles, alles.
Hij draaide en woelde in zijn witte bed
van de eene zijde op de andere. De slaap
wou maar niet komen.
De maan, die hoog aan den hemel stond
zag het, en kreeg medDlijden met hem.
Neen, zei de maan, en ze lachte met
haar volle, zilveren gezicht tegen de ster
ren, nee, dat kan ik niet aanzien. Als-ie van
nacht niet slaapt heetf ie morgen niets aan
den mooien dag, zoo moe als ie is. Dat mag
ik niet laten gaan, hij moet slapen.
Die maan wist niets van dat hondje af,
want dat was overdag gebeurd en toen was
de maan er niet.
Ze riep een van haar allermooiste stralen-
kindertjes en wees haar den jongen in het
witte bed.
Ga daar eens heen, Zilvertje, zei ze
en laat hem maar eens wat zien.
O, graag, zei Zilvertje. Dag Moe! en
weg was ze, de lucht door naar het huis,
waar de jongen, die niet slapen kon, woon
de.
Ze vond een kiertje in het gordijn en
„pts" daar zat ze op het hoofdkussen bij
den jongen.
Dag! zei Zilvertje, en ze aaide den jon
gen over de haren.
Dag, Zilvertje! zei de jongen, en hü
was heelemaal niet verwonderd, dat Zilver
tje daar bij hem op het hoofdkussen zat.
't Was net of hij haar al ik weet het niet
hoe lang kende. Hij vond het wel aardig
van haar, om zoo eens bij hem op bezoek
te komen. Vooral nu hij niet slapen kon.
Of sliep hij eigenlijk wel?
Hij had zijn oogen dicht hoor, maar
toch dacht ie, dat ie alles zag in de kamer,
en nee, maar, niet alleen in de kamer,
maar er buiten ook. Hij kon zoo maar door
de muren heen zien, zoo ver hij wou. De
muren leken wel veranderd in groote rui
ten.
Dat dacht je niet hè, zei Zilvertje, dat
je door alles heen kon kijken.
Wat is het mooi buiten, zei de jongen,
in antwoord op de vraag van Zilvertje. Hij
merkte niet eens. dat het eigenlijk geen ant
woord was op Zilvertje's vraag.
O, ja zei Zilvertje, 't is heel mooi.
Wat schittert de sneeuw prachtig en
wat is het licht.
Dat doet mijn moeder, antwoordde
Zilyertje.
Waarom maakt ze alles zoo licht?
Voor Sinterklaas natuurlijk, begrijp je
dat niet? Hoe zou hij anders den weg vin
den?
O, ja, zuchtte de jongen. Zeker, hij
begreep het wel. Het was voor den goeden
bisschop, dat de maan daar zoo helder
stond te schijnen. En nog eens zeide hij:
Wat is het mooi, met al die sneeuw
op de boomen en op de daken.
Je ziet nog lang niet alles, zei Zilver
tje. Van uit je bed kun je maar een heel
klein eindje kijken. Wat daar achter die
boomen is, zie je niet eens.
Wat is daar dan, Zilvertje?
Wat ben je een nieuwsgierig Aagje.
Wou je dat zoo graag weten? Ja? Ga dan
maar mee, dan gaan we er een kijkje
nemen.
O, graag, zei de jongen en hü vond het
heelemaal niet vreemd met Zilvertje mee
te gaan.
Welnee, aankleeden hoeft niet, zei
Zilvertje. Als je met mij uitgaat, heb je
geen last van de kou. En niemand kan je
zien hoor, ze kijken zóó door je heen, net
als door mü.
Natuurlek, dat begreep de jongen ook
wel. Hè dat was leuk, ze gingen de deur
niet uit. Welnee, ze stapten zoo maar door
den muur heen. Loopen was het eigenlyk
niet wat ze deden, 't Leek wel of ze vlo
gen.
De jongen voelde eens aan zyn schou
ders of hij soms vleugels had, maar daar
schrok hij toch een beetje, want hij merkte
dat ie niet alleen geen vleugeltjes, maar
ook geen schouders had. Eigenlijk had ie
heelemaal niets.
Dat is niets hoor, zei Zilvertje, die
zijn verwarring zag, je schouders liggen
lekker in je bed en je hoofd en je handen
en je voeten ook, die slapen allemaal.
O, zei de jongen, geruststellend.
Kyk, zei Zilvertje, daar heb je van
die boomen, die je uit je bed zag. Zie je
wel, dat ze veel grooter zyn dan je dacht?
Ja, we gaan er maar over heen, dat is veel
aardiger, vindt je niet? Je hebt zeker nog
nooit boomen gezien uit de hoogte?
Nee, van zóó hoog niet. Alleen maar
van de duinen af.
Zóó hoog, zóó hoog, zei Zilvertje, zóó
hoog, zyn we niet hoor, maar honderddui
zend meter.
Wie komen daar aan, Zilvertje?
Sinterklaas en Pieterman. Willen we
eens kijken waar ze heen gaan? 't Dacht
het wel, ging Zilvertje door, naar het huis
waar de dierenplager woont. Nou, die zal
er van lusten hoor. Hoor Piet e s met zijn
ketting rammelen. O, o, hij maakt den zak
al open, daar moet de dierenplager zeker
in.
Verschrikkelijk beefde de jongen.
Verdiende loon, zei Zilvertje. Had je
maar eens moeten zien, hoe-ie de dieren
tergt. Verdiende loon. Moet-ie zelf maar
eens voelen wat het is.
Floep! daar stond Pieterman boven op
het dak van het huis. Hij vroeg iets aan
Sinterklaas, maar de jongen verstond niet
wat.
Ja, knikte de bisschop bedroefd.
Joep! daar verdween Pieter in den
schoorsteen en even later, zie, daar was-ie
weer, met den zak met den dierenplager er
in op zijn rug.
O, o, wat schreeuwde die jongen. En
spartelen in dien zak, nee maar.
Den kleinen jongen stond het huilen na
der dan het lachen. Was dat niet verschrik-
kelyk? Moest die jongen voor straf mee
naar Spanje?
Wat beef je, zei Zilvertje.
Pieterman zette den zak met den jon
gen er in op den grond neer, vóór Sinter-
klaar, en begon den zak dicht te binden.
Maar Sinterklaas wenkte, dat hij dit niet
doen zou.
Vragend keek Pieter naar den bisschop
op.
Maak open, beduidde Sint Nicolaas.
Daar kwam de arme dierenplager te
voorschijn, in zijn ondergoed. Hij beefde
en bibberde van angst en durfde Sinter-
klaar niet eens aankijken.
Zou ik vergiffenis krijgen, Zilvertje?
vroeg de jongen.
Zilvertje scheen niet' op te merken, dat
de jongen „ik" zei, en het scheen, dat ze
ook niet zag, dat „hij" de dierenplager was,
die daar bibberend en snikkend voor Sin
terklaas stond.
Maar het jongetje zag wel, dat hy het
zelf was.
Wat is er met dien jongen? vroeg
Sinterklaas ernstig.
Dierenplager, antwoordde Pieter kort.
Het gezicht van Sinterklaas werd zeer
treurig.
Laat de getuigen komen, zei Sinter
klaas.
Nauwelijks had de bisschop dit gezegd,
of daar kwamen ze aan; hondjes, katten,
vogels, vlinders, rupsen, wormen, slak
ken, kikkers, torren, springhanen, en nog
veel andere kleine diertjès meer. De een
had een buil, de ander liep mank, die had
geen vleugels meer, een ander was blind,
van weer een ander waren de pooten uit
getrokken, allen waren ze op de een of
andere manier verminkt. Ze weeklaagden
luid en ze wezen naar den bibberenden die
renplager, die daar in de sneeuw voor Sin-
terklaar stond.
Gebruik je roe maar, Pieter, zei Sin
terklaas streng.
Niet zoodra had de bisschop dit gezegd
of Pieterman haalde een roe te voorschijn,
zoo groot, zoo groot, nee maar, 't leek wel
een denneboom. Hy lei den spartelenden
dierenplager over de knie en „klap! klap!
klap!" ging het, „klits, klets, klots!"
Pst! deed Zilvertje en weg was ze naar
haar moe. 't Was hoog tijd, want de maan
was juist van plan onder te gaan.
„Klits; klots klets!" ging de roe, en o,
gelukkig, toen werd de jongen wakker.
Hij vertelde alles aan zyn moeder, van
dat hondje, en wat hij gedroomd had, en
dat hij nooit weer, nooit weer
Moeder streek hem over zyn krullebol
en zei met haar lieve zachte stem:
Dat is goed jongen, en kyk nu maar
eens wat Sinterklaas gebracht heeft.
In een coupé eerste klasse van den snel
trein RotterdamAmsterdam zat de be
roemde kunstschilder Wolff met zyn
vrouwtje, een levendige, vroolijke brunet
te, wier mondje geen oogenblik stilstond.
Ik verheug me er in, manlief, het St.
Nicolaasfeest weer in het ouderlyk huis te
vieren.
Ja, Lucietje, ik evenzoo, maar hoe
staat het met ons collation?
Wat, heb je nu al honger, lachte Lu
cie, maar pakte uit de reistasch een paar
gemeubileerde broodjes.
Zelf deed zy zich te goed aan een heer-
lyken appel en legde de schillen op haar
schoot in een kartonnen dekseltje.
Bah, wat krijg ik vuile handen van
dat reizen. Als ik ze maar eens kon was-
schen.
Wel, neem appelschillen en wrijf je
vingers daarmee af, zei haar man, die al
aan zijn tweede broodje begon.
Och, dat is ook een mooie manier van
behelpen, maar enfin, ik zal het probeeren.
Zy had daarby haar ringen afgedaan en
babbelde verder voort zonder dat haar man
er veel naar luisterde, hy scheen verdiept
in de Katholieke Illustratie.
Ziezoo, dat is afgeloopen, zei Lucie,
pakte de schillen vlug in het kartonnen
dekseltje, opende het portierraampje en
wierp het heele boeltje naar buiten. Het
volgend oogenblik stiet zy een luiden kreet
uit, viel verschrikt op een bank neer en
staarde haar man ademloos aan.
Wel, lieve, wat mankeert er aan, vroeg
Frits verschrikt.
Ik.... ikheb myn ringen uit het
raampje gegooid, stamelde Lucie.
Ja, vrouwtjelief, daar zal niet veel
aan te doen zyn, antwoordde Frits, haalde
zijn horloge uit den zak en wierp snel een
onderzoekenden blik uit de coupé. Lucie
had haar gezicht tegen het portierraampje
gedrukt en staarde droevig in de verte.
Wat een verdriet. Die kostbare briljanten
ring van haar verloving, dan een ringetje
met turkooizen en dat was nog het
ergste! haar trouwring, haar geluk, alle
waren ze weggeworpen
Ik was veel liever thuisgebleven. Als
het nu maar geen slecht voorteeken is dat
ik dien trouwring verloor..
Kom, Lucietje, kom, niet bijgeloovig
worden. Ik schilder maar een paar vier
kante meters meer en koop dan nieuwe
ringen voor je en daarmee basta!
Eenige minuten later reed de trein het
station binnen.
Nadat zij hun bagage hadden bezorgd,
begaf Frits zich naar het bureau van den
stationschef om dezen mededeeling van het
verlies te doen en hy had het geluk, dat
hij nauwkeurig kon opgeven, op welk uur
de ringen waren weggeworpen.
De gelukkige vinder krijgt een goede
belooning, verzekerde Frits er nog by.
En zoo verlieten ze, met een beetje meer
hoop in het hart dan een uur geleden, het
station.
Het rijtuig hield voor de ouderlyke wo
ning stil.
Heerejé, onze jonge mevrouw, zei de
dienstbode.
Pst, hou je stil, Marie, ga even naar
beneden om myn man met de bagage te
helpen.
Dan opent ze heel zachtjes de deur van
het salon.
Daar stond midden in de kamer papa, de
luitenant-kolonel, bezig zijn brieven na te
zien, terwyl mama op de causeuse zat.
Lucietje, jij? Wel, dat ik nu tegen St.
Nicolaas een heerlijke verrassing, riep de
oude heer vol vreugde, toen zyn eenige
dochter hem om den hals viel. Frits trad
binnen; met uitgestrekte handen liep papa
hem tegemoet en mama kuste haar doch
ter en vroeg:
Maar Lucie, je ziet zóó bedrukt, wat
is er?
En Frits vertelde nu wat er met de rin
gen was voorgevallen. De jonge vouw
moest menige scherts ever haar slordigheid t
hooren, totdat ze ten slotte maar meeiach-
te.
Den volgenden dag had haar goed hu
meur een geduchte proef te doorstaan,
toen men maar niets hoorde van de rin
gen Zy kon niet begrijpen dat Frits heele
maal niets van haar verdriet scheen te ge
voelen.
De St. Nicolaasavond brak aan met ai
de gezellige drukte en verrassingen daar
aan verbonden. Aan hst einde van het sou
per werden op een elegant, kristallen pla
teau allerlei aardigheden, verschillend van
grootte en kleur van fondant en suiker ge
presenteerd.
Frits bood zijn vrouwtje een suikeren
appel aan, en toen zy dezen opende, vond
zyhaar vermiste ringen!
Met een jubelkreet:
Mijn mooie ringen, alle drie, viel zü
haar man om den hals. Deze lachte, dat de
tranen hem over de wangen liepen en al
len stemden met zijn vroolijkheid in.
O, Frits, wat kun je je toch goed hou
den, als je een geheim hebt, zei Lucie met
een van vreugde stralend gezichtje.
't Moest immers een Sint Nicolaasver-
rassing worden, antwoordde Frits, alleen
papa wist van mijn geheim af.
Het waren werkelyk Lucie's ringen. Een
wegwerker, uitgelokt door de belooning die
toegezegd was, had nauwkeurig de plek
onderzocht en eindelyk de appelschillen
met hun inhoud gevonden.
De vreugde was algemeen en telkens,
als Lucie naar haar vingers keek, zei ze:
Wat ben ik gelukkig op dit St. Nico
laasfeest!
Nog iemand anders bracht een gelukki
gen avond met vrouw en kinderen door, de
wegwerker met zyn gezin, die een ruime
belooning had ontvangen en de stations
beambten, die dien avond dienst hadden,
deden zulks onder het genot van een fijne
sigaar, waarvan de echtgenoot der geluk
kige Lucie een groote hoeveelheid had be-
schikbaargesteld op dien St. Nicolaasavond.
Nergens zag ik dan ook zcilk een prachhge
sorteer/nq en rijke verscheidenheid.
Zoo rijn wi'i'aan-een adres voor alles klaar
Parfumerie, Luxe Zeepen, Toilefartikelen, Lederwaren.
Parapluies, Schorten, Lingerie. Moderne Tricotages, Heeren-
Overberaden, Dassen, Sokken, ShAwls, Handschoenen,
Dameshandwerken, Zakdoekjes, Damesmodes, "Eleg. Shawls,
Handschoenen, Coupons .n speciale opmaaHNvoor Geschenken,
Clubfauteuils, Rooktafels, Wandkastjes, Spiegels, Kapstokken,
Naaitafeltjes, Bureaux, Boekenkasten, Tafel
Kanstok-, en Schoorzteenkleeden, Jlhee-, Óntbijl
Eetserviezen, Glaswei k, Koper-, Br^ns-. en Tinarlakelen,
Wollen- en Gestikte Dekens en nog veel meer.
ALS U KOMT ZULT U TEVRE!